19
Aomame: Als de daughter wakker wordt

Hoewel Een pop van lucht de vorm had van een fantastische vertelling, was het in wezen een makkelijk leesbaar verhaal. Het was geschreven in de alledaagse taal van een tienjarig meisje, zonder moeilijke woorden, geforceerde logica, langdradige uiteenzettingen of gekunstelde uitdrukkingen. Het verhaal werd van begin tot eind door het meisje zelf verteld, in korte, eenvoudige woorden die makkelijk te begrijpen waren en vaak prettig in het gehoor lagen, maar die bijna nooit iets uitlegden. Ze beschreef uitsluitend wat ze met haar eigen ogen had gezien, en vertelde de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze hadden plaatsgevonden. Ze pauzeerde geen moment om zich af te vragen: ‘Wat zou er gebeurd zijn?’, of: ‘Wat zou het te betekenen hebben?’ Ze ging langzaam, maar met vaste schreden verder. Haar lezers zagen alles door haar ogen en volgden in haar voetsporen – alles heel natuurlijk. En voor ze er op bedacht waren, waren ze in een andere wereld beland. Een wereld die deze niet was. Een wereld waarin de Little People een pop van lucht maakten.

Al na een bladzijde of tien was Aomame bijzonder onder de indruk van de stijl. Als het waar was dat Tengo dit boek had geschreven, bezat hij inderdaad een speciale literaire gave. In de tijd dat zij hem kende, had hij bekendgestaan als een wiskundig genie. Ze hadden hem een wonderkind genoemd. Problemen waar zelfs volwassenen mee worstelden, loste hij op zonder er zijn hand voor om te draaien. Zijn andere cijfers waren wel niet zo goed als voor wiskunde, maar ze mochten er zijn. Wat hij ook deed, de andere kinderen konden er niet aan tippen. Hij was groot van stuk en blonk uit in sport. Maar dat hij ook goed was in schrijven, kon ze zich niet herinneren. Misschien was dat talent destijds in het niet gevallen bij zijn wiskundige prestaties.

Of misschien had hij de woorden van het meisje alleen maar letterlijk op papier gezet en lag zijn originaliteit niet zozeer in de stijl. Maar dat leek Aomame niet erg waarschijnlijk. Op het eerste gezicht was de stijl heel simpel en kinderlijk, maar als je zorgvuldig las, zag je algauw dat er bijzonder veel zorg en aandacht aan was besteed. Er was niet één passage bij waar een woord te veel geschreven stond, maar tegelijkertijd stond er ook geen woord te weinig. Het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden was tot een minimum beperkt, en toch waren de beschrijvingen beeldend en trefzeker. Maar meer dan dat: de hele tekst klonk zo prachtig. Je hoefde hem niet eens hardop voor te lezen om er diepe echo’s in te kunnen horen. Dit was geen proza dat een zeventienjarig meisje zomaar even uit haar mouw kon schudden.

Toen dit tot Aomame was doorgedrongen, las ze met verdubbelde aandacht verder.

==

De hoofdfiguur is een tienjarig meisje. Ze woont in de bergen, in een kleine commune die zij ‘de Groep’ noemt. Met haar vader en haar moeder leidt ze in de Groep een gemeenschappelijk leven. Broertjes of zusjes heeft ze niet. Omdat ze al vlak na haar geboorte hierheen is gebracht, weet ze bijna niets van de buitenwereld. Iedereen heeft het erg druk met zijn dagelijkse werk, en de drie leden van het gezin hebben niet veel kans om rustig tijd met elkaar door te brengen, maar toch houden ze erg van elkaar. Overdag gaat ze naar de lagere school in het dorp, terwijl haar ouders hoofdzakelijk op de boerderij werken. Voor zover ze daar tijd voor hebben, helpen de kinderen mee op de boerderij.

De volwassenen in de Groep hebben een grote afkeer van de manier waarop er in de buitenwereld wordt geleefd. De wereld waarin zijzelf wonen is een vesting, een mooi, alleenstaand eiland dat midden in de zee van het ‘kapitalisme’ drijft, zeggen ze telkens weer. Het meisje weet niet wat ‘kapitalisme’ is. (Soms zeggen ze ‘materialisme’, maar dat begrijpt ze ook niet.) Als ze echter mag afgaan op de smalende klank waarmee de volwassenen dat woord uitspreken, kan het alleen maar een foute manier van leven zijn die ingaat tegen de natuur en de juistheid van alles. Een kromme, achterbakse manier van leven. Om haar lichaam en haar denken ongerept te houden, wordt het meisje geleerd, is het maar beter om zo weinig mogelijk met de buitenwereld te maken te hebben. Anders kon haar hartje wel eens worden ‘vervuild’.

De Groep bestaat uit ongeveer vijftig betrekkelijk jonge mannen en vrouwen, maar is in pakweg twee kampen uit elkaar gevallen. Het ene wil ‘revolutie’, het andere wil ‘peace’. Haar eigen ouders behoren, als het erop aankomt, tot het laatste kamp. Haar vader is de oudste van alle mensen die daar wonen en heeft een centrale rol in de Groep gespeeld sinds die werd opgericht.

Natuurlijk kan een tienjarig meisje de tegenstellingen tussen twee zulke kampen niet logisch uitleggen. Ze begrijpt het verschil tussen ‘revolutie’ en ‘peace’ niet eens. Ze heeft de indruk dat ‘revolutie’ er een scherpe, puntige gedachtegang op na houdt, en ‘peace’ een zachte ronde, maar daar houdt het ook mee op. Elke gedachtegang heeft zijn eigen vorm en kleur. En net zoals de maan worden ze groter of kleiner. Dat is zo’n beetje het enige wat ze ervan begrijpt.

Het meisje weet ook niet goed onder welke omstandigheden de Groep is opgericht. Er is haar alleen verteld dat er tien jaar geleden, vlak na haar geboorte, grote opschudding was ontstaan in de maatschappij, en dat de volwassenen het leven in de grote stad hadden verworpen om zich in dit afgelegen bergdorp te vestigen. Over de grote stad weet ze ook niet veel. Ze heeft nog nooit voet in een trein gezet, en ook niet in een lift. Ze heeft nog nooit een gebouw gezien dat hoger is dan twee verdiepingen. Er zijn te veel dingen die ze niet begrijpt. Het enige wat ze kan begrijpen, zijn dingen die ze met eigen ogen kan zien en met eigen handen kan aanraken, en de dingen om haar heen.

Maar ondanks haar beperkte blik en haar ongekunstelde woordkeus slaagt het meisje er toch in om de samenstelling en sfeer van de kleine commune die zij eenvoudig de Groep noemt, en het leven en denken van de mensen die daartoe behoren, op een natuurlijke en levendige manier te beschrijven.

Hoewel ze met elkaar van mening verschilden, bleef het hechte gevoel van solidariteit onder de mensen die er woonden bewaard. Ze deelden het idee dat het goed was om ver weg te wonen van de kapitalistische wereld, en al waren ze het wel niet in alles met elkaar eens, ze zagen wél in dat ze moesten blijven samenwerken om hun eigen levenswijze te kunnen voortzetten. Ze slaagden er maar nauwelijks in de eindjes aan elkaar te knopen. Allemaal werkten ze zonder ooit een dag te rusten. Ze kweekten groenten, dreven ruilhandel met de omwonenden, verkochten wat ze overhadden, en ze gingen massaproducten zo veel mogelijk uit de weg omdat ze een natuurlijke levensstijl nastreefden. De elektrische apparaten die ze tegen wil en dank gebruikten, hadden ze ergens van een vuilnisbelt opgepikt en zelf gerepareerd, en de kleren die ze droegen waren praktisch zonder uitzondering afdankertjes die ze ergens vandaan kregen toegestuurd.

Er waren leden die dit zuivere, maar strenge leven niet aankonden en bij de Groep weggingen, maar daar staat tegenover dat anderen erover hoorden en zich erbij aansloten, en omdat het aantal nieuwe leden groter was dan het aantal dat de Groep verliet, groeide het ledental langzaam maar zeker. Dit was een welkome ontwikkeling. In het ontvolkte dorpje waar ze woonden, stonden genoeg lege huizen die nog goed bewoonbaar waren als je ze een beetje opknapte, en er lagen ook nog genoeg akkers braak. Een helpende hand was altijd welkom.

Er waren acht tot tien kinderen in de commune. De meesten waren in de Groep geboren, en de oudste was het meisje dat de hoofdrol speelde in het boek. De kinderen gingen allemaal naar de lagere school in het dorp. Ze liepen er ’s ochtends met z’n allen heen en kwamen ’s middags met z’n allen weer terug. De kinderen moesten dat doen omdat dat zo door de wet werd voorgeschreven. Bovendien hadden de stichters van de Groep in overweging genomen dat een vriendelijke verhouding met de omwonenden onontbeerlijk was voor het voortbestaan van de commune. Die gevoelens werden door de plaatselijke kinderen echter niet beantwoord. Die vonden de kinderen van de Groep maar engerds en wilden niets met hen te maken hebben, en soms pestten ze hen zelfs, zodat de kinderen van de Groep zich bijna altijd in één grote groep bewogen. Door dicht bij elkaar te kruipen beschermden ze zichzelf. Tegen fysieke gevaren, en tegen vervuiling van hun hart.

Daarnaast was er binnen de Groep een speciale school georganiseerd, waar de volwassenen om de beurt de kinderen lesgaven. De meeste volwassenen hadden een goede opleiding genoten, en er waren er verscheidenen met een onderwijsbevoegdheid, dus dat was niet zo verschrikkelijk moeilijk. Ze maakten hun eigen schoolboeken en brachten de kinderen de eerste beginselen van lezen, schrijven en rekenen bij. Scheikunde, natuurkunde, fysiologie en biologie werden ook allemaal op een eenvoudig niveau onderwezen. De kinderen leerden hoe de wereld in elkaar zat. Er waren twee systemen in de wereld, het kapitalisme en het communisme, die allebei een afschuwelijke hekel aan elkaar hadden. Maar elk systeem had grote fouten, en in het algemeen kon je zeggen dat het met de wereld een bijzonder slechte kant uit ging. Het communisme had oorspronkelijk hoogstaande idealen en prachtige ideeën, die echter door egoïstische politici voor hun eigen doeleinden waren misbruikt. Het meisje kreeg een foto van een van die ‘egoïstische politici’ te zien. Het was een man met een grote neus en een lange, pikzwarte baard, die ze onmiddellijk met de koning der demonen associeerde.

De Groep beschikte niet over een televisietoestel, en afgezien van speciale gelegenheden was het niet toegestaan om naar de radio te luisteren. Alleen bepaalde kranten en bladen mochten worden gelezen. Nieuws dat belangrijk genoeg werd geacht, werd ’s avonds tijdens het avondeten in de grote zaal mondeling verteld. Op elk nieuwsbericht reageerden de aanwezigen met instemmend of afkeurend gemompel. In de overgrote meerderheid van de gevallen overheerste de afkeuring. Dat was de enige ervaring met de media die het meisje had. Ze had nog nooit een film gezien. Ze had nog nooit een stripverhaal gelezen. Alleen luisteren naar klassieke muziek was toegestaan. In de grote zaal stond een stereo-installatie met een grote platenverzameling, die waarschijnlijk ooit door iemand was meegebracht. In haar vrije uren kon ze daar luisteren naar symfonieën van Brahms, pianowerken van Schumann, of de religieuze muziek of klavierwerken van Bach. Voor het meisje was deze tijd van onschatbare waarde. Het was ook praktisch het enige pleziertje dat ze had.

==

Op een dag werd het meisje gestraft. Ze had die week de taak gekregen om elke ochtend en avond voor een aantal geiten te zorgen, maar omdat ze het zo druk had gehad met haar huiswerk voor school en haar normale huishoudelijke klusjes, was het haar helemaal door het hoofd geschoten. De volgende ochtend had ze het lichaam van de oudste geit, die blind was, koud en dood in de stal gevonden. Nu moest ze voor straf tien dagen in afzondering doorbrengen.

Nu kun je je voorstellen dat die geit voor deze mensen iets heel speciaals betekende, maar ze was al erg oud en haar ziekte – waar ze precies aan leed, was niet duidelijk – had zijn klauwen diep in haar magere lichaam geslagen, dus of ze nu verzorgd werd of niet, er bestond geen enkele kans dat ze ooit weer beter werd. Haar dood was echter alleen een kwestie van tijd geweest. Maar dat wilde natuurlijk niet zeggen dat het vergrijp van het meisje zomaar over het hoofd kon worden gezien. Het probleem was niet zozeer de dood van de geit, als wel het feit dat zij de haar toevertrouwde taak had veronachtzaamd. Afzondering was een van de zwaarste straffen die de Groep kon opleggen.

Het meisje werd samen met de dode blinde geit opgesloten in een kleine stenen schuur. Die schuur werd de ‘bezinningskamer’ genoemd. Daar kregen degenen die de regels van de Groep hadden overtreden de gelegenheid om zich op hun gebreken te bezinnen. Zolang ze was afgezonderd, sprak niemand tegen haar. Ze moest tien dagen van absoluut stilzwijgen verduren. Ze kreeg het hoogstnodige aan water en voedsel, verder was het in de schuur altijd donker, koud en vochtig. En de dode geit stonk. De deur zat vanbuiten op slot, maar in een hoek stond een emmer waarin ze haar behoefte kon doen. Boven in de muur was een klein raampje waardoor de zon of de maan zijn stralen wierp. Als het ’s nachts niet bewolkt was, kon ze ook een paar sterren zien. Maar verder was er geen licht. Ze sliep onder twee oude dekens op een harde matras, die op de plankenvloer was gelegd, en bibberde ’s nachts van de kou. Ook al was het al april, in de bergen daalden de temperaturen als het nacht werd nog steeds aanzienlijk. Als het buiten donker werd, glansden de ogen van de dode geit in het licht van de sterren. Dat maakte het meisje zo bang dat ze er moeite mee had om in slaap te vallen.

Op de derde nacht viel de bek van de geit wijd open. Hij werd vanbinnen opengeduwd, en een hele rij kleine mannetjes kwam daaruit naar buiten gewandeld. Het waren er alles bij elkaar zes. Toen ze naar buiten kwamen, waren ze niet meer dan tien centimeter groot, maar zodra ze op de grond stonden, begonnen ze te groeien als paddenstoelen na een regenbui, en dat is heel vlug. Maar toen ze iets van zestig centimeter groot waren, hielden ze op. Ze zeiden dat ze de Little People waren.

Het is net Sneeuwwitje en de zeven dwergen, dacht het meisje. Want toen ze klein was, had haar vader haar dat sprookje voorgelezen. Maar daarvoor was er een te weinig.

‘Als je er liever zeven hebt, maken we er zeven van,’ zei een van de Little People. Hij had een diepe stem. Blijkbaar konden ze haar gedachten lezen. En toen ze nog eens telde, waren het er geen zes, maar zeven. Maar het meisje vond dat eigenlijk niet zo vreemd. Op het ogenblik dat de Little People uit de bek van de geit kwamen, waren de regels van de wereld al helemaal op hun kop gezet. Daarna kon er niets vreemds meer gebeuren.

‘Hoe zijn jullie uit de bek van de dode geit gekomen?’ vroeg het meisje. Ze merkte dat haar stem een beetje vreemd klonk. Haar manier van praten was ook anders dan anders. Dat kwam waarschijnlijk doordat ze drie dagen lang met niemand een woord had gewisseld.

‘De geit was een doorgang,’ zei een hese stem. ‘Tot we naar buiten kwamen, wisten wij ook niet dat het een dode geit was.’

Een van de Little People, eentje met een schrille stem, zei: ‘En het kan ons ook niks schelen! Of het nou een geit is, of een walvis, of een peultje. Zolang we er maar door kunnen.’

‘Jij hebt die doorgang gemaakt. Daarom hebben we hem uitgeprobeerd. Eens kijken waar we terechtkomen, dachten we,’ zei de diepe stem weer.

‘Heb ík die doorgang gemaakt?’ vroeg het meisje. Haar stem klonk nog steeds niet normaal.

‘Ja, en daar zijn we je heel dankbaar voor,’ zei een zacht stemmetje.

Verscheidene Little People betuigden hiermee hun instemming.

‘We gaan een pop van lucht maken,’ zei een tenor. ‘Doe je mee?’

‘Ja, we zijn hier nou toch,’ zei een bariton.

‘Een pop van lucht?’ vroeg het meisje.

‘We halen draadjes uit de lucht, en daarvan maken we een nestje. En dat wordt heel vlug groter,’ zei de bas.

‘Een nestje voor wat?’ vroeg het meisje.

‘Dat zul je wel zien,’ zei de bariton.

‘Dat zul je wel zien als het uitkomt,’ zei de bas.

‘Hoo! Hoo!’ zei een nieuwe stem, wiens rol het blijkbaar was om nadruk te geven.

‘En mag ik meehelpen?’ vroeg het meisje.

‘Vanzelfsprekend,’ zei de hese stem.

‘Jij hebt iets voor ons gedaan, dus dit doen we samen,’ zei de tenor.

Als je er eenmaal aan gewend bent, is het helemaal niet zo moeilijk om draden uit de lucht te halen. Het meisje was vrij handig, dus ze had het meteen onder de knie. Als je goed kijkt, zweven er allerlei draadjes in de lucht. Als je de moeite neemt om ze te zien, zie je ze ook.

‘Ja, zo doe je het goed! Ga zo door!’ zei het zachte stemmetje.

‘Jij bent een heel slim kind, zeg! Jij leert snel!’ zei de schrille stem. Ze droegen allemaal dezelfde kleren en hadden allemaal dezelfde gezichten. Alleen hun stemmen waren anders.

De kleren van de Little People waren gewone kleren zoals je die overal ziet. Het klinkt vreemd om ze ‘gewoon’ te noemen, maar een betere beschrijving is er niet. Als je ook maar even je ogen afwendde, was je al vergeten wat voor kleren ze droegen. Hetzelfde kon van hun gezichten worden gezegd. Die waren mooi noch lelijk – gewone gezichten zoals je die overal ziet. En als je ook maar even je ogen afwendde, was je al vergeten hoe die gezichten eruitzagen. Hetzelfde gold ook voor hun haar. Dat was niet te lang, en ook niet te kort. Het was gewoon ‘haar’. En ze roken nergens naar.

Tegen de ochtend, toen de hanen kraaiden en het licht werd in het oosten, hielden de zeven Little People op met hun werk en rekten zich uit. De witte pop van lucht – hij was nog maar zo groot als een jong konijntje – verborgen ze in een hoek van de schuur, om te voorkomen dat hij werd gevonden door degene die het meisje eten kwam brengen.

‘Het wordt ochtend,’ zei het zachte stemmetje.

‘De nacht is voorbij,’ zei de bas.

Ze hadden zoveel verschillende stemmen, waarom vormden ze geen koor, dacht het meisje.

‘Wij zingen niet,’ zei de tenor.

‘Hoo! Hoo!’ zei de nadrukgever.

De Little People krompen weer tot ze ongeveer tien centimeter groot waren, net als toen ze tevoorschijn waren gekomen, en liepen weer netjes in de rij de bek van de dode geit binnen.

‘Vanavond komen we weer,’ zei de zachte stem zachtjes tegen het meisje vlak voor de bek dichtging. ‘Maar je mag niemand over ons vertellen!’

‘Als je ook maar tegen één mens zegt dat wij bestaan, gebeuren er heel nare dingen!’ voegde de hese stem hier voor de zekerheid aan toe.

‘Hoo! Hoo!’ zei de nadrukgever.

‘Ik zal het tegen niemand zeggen,’ zei het meisje.

En als ze dat al deed, zou toch niemand haar geloven. Het meisje had vaak genoeg een standje gekregen omdat ze er maar uitflapte wat er in haar hoofd opkwam. Je kunt je verbeelding niet van de werkelijkheid onderscheiden, zeiden de volwassenen dan. De vorm en kleur van haar gedachten leken in heel veel opzichten te verschillen van die van de anderen. Het meisje begreep zelf niet goed wat ze fout deed. In elk geval, over de Little People kon ze maar beter haar mond houden.

==

Toen de Little People verdwenen waren en de bek van de geit weer dicht was, zocht het meisje heel lang in de hoek waar ze de pop van lucht hadden verborgen, maar ze kon hem niet vinden. Ze hadden hem bijzonder goed verstopt. Het was een heel kleine ruimte, maar al zocht ze zich wild, ze vond hem niet. Waar kon dat ding toch zijn?

Daarna rolde ze zich op in de dekens en viel in slaap. Ze had in tijden niet zo lekker geslapen. Ze droomde niet, ze schrok tussendoor ook niet wakker. Ze genoot van die diepe slaap.

Overdag bleef de geit de hele tijd dood. Haar lichaam was stijf en haar ogen waren troebel als glazen knikkers. Maar toen de zon onderging en het donker werd in de schuur, vingen die ogen het licht op van de sterren, en toen begonnen ze te glanzen. En alsof die glans het teken was waarop ze hadden gewacht, viel de bek opeens open en kwamen de Little People eruit. Deze keer waren er van het begin af aan al zeven.

‘We gaan door waar we gisteravond zijn gebleven,’ kondigde de hese stem aan.

De andere zes stemden daar allemaal op hun eigen manier mee in.

De zeven Little People en het meisje gingen in een kring om de pop zitten en zetten hun werk voort. Ze pakten witte draden uit de lucht en gebruikten die voor de pop. Ze zeiden nauwelijks een woord, maar werkten vlijtig verder. Als je je zo ijverig op iets concentreerde, voelde je de nachtelijke kou niet meer, en de tijd verstreek ook sneller. Je verveelde je niet, en slaap had je ook niet. Langzaam maar zeker werd de pop groter – zichtbaar groter.

‘Hoe groot moet hij worden?’ vroeg het meisje tegen de ochtend. Ze wilde namelijk graag weten of ze het werk klaar zouden krijgen in de tien dagen dat zij in de schuur opgesloten zat.

‘Zo groot mogelijk,’ antwoordde de schrille stem.

‘Als hij een bepaalde grootte heeft bereikt, barst hij vanzelf,’ zei de tenor op verheugde toon.

‘En dan komt er iets uit!’ verkneukelde de bariton zich.

‘Wat dan?’ vroeg het meisje.

‘Ja, wat zou dáár nu uit komen?’ zei het zachte stemmetje.

‘Dat is een verrassing,’ zei de bas.

‘Hoo! Hoo!’ zei de nadrukgever.

‘Hoo! Hoo!’ zeiden de andere zes in koor.

==

Er hing een merkwaardige, duistere sfeer in het boek. Aomame fronste haar voorhoofd toen dat haar voor het eerst opviel. Ogenschijnlijk was het een fantastisch sprookje, maar onder de oppervlakte vloeide er een onzichtbare, donkere, dikke onderstroom. In die ongekunstelde, beperkte woordenschat hoorde ze een onheilspellende klank, een droefheid die de komst van een plaag deed vermoeden – een dodelijke plaag, die de geesten van de mensen van binnenuit stilletjes weg zou knagen. En die plaag zou worden verspreid door het koor van de zeven Little People. Die bezaten duidelijk iets ongezonds, dacht ze. Toch was Aomame in staat om in hun stemmen iets te onderscheiden dat nauw met haar eigen lot verweven leek te zijn.

Ze keek op van haar boek en herinnerde zich wat de Leider voor zijn dood over de Little People had gezegd.

‘Wij hebben al van oudsher met hen moeten leven, al sinds de tijd dat Goed en Kwaad nog maar nauwelijks bestonden – de tijd toen het bewustzijn van het menselijke ras nog in de kinderschoenen stond.’

Ze las verder.

==

De Little People en het meisje werkten ijverig door, en in een paar dagen was hun pop van lucht ongeveer zo groot geworden als een flinke hond.

‘Morgen is mijn straf voorbij en ga ik hier weg,’ zei het meisje toen het licht begon te worden tegen de Little People.

De zeven Little People hoorden dit zwijgend aan.

‘Daarom kan ik niet langer samen met jullie aan de pop van lucht werken.’

‘Dat is erg jammer,’ zei de tenor. Hij klonk inderdaad bijzonder teleurgesteld.

‘Je hebt ons geweldig geholpen,’ zei de bariton.

De schrille stem zei: ‘Maar de pop is bijna klaar. Nog een klein stukje, en we kunnen hem gebruiken.’

De Little People gingen naast elkaar staan en namen de pop van lucht met een taxerende blik op.

‘Nog even trekken, lui!’ zei de hese stem, op de monotone wijze van een zeeman die een werkliedje zingt.

‘Hoo! Hoo!’ zei de nadrukgever.

‘Hoo! Hoo!’ zeiden de andere zes in koor.

==

Toen haar tien dagen afzondering voorbij waren, ging het meisje terug naar de Groep. Het gemeenschappelijke leven met zijn vele regels begon weer, en ze had geen tijd meer om alleen te zijn. Natuurlijk kon ze niet meer met de Little People verder werken aan de pop van lucht. Voor ze ’s avonds in slaap viel, stelde ze zich voor hoe de zeven Little People in een kring rond de pop zaten en die groter maakten. Op den duur kon ze aan niets anders denken. Ze had het gevoel alsof de pop helemaal in haar hoofd was gekropen.

Wat zou er in de pop zitten? Wat zou eruit komen als hij barstte? Ze popelde van ongeduld om erachter te komen, en het speet haar meer dan ze zeggen kon dat ze er niet bij kon zijn. Ik heb nog zó geholpen om die pop te maken. Dan mag ik er toch zeker wel bij zijn? Ze overwoog zelfs serieus of ze niet nog een keer een overtreding zou begaan die haar een paar dagen afzondering in de schuur kon bezorgen. Maar de mogelijkheid dat de Little People zich niet meer in de schuur lieten zien was te groot om zoveel risico te nemen. En de dode geit was allang weggehaald en begraven. Haar ogen konden niet langer glanzen in het sterrenlicht.

Het boek beschrijft het dagelijkse leven van het meisje in de commune. Het stipte uitvoeren van de dagelijkse taken, de voorgeschreven arbeid. Als de oudste van de kinderen heeft het meisje de taak om leiding te geven aan de jongere kinderen en voor hen te zorgen als dat nodig is. Het karige voedsel. De verhalen die haar ouders haar voorlezen voor het slapengaan. De klassieke muziek waarnaar ze luistert als ze even een vrij momentje kan vinden. Een leven zonder vervuiling.

De Little People bezoeken haar in haar dromen. Ze kunnen in de dromen van mensen verschijnen wanneer ze maar willen. Ze nodigen haar uit. Het is zo langzamerhand tijd dat de pop gaat barsten. Wil je niet komen kijken? Kom na donker naar de schuur, met een kaars. Maar pas op dat ze je niet zien.

Het meisje kan haar nieuwsgierigheid niet bedwingen. Ze stapt uit bed, pakt de kaars die ze heeft klaargelegd, en loopt op stille voetjes naar de schuur. Daar is niemand te zien. Alleen de pop van lucht ligt stilletjes op de vloer. Hij is nog langer dan de laatste keer dat ze hem zag – ongeveer één meter dertig of veertig. En over zijn hele lengte straalt hij een zacht licht uit. Qua vorm beschrijft hij een fraaie, zachte boog, die in het midden iets versmalt. Toen hij kleiner was, had hij dat niet. De Little People moeten er naderhand erg hard aan hebben gewerkt! En dan begint de pop te scheuren. De scheur barst mooi open over zijn hele lengte. Het meisje buigt zich over de pop en kijkt naar binnen.

Het meisje ontdekt dat de inhoud van de pop niemand minder is dan zijzelf. Ze staart naar zichzelf, naakt, liggend in de pop. Haar lichaam in de pop ligt op haar rug, met haar ogen dicht. Ze lijkt niet bij bewustzijn te zijn. Ze ademt niet. Ze is net een pop.

‘Het meisje in de pop is je daughter,’ zegt de hese stem. Hij schraapt zijn keel.

Als ze omkijkt, staan de zeven Little People opeens in een halve cirkel achter haar.

‘Mijn daughter,’ herhaalt ze automatisch.

‘En jij bent haar mother,’ zegt de bas.

‘Mother en daughter,’ herhaalt het meisje.

‘De daughter vertegenwoordigt de mother,’ zegt de schrille stem.

‘Komen er dan twee van mij?’ vraagt het meisje.

‘Nee, nee,’ zegt de tenor. ‘Je wordt niet gesplitst. Jij blijft helemaal heel. Maak je geen zorgen. De daughter is en blijft niet meer dan een schaduw van het hart van de mother. Die heeft alleen vorm aangenomen.’

‘Wanneer wordt zij wakker?’

‘Nog even. Als het tijd is,’ zegt de bariton.

‘En wat doet deze daughter als schaduw van mijn hart?’ vraagt het meisje.

‘Ze vervult de rol van perceiver,’ fluistert de zachte stem.

‘Perceiver?’ zegt het meisje.

‘Waarnemer,’ zegt de hese stem.

‘En wat ze waarneemt, geeft ze door aan de receiver,’ zegt de schrille stem.

‘Met andere woorden, de daughter wordt onze doorgang,’ zegt de tenor.

‘In plaats van de geit?’ vraagt het meisje.

‘Die dode geit is altijd alleen maar een voorlopige doorgang geweest,’ zegt de bas. ‘Om de plaats waar wij wonen met deze plaats te verbinden, is een levende daughter nodig. Als perceiver.’

‘En wat doet de mother?’ vraagt het meisje.

‘Die blijft dicht bij de daughter,’ zegt de schrille stem.

‘Wanneer wordt de daughter wakker?’ vraagt het meisje.

‘Over twee dagen, misschien drie,’ zegt de tenor.

‘Een van de twee,’ zegt de zachte stem.

‘Ik zou maar goed voor de daughter zorgen,’ zegt de bariton. ‘Ze is nu eenmaal je eigen daughter.’

‘En zonder een mother om voor haar te zorgen, is een daughter niet compleet. Dan wordt het moeilijk om lang in leven te blijven,’ zegt de schrille stem.

‘Als een mother haar daughter verliest, verliest ze de schaduw van haar hart,’ zegt de tenor.

‘Wat gebeurt er met de mother als ze de schaduw van haar hart verliest?’ vraagt het meisje.

Ze kijken elkaar beurtelings aan. Niet een die op die vraag antwoord geeft.

‘Als de daughter wakker wordt, verschijnen er twee manen aan de hemel,’ zegt de hese stem.

‘Twee manen zullen de schaduw van je hart weerspiegelen,’ zegt de bariton.

‘Er verschijnen twee manen,’ herhaalt het meisje automatisch.

‘Dat is het teken. Je moet goed naar de lucht kijken,’ fluistert de zachte stem.

‘Kijk goed naar de lucht!’ dringt de zachte stem nogmaals aan. ‘Tel de manen!’

‘Hoo! Hoo!’ zegt de nadrukgever.

‘Hoo! Hoo!’ zeggen de andere zes in koor.

==

Het meisje ontsnapt.

Er is iets verkeerd, er is iets fout. Er is iets wat helemaal niet deugt. Er is iets wat indruist tegen de natuur. Dat weet het meisje. Ze weet niet wat de Little People willen, maar de aanblik van haar eigen gedaante binnen in de pop van lucht vervult haar met afgrijzen. Leven met een tweede lichaam, dat ademt en beweegt net zoals zij – dat kan ze niet! Ze moet hiervandaan. En wel zo gauw mogelijk. Voor de daughter wakker wordt. Voor er twee manen aan de hemel staan.

Binnen de Groep is privé-eigendom van kapitaal verboden, maar haar vader heeft haar ooit stiekem een briefje van tienduizend yen en wat kleingeld toegestopt. ‘Verberg het goed, ergens waar niemand het kan vinden,’ zei hij erbij. Tezelfder tijd gaf hij haar een papiertje met een naam, een adres en een telefoonnummer. ‘Als je ooit moet vluchten, gebruik dit geld dan om een treinkaartje te kopen en ga naar dit adres.’

Misschien hield haar vader er rekening mee dat er zich uiteindelijk binnen de Groep minder plezierige ontwikkelingen zouden voordoen. In elk geval, het meisje aarzelt niet. Ze handelt vliegensvlug. Ze heeft niet eens tijd om afscheid van haar ouders te nemen.

Ze graaft het glazen potje op waarin ze het geld heeft verborgen en haalt het eruit. Tijdens de les op school klaagt ze dat ze zich niet goed voelt, vraagt of ze naar de ziekenkamer mag, en loopt regelrecht het schoolgebouw uit en stapt op de bus naar het station. Aan het loket overhandigt ze het briefje van tienduizend en koopt een kaartje naar Takao.[1] Ze neemt het wisselgeld in ontvangst. Een treinkaartje kopen, wisselgeld terugkrijgen en per trein reizen zijn allemaal dingen die ze voor het eerst van haar leven doet. Haar vader heeft haar deze dingen echter zorgvuldig uitgelegd, en ze heeft goed in haar oren geknoopt hoe ze dat allemaal moet doen.

Ze volgt haar instructies nauwkeurig op: op het Takao-station van de Chūō-lijn stapt ze uit, en vanuit een telefooncel belt ze naar het nummer dat op het papiertje staat. Het is het nummer van een oude vriend van haar vader, een schilder in de Japanse stijl. Hij is een jaar of tien ouder dan haar vader, en hij woont samen met zijn dochtertje in de bergen bij Takao. Zijn vrouw is een tijdje eerder overleden; zijn dochter Kurumi is een jaar jonger dan het meisje. Zodra hij haar stem hoort, komt hij naar het station en verwelkomt het meisje dat uit de Groep is ontsnapt met open armen.

De dag nadat ze het huis van de schilder heeft bereikt, kijkt het meisje uit het raam en ziet twee manen aan de hemel staan. Vlak bij de gewone maan drijft een tweede, kleinere maan – een verschrompeld boontje. Mijn daughter is wakker geworden, denkt het meisje. De twee manen weerspiegelen de schaduw van mijn hart. Haar hartje begint te trillen. De wereld heeft een verandering ondergaan. Er gaat iets gebeuren.

==

Ze hoort niets van haar ouders. Misschien hebben ze in de Groep helemaal niet gemerkt dat het meisje is weggelopen. Haar deellichaam, de daughter, is er immers achtergebleven? Het ziet er net zo uit als zij, en een gewoon mens zal het verschil beslist niet opmerken. Maar haar ouders zullen best begrijpen dat de daughter niet het meisje zelf is, maar niet meer dan een deellichaam. Ze zullen ook begrijpen dat hun echte dochter dit deellichaam heeft achtergelaten en zelf uit de commune is weggevlucht. En ze kan maar één bestemming hebben gehad. Toch nemen ze niet één keer contact met haar op. Maar misschien is dit wel een woordeloze waarschuwing: ‘Blijf hiervandaan!’

Het meisje gaat maar af en toe naar school. Het leven in de nieuwe wereld verschilt té veel van het leven dat ze in de Groep gewend was. De regels zijn anders, de doelstellingen zijn anders, het woordgebruik is anders. Daarom kan ze er ook niet eenvoudig vrienden maken. Ze kan niet aan het leven op school wennen.

Maar als ze naar de middelbare school gaat, wordt ze goede maatjes met een jongen. Tōru heet hij. Tōru is klein en mager. Hij heeft diepe lijnen op zijn gezicht, zoals een aap. Toen hij klein was, heeft hij aan een zware ziekte geleden, zodat hij geen inspannende lichamelijke oefeningen mag doen. Zijn ruggengraat staat ook een beetje krom. In de pauze zit hij altijd apart van de anderen in z’n eentje met zijn neus in een boek. Hij heeft ook geen vrienden. Daarvoor is hij te klein en te lelijk. Tijdens een middagpauze gaat het meisje naast hem zitten en spreekt hem aan. Ze vraagt hem wat voor boek hij aan het lezen is, en hij leest haar eruit voor. Ze vindt dat hij een prachtige stem heeft. Zijn stem is zacht en een beetje hees, maar haar klinkt hij heel duidelijk in de oren. Zijn stem betovert haar. Als hij daarmee een verhaal vertelt, wordt het proza als de mooiste poëzie. Algauw brengt ze elke middagpauze samen met hem door en luistert ze gefascineerd naar de verhalen die hij haar voorleest.

Maar al spoedig verliest ze Tōru. De Little People plukken hem van haar weg.

Op een nacht verschijnt de pop van lucht in Tōru’s kamer. Elke nacht, terwijl hij slaapt, maken de Little People die pop groter. En elke nacht laten ze dit in haar dromen aan het meisje zien. Het meisje is echter niet in staat hun werk een halt toe te roepen. Uiteindelijk bereikt de pop de vereiste grootte en scheurt over de lengte open, net als bij het meisje. Maar in deze pop zitten drie grote zwarte slangen. De drie slangen zitten zo stevig om elkaar verstrengeld dat niemand – waarschijnlijk zijzelf ook niet – ze van elkaar kan halen. Ze zien eruit als een glibberige, eeuwigdurende knoop met drie koppen. De slangen lijken bijzonder kwaad dat ze hun vrijheid nooit zullen krijgen. Ze wringen zich in allerlei bochten om zich van elkaar los te maken, maar hoe harder ze kronkelen, hoe erger ze het voor zichzelf maken. De Little People laten dit gedrocht aan het meisje zien. Ernaast ligt Tōru te slapen, zich nergens van bewust. Dit is iets wat alleen het meisje kan zien.

Een paar dagen later wordt Tōru opeens ziek. Hij wordt naar een ver sanatorium vervoerd. Er wordt niet bekendgemaakt aan wat voor ziekte hij lijdt, maar het is onwaarschijnlijk dat hij ooit nog naar de school zal terugkeren. Hij is verloren gegaan.

Het meisje beseft dat dit een boodschap is van de Little People. Blijkbaar kunnen ze hun handen niet rechtstreeks uitsteken naar het meisje zelf, omdat zij een mother is. Maar in plaats daarvan kunnen ze de mensen om haar heen kwaad doen en in het verderf storten. O, niet zomaar iedereen. Tegen haar voogd de schilder en diens dochter Kurumi kunnen ze bijvoorbeeld ook geen hand uitsteken. Nee, ze kiezen een zwakkere prooi. Vanuit de diepten van Tōru’s onderbewustzijn hebben ze de drie zwarte slangen gehaald en die uit hun slaap wakker gemaakt. Door de jongen te vernietigen, hebben ze het meisje een waarschuwing gestuurd, in de hoop dat dit haar naar de zijde van haar daughter terug zou sturen. Kijk eens wat jij allemaal op je geweten hebt! Dat is de boodschap.

Het meisje is weer alleen. Ze gaat niet meer naar school. Ze maakt geen vrienden meer, want dat is alleen maar gevaarlijk voor hen. Dat is wat het betekent om onder twee manen te leven. Het meisje weet dat.

==

Dan neemt ze een besluit: ze gaat haar eigen pop van lucht maken. Dat kan ze namelijk. De Little People hebben haar verteld dat ze via een doorgang van hun eigen woonplaats hierheen zijn gekomen. Als dat waar is, moet zij via een doorgang in omgekeerde richting van hieruit naar de woonplaats van de Little People kunnen gaan. Als ze eenmaal daar is, moet ze erachter kunnen komen waarom ze hier is, en wat de betekenis van de mother en de daughter is. Ze moet die geheimen kunnen oplossen. Of misschien slaagt ze erin om de verloren gegane Tōru te redden. Het meisje begint de doorgang te bouwen. Ze hoeft alleen maar draden uit de lucht te pakken en een pop te maken. Het zal een heleboel tijd kosten. Maar als ze die ervoor neemt, zal het haar lukken.

Toch zijn er af en toe momenten waarop ze het zelf niet meer weet. Dan is ze helemaal in de war. Ben ik echt de mother? Ben ik niet ergens in mijn daughter veranderd? Hoe meer ze erover nadenkt, hoe minder zeker ze zich voelt. Hoe kan ik bewijzen dat mijn lichaam mijn echte lichaam is? Dat ik werkelijk ik ben?

==

Het verhaal eindigt op symbolische wijze wanneer het meisje op het punt staat de deur van de doorgang te openen. Er staat niet beschreven wat er achter die deur gebeurt. Waarschijnlijk omdat het nog niet gebeurd is.

Daughter, dacht Aomame. Vlak voor zijn dood had de Leider dat woord ook gebruikt. Hij zei dat zijn dochter, om iets tegen de Little People te kunnen doen, haar eigen daughter had achtergelaten en zelf was gevlucht. Dus dat is waarschijnlijk echt gebeurd. En ik ben de enige niet die twee manen aan de lucht ziet staan!

Maar afgezien daarvan kon ze wel begrijpen waarom dit boek door zoveel mensen zo hoog werd aangeslagen en zoveel werd gelezen. Natuurlijk had het feit dat de schrijfster een beeldschoon zeventienjarig schoolmeisje was er veel mee te maken, maar dat alleen verklaarde niet waarom het op de bestsellerlijst was gekomen. De grote aantrekkingskracht van het boek lag ongetwijfeld in de levendige, trefzekere beschrijvingen, die de lezer de wereld waarin het meisje leefde door haar eigen ogen liet zien. Ondanks de buitengewone omstandigheden waarin ze was geplaatst en de onwerkelijke ervaringen die ze meemaakte, had het verhaal iets wat de lezer in staat stelde als vanzelf met het meisje mee te leven. Waarschijnlijk sprak iets hem op een onderbewust niveau heel erg aan. Vandaar dat hij zo het verhaal werd in gezogen dat hij de bladzijden bleef omslaan.

Tengo’s bijdrage aan de literaire kwaliteiten van het boek was waarschijnlijk enorm geweest, maar Aomame kon hem niet de hele avond blijven bewonderen. Ze moest het gedeelte waarin de Little People ten tonele verschenen nog eens onder de loep nemen en grondig doorlezen. Wat haar betreft was dit een bijzonder echt verhaal, waar mensenlevens van afhingen. Een soort handboek. Hier moest ze de kennis en knowhow uit peuren die ze nodig had. Als ze kop of staart wilde ontdekken aan de wereld waarin ze verzeild was geraakt, moest ze hierin de concrete details zien te vinden.

Een pop van lucht was niet, zoals iedereen dacht, een bizarre fantasie ontsproten aan de verbeelding van een zeventienjarig meisje. Hoewel allerlei namen waren veranderd, waren de meeste gebeurtenissen die in het boek werden beschreven onbetwistbaar dingen die het meisje in werkelijkheid waren overkomen – daarvan was Aomame vast overtuigd. Fukaeri had een zo accuraat mogelijk verslag van haar eigen lotgevallen geschreven. Om aan de geheimen die daarin verborgen lagen zo groot mogelijke bekendheid te geven. Om het bestaan van de Little People en de dingen die zij deden aan zo veel mogelijk mensen bekend te maken.

De daughter die het meisje had achtergelaten was waarschijnlijk een doorgang voor de Little People geworden en had hen naar de vader van het meisje (de Leider) gevoerd en hem veranderd in een receiver – een ontvanger. De revolutionaire Dageraad-factie was nu overbodig geworden, dus die werd gedwongen om zichzelf op bloedige wijze te vernietigen, en de overgebleven Voorhoede transformeerde zich tot een intelligente, radicale, en bovendien exclusieve religieuze beweging. Dat was waarschijnlijk de meest comfortabele, de meest geschikte omgeving voor de Little People.

Zou Fukaeri’s daughter er zonder haar mother in zijn geslaagd om lang in leven te blijven? De Little People hadden gezegd dat dat moeilijk zou zijn. En wat betekende het voor een mother om zonder de schaduw van haar hart te moeten leven?

Waarschijnlijk hadden de Little People na de ontsnapping van het meisje op eendere manier een aantal nieuwe daughters in Voorhoede gemaakt. De Little People hadden vast meer doorgangen nodig om hun verkeer met deze wereld makkelijker en zekerder te maken, net zoals wij het aantal rijstroken van een snelweg vermeerderen. Op die manier werden meerdere daughters de perceivers (waarnemers) van de Little People en werden ze als mediums tewerkgesteld. Tsubasa was een van hen. Als je ervan uitging dat de Leider geen seks had met de mother – het werkelijke lichaam – maar met de daughter – het deellichaam –, begon die opmerking van de Leider dat hij ‘meerduidige omgang’ met die meisjes had gehad hout te snijden. Dat verklaarde waarom Tsubasa’s ogen net zo weinig diepgang hadden gehad als een plank en waarom ze zo weinig had gezegd. Om wat voor reden en op welke manier de daughter Tsubasa bij de sekte was weggelopen, wist Aomame niet, maar naar alle waarschijnlijkheid was ze ‘teruggenomen’ en teruggestopt in de pop om door haar mother verzorgd te worden. De bloedige dood van de hond Boef was een waarschuwing van de Little People geweest, net als die van het jongetje Tōru.

De daughters wilden zwanger worden van het kind van de Leider, maar omdat ze maar deellichamen waren, menstrueerden ze niet. Als je echter de woorden van de Leider mocht geloven, deed dat niets af aan de vurigheid van hun verlangen. Waarom zou dat zijn?

Aomame schudde haar hoofd. Er was nog zoveel dat ze niet begreep.

==

Het liefst had ze dit allemaal meteen aan de Oude Dame verteld. Misschien heeft hij alleen maar de schaduwen van die meisjes verkracht. Misschien hadden we hem helemaal niet hoeven te vermoorden.

Maar natuurlijk zou ze niet zo makkelijk worden geloofd. En daar kon Aomame heel goed in komen. Dacht je nou echt dat de Oude Dame – of iedereen die zijn hoofd een beetje recht op zijn romp heeft staan – onmiddellijk accepteert dat er wezens bestaan als Little People, of mothers en daughters, of poppen van lucht, al zeg jij honderd keer dat het echt waar is? Voor mensen met hun hoofd recht op hun romp zijn dat niet meer dan dingen die in een roman voorkomen. Je gelooft toch ook niet in de hartenkoningin en het konijn met het zakhorloge in Alice in Wonderland? Nou dan!

Maar Aomame had met eigen ogen kunnen vaststellen dat er twee manen aan de hemel stonden, een nieuwe en een oude. Ze had in hun licht een deel van haar leven geleid. Dat was een feit! Ze had hun misvormde aantrekkingskracht op haar huid gevoeld. En ze had met haar eigen handen de man die Leider werd genoemd in een donkere hotelkamer vermoord. De palm van haar hand voelde nog steeds de onheilspellende reactie toen ze de vlijmscherp geslepen naald in het speciale punt achter in zijn nek sloeg. Ze had er nog steeds kippenvel van. En een paar minuten daarvoor had ze met eigen ogen gezien hoe de Leider een zware pendule vijf centimeter de lucht in liet zweven. Dat was geen illusie. Dat was geen goocheltruc. Dat was een kil, objectief feit, dat je alleen maar te accepteren had.

Op die manier hadden de Little People de feitelijke touwtjes van Voorhoede in handen gekregen. Aomame wist niet wat ze via die religieuze sekte wilden bereiken. Misschien was dat iets wat de grenzen van Goed en Kwaad overschreed. Maar het meisje dat de hoofdpersoon was van Een pop van lucht beseft intuïtief dat er iets verkeerd is en probeert daar op haar manier iets tegen te ondernemen. Ze verwerpt haar eigen daughter, ontsnapt uit de commune en ontketent, om de woorden van de Leider te gebruiken, de anti-Little-People-impuls om de balans van de wereld in evenwicht te houden. Ze probeert via de doorgang van de Little People een weg te vinden naar de plaats waar ze vandaan zijn gekomen. Het verhaal wordt haar voertuig. En Tengo is haar partner geworden en heeft haar geholpen het verhaal te lanceren. Ik denk niet dat hij op dat moment zelf wist waar hij mee bezig was. Misschien weet hij het nu zelfs nog niet.

Hoe het ook zij, het verhaal van Een pop van lucht is een heel belangrijke sleutel.

Alles is met dit verhaal begonnen.

Maar hoe pas ík er in vredesnaam in?

Op het moment dat ik in die file op de Shuto-snelweg de noodtrap af ging met Janáčeks Sinfonietta in mijn oren, ben ik deze wereld in getrokken, met zijn grote en zijn kleine maan en al zijn andere raadsels, deze wereld van 1q84. Maar wat heeft het te betekenen?

==

Ze doet haar ogen dicht en denkt diep na.

Ik denk dat ik in de doorgang voor de anti-Little-People-impuls ben getrokken die Tengo en Fukaeri hebben gemaakt. Die impuls heeft me hierheen vervoerd. Dat denkt Aomame. Wat kan ze anders denken? En in dit verhaal ben ik een rol gaan spelen die bepaald niet onbelangrijk is. Misschien wel een van de hoofdrollen.

Ze kijkt om zich heen. Dat wil dus zeggen dat ik me midden in het verhaal bevind dat door Tengo is gelanceerd, denkt ze. In zekere zin bevind ik me in hem, beseft ze opeens. Ik bevind me in een tempel.

Vroeger heeft ze op de televisie ooit een oude sciencefictionfilm gezien. De titel is haar ontschoten, maar hij gaat over een professor die zijn lichaam zo klein heeft gemaakt dat het alleen nog maar onder een microscoop is te zien. Daarmee stapt hij in een soort duikboot (die op dezelfde manier is verkleind) en wordt hij in de bloedstroom van een patiënt ingebracht. Zo vaart hij door de aderen naar de hersenen, om daar een operatie uit te voeren die onder normale omstandigheden onmogelijk is. Aomames situatie heeft daar wel iets van weg. Ik zit in Tengo’s bloed en reis in zijn lichaam rond. Terwijl ik slag lever met de witte bloedlichaampjes die de vreemde substantie (met andere woorden, mijzelf) aanvallen om me uit het lichaam te verwijderen, zoek ik naar de oorzaak van zijn ziekte. En door in die kamer in het Okura Hotel de Leider te vermoorden, ben ik er waarschijnlijk in geslaagd die oorzaak te elimineren.

Die gedachte geeft Aomame een iets warmer gevoel. Ik heb de taak die me was opgedragen vervuld. Het was een uiterst moeilijke opdracht, dat is wel gebleken. Ik ben heel erg bang geweest. Maar zelfs tijdens de ergste donder en bliksem heb ik mijn hoofd koel gehouden en mijn werk naar behoren gedaan. Waarschijnlijk onder Tengo’s ogen. Ze is daar trots op.

En als ik die analogie van de bloedstroom nog even mag blijven gebruiken: nu mijn rol is uitgespeeld, word ik zo meteen als afvalproduct door de aderen afgevoerd en uit het lichaam verwijderd. Dat zijn de regels. Aan dat lot valt niet te ontkomen. Maar dat hindert toch niet? Ik ben nu in Tengo, denkt Aomame. Ik voel zijn warmte om me heen, ik word door zijn hartslag geleid. Ik word door zijn logica en zijn regels geleid. En waarschijnlijk door zijn woorden en stijl. Is dat niet prachtig? Om in hem te zijn, om helemaal door hem omgeven te worden?

Aomame zit op de vloer en doet haar ogen dicht. Ze brengt haar neus bij de bladzijden van het boek en snuift de geur op die daar hangt. De geur van papier, de geur van inkt. Ze geeft haar lichaam stilletjes over aan de stroom die daar vloeit. Ze luistert met gespitste oren of ze het kloppen van zijn hart kan horen.

Dit is het Koninkrijk, denkt ze.

Ik ben klaar om te sterven, elk ogenblik.

[1] Takao is de naam van een station bij de gelijknamige lage berg ten westen van Tokyo, die een geliefde bestemming is voor wandelaars en natuurliefhebbers. Het ligt ongeveer net zo ver van de binnenstad verwijderd als Futamatao, waar professor Ebisuno woont, en is eveneens via de Chūō-lijn te bereiken.