21   Calebs plan

Ik liep terug naar het kamp en dacht aan Caleb en hoe ik ervan had genoten om gewoon met hem samen te zijn. Ik kon niet wachten op de volgende avond. Ik nam daarmee een nog groter risico, maar het was het waard. Toen sloeg ik een hoek om – en zag de oranje gloed van een sigaret. Mijn vader stond op me te wachten. Maar een vuile blik, een woordenboek aan hatelijke woorden en een flinke schop onder de kont raakten me amper. Ik klopte mezelf af, klom de trailer in, kleedde me uit en viel mijn bed in. Ik trok het gordijn open en staarde naar de open hemel. De sterren deden me denken aan Kenny en waar hij nu was. Er was iets belangrijks gebeurd vanavond. Ik had een sprankje licht in het duister gezien en ik was vastbesloten om het niet uit het oog te verliezen.

De volgende avond, toen Frankie en de anderen op stap waren gegaan en mijn vader in de kroeg zat, glipte ik weg om Caleb te ontmoeten. Hij nam me mee om zijn vrienden te ontmoeten – twee meisjes die ook in de Dyna Bowl werkten en een jongen die een oude schoolvriend van hem was. Ze verwelkomden me en ik had echt een leuke avond. Geen druk om te vechten, op te scheppen of op meiden te jagen, maar gewoon een leuke avond vol gelach en geklets. Ik was stomverbaasd over de manier waarop jongens en meisjes vrienden konden zijn, zonder enige vorm van romantische druk. En doordat meisjes en jongens openlijk over seks konden praten.

De weken daarna lukte het me om weg te glippen en Caleb bijna iedere avond te ontmoeten. Soms spraken we af met zijn vrienden, andere keren was het gewoon wij samen. Het was verbazend makkelijk om het kamp uit te glippen. Inmiddels wilden nog maar weinig anderen van mijn leeftijd met me omgaan; ik was sociaal vergif voor de jongens en een verloren zaak voor de meisjes. Alleen Adam en Romaine boden nog aan om met me uit te gaan, maar ik zei tegen hen dat ik geen zin had om ergens heen te gaan. En toen, een paar weken later, verliet Adam plotseling het kamp. Hij was weggestuurd om een zaak in Schotland te runnen die zijn vader had gekocht, maar de echte reden was dat zijn familie Romaine niet goedkeurde. Zijn familie was heel welgesteld en beschouwde tante Minnie en haar familie als ordinair. Tante Minnie vloekte, kettingrookte, dronk en gaf geen moer om wat anderen over haar dachten. Oom Jaybus was net zo en Romaine ook, die een verwarde paardenstraat droeg, een centimeters dikke laag make-up en een opzichtige collectie ‘designer’trainingspakken.

Romaine was er kapot van, maar na een tijdje begon ze om te gaan met een ander meisje van het kamp.

Ik vond het jammer, want ik mocht Adam echt graag. Maar toen hij weg was, was het nog makkelijker voor me om weg te glippen en Caleb te ontmoeten.

Iedere dag na het werk – we kwamen ’s middags ergens tussen twee en zes terug, afhankelijk van de klus die we deden – ging ik naar binnen om bij mijn moeder, de jongens en Minnie te zitten, totdat Frankie opgestaan en opgemaakt was, rond zessen. Mijn vader was dan buiten om met de mannen te praten of om meer asfalt te halen, ik zat te kletsen met mijn moeder, hielp de jongens met hun spelletjes en gaf Minnie een knuffel.

Als Frankie op was, ging ik terug naar onze trailer, pakte een kom heet water en waste het roze stof van me af. Levoy kwam langs om Frankie en Kayla-Jayne af te halen en tegen zevenen reed mijn vader het kamp rond om alle mannen op te halen om naar de kroeg te gaan.

Ik was dankbaar dat mijn vader me niet meer vroeg om de mannen naar de kroeg te rijden. Een paar maanden eerder, niet lang na het halen van mijn rijbewijs, was ik met mijn vaders auto frontaal op een andere auto gebotst op een hoofdweg. Ik had Romaine en Frankie meegenomen om sigaretten te kopen, het regende, ik kwam een rotonde af en verloor de macht over het stuur. Niemand was gewond, maar Frankie moest mijn vader bellen om te komen en de chauffeur van de andere auto om te kopen, want ik was niet verzekerd. Mijn vader haalde hem over om te doen alsof mijn moeder op hem was gebotst, zodat hij zijn claim uitgekeerd zou krijgen. Daarna ben ik flink geslagen en autorijden werd me verboden.

Ik ging altijd plat liggen totdat ze allemaal vertrokken waren, zodat mijn ouders dachten dat ik mee uit was gegaan met de andere tieners. Nadat ze waren vertrokken, liep ik stilletjes naar het bejaardenkamp om Caleb te ontmoeten.

Na iedere stapavond wandelden Caleb en ik door de lege straten van de stad, we hielden elkaar op en wilden niet dat de avond voorbijging. Caleb drukte me dicht tegen zich aan en zei me dat hij van me hield. Maar ik kon er niets aan doen dat ik dacht dat dit misschien precies was hoe Gorgia’s waren: opener over gevoelens, niet bang om tederheid te tonen en zich uitdrukken op manieren waarop mijn mensen dat nooit zouden kunnen. Dus ik beantwoordde het niet.

De volgende dag verzekerde Caleb me dat hij dat tegen al zijn vrienden zei als hij bezopen was en zo bevestigde hij wat ik had gedacht. Ik was opgelucht dat ik me niet voor paal had gezet door te zeggen dat ik ook van hem hield, ook al wist ik dat het zo was.

Mijn veertiende verjaardag viel op een zaterdag en ik nam een bus de stad in, en bracht de hele dag door met het te vieren met Caleb in een Ierse pub. Ik voelde me vreselijk, iedere keer dat hij proostte op mijn twintigste verjaardag.

Het was bijna twee uur ’s nachts en we liepen naar huis, toen hij het weer zei.

‘Ik hou van je, Mikey.’

Ik lachte. ‘Ik weet het Caleb, dat zeg je de hele tijd.’

Hij werd serieuzer. ‘Geloof je me niet?’

‘Natuurlijk wel’, antwoordde ik, ‘maar je hebt al gezegd dat je dat de hele tijd tegen al je vrienden zegt.’

Caleb stond stil en keek me aan. ‘Mikey, ik hou van je. Ik hou al van je sinds ik je voor het eerst zag in de Dyna Bowl.’

‘Ik hou ook van jou’, zei ik. Ik sloeg mijn armen om hem heen en hield hem zo stevig vast als ik altijd had gedroomd dat ik zou doen. Ik kon nauwelijks geloven dat hij hetzelfde voelde als ik.

Ik kon mijn tranen niet inhouden. Hij maakte grapjes over me door me een grote nicht te noemen en ik lachte. Ik wou dat ik hem kon vertellen hoeveel dit voor me betekende en hoe wanhopig ik al deze jaren naar hem op zoek was geweest.

Het was na drie uur ’s nachts toen ik in een taxi terugkwam bij het bejaardenkamp. Ik liep richting ons kamp, duizelig van geluk en ongeloof. Toen hoorde ik uit de richting van de toiletten een luid ‘Hé’.

Frankie en Kayla-Jayne riepen me vanuit Wisdoms busje. Ik liep erheen, vond Frankie zittend op Wisdoms schoot en Kayla-Jayne op die van Tyrone. Ze lachten hysterisch. Toen het raam naar beneden ging, waaide er een wolk marihuanarook naar buiten.

Frankie zag er verwilderd uit. Het was een dikke maand geleden dat ik haar voor het laatst uit bed en bij bewustzijn had gezien. Ze sliep ’s morgens altijd als ik opstond om te werken en ging kort nadat ik terugkwam weg.

Ik was duidelijk niet de enige die er stiekem ’s nachts vandoor ging. De meiden moesten om tien uur thuis zijn, maar de jongens brachten hen thuis en wachtten dan in het busje in een veld vlakbij. Als de mannen van het kamp terug waren gekomen uit de kroeg, glipten de meisjes weer naar buiten om hen te ontmoeten. Als deze gang van zaken werd ontdekt, zou het hun leven kapot maken. De Roma in ons kamp hielden niet van jongens als Davey, Wisdom en Tyrone, want het waren ruwe, drugs gebruikende types die de Roma een slechte naam gaven. Onze vader en die van Kayla-Jayne zouden een hartverzakking krijgen als ze wisten dat de meisjes met deze jongens omgingen, laat staan wegslopen om hen zonder anderen erbij te ontmoeten, en de halve nacht drugs rookten.

‘We kennen jouw geheim’, zei Kayla-Jayne uitdagend.

Ik hield me van de domme, met bonzend hart.‘Welk geheim?’

Frankie klauterde uit de van en liep een paar passen met me weg. Ik kon de wallen onder haar ogen zien. Ze wees met een vinger recht in m’n gezicht. ‘Caleb’, zei ze.

‘Ik ben op stap geweest met de Gorgia’s, dat is alles.’

Haar stem werd heel eerlijk. ‘Weet je wat mijn pa gaat doen als hij erachter komt?’

Ik kon niet slikken. Ik wist dat, als dat gebeurde, ik Caleb nooit meer zou zien.

‘Hij brengt ons ergens anders naartoe als hij ontdekt dat jij Gorgia-vrienden hebt.’

Opluchting stroomde door me heen. Ze wist niet dat we meer dan vrienden waren.

‘We moeten elkaar dus dekken’, zei ik rustig.

Ze schudde me de hand. ‘We hebben een deal.’ We omhelsden elkaar en ze kuste me op mijn wang.

‘Ik hou van je.’

‘Ik hou ook van jou.’

Toen Frankie terug de trailer in huppelde, liep ik terug naar onze trailer.

Daarna leek alles een aantal maanden lang goed te gaan. Frankie en ik zagen elkaar zelden, maar als onze moeder of vader ernaar vroeg, waren we die avond allemaal samen geweest. Toen vertelde iemand aan onze moeder wat Frankie echt uitspookte en zij vertelde het aan onze vader.

Ze wachtten Frankie die nacht op en ontdekten dat ik ook niet in de trailer was. We werden allebei betrapt en tussen het geschreeuw, de argumenten en dreigementen door probeerde Frankie de aandacht van haarzelf op mij te brengen.

‘Mikey gaat om met een homoseksuele Gorgia-man.’

Toen mijn moeder zich naar me omdraaide en vroeg of dat waar was, ontkende ik, al brandden mijn wangen dieprood. Ik gaf toe dat ik met wat mensen van de Dyna Bowl was omgegaan, maar hield vol dat Caleb geen homo was. Mijn moeder accepteerde dit, maar mijn vader sloeg me totdat hij uitgeput was.

‘Als ik ooit nog weer zoiets met mijn oren hoor, dan zweer ik verdomme dat ik je vermoord.’

Twee dagen later werden we zo ver weggebracht als mijn vader ons kon brengen. En ik werd met argusogen bekeken totdat we vertrokken, dus ik had zelfs geen kans om het Caleb te laten weten.

Ik werd weggehaald bij de enige persoon in mijn leven die me het gevoel had gegeven dat ik echt leefde.

Toen we de straten van Newark uitreden, kromp mijn maag ineen. Ik lag op de vloer achter in het busje en had het gevoel dat ik doodging. En toch was ik er nog. Op dat moment, in dat busje en in dat leven. Mijn gevangenis.

Twee dagen later lukte het me om Caleb te bellen vanuit een telefooncel. We waren naar een kamp gebracht in Chertsey, mijlen ver weg.

Hij was vreselijk bang geweest dat er iets met me was gebeurd en omdat hij niet wist hoe hij me kon bereiken, had hij alleen maar in het bejaardenkamp kunnen wachten, nacht na nacht.

Ik barstte in huilen uit. ‘Dit is niet goed’, zei ik tegen hem. ‘Ik weet niet wanneer ik je ooit weer zal kunnen zien.’

‘Ik laat je niet gaan’, zei hij. ‘Ik wacht. We vinden wel een oplossing, op de een of andere manier.’

Ik beloofde hem te bellen wanneer ik maar kon, maar ik had geen idee wanneer dat zou zijn.

Mijn vader was vastbesloten om me nergens heen te laten gaan. We gingen aan het werk en als we terugkwamen, mocht ik mijn trailer niet meer uit.

Het kamp stond vol getrouwde stellen en gezinnen met jonge kinderen. Er waren helemaal geen jongeren van mijn leeftijd. Het was alsof de klok was teruggedraaid en het afgelopen jaar, met z’n nieuwe vrijheden en vrienden, er helemaal niet was geweest.

Frankie was radeloos. Ze mokte, pruilde en lag het grootste deel van haar tijd in bed. Maar ook zij gebruikte die telefooncel. Wisdom spoorde ons op en binnen een paar weken sloop zij weer naar buiten om hem te ontmoeten, terwijl de rest van het kamp sliep.

Frankie nam onze moeder in vertrouwen, die besefte dat dit was wat haar dochter wilde en dat ze niet tegen te houden was, en dus gaf ze haar steun en dekte ze Frankie.

Ik was blij voor Frankie, maar ik voelde me er nog beroerder door, opgesloten in de trailer en helemaal niet in staat om Caleb te zien. Het lukte me om hem een paar keer te bellen en hij wilde komen om me te zien, maar ik liet het niet toe. Ik wist dat het te gevaarlijk was – mijn vader zou ons allebei vermoord hebben.

De maanden daarna reed mijn vader rond op zoek naar werk, maar hij vond heel weinig. We waren in een deel van het land waar een grote zigeunerpopulatie zat, dus de concurrentie was fel. En het gebrek aan werk bracht mijn vader in een stemming die met de dag somberder werd. Ik werd vijftien, maar deze keer werd het niet gevierd.

Het enige goeie aan het Chertseykamp was dat Frankie weer in contact kwam met onze vroegere vriendin Jamie-Leigh. Haar familie was aan veel geld gekomen en haar vader had een enorm huis gekocht, op maar een paar kilometer van het kamp.

Toen ze bijna vijftien was, had Jamie-Leigh ervoor gekozen om zich tot christen te laten dopen, al hield dat haar zeker niet af van sigaretten of alcohol, of van haar beroemde vulgaire taalgebruik. Ze was nog steeds absoluut prachtig en had nog steeds een mond als een riool.

Jamie-Leigh was een van de weinige mensen die ik nog mocht zien en het was fantastisch om weer met haar om te gaan. Ik had altijd het gevoel gehad dat we zielsverwanten waren en zij, Frankie en ik begonnen veel tijd met elkaar door te brengen; we wandelden door het kamp, praatten over onze levens, lachten om onze schooltijd en deelden onze frustraties over ons ellendige leven van gevangen tieners.

Onze ouders hoopten dat ze ons allebei konden redden door ons over te halen om te trouwen en Jamie-Leigh gaf hints dat ik haar mee uit mocht vragen. Ik hield van haar, zoals ik altijd had gedaan, en als mijn leven anders was geweest, zou zij het enige meisje zijn geweest met wie ik had kunnen trouwen. Maar ik was verliefd op Caleb en hoewel ik haar nooit heb willen kwetsen, negeerde ik Jamie-Leighs hints.

Het werk was zo schaars dat mijn vader al zijn sieraden moest verkopen en zijn voertuigen moest inruilen voor een oude pickup en een onbetrouwbare Ford Cortina. Hij piekerde en maakte zich zorgen, en na drie maanden besloot hij, na enige overreding door mijn moeder, dat we terug moesten naar Newark. Hij had daar altijd werk gevonden, had het gevoel dat de plaats geluk bracht, en mijn moeder overtuigde hem ervan dat Frankie en ik onze les hadden geleerd; dat zij niet meer zou wegglippen om Roma-jongens te ontmoeten en ik niet meer om met Gorgia’s om te gaan.

Hoewel het betekende dat we weer verdrietig afscheid moesten nemen van Jamie-Leigh, was ik dolblij dat we zouden teruggaan. Ik wist dat het nog steeds heel gevaarlijk zou zijn om Caleb te ontmoeten, dus ik belde hem om te vertellen dat ik zou terugkomen, maar dat ik nog steeds onder trailerarrest stond en dat ik niet wist wanneer het me zou lukken om hem weer te zien.

Toen we aankwamen, was het moeilijk om het verlangen te weerstaan om naar het bejaardenkamp naast ons te rennen, in de hoop dat hij daar op me stond te wachten, maar ik durfde het niet.

Ik ging iedere dag aan het werk met mijn vader en bracht daarna de avonden door met mijn moeder, Minnie en de jongens. Ik speelde met hen totdat ze naar bed gingen en dan ging ik bij mijn moeder zitten om te praten.

Ondanks mijn frustraties en verlangen om met Caleb te zijn, waren het speciale momenten.

Mijn moeder praatte over haar kleurrijke kindertijd en deelde verhalen met me, terwijl we door haar cd’s gingen en herinneringen aan vroeger ophaalden. Ik vond het een heerlijk gevoel om zo close met haar te zijn, op een manier die vroeger bijna niet was voorgekomen. We bleven samen op totdat de mannen thuiskwamen uit de kroeg en ik kon wegglippen naar mijn trailer voordat mijn vader binnenkwam. Hij sprak nog steeds niet tegen me en het leek mijn moeder en mij het beste om hem te mijden. We wisten dat het een kwestie van tijd was, voordat de razernij die zich in hem opbouwde, zou exploderen.

Na nog een maand van dreigende stilte gebeurde het.

We waren een garagepad aan het opknappen toen mijn vader besloot dat ik te traag was geweest bij het verplaatsen van het zand. Hij stapte naar me toe, trok de schep uit mijn handen en sloeg hem in m’n gezicht. Ik viel om. Hij sloeg me keer op keer met de schep, totdat hij hem neergooide en doorging met zijn werk. Ik huilde en een van de dossa’s kwam naar me toe om me overeind te helpen, maar mijn vader droeg hem op me te laten liggen zoals ik lag. De dossa pakte de schep en ging verder met mijn werk.

Toen we thuiskwamen, schrok mijn moeder vreselijk van hoe ik eruitzag. Ze schreeuwde tegen mijn vader, die Henry-Joe en Jimmy uit de trailer schopte. Hij zei hen dat ze buiten moesten gaan spelen en sleurde mijn moeder naar binnen.

Mij liet hij buiten staan, onder het zand en het bloed. En op dat moment wist ik dat ik er klaar mee was. Ik moest weg. Ik rende het laantje uit, door het kamp en naar het bejaardenkamp ernaast. Ik hoopte zo dat ik Calebs oranje pompoenautootje zou zien.

Toen ik de hoek omsloeg, sprong mijn hart op – hij stond er. Hij was na zijn werk gekomen om op me te wachten, zoals hij iedere dag had gedaan in de hoop dat het me zou lukken om naar buiten te glippen. Ik opende het portier en stapte in, en we barstten beiden in huilen uit. De blijdschap dat we elkaar hadden teruggevonden werd gedempt door mijn angst en Calebs ontzetting bij de aanblik van mijn gehavende gezicht.

Terwijl hij zijn tranen afveegde aan zijn mouw, reed hij weg en hij reed door totdat we een rustige zijweg hadden gevonden waar we konden stoppen om te praten.

Ik vertelde hem alles, inclusief wat Joseph me had aangedaan en mijn echte leeftijd. En ik vertelde hem dat ik niet langer in de buurt van mijn vader kon zijn of kon verbergen wie ik echt was.

Caleb luisterde en vertelde me daarna dat hij had geraden dat ik veel jonger was dan ik beweerde, maar dat hij geschokt was om erachter te komen dat ik nog maar vijftien was.

‘Hoe wist je het?’ vroeg ik.

‘Omdat steeds, als we praatten over de Roma die zo vroeg trouwen, ik me afvroeg waarom jij en je vrienden dat allemaal nog niet deden. En trouwens, welke twintigjarige moet op tijd thuis zijn en leeft nog steeds volgens zijn vaders regels?’

Het was een goed punt. En het deed me inzien dat, als ik hier bleef, ik helemaal nooit zou ontsnappen aan mijn vader. Niet wanneer ik twintig was; zelfs niet wanneer ik veertig was. Ik zou nooit zijn wat ik wilde en ik zou nooit uit zijn schaduw treden. Ik kon mijn hele leven weggooien door te proberen zijn goedkeuring te winnen en daar nooit in te slagen.

Ik moest accepteren dat hij nooit zou veranderen.

Ik vertelde Caleb hoe wanhopig ik was.

‘Ik weet het’, zei hij. ‘Daarom ga ik je weghalen.’

Hij had een plan. Hij was benoemd tot manager van een Dyna Bowl verder naar het noorden en hij zou de volgende week vertrekken om aan zijn nieuwe baan te beginnen. Hij vroeg me om twee maanden te wachten, zodat de Roma zijn vertrek niet zouden koppelen aan het mijne, en hem dan te volgen. Hij zou op me wachten en we zouden samen een nieuw leven beginnen.

Ik was gelukkig, opgewonden – en bang. Konden we dit echt doen? Kon ik het aan om mijn moeder, Frankie, de jongens en Minnie te verlaten, wetend dat ik ze misschien nooit meer zou zien? Het zou mijn hart breken.

Maar ik moest weg.

Ik had zo vaak van ontsnappen gedroomd. Maar tot nu toe had ik geen idee gehad van hoe ik zou overleven. Nu had ik iemand die van me hield, die me zou laten zien hoe ik een leven kon opbouwen in de Gorgia-wereld. Dit was het goede moment.

Toen ik een uur later terugkwam in het kamp, was mijn afwezigheid niet eens opgemerkt. Mijn moeder vulde een kom met heet water en gaf hem aan me. Ze had een blauw oog en verschillende grote blauwe plekken. We keken elkaar aan en hielden onze tranen in. En toen ik me omdraaide om naar mijn trailer te lopen, wreef ze over mijn rug. ‘Was die ouwe klootzak van je af, mijn jongen. Ik hou van je.’

Het was nog maar de tweede keer dat ik haar dat ooit had horen zeggen. Ik keek haar aan en voelde zoveel liefde. Ze had altijd haar best gedaan om voor me te vechten. En nu ging ik haar verlaten.

De dag voordat Caleb vertrok voor zijn nieuwe baan, glipte ik vroeg weg en ging de dag met hem doorbrengen. Ik wist dat ik me mijn vaders woede op de hals haalde wanneer ik terugkwam, maar dat was het waard, om een paar kostbare uren samen te hebben.

Caleb reed me ruim voordat mijn vader thuis moest komen van zijn werk, naar huis. Maar hij had ons door en wachtte ons op. Ik sprong uit Calebs auto en mijn vader sprong in die van hem en stoof achter Caleb aan. Ik was doodsbang, maar toen mijn vader een uur later terugkwam, bevestigde zijn slechte humeur me dat hij hem gelukkig niet te pakken had gekregen.

Ik werd weer geslagen, maar het kon me niet schelen. Met pijn en onder het bloed ging ik in mijn bed liggen en droomde over mijn vrijheid.

De volgende paar maanden bleef ik aan het werk gaan met mijn vader en bracht ik de avonden door met mijn moeder. Ik zei niets tegen haar over Caleb of mijn gevoelens voor hem, maar ik wist dat zij wist dat er iemand was. En ze wist ook dat ik ongelukkig was.

Op een avond glipte Frankie de trailer binnen, met een grijns. ‘Raad eens wat ik vandaag heb gedaan?’ zei ze.

‘Wat dan?’

‘Ik ben getrouwd.’

Ik hapte naar adem. ‘Ben je met Wisdom getrouwd?’

‘Ja. Ik hou van hem, Mikey, hij is het voor me. Ik wilde niet langer wachten. We zijn naar de burgerlijke stand gegaan en hebben het gedaan.’

Ik was geschokt en ergens ook verdrietig. Ik had me een grote bruiloft voorgesteld voor Frankie, met de hele familie erbij. En ik wilde dat ze een goede man zou vinden. Ze zou maar één kans in haar leven krijgen en ik was erg bang dat ze die had verknald door ervandoor te gaan en te trouwen met een proleet als Wisdom. Maar dat zei ik allemaal niet.

‘Gefeliciteerd, zus. Ik ben blij als jij gelukkig bent.’

‘Dat ben ik’, grijnsde ze. ‘Ik wacht op het juiste moment om het aan ma te vertellen en dan helpt zij me met pa. Vertel het nog even aan niemand.’

‘Natuurlijk niet.’

Een paar dagen later kon ik het kamp uit glippen om Caleb te bellen. De twee maanden waren bijna om, hij was gesetteld en ik wilde niet nog langer wachten. We spraken af dat hij me een week later zou komen halen.

De dag voordat ik zou vertrekken, was het helder en heet en ik keek toe, terwijl mijn vader de zevenjarige Jimmy bokstraining gaf. Ik had een déjà vu toen ik zag dat Jimmy begon te huilen na een stomp van mijn vader. Beng, beng, beng; hij sloeg hem nog drie keer.

Ik sprong uit de trailer. ‘Laat hem met rust’, riep ik.

Toen mijn vader zich omdraaide om me weg te slaan, kwamen ook mijn moeder en mijn zus tegen hem in opstand.

‘Ik zweer het bij God, Frank, als jij die jongen nog eens aanraakt, vermoord ik je persoonlijk’, schreeuwde mijn moeder, kwader dan ik haar ooit had gezien.

Mijn vader trok een hand terug om haar te slaan.

‘Toe maar dan’, schreeuwde ze. ‘Ik zweer het, Frankie, ik bel nu de smerissen en laat je voor de rest van je leven opsluiten.’

Toen de ruzie voortraasde en Frankie zich ermee ging bemoeien, greep ik Henry-Joe en Jimmy en leidde hen weg.

We wandelden door de velden achter het kamp en ik vertelde hun dat ik wegging. Ik wilde het hun laten weten, zodat ze niet wakker zouden worden, dan zouden merken dat ik vertrokken was en zouden denken dat ik niet om hen had gegeven. Ik zei tegen hen dat ze nooit de rottigheid van mijn vader moesten pikken, die ik had gepikt. Henry-Joe was op zijn negende al zo volwassen; hij begreep die hele obsessie van onze familie voor het vechten al bijna net zo goed als ik. Maar hij wist dat het zijn strijd zou zijn om Jimmy te beschermen. De twee jongens waren begripvol, mooi en onschuldig. Ik reikte naar beneden, pakte hen allebei vast en omhelsde ze zo stevig als ik kon.

‘Jullie grote broer houdt van jullie, vergeet dat niet’, fluisterde ik. ‘En zeg het ook voor me tegen Minnie, als ze oud genoeg is om het te begrijpen.’

Toen we terugkwamen, wenkte tante Minnie me. Mijn moeder en vader, oom Jaybus, Frankie en Romaine waren allemaal verzameld in tante Minnies trailer, de ruzie over Jimmy was vergeten.

‘Er is hier iemand om met je te vechten’, zeiden ze in koor. Ik stapte de trailer in.

‘Wie is het?’

‘Davey Nelson’, zei Frankie. Ik keek naar onze staplaats en zag dat zijn busje ernaast stond geparkeerd.

‘Wat moet de jongen doen?’ vroeg tante Minnie. ‘Dat is een ruwe vent.’

‘Ik weet het niet’, zei Romaine, terwijl ze door de gordijnen gluurde. Toen begonnen ze allemaal te praten en aan me te vertellen wat ik moest doen, hoe ik hem moest aanpakken of weg moest lopen. Maar mijn vaders stem was harder dan alle andere. ‘Als je die jongen niet verslaat, sla ik je helemaal naar Basingstoke.’

Het was dezelfde zin die ik hem had horen zeggen in die boksclub toen ik zes was en sindsdien keer op keer.

Ik opende de trailerdeur en beende naar buiten. Mijn moeder rende me achterna.

‘Mikey, je hoeft niet naar die jongen toe te gaan, als je dat niet wilt.’

Ik keek haar aan. ‘Het komt wel goed.’

Ik liep naar de geparkeerde bus en zonder de jongen die erin zat ook maar de kans te geven om de uitdaging uit te spreken, opende ik de deur en sleurde hem eruit.

Plotseling flitste het allemaal voor mijn ogen. De gevechten, de aframmelingen, de vernederingen en beledigingen. En al die jaren waarin ik mezelf haatte vanwege deze stomme sport.

Ik stompte, en ik stompte, en ik stompte hem nog eens, en nog eens, totdat ik de huid van mijn knokkels scheurde en het bloed van zijn gezicht over mijn hele handen zat.

Hij viel op de grond, ik stapte achteruit en wachtte tot hij opstond, terwijl het hele kamp eromheen kwam staan. Hij klauterde overeind, stapte weer in zijn bus en was weg.

Het was me gelukt. Dit was het moment waar mijn vader al die jaren op had gewacht. Het enige wat hij ooit had gewild, was dat zijn zoon publiekelijk iemand helemaal aan barrels sloeg.

Plotseling stond er een andere vader voor me. Hij straalde van trots, klopte me op de rug en probeerde mijn arm op te heffen, zoals bij een kampioen. Ik trok me los uit zijn greep en liep weg.

Ik was helemaal niet trots. Het enige wat ik kon denken, was wat een verspilling van een leven het was, om een of andere pestkop tot moes te slaan die het verdiende om te worden verslagen door een betere man dan ik.

Ik voelde me verdoofd.

De volgende dag regende het. Ik pakte een tas in en gooide hem uit ons trailerraam achter in de pick-up.

Toen ik naar buiten ging, zag ik dat ons busje weg was. Mijn vader zag me kijken naar de lege plek.

‘Je moeder is weg om wat spullen op te halen bij je oma Bettie.’

Na opa Tommy’s dood, een paar maanden geleden, was oma Bettie in een bungalow getrokken op een half uurtje rijden bij ons vandaan.

Ik voelde me overmand door verdriet. Ik had haar nog een keer willen zien. Maar ik kon het me niet veroorloven om te wachten. Ik hoopte dat ze het me zou vergeven.

Ik greep de sleutels van de pick-up.

‘Waar ga jij naartoe?’ brulde mijn vader.

‘Alleen even ma bellen vanuit de telefooncel’, riep ik.

‘Je bent binnen vijf minuten terug; je mag nog steeds dit terrein niet af en ik heb de wagen nodig’, schreeuwde hij.

Mijn hart sloeg slagen over toen ik de weg op vloog naar de telefooncel. Toen ik daar aankwam, sprong ik uit de pick-up, gooide mijn tas in een heg en stopte mijn laatste tienpencemunt in de telefoon. Caleb was de vorige avond teruggekomen naar Newark en wachtte in het huis van zijn familie op mijn telefoontje.

‘Kom je?’

‘Ja’, antwoordde ik. ‘Schiet op.’

Ik legde de hoorn neer en reed terug naar het kamp.

Ik parkeerde de pick-up, gooide de sleutels op de tafel binnen en stond aan de rand van onze staplaats. Ik kon Romaine en tante Minnie horen meezingen met hun Whitney Houstonplaat, terwijl ze hun trailers schoonmaakten die een paar meter verder stonden. Ik zwaaide naar Frankie, toen zij en Kayla-Jayne naar het toiletblok liepen. Het gewone leven. Maar ik zou het nooit meer zien.

Ik zwaaide naar Frankie. Ik zou haar missen, maar ik had het gevoel dat ik haar op een bepaalde manier al jaren geleden verloren was. We waren ooit zo close, maar ze was niet meer de beste vriend waar ik mee speelde toen we kinderen waren. De invloed van Wisdom, de lange nachten en de drugs hadden haar zo veranderd. Ik vond wat ze was geworden niet leuk en ik hoopte dat ze ooit weer de geweldige, grappige, vriendelijke meid zou zijn die ze ooit was geweest.

Ik keek mijn ouders’ trailer in en zag dat mijn vader verdiept was in een oude western op tv.

Ik draaide me om en liep naar het einde van het kamp, de hoek om. Toen begon ik te rennen. Plotseling rende ik voor mijn leven; voorbij het huis waar Adam vroeger had gewoond, onder de bomen, door het voorste kamp en richting de poort. De wind floot en sloeg in mijn gezicht toen ik op snelheid kwam.

Toen hoorde ik mijn broers naar me roepen. Ze stoven op me af, onder de modder.

‘Ga je nu?’ vroeg Henry-Joe.

Ik omhelsde hen.

‘Ik hou van jullie allebei, vergeet dat nooit.’

Henry-Joe glimlachte. ‘Pas goed op jezelf.’ Hij klonk al als een kleine man.

‘We zullen lief zijn’, zei Jimmy.

We zwaaiden ten afscheid, terwijl ik rende zo hard als ik kon, naar de weg waar Caleb op me wachtte bij de telefooncel. Ik sleepte mijn tas uit de heg, gooide hem achter in de auto en sprong erin, terwijl Caleb optrok en wegscheurde.

Ik veegde de tranen uit mijn ogen. De weg voor ons was recht en leeg. De zon was tevoorschijn gekomen.