7

Bende van vier

Horatio Caine, die toch al een onrustige nacht had, werd meteen wakker toen de telefoon ging. Op zijn wekker zag hij dat het even voor vieren was.

De CSI-chef trok snel een wit T-shirt aan, een zwarte broek en zijn CSI-jack. Terwijl hij naar zijn auto liep, bedacht hij opeens iets. Hij klapte zijn telefoon open en toetste een nummer in. 'Burnett,' klonk de bekende stem, dik van de slaap en waarschijn­lijk de slaapmiddelen.

'Met Horatio. Ik hoorde dat je naar huis gestuurd was. Sorry voor het tijdstip.'

'Een slecht geweten krijgt geen rust.'

'Een goed al evenmin, blijkbaar.' Caine leunde tegen zijn auto. 'Hoe is het met je arm?'

'Ik zal niet zo snel meer gekozen worden als pitcher. Verder is het intussen niet meer dan een flinke schram. Ze hebben me die ene nacht puur ter observatie vastgehouden. Maar wat is er? Je belt me niet om vier uur 's nachts om over mijn gezondheid te praten.' 'Nou, eigenlijk wel. Ik wilde weten of je alweer aan de slag kunt.' 'Zoals ik al zei, als ik maar niet hoef te pitchen.' 'Luister, ik weet dat dit te snel is... Na Joanna.' Jezus, ze was nog niet eens begraven.

'Dat is precies de reden dat het niet te snel is, Horatio. Heb je beet?' 'Ik heb je hulp nodig. Iemand wilde jou en je kennis onschadelijk maken. Ik zou die kennis nu goed kunnen gebruiken. Kan ik je spreken?'

'Waar zit je?' vroeg Burnett zakelijk. Caine vertelde het hem. 'Wow,' zei Burnett. 'Terug naar dat adres?' 'Terug naar dat adres.'

Het geluid van Burnett die overeind ging zitten in bed werd gevolgd door: 'Luister, ik heb Nickerson hier als babysit. Die logeert hier een paar dagen om me te helpen... nou ja, met een paar dingen. Je weet wel.'

Burnett had het over een andere DEA-agent, zijn vroegere partner Gabe Nickerson, die nu met pensioen was. 'Een goede vriend is goud waard,' zei Caine. 'Is het goed als ik hem meeneem? Hij zit al een tijdje op de reserve­bank, maar hij is het nog niet verleerd.' 'Zijn hulp is zeer welkom.'

Een half uur later stond Caine weer op de stoep van het Archer Hotel. Vannacht regende het niet, maar er woei wel een stevige bries vanuit zee, als de geest van het noodweer van die noodlottige eerste avond, wat het beslist kil maakte.

Een paar straten verderop hadden de toeristen hun bed opgezocht en de woning van Versace stond daar nu als een stil eerbetoon aan de overleden ontwerper. Caine herinnerde zich de dag nog maar al te goed dat hij was opgeroepen om naar dat adres te komen, toen Gianni Versace bij zijn voordeur was neergeschoten. De beroemde ontwerper, die even naar buiten was gekomen om zijn post of de krant te halen, was letterlijk uit zijn sloffen geblazen met een schot door zijn hoofd. Ze hadden twee 40 kaliber patroon­hulzen aangetroffen en een dode duif. De daaropvolgende zoek­tocht had hen naar Andrew Cunanan geleid. De moordenaar van Versace lag in een woonboot op bed met een pistool in zijn mond. De politie van Miami had zich een slag in de rondte gewerkt aan die zaak maar zodra het verhaal in de nationale kranten kwam, had de FBI zich op de voorgrond gedrongen om zo alle eer op te strijken voor het opsporen van die gestoorde moordenaar. Dat was ook de reden dat een zaak als deze met zijn onduidelijk afgebakende terri­toriale grenzen alle stekels overeind deed staan en zeer gevoelig lag. Caine stelde het zeer op prijs dat Jeremy Burnett niet zo'n aan­dachtzoeker was die per se in de schijnwerpers wilde staan. Burnett streek graag met de eer als hij daar recht op had en hij nam de schuld op zich als hij geblunderd had. En hij zorgde er altijd voor dat, als iemand van de plaatselijke politie hem geholpen had, dat individu de eer kreeg die hij verdiende. Bij de politie van Miami werd over Burnett gepraat als een goede vent, hogere lof was niet denkbaar voor een federaal agent.

'Ik dacht dat het altijd de moordenaar was die terugkeert naar de plaats van het misdrijf,' zei een stem achter Caine. Hij draaide zich om en zag Burnett met de schaduw van een glim­lach op zijn verder zo gekwelde gezicht. 'Vannacht worden er wel meer regels gebroken,' zei Caine. De narcoticaman zag er uitgemergeld uit en een gezonde baardgroei verklapte Caine dat de man zich sinds de aanval op zijn huis niet meer geschoren had. Burnetts haar was keurig gekamd en zijn ogen stonden scherp. Hij droeg een grijs pak en een netjes geknoopte das. Maar hij verkeerde nog steeds in shocktoestand, wat niet meer dan normaal was voor iemand wiens vrouw nog geen zestig uur geleden vermoord was en die zelf was beschoten. Caine hoopte niet dat hij er verkeerd aan deed door de man hierbij te betrekken.

Burnett werd vergezeld door een lange, slanke zwarte man met kort zwart haar, waarin flink wat grijs doorschemerde en heldere, oplet­tende bruine ogen. Gabe Nickerson was een gezonde, fitte vijftiger bij wie je alleen aan zijn ongeveer vijf kilo te veel zag dat zijn pen­sionering toch niet zonder gevolgen was gebleven. Caine was blij dat Nickerson bij zijn ex-partner logeerde. Hij wist nog goed hoe hard de klap van Rays dood de eerste dagen was aan­gekomen en hij wist dat Burnett nu wel wat steun en gezelschap kon gebruiken.

'Jongens, ik wil me bij voorbaat verontschuldigen omdat jullie natuurlijk op jullie lazer gaan krijgen dat jullie hier zijn,' zei Caine. 'Door Matthers.'

'Zou hij me ontslaan, denk je?' zei Nickerson met zijn innemende zware stem.

'Ik bedoel vooral omdat jullie, en dan in het bijzonder jij, Jeremy, nogal tegenstrijdige belangen hebben. Laten we vooraf maar vast­stellen dat ik jullie verzocht heb om mij bij te staan.' Burnett legde zijn hand op de schouder van de technisch recher­cheur. 'Heb jij zelf dan nog geen uitbrander gehad omdat je je

bemoeit met het onderzoek naar de moord op een vriendin van je? Dat lijkt me toch ook in strijd met het beleid.' 'Met al die lichamen die zich opstapelen,' zei Caine, 'en de voort­durende dreiging van inzet van het leger denk ik niet dat mijn bazen het in hun hoofd zullen halen mij van welke zaak dan ook af te halen.'

'Ik neem aan dat we niet uit nostalgische overwegingen bij het Archer zijn,' zei Burnett, 'en ook niet om een misdrijf na te spelen.' 'Dat heb je heel goed begrepen,' zei Caine. 'Er is hier iets gebeurd vannacht.'

Burnett en Nickerson keken hem allebei vragend aan. 'Bedoel je dat de moordenaar écht is teruggekeerd naar de plaats van het misdrijf?' vroeg Burnett.

'Laten we maar eens gaan kijken, vinden jullie ook niet?' 'Ben je dan nog niet binnen geweest, Horatio?' vroeg Nickerson. 'Nee. Ik ben ook net gebeld dat er weer bendeleden zijn vermoord en dat er vier nog niet geïdentificeerde slachtoffers zijn. Daarom zijn jullie hier: om ons te vertellen wie de doden zijn en om me daarna wat meer over de politieke achtergronden te vertellen van wat hier heeft plaatsgevonden.' 'Na u,' zei Burnett.

Het oude, gerafelde politielint was intussen vervangen door nieuwe stroken. De gevel van het hotel zat nog steeds dichtgetimmerd, maar door een groot aantal gaten in het triplex scheen licht naar buiten van halogeenlampen die binnen waren neergezet. Het trio moest omlopen via een steegje aan de achterkant om binnen te komen.

De achterdeur leidde naar een smal gangetje, waarna ze in de keu­ken terechtkwamen. Hier aan de achterkant leek er niets aan de hand te zijn, ook al was het licht uit en kwam de enige verlichting van die halogeenlampen (die via generatoren van stroom werden voorzien).

'Nog steeds geen elektriciteit in het gebouw, zeker?' vroeg Nic­kerson, toen ze langs de roestvrijstalen werkbladen en kastjes liepen. Caine knikte. 'De kogels hebben veel schade veroorzaakt. De eige­naren overwegen een grootscheepse verbouwing.'

'Waar waren zij eigenlijk op de avond van de schietpartij?' grapte Nickerson.

'En het hotel zelf?' vroeg Burnett.

'Dat gaat waarschijnlijk binnenkort weer open, hoewel dit soort dingen niet bepaald goede reclame zijn.'

Caine liep langs de trap achter in het gebouw, rechts van hem, en duwde de klapdeur open die vanuit de keuken toegang gaf tot de bar in de lobby, waar de halogeenlampen opgesteld stonden. In combinatie met het triplex voor de ramen kreeg het geheel het aan­zien van een oorlogsgebied, ook als je het gebroken glas wegdacht. Maar er was een nieuwe puinzooi gemaakt in de gesloten bar. In het midden van de ruimte waren twee tafeltjes omgegooid en elk was doorzeefd met kogels. Acht kapotgeschoten klapstoeltjes, van metaal met slordige gaten en lelijke deuken, lagen in vreemde hoe­ken in de kamer en rond de tafeltjes lagen vier lichamen languit op de grond.

Caine liet zijn gasten even achter om bij de plaats delict te gaan kij­ken.

Speedle, Calleigh en Delko waren al een tijdje aanwezig en waren hard aan het werk. Calleigh was patroonhulzen aan het verzamelen bij de bar, Delko fotografeerde de lichamen en Speed onderzocht de ruimte op sporen.

Ze zagen er alledrie weinig fleuriger uit dan de lijken; zelfs Calleigh had donkere kringen onder haar ogen. De door de bendeoorlog genoodzaakte dubbele diensten begonnen hun tol te eisen. Het viertal op de grond bestond uit twee Latino's en twee zwarte mannen, allemaal doodgeschoten en allemaal verschillende malen geraakt. Caine herkende er meteen al twee.

Helaas zag Caine dat een van de doden Manny Calisto was en de CSI-chef besefte onmiddellijk dat hij een grote fout gemaakt had door Burnett hier te laten komen.

Caine liep terug naar de plaats waar hij de twee mannen had ach­tergelaten, ging tussen hen en de doden in staan en stak zijn handen in de lucht, alsof hij zich overgaf en zei: 'Ik zal jou en Gabe moeten verzoeken weer naar buiten te gaan, Jeremy.' Burnett keek verbaasd en verward. 'Waar is dat voor nodig?'

Caine dacht erover na en besloot eerlijk te zijn. 'We hebben die let­ters van dat nummerbord van de schutter bij jouw huis door de computer gehaald.' 'En wat kwam daaruit?'

'Die kwamen overeen met letters uit het nummerbord van een Lexus die in het bezit is van Manny Calisto.' 'Verdomme. Ik had toch ook al gezegd dat het Calisto's auto leek?' Toen begon het kwartje opeens te vallen bij Burnett. 'O, shit... dan is Calisto zeker een van de doden hier? Heb je hem gezien, Hora­tio?'

'Ik heb hem gezien.'

'Wat van mij een belanghebbende partij maakt.' 'Meer dan dat, ben ik bang.'

Nickerson trok Burnett aan zijn mouw. "Hij bedoelt dat je een ver­dachte bent.'

Burnett keek Caine aan en hun blikken hielden elkaar vast. 'Tenzij,' zei Caine op afgemeten toon, 'jij me een waterdicht alibi kunt geven voor het tijdstip van de moord, ben je inderdaad een verdachte.'

'Je weet dat dat onzin is,' zei Nickerson fronsend.

'Maar jij had het ook meteen in de gaten, Gabe,' zei Caine. 'Je bent

tenslotte een politieman.'

De grote man wilde net aan een tirade beginnen, maar voor hij dat kon doen, stak Burnett zijn hand op.

'Horatio heeft gelijk,' zei Burnett. Hij keek zijn vroegere partner aan. 'En jouw instinct was ook correct, Gabe.' Hij draaide zich weer om naar Caine en zei: 'Laten we dit nu meteen maar afwikkelen.' 'Prima,' zei Caine, 'maar niet hier.'

Caine leidde het duo weer mee naar buiten, waar ze de straat over­staken en hun gesprek hervatten in de schaduw van de woning van Versace.

'Wat denk je dat het tijdstip van overlijden is?' vroeg Burnett zake­lijk. 'Hebben ze je dat door de telefoon ook verteld?' 'Ja. En tenzij de lijkschouwer opeens van gedachten verandert, was dat ongeveer een uur geleden, net na drieën.' 'Nou, dat is dan niet moeilijk,' zei Nickerson. 'Toen was hij bij mij.

We lagen te slapen.'

Burnett knikte. 'Gabe is niet van mijn zijde geweken sinds hij me uit het ziekenhuis heeft opgehaald.'

Caine keek Nickerson lang en doordringend aan. Hij kende de man al jaren en wist dat hij net zo recht door zee was als Burnett. Het probleem was alleen dat sommige mensen zouden zeggen dat vrien­den zoals zij elkaar altijd in bescherming zouden nemen, politie­mannen die jarenlang hadden samengewerkt waren net als solda­ten. Dat was een band die soms verder ging dan een familieband. Maar hij ging echt niet zo ver dat hij de twee zou straffen voor het feit dat ze politiemensen waren.

'Goed,' zei Caine. 'Ik geloof jullie, maar jullie kunnen hier niet meer naar binnen. Hebben jullie iets aangeraakt, toen jullie daar waren?'

Ze schudden allebei van nee.

Met zijn handen op zijn heupen staarde Caine in de verte, terwijl hij alles overdacht.

Toen zei hij: 'Jullie stonden ver genoeg van de lichamen vandaan

om geen sporen na te laten in hun buurt...'

Nickerson liep te ijsberen. 'Dit is toch te gek.

Burnett bleef daarentegen kalm. 'Je weet hoe het gaat, Gabe,' zei

hij. 'Als Horatio de moordenaars te pakken krijgt, wil hij niet dat

wij op wat voor manier dan ook de plaats delict besmet hebben.'

'Maar wij zijn van de politie!' barstte Nickerson uit.

'Jij niet meer,' bracht Burnett hem in herinnering. 'Jij bent een

vriend van een politieman wiens vrouw hoogstwaarschijnlijk door

een van deze mannen gedood is. Rustig aan nou maar.'

'Dat lijkt me een goed advies,' zei Caine.

'Gabe, de advocaat van de verdediging zou hier meteen mee aan de haal gaan,' vervolgde Burnett. 'Mijn aanwezigheid hier zou voor gerede twijfel kunnen zorgen.'

'Luister naar hem,' zei Caine. 'Jeremy, ik stel je begrip enorm op prijs, vooral aangezien ik degene was die je erbij gehaald heeft.' 'Dat is geen punt, Horatio. Je hebt je hart op de goede plaats.' 'Mooi zo. Maar nu moet ik mijn hoofd er ook nog bijhouden en snel weer naar binnen gaan. Zonder jullie.'

Nickerson, die intussen wel gekalmeerd was, maar nog steeds niet helemaal snapte hoe het zat, zei: 'Wat? Worden we nu aan de kant geschoven?'

'Ik zou het zeer op prijs stellen als jullie hier nog even zouden wil­len blijven,' zei Caine. 'Ik ben over vijf minuten weer terug met Polaroids van de doden.'

'O, we mogen je nog wel helpen met de identificatie,' zei Nic­kerson, enigszins mokkend. 'Graag.'

'Geen punt,' zei Burnett weer. 'We wachten wel.'

Maar Caine was daar niet zo zeker van, toen hij zag hoe Nickerson

alweer op de stoep aan het ijsberen was.

In het hotel kreeg Caine een Polaroidcamera van Speedle, waarmee hij snel een paar foto's maakte van de gezichten van de vier dode mannen. Daar liep hij mee naar buiten om ze aan Burnett en Nic­kerson te laten zien.

'Calisto, natuurlijk,' zei Burnett ten overvloede, toen hij de eerste foto zag en hem daarna doorgaf aan Nickerson. 'Mooier dan ooit,' was de grote man met hem eens. Caine overhandigde Burnett de volgende foto, het andere gezicht dat hij al herkend had.

'"Er is meer tussen hemel en aarde, Horatio,'" begon Burnett, toen hij de foto zag.

Caines ogen vernauwden zich. 'Peter Shakespeare?' 'Dat is hem. De leider van de Trenches.'

Nickerson fronste zijn wenkbrauwen. "Hadden de Trenches en de Mitus een bijeenkomst? Is dat niet net zoiets als wanneer de Hatfields om de tafel zouden gaan zitten met de McCoys?' 'Net zoiets,' beaamde Caine. 'En misschien nog wel met anderen ook; we hebben daar vier stoelen meer dan er lichamen zijn. Mis­schien waren ze wel aan het wachten op iemand anders.' 'Een leverancier, misschien,' opperde Burnett. 'Misschien probeer­den ze hun zakelijke belangen uit te breiden door te proberen Men­doza bij hen in te lijven in de nasleep van de moord op Wallace door Calisto.'

'Misschien had iemand de bendeleiders uitgenodigd om samen de

vredespijp te roken,' zei Caine, en gingen in plaats daarvan de gas­ten zelf in rook op.'

Burnett en Nickerson wisselden betekenisvolle blikken uit.

'Dit lijkt me een Faucone,' zei Caine en hield Burnett de derde foto

voor: een licht getinte man met lange, slordige dreadlocks en een

kogelwond boven zijn rechteroog.

Maar Nickerson en Burnett schudden allebei van nee.

'Dat is Shakespeares tweede man,' zei Burnett. 'Ze noemen hem

Gele, maar zijn echte naam was...' Hij keek vragend om hulp naar

Nickerson.

'Kingsbury,' zei Nickerson. 'Robert Kingsbury.' 'Shakespeares tweede man?' vroeg Caine. 'Ik ken niet elke gangster hier in de stad, maar van degenen aan de top heb ik meestal wel eens gehoord. Waarom dan niet van hem?'

'Hij is nog maar onlangs gepromoveerd,' zei Burnett schouderophalend. 'Toen Marcus Harriot de bak indraaide.' 'En nu is hij alweer gepromoveerd,' zei Nickerson. 'Het graf in.' De naam Marcus Harriot kende Caine wel. Dat was Shakespeares vorige tweede man, die net levenslang gekregen had en naar de federale gevangenis in Atlanta was gestuurd.

'En nummer vier?' vroeg Caine, die de vierde Polaroid omhoog hield.

Burnett antwoordde zonder aarzelen. 'Jose Valdez, een van Calisto's bodyguards. Die zat het grootste deel van de tijd in Colombia en hij is geen familie van de Valdez met zijn ezel uit de koffiereclame.' 'Hij werd de laatste tijd steeds vaker in de omgeving van Miami gezien,' voegde Nickerson daaraan toe. 'Hij is een schietgraag klerelijertje.'

'Was,' zei Burnett met één opgetrokken wenkbrauw. Gaines ogen vernauwden zich weer. 'Heeft een van jullie misschien ook enig idee waarom deze twee groeperingen hier afgesproken kunnen hebben, anders dan uit zakelijke overwegingen?' 'Afgezien van jouw idee van een topontmoeting niet, nee,' zei Nic­kerson.

Burnett bleef een tijd stil. 'En als ze nou al gefuseerd waren. 'Ik ben een en al oor,' zei Caine.

'Misschien werkten ze ook al samen ten tijde van de aanslag op Wallace en die op mij. En kwamen ze nu samen op een neutrale plek waarvan niemand meer verwachtte dat er iets zou gebeuren...' 'Om hun volgende zet te bepalen,' pikte Nickerson al knikkend deze gedachtegang op. 'Misschien een aanslag op Chevalier en de Faucones, misschien op Las Culebras.'

Caine knikte. 'Enig idee wie deze laatste vier omgelegd kan hebben?' Nickerson lachte sarcastisch. 'Behalve mijn partner, bedoel je?' 'Gabe...' zei Burnett, licht vermanend. Toen wendde de narcotica-agent zich tot Caine. 'Chevalier of Mendoza waren er misschien achter gekomen wat Calisto en Shakespeare aan het doen waren en hebben hen daarom neergeknald... maar ik zou mijn geld eerder op de mensen van Wallace zetten.' 'O, ja?' zei Caine.

'Als ze erachter waren gekomen dat Calisto achter de moord op hun baas zat, zou het me helemaal niet verbazen als ze net zolang op de loer hebben gelegen tot zich een geschikte gelegenheid voordeed om hem koud te maken.'

'Bedankt, Jeremy,' knikte Caine, 'ik weet dat dit moeilijk voor je is, maar ik ben je heel dankbaar voor je medewerking.' De tranen sprongen Burnett opeens in de ogen. 'Horatio... ik heb weer het gevoel dat ik leef en dat is voor het eerst sinds...' Caine gaf zijn vriend een kneepje in zijn schouder. Nickerson stak zijn hand naar Caine uit om duidelijk te maken dat hij het hem niet meer kwalijk nam en de twee mannen namen afscheid.

Caine liep terug naar de populairste moordstek van Miami om zijn mensen te helpen bij het onderzoek van de plaats delict.

Tegen twaalven 's middags begonnen de uitslagen van het Archer binnen te druppelen.

Caine riep zijn team bij elkaar. Alexx leunde tegen de tafel tegen­over hem; Delko en Speedle zaten zoals gewoonlijk op een van de hoge werkbladen en Calleigh leunde tegen de deurpost. De ver­moeidheid was van hun gezichten af te lezen, maar ze keken nog wakker uit hun ogen.

'Weer vier lijken erbij,' zei Alexx. 'Allemaal doodgeschoten, maar ik denk wel dat in dit geval een ander geweer gebruikt is dan bij de aanvallen op Wallace en de Burnetts.'

Calleigh knikte. 'We weten dat bij die eerste twee aanslagen

dezelfde AK-47 is gebruikt. Dit keer gaat het om meer schutters,

allen met een ander wapen. Het lijkt erop dat er één HK53 bij zat

met een magazijn voor 5.56x45mm-patronen.'

'Heckler and Koch,' zei Caine met een misprijzend klikje van zijn

tong.

De beroemde Duitse wapenfabrikant had de HK53 speciaal ont­wikkeld voor de politie en voor antiterreureenheden; nu gebruikte de tegenpartij hem tegen de politie.

'Wapens zijn heel democratisch,' zei Calleigh. 'Die laten door ieder­een met zich spelen,'

Alexx vroeg of Caine er bezwaar tegen had als ze weer aan het werk ging. Hij liet haar gaan en benijdde haar niet om wat haar nog wachtte. Toen richtte hij zijn aandacht op Calleigh. 'En het andere wapen?' vroeg Caine haar.

'Waarschijnlijk een Ingram, dat is een .45 kaliber... tenzij onze moor­denaar van de oude school is en een Thompson heeft getrokken.' Ook de Ingram was oorspronkelijk voor de politie ontworpen, maar die kwam uit Peru. Dat betekende dat hij voor de drugkartels veel makkelijker op de zwarte markt te krijgen was. 'Dus,' zei Caine, 'we denken dat we hier niet met dezelfde schutters van doen hebben als de andere keren.'

'Afgaand op de wapens niet,' zei Calleigh. 'Dit lijkt eerder deel uit te maken van de escalerende bendeoorlog.' Ze lachte en haar ogen leken op te leven. 'Maar ik heb wel een paar interessante dingen ontdekt aan het geweer van LaRussa.' 'Namelijk?' vroeg Caine.

'Het is beslist het geweer dat gebruikt is om Kurt Wallace en Joanna Burnett mee te doden.'

Caines zucht klonk als de luchtstoot die volgt op een stomp in de maag. 'En hoe is het dan weer teruggekeerd naar die kluis?' Ze wierp hem haar breedste en stralendste lach toe. 'Ik hoop dat dat een retorische vraag is, Horatio, want ik heb geen flauw idee, maar ik weet zeker dat jij er wel een verklaring voor weet te vinden.' 'Dank je.'

'Zit onze vriend LaRussa hierachter?' vroeg Speedle. 'Het is nog te vroeg om daar wat over te zeggen,' antwoordde Caine. 'Hij heeft tot nu toe goed meegewerkt, al ging dat niet hele­maal spontaan. Maar ik zal nog eens met Ken gaan praten, als we hier klaar zijn.'

'En terwijl jij dat doet,' zei Speedle, moeten twee van ons misschien maar eens gaan babbelen met Andrew Chevalier.' 'De leider van de Faucones? Waarom?' vroeg Caine. 'Zijn vingerafdrukken zijn op een van de stoelen en een tafel in het Archer aangetroffen. Een van zijn volgelingen, een vent die Jean-Claude Navarre heet, was er ook. Zijn vingerafdrukken in ieder ge­val.'

'Dat begint meer en meer te lijken op een topontmoeting die een valstrik bleek,' zei Caine. 'Speed, zodra we hier klaar zijn, moet jij Tripp maar gaan zoeken om te kijken of hij met je mee wil naar Chevalier... als je hem weet te vinden, tenminste.' Delko trok zijn wenkbrauwen op. 'De bendeleiders die het over­leefd hebben, zullen zich de komende dagen wel gedeisd houden.' 'Een interessante observatie, al ligt hij wel een beetje voor de hand, Eric,' zei Caine. 'Is er nog meer wat wij moeten weten?' Delko knikte. 'Calleigh heeft dat Valor-pistool getest dat ik in het riool had gevonden. Het heeft niks met de schietpartij bij het Archer te maken, maar hij blijkt te zijn gebruikt bij een moord een maand geleden in het Bayfront Park.' 'Interessant,' zei Caine.

'Er is toen een vrouw doodgeschoten bij de schijnbare roof van een

handtas,' vulde Calleigh aan.

'Zijn daar meer bewijzen gevonden?' vroeg Caine.

'Niet veel,' nam Delko het woord weer. 'Geen tas of portemonnee.'

'Een naamloos slachtoffer, dus?' zei Caine.

'Dat was ze toen we haar vonden en dat is ze nog steeds.'

Caine dacht daar even over na en zei toen: 'Ga daar maar mee aan

de slag, zodra je even tijd hebt, Eric, maar voorlopig heb ik je nog

nodig bij de bendes.' 'Is goed,' zei Delko. 'O, en we hebben Calisto's wagen gevonden in een parkeergarage op Collins Avenue.' 'Vertel eens.'

'Een zilveren Lexus, met Dolphin nummerborden met het nummer LDX145, overeenkomend met de beschrijving die Jeremy Burnett ons heeft gegeven.' 'Was hij beschadigd?'

Delko schudde zijn hoofd. 'Nee. Hij zag eruit alsof hij zo uit de showroom kwam.'

'En we weten dat het moordvoertuig bij het Archer tegen een gepar­keerde auto is aangereden.'

Speed grijnsde. 'Hij heeft de tijd gehad om hem te laten repareren, H.'

'Dat is waar,' zei Caine. 'Laten we de Lexusdealers die ook repara­ties uitvoeren maar even afbellen.' 'En schroothandelaren?' vroeg Delko.

'Ja. Ga na of Calisto ergens een nieuwe bumper vandaan heeft. Ver­der nog iets?'

Delko had nog één ding. 'We hebben Shakespeares auto bij een parkeermeter op Ocean Drive gevonden. We hebben hem doorzocht, maar niks interessants gevonden.'

'Goed gedaan, allemaal,' zei Caine. 'Ik heb zelf verder niks. Iemand nog iets?'

Nee schuddend klommen Delko en Speed van hun hoge zitplaatsen af.

'Laten we dan maar gaan kijken,' zei Caine, 'of we die oorlog nog kunnen tegenhouden.'

Ken LaRussa zat met zijn handen als voor een gebed gevouwen ach­ter zijn gigantische bureau. Hij boog zich voorover en vroeg: 'Heb je al iets?'

'Ik heb gezegd dat, als ik iets zou vinden, ik je dat zou laten weten, Ken,' zei Horatio Caine, die tegenover hem zat. 'Mooi. Ik stel het zeer op prijs op de hoogte te blijven.' 'Calleigh heeft de kogels en de hulzen onderzocht. De AK-47 die je me meegegeven had, die Julian Pelitier heeft gebruikt om er die

mensen in Little Haiti mee om te leggen, is inderdaad hetzelfde wapen dat is gebruikt om Kurt Wallace en Joanna Burnett mee te doden.'

LaRussa trok bleek weg. 'Nee... Dat kan niet. Die kogelmeid van je moet nu toch echt een fout hebben gemaakt!' 'Kijk zelf maar, Ken.' Caine legde met een zwierig gebaar een foto op het bureau waarop twee naast elkaar liggende kogels afgebeeld stonden. De kenmerkende groeven die erop waren verschenen bij het verlaten van de hete loop waren duidelijk zichtbaar. En iden­tiek.'

Met een frons bestudeerde LaRussa de foto. 'Zijn die allebei...

afkomstig uit de AK?'

'Ja.'

'Hoe is dat nou in godsnaam mogelijk?'

'Tja, Ken, dat weet ik niet,' zei Caine eerlijk. 'Maar je kunt me maar beter helpen om daar een verklaring voor te vinden, voor jij de meest waarschijnlijke verdachte wordt van deze meervoudige moord.'

LaRussa's ogen werden even groot als verbijsterd. 'Verdachte?' Caine knikte.

LaRussa ging overeind zitten en zei: 'Ik zou maar uiterst voorzich­tig zijn met het rondstrooien van dat woord, Horatio.' 'Ik begrijp je reactie, Ken. Laten we het even samen stap voor stap doornemen. Jij hebt de verantwoordelijkheid voor dat depot.' 'Technisch gesproken wel, ja.' 'En jij houdt niet van drugsdealers.'

'Klopt,' zei LaRussa kortaf, terwijl zijn blik steeds weer naar de foto van de kogels afdwaalde die hij in zijn hand hield. 'Maar wie wel?' Onverstoorbaar ging Caine door: 'Jij kon erbij en je hebt een motief.'

LaRussa sloot zijn ogen. 'Oké. Oké. Ik snap wat je bedoelt.' 'Tenzij je natuurlijk een verklaring hebt voor de uitslag van Calleighs onderzoek zoals die daar op de foto te zien is.' De aanklager keek nog één keer naar de foto en wierp hem toen ver­moeid op zijn bureau. Hij steunde op een van zijn ellebogen en raakte met twee vingers zijn ogen aan.

'Die heb ik niet, dat weet je,' zei LaRussa. Toen ging de aanklager overeind zitten en legde zijn handen met de handpalmen naar bene­den op zijn bureau. 'We hebben het hier wel over mijn carrière.' 'Om precies te zijn, Ken, hebben we het over de levens van negen mensen, onder wie Joanna Burnett.'

'Het... het was niet mijn bedoeling het belang van de slachtoffers te bagatelliseren.'

'Ik wil dat je één vraag voor me beantwoordt, Ken. Kijk me aan, als­jeblieft.'

LaRussa's blik ontmoette die van Caine. 'Ben je schuldig, Ken?'

De vraag kwam aan als een vuistslag, maar meteen daarna ging hij overeind zitten en zei: 'Natuurlijk niet!'

Caine hield de blik van de man vast. 'Als je dat wel bent, Ken, dan zullen we dat bewijzen. Je weet hoe goed mijn mensen zijn.' Langzaam knikte LaRussa. 'Dat is alleen maar in mijn voordeel, Horatio, want ik ben onschuldig.' 'Weet je... ik geloof je.'

Er vlamde hoop op in de ogen van de aanklager.

Caine stak zijn wijsvinger in de lucht. 'En als je de waarheid spreekt

én mijn intuïtie klopt, dan weet ik zeker dat je er alle belang bij hebt

mij en mijn mensen je volledige medewerking te geven.'

Daar dacht LaRussa over na. 'Luister, Horatio. Ik ben ook een

jurist. En ik weet dat ik rechten heb...'

'Natuurlijk heb je die,' zei Caine schouderophalend. 'Ik dacht alleen dat je ons wel zou willen helpen je naam te zuiveren... voor­dat dit de media ter ore komt.' 'Is dit een dreigement om de pers erbij te halen?' 'Nee. Dat soort spelletjes spelen wij niet. Maar zoals je zelf al zei, werken we in grote gebouwen in een grote stad. We zullen zeer dis­creet te werk moeten gaan. En snel.'

LaRussa slikte en boog zich voorover. 'Ik ben er klaar voor om je alle medewerking te verlenen, Horatio. Wat kan ik voor je doen?' 'Om te beginnen wil ik een lijst hebben van alle bewakers van de ruimte waar het bewijsmateriaal ligt opgeslagen... en alle video­banden voor de momenten waarop er geen bewakers aanwezig waren.'

LaRussa zuchtte. 'En verder?'

Ik wil dat alle bewakingsmedewerkers die de omgeving van het gebouw in de gaten hielden op de momenten dat het depot niet bewaakt werd ondervraagd worden. Misschien hebben zij iets gezien, zonder dat ze dat op dat moment in de gaten hadden.' LaRussa's ogen verwijdden zich weer. 'Het zal heel wat tijd kosten om dat voor elkaar te krijgen.'

'Ik stel voor om dat binnen vierentwintig uur klaar te hebben,' zei

Caine. 'O ja, en we hebben een complete inventarislijst nodig van

alle wapens die er opgeslagen liggen.'

'Dat is tegen de regels op meer dan één punt.'

Caine glimlachte onbewogen. 'Kan ons dat echt wat schelen, Ken?

Denk je eens in: iemand heeft hier niet alleen een wapen vandaan

gesmokkeld, maar het ook weer stiekem teruggezet. Waar kun je

beter een wapen vandaan halen dan tussen duizenden andere. En is

er een betere verstopplaats denkbaar?'

'Je hebt gelijk,' zei LaRussa. Hij zag er tien jaar ouder uit dan toen Caine zijn kamer was binnengekomen. 'Hoe slecht sta ik ervoor, Horatio?'

'Nou, als je tegen me liegt en je zit hierachter, dan zit er wel een

dodelijke injectie voor je in, lijkt me.'

'Alsjeblieft...'

'Als je dit niet gedaan hebt, en dat denk ik, dan heb je in een van de aspecten van je taakomschrijving gefaald en daarvoor zul je door je baas wel op de vingers getikt worden.' 'En de pers?'

'Daar heb ik geen zeggenschap over. Maar van ons zal niemand hier wat over horen.'

Opeens liet LaRussa een holle schaterlach horen. 'Die AK-47 staat op dit moment weer hier beneden. Hoe weet je of ik hem niet zal vernietigen, Horatio? Of ik dat rotding niet gewoon in zee smijt?' 'Volgens mij hebben we, zelfs als je dat zou doen, nog wel genoeg bewijs over. Maar ik denk echt niet dat jij schuldig bent, Ken.' Dat leek de man weer enigszins een hart onder de riem te steken. 'Waarom niet, Horatio?'

'Jij bent Dirty Harry niet. Jij gaat niet in het rond lopen schieten om boeven uit de weg te ruimen. Jij wilt die bendeleden achter de tralies krijgen, om zo naam te maken en senator te kunnen worden. Jij bent geen misdadiger, Ken, jij bent een politicus.' LaRussa lachte nogmaals, grommend dit keer. 'Dat is dan nog iets.' 'Ach, misdadiger, politicus. Het ligt allemaal heel dicht bij elkaar.' Dit keer schudde LaRussa Caine niet de hand, toen hij de kamer uitliep.

Little Haiti bevatte enkele van Miami's oudere wijken, Little River, Lemon City, Buena Vista East en Edison Centre, en was een snel groeiend gedeelte van de hoofdstad van Florida. Met zijn 34.000 inwoners bruiste het er met dezelfde passie, muziek en felle kleuren als op zijn Caribische naamgenoot. Het middelpunt van de wijk lag rond Northeast Fiftyfourth Street, ruw­weg tussen North Miami Avenue en Biscayne Boulevard in, maar het strekte zich noordwaarts uit tot de straten rond Northeast Third Avenue en 80th Terrace, een wijk met een ander ritme, wat gedemptere kleuren en de broeierige wanhoop die zijn voorsprong vond in de oorlog die er dag en nacht woedde. Dit was het territorium van de Faucones, waar Andrew Chevalier de scepter zwaaide en Speedle en Tripp hadden er zonder enig suc­ces al bijna de hele middag rondgereden. Little Haiti was alleen in naam klein en ze waren er nog niet in geslaagd de leider van de Fau­cones te vinden.

Het feit dat hun niet gemarkeerde wagen ook zonder blauw en wit overduidelijk een politiewagen was, maakte het er niet beter op. Geen mens in deze omgeving had het erg op de politie begrepen en niemand wilde met ze praten.

Ze wilden er net maar een punt achter zetten voor die middag, toen Speedles mobiel overging. Hij graaide hem van zijn riem en drukte een knopje in. 'Speedle.' 'Horatio.'

'Sorry, H. Het zit ons niet mee. Chevalier is nergens te vinden. We hebben alledrie zijn vermeende adressen gecheckt, maar nada.' 'Dat komt omdat hij niet in Little Haiti is.' 'Waar is hij dan?'

"In een appartement bij het vliegveld. Hij zegt dat hij ons wil spre­ken.'

Er verscheen een frons op Speedles voorhoofd en een lach om zijn mond. 'Wil hij zich overgeven?'

'Ik weet het niet. Ik heb hem niet zelf aan de lijn gehad. Wil jij naar hem toe gaan? Jij bent er dichterbij dan ik. En Speed... hou je wapen bij de hand.'

Caine gaf hem het adres en niet lang daarna parkeerde Tripp de auto voor een laag, gepleisterd gebouw van twee verdiepingen hoog, dat de kleur had van oranje waterijs. Met zijn handen in zijn zij bekeek Speedle het gebouw en schatte dat het acht appartementen bevatte.

'H zei dat Chevalier op nummer acht zit, op de eerste verdieping achteraan,' zei Speedle wijzend.

'Nou,' zei Tripp en hij haalde zijn dienstwapen uit de holster op zijn heup, 'laten we dan maar eens gaan kijken wat deze bezorgde, rechtschapen burger ons te zeggen heeft.'

'Laten we dat maar doen,' zei Speed grijnzend, terwijl hij ook zijn wapen pakte.

Ze liepen een ondeugdelijke deur door en een trap op waarvan de vloerbedekking zo rafelig was dat je moest uitkijken om er niet ach­ter te blijven haken. Op de eerste verdieping lag diezelfde haveloze vloerbedekking. Ze liepen de gang door, langs de gedempte gelui­den van huilende kinderen en soaps en televisiespelletjes en bleven staan voor de laatste deur aan de linkerkant, appartement nummer acht.

De gang rook naar frituurvet, maar Speed wist niet of die geur uit nummer acht kwam of uit het appartement ertegenover. Ze bleven niet voor de deur staan, maar gingen elk met getrokken pistool aan één kant ervan staan. Tripp keek Speedle even aan en klopte toen aan.

Even later ging de deur een heel klein stukje open en liet een Afro-Amerikaanse vrouw hun haar halve gezicht zien, een stuurs maar knap half gezicht.

'Politie,' zei Tripp, met zijn vrije hand wijzend op de penning op de borstzak van zijn jasje. 'Ik ben rechercheur Tripp en dit is technisch rechercheur Speedle. We hadden begrepen dat meneer Chevalier wilde praten.'

'U heeft die wapens niet nodig.'

Tripp en Speedle keken elkaar aan en stopten hun pistool weer weg. Maar allebei lieten ze hun hand wel rusten op de geholsterde kolf. 'Dat is beter,' zei ze met haar zware Caraïbische accent en deed de deur dicht. Ze hoorden hoe het kettinkje van het slot gehaald werd. De vrouw deed de deur weer open en Speedle zag dat het halve gezicht dat hij door het kiertje gezien had, hem niet bedrogen had. De vrouw loog er echt niet om: lang en slank, Tyra Banks, maar dan met een kort, in plukjes geknipt afrokapsel, een T-shirt met het logo van de Cabrerra University Hurricanes en heel korte spijkershorts, met een trage manier van bewegen die hem het idee gaf dat elke actie haar te veel was.

Ze liepen een woonkamer binnen die was ingericht in een stijl die Speed aan woonwagenkampen deed denken: in een van de hoeken stond een tv op een pilaartje, omringd door een bank en twee zware leunstoelen van de kringloopwinkel, die eruitzagen alsof ze moge­lijk gered waren uit de faillissementsboedel van een strandhotel. In de eethoek rechts van hen stond een aluminium tafeltje met vier klapstoelen.

'Waar is Andrew Chevalier?' vroeg Tripp.

De vrouw krulde een van haar vingers en ging hen voor door de gang. Tripp ging voorop, zijn hand nog steeds op het wapen in de holster. Speed zag hoe Tripp een blik in de badkamer wierp zonder in de deuropening te gaan staan, zich vervolgens omdraaide en hetzelfde deed bij een slaapkamer aan de linkerkant. Toen Speedle er daarna langs liep, zag hij een schoon, maar piepklein badkamertje en een kleine, lege slaapkamer.

Hun gastvrouw bleef voor een deur rechts aan het eind van de gang staan. Ze klopte zacht en ging toen naar binnen, deed de deur ach­ter zich dicht en liet hen in de gang staan.

Ze hadden een glimp van een donkere slaapkamer gezien, maar wat veel opvallender was, was de stank die naar buiten kwam golven, waardoor Tripp een stap naar achteren deed en kokhalzend dichter bij Speed kwam staan.

'Wat is dat voor lucht?" vroeg hij. 'Kippenbloed,' zei Speedle.

De inspecteur keek Speedle aan met een blik die zei: 'Wat?' 'Een voodoo genezingsritueel.'

'Voodoo? Dat gedoe waarbij ze spelden in poppen prikken?' 'Voodoo,' zei Speedle, 'uit Haïti, Chevaliers geboortegrond. Veel mensen geloven dat Haïti ook de geboorteplaats is van de voodoo op dit halfrond.' 'Vertel eens.'

'Het is de afgelopen lente zelfs erkend als officiële godsdienst daar.' 'O ja? Help me eraan herinneren dat ik ook af en toe eens afstem op Discovery Channel.'

Speedle haalde zijn schouders op. 'Je zou het nog wel eens interes­sant kunnen vinden ook.'

De vrouw deed de deur weer open en knikte dat ze binnen konden komen.

Ze keken elkaar aan met wat-kan-het-ons-ook-schelen-blikken en volgden haar het duister in. Dit keer ging Speedle voorop, zorgvul­dig over het spoor van kippenbloed heen stappend dat achter de drempel op de grond lag.

De muren waren donkergrijs en er kwam alleen wat licht binnen via de gedeeltelijk gesloten luxaflex. Bijna de hele ruimte werd in beslag genomen door een enorm tweepersoonsbed waardoor je bijna geen stap kon verzetten in de kamer. Speedle zag dat het spoor van kip­penbloed langs alle muren liep en dat in alle vier de hoeken en voor het enige raam van de kamer dode kippen hingen, waarvan de nek was omgedraaid en de veren triest naar beneden hingen. Op het bed lag een naakte, grote, zwarte man met loshangende dreadlocks, een laken lukraak over zijn onderlichaam gegooid: Andrew Chevalier.

Speedle herkende de drugsdealer meteen, ondanks het feit dat het gezicht van de reusachtige man verborgen zat onder een met bloed doordrenkt verband. Andere verbanden bedekten wonden op zijn armen, op een van zijn benen en op een plek ter hoogte van zijn bekkenbeen aan de linkerkant.

De technisch rechercheur had in zijn loopbaan al genoeg schot­wonden gezien om te weten dat de vele en ernstige verwondingen die Andrew Chevalier had opgelopen hoogstwaarschijnlijk niet met voodoo-magie te verhelpen waren.