Eric Delko wist dat hij een goed idee had en toch was hij enigszins verbaasd toen Caine dat ook bleek te vinden. Het was niet zo dat zijn baas hem niet serieus nam of zo. Caine stond altijd open voor suggesties van zijn team. Aan de andere kant had hun leider zo'n sterke persoonlijkheid en was hij zo gedreven dat dat wel eens intimiderend werkte. Het had Delko er de eerste maanden dat hij hier werkte van weerhouden om op de voorgrond te treden.
Een afkeurende frons van Caine kwam bij Delko, die de man erg bewonderde, aan als een klap in zijn gezicht. Maar steeds vaker lukte het Delko de laatste tijd om zich niet langer een groentje' te voelen en zijn eigen inzichten voor het voetlicht te brengen. Het risico van een afkeurende blik van Caine was het waard, als je ook de kans liep die twee kostbare woorden in ontvangst te mogen nemen: 'Goed werk.'
Tien minuten nadat hij Caines goedkeuring had gekregen, kwam Delko uit het herentoilet van de hotelbar tevoorschijn in zijn zwarte, neopreen duikpak met de letters MDPD in geel op de rug. Een man die in duikersoutfit uit het herentoilet van een hotel kwam, was op zichzelf al merkwaardig genoeg, maar Delko had er nog een schepje bovenop gedaan door de bij het kostuum gebruikelijke flippers te vervangen door zware rubberen brandweerlaarzen. Er trok even een klein lachje over Caines gezicht toen hij op Delko afliep en zijn hand op diens schouder legde. 'En waar heb je die laarzen vandaan?' vroeg hij hem zachtjes.
'Eh, nou, die zijn, om het zo maar te zeggen, een maand of zes geleden van een vrachtwagen afgevallen.'
'En je bent nog niet in de gelegenheid geweest om ze terug te bezorgen?'
'Precies.'
'Dan wil ik er verder niets over horen,' zei Caine en hij hield zijn handen afwerend in de lucht. 'Ik voel er niks voor om alsnog medeplichtig gemaakt te worden. Ben je klaar om af te dalen en vuile handen te maken?' 'O, ja.'
Caine knikte in de richting van de straat. 'Er zit nog meer regen in de lucht, Eric. En je weet hoe snel het water hier stroomt. Het zou niet erg fraai op mijn cv staan als een van mijn mensen in het riool zou verdrinken. Laat me niet voor schut staan.' 'Dat zou ik nooit doen, H.'
Caine gaf Delko twee schouderklopjes, een klein gebaar dat een grote lach op het gezicht van de jonge technisch rechercheur toverde, ondanks de onsmakelijke taak die hem wachtte. Delko liep naar buiten naar de Hummer, waar Speedle op hem stond te wachten met handschoenen, een zaklamp en gereedschap. 'Je zult nog handen tekortkomen daar beneden,' zei Speed enigszins nors. 'Heb je gezelschap nodig?'
Gezien de vele malen dat Speed hem, de nieuwste aanwinst van het team, de vuile klusjes had laten opknappen, was Delko even in de verleiding om het aanbod aan te nemen. In plaats daarvan zei hij: 'Nee, dit moet ik alleen ook wel af kunnen. Maar bedankt voor het aanbod. Heb je de riem?'
Speedle overhandigde hem een nylon riem met een hoeveelheid zakken eraan waar Batman nog van onder de indruk zou zijn, alsmede een holster voor Delko's negen millimeter en een ring voor zijn zaklamp. Nadat Delko zijn wapen daarin had gestopt, pakte hij de grote zwarte lamp van Speed aan en stak die door de daarvoor bestemde lus in de riem. Zijn walkietalkie stopte hij in een grote zak op zijn heup.
Vervolgens hielp Speed hem met het koord op zijn rug en met het vastklemmen van het microfoontje aan de halsboord van zijn duikpak. Daarna maakte Delko een platte, zwarte schijf met een riempje aan de onderkant van zijn linkerpols vast: de Borealis Aqua Pulse, het nieuwste snufje op het gebied van onderwatermetaaldetectors. De Borealis was uitgerust met rode, gele en groene lichtjes in combinatie met lagefrequentietrillingen, die de duiker waarschuwden als hij in de buurt van metaal was.
Natuurlijk had Delko het instrument nog nooit in het riool
gebruikt.
Met een beetje geluk zou het water niet verder dan de bovenkant van zijn laarzen komen, maar voor alle zekerheid nam hij ook maar een A.J. Greenfield 8X metaaldetector mee die hij in de hand moest houden, een apparaat van dik een meter lang met een steel waar voor het bedieningsgemak twee banden aan vastzaten waarmee je hem om je arm heen kon klemmen en een bedieningspaneel ter grootte van een sigarendoos. Aan het eind van de steel zat een ring met een doorsnede van ongeveer dertig centimeter. Als laatste hing Delko een rugzakje van zwarte gaasstof om zijn rechterschouder. Al zijn vondsten zou hij in bewijszakjes verpakt in die rugzak stoppen.
De twee liepen naar de put waar Speed het deksel al van af had gehaald. Het gat had hij afgezet met oranje kegels. Speed droeg de Greenfield-detector onder zijn ene arm, een rol touw over zijn schouder en een halogeenlamp in zijn andere hand, terwijl Delko een paar latex handschoenen aantrok.
Boven hen bleef de lucht één grote duistere leegte zonder sterren, en Delko voelde de wind tergend langs zijn gezicht striemen. Ze hadden niet veel tijd meer. Hij woonde al lang genoeg in Miami om te weten dat de volgende bui alweer in aantocht was en het viel nooit te voorspellen hoe lang de regen dan zou aanhouden en hoe ernstig de storm zou zijn.
Delko liet zich in het gat zakken, met zijn zware laarzen houvast zoekend op de glibberige treden. Hij keek omhoog naar zijn collega. 'Metaaldetector alsjeblieft, zuster.'
'Komt eraan, dok,' zei Speedle en hij overhandigde hem het apparaat.
'Heb je hem al ingesteld?'
'Vertrouw je me niet? Hij zal bijna alles wat hier beneden ligt opsporen.'
'Staat de Borealis ook al ingesteld?' 'Op "alle metalen".'
Speed strekte zijn handen naar beneden en liet het einde van het touw door het handvat van de halogeenlamp glijden en legde er een stevige knoop in. Vervolgens knipte hij hem aan en liet de lamp in het gat zakken, ervoor zorgend dat het ding Delko niet in de weg hing, die langzaam het trapje afdaalde.
De ladder, die glibberig aanvoelde onder Delko's laarzen, kreunde; zelfs door de werkhandschoenen heen voelden de treden slijmerig aan. Voorzichtig daalde hij treetje voor treetje af. 'Doe de groeten aan Norton,' riep Speedle naar beneden door het gat dat nu heel ver weg leek voor Delko.
'Wie?' vroeg Delko, wiens stem met een metalig geluid terugkaatste.
Speed schudde boven de grond zijn hoofd. "Heb je The Honeymooners nooit gezien? Wat leid je toch een cultuurarm leven, Eric.
En kijk een beetje uit voor albino krokodillen!'
Terwijl het gelach in de duisternis weerkaatste, riep Delko terug: 'Er
zijn hier geen albino krokodillen, Eric. We zijn hier niet in New
York!'
Delko ging aan de slag. Hij kon de bezorgdheid van zijn collega wel waarderen, ook al zat die dan verstopt in grappen. De lucht hier beneden was een mengsel van vuilnis, urine, uitwerpselen en alcohol. Als technisch rechercheur kwam je met allerlei luchtjes in aanraking op een plaats delict, maar dit mengsel was een uitdaging voor Delko's kokhalsreflex. Hij slikte eens stevig en ademde door zijn mond, zoals hij in de autopsiezaal geleerd had. Met een plons sprong hij van de laatste tree en landde in smerig water dat tot zijn enkels kwam. Hij zette de Greenfield X8 aan en liet zijn onderarm in de band van de armsteun glijden. De halogeenlamp die Speed had laten zakken bood wel enige verlichting, maar het verdomde ding weigerde stil te blijven hangen. Hij slingerde heen en weer en maakte zo de vreemdste film-noir schaduwen die op de met rioolbuizen beklede muren dansten. In zichzelf vloekend trok Delko zijn zaklamp tevoorschijn en knipte hem aan. Met de lamp in zijn ene hand en de metaaldetector in zijn andere hoopte hij dat hij niet een van Speedles albino krokodillen tegen het lijf zou lopen of trouwens ook liever geen hongerige rat. Dan zou hij hem de metaaldetector moeten voeren. Hij voelde even met zijn arm langs zijn holster waarin hij het geruststellende gewicht van zijn pistool voelde zitten. Hij grijnsde, omdat hij zich toch even had laten opnaaien door Speedle.
Langzaam liet hij het licht van zijn zaklamp van de ene kant naar de andere glijden. De betonnen rioolbuis was lawaaieriger dan hij verwacht had. Om zijn voeten gutste het water dat een eindje verderop luid echoënd van een hek af drupte. Nog verder bij hem vandaan hoorde hij het water ergens anders tegenaan klotsen. Aan deze hydrokinetische symfonie voegde Delko zelf nog het lage gezoem van de Greenfield X8 toe.
Hij hoopte met behulp van de metaaldetector patroonhulzen te vinden die hier met het overtollige water van de storm heen gespoeld zouden zijn. Deze theorie kende twee zwakke plekken: in de eerste plaats kon hij de bodem van de buis niet zien door het stromende water en in de tweede plaats waren die hulzen ongeveer zo groot als zijn pink. En als ze er al zouden liggen, zouden ze waarschijnlijk nog steeds in beweging zijn door de stroming. Tenzij ze terechtgekomen waren in een van de filters waarvan hij wist dat ze onder de voortjagende stroom verborgen zaten. Die verzonken metalen mandjes waren bedoeld om stenen en ander afval op te vangen dat anders de andere filters verderop misschien zou verstoppen. Die bewuste filters zaten onder het water verstopt en hij zou er makkelijk zijn enkel in kunnen breken, of erger... Via de zender klonk onder veel gekraak Speedles stem: 'Hoe diep is het daar?'
'Net zo oppervlakkig als jouw verhalen over je vriendinnetjes. Sorry, dat ik je moet teleurstellen, Speed, maar er is geen albino krokodil te zien.'
'Geduld, vriend. Eerst moeten ze je ruiken, dan zijn ze er als de kippen bij. Heb je al iets gevonden?' 'Ik begin net.'
Delko bewoog de metaaldetector in kleine, boogvormige bewegingen voor zich uit. Er liep stroom door de ring die een elektromagnetisch veld uitzond dat zou reageren op de elektromagnetische velden van alle soorten metaal die zich in het troebele water zouden bevinden.
Langzaam bewoog Delko zich voort in de richting van de afvoer aan het einde van de straat. Hij ging uiterst zorgvuldig te werk en had nog maar tien meter afgelegd toen de detector tegen zijn hand begon te trillen. Er ligt daar iets... maar wat?
Hij maakte de bewegingen kleiner en kleiner, tot hij zeker was dat hij precies boven het voorwerp zat. Met zijn detector en zijn zaklamp in zijn linkerhand liet hij zijn rechterhand voorzichtig balancerend in het ijskoude, slijmerige water zakken en tastte in het rond over de ruwe, betonnen bodem van de buis. Door de latex handschoen heen voelde de bodem niet alleen ijskoud aan, maar ook glibberig. Wiens idee was dit ook alweer?
Hij gaf niet op en tastend op de bodem stuitte hij opeens op iets, maar toen hij het wilde pakken, nam de stroming het alweer mee. Het was alsof je een stuk zeep in een enorme badkuip probeerde te vinden. Alleen was er hier beneden niet zo veel zeep. Het idee dat hij hier misschien wel de hele nacht op zoek zou zijn naar god weet wat, daalde als een vochtige, deprimerende mist over hem neer. Hij pakte de metaaldetector over in zijn rechterhand en begon weer boogjes te maken, dit keer weer in de richting waar hij vandaan gekomen was.
Al na een paar keer heen en weer zwaaien had hij het voorwerp weer gevonden.
Dit keer zette hij, in plaats van naar zijn buit te hengelen, de Green- field 8X uit en zette hij de kleinere Borealis polsdetector aan. Hij pakte de zaklamp over in zijn rechterhand, bij de Greenfield. Behoedzaam ging hij op zijn hurken zitten, terwijl de Borealis tegen zijn pols bleef trillen, waardoor hij wist dat hij zich nog steeds recht boven het voorwerp bevond.
Zodra zijn tastende vingers zich eromheen sloten, tilde hij het voorwerp uit het water omhoog om beloond te worden met de aanblik van een 7.62 mm patroonhuls, precies het juiste formaat voor een AK-47, wat volgens Kenneth LaRussa het bij de schietpartij gebruikte wapen was geweest.
Delko liet de huls in een bewijszakje zakken, verzegelde de zak, stopte hem in de rugzak en activeerde vervolgens zijn microfoon. 'Patroonhuls,' meldde hij.
Speedles stem klonk ongerust. 'Lukt het wel? Of moet ik Calleigh sturen om te helpen?'
'Zelfs zij zal er niet happig op zijn om hier naar kogels te gaan lopen zoeken. Hij is van een AK-47.' 'LaRussa had gelijk.'
'Daar lijkt het wel op. Ik zal kijken wat ik nog meer kan vinden.' Speedle klonk nu nog een graadje ongeruster. 'Verspil niet te veel tijd, Eric. Het is weer aan het gieten. Je moet zorgen dat je daar weg bent voor het naar binnen komt stromen.' 'Begrepen,' antwoordde Delko en hij ging weer aan het werk. Hij was op ongeveer driekwart van de straat en had nog twee andere patroonhulzen van een AK-47 gevonden, toen hij merkte dat het water begon te stijgen... en toen hij met zijn zaklamp op het afvoerhek voor hem scheen, zag hij hoe het regenwater met bakken tegelijk naar binnen kwam stromen.
Speedles stem klonk weer via de zender en nu klonk er echt iets van bezorgdheid door in de anders zo nonchalante toon van de technisch rechercheur. 'Ik zou er maar mee kappen. Het gaat daar nog flink nat worden zo.'
Je meent het, Sherlock, dacht Delko, maar hij hield zijn commentaar binnen. 'Nog even.'
Hij had de neiging de rest van het traject af te raffelen, maar hij dacht aan de mantra van zijn mentor. Horatio Caine had hem meermalen op het hart gedrukt: 'Wees snel, maar haast je niet.' Ook nu weer een goed advies.
Delko zette de Greenfield aan en hervatte zijn zwaaiende bewegingen in de richting van Eleventh Street. Een snelle zwaai met de zaklamp leerde hem dat het water met nog meer geweld door het hek stroomde en een tweede zwaai in de richting van zijn voeten, dat het water waardoor hij waadde nu tot halverwege zijn kuiten kwam. Het zou niet lang meer duren voor het water zijn laarzen in zou stromen.
Hij zette er vaart achter tot de metaaldetector zo hard trilde dat hij bijna uit zijn hand schudde. Toen hij zich voorover boog, voelde hij
de rand van een dieper gedeelte. Hij besefte dat hij bijna over zo'n verdomd afvoerfilter gestruikeld was.
Op zijn hurken en met de lamp en de metaaldetector weer in één hand, voelde hij met zijn andere hand langs de rand van het filter en begreep al snel dat het niet veel méér was dan een bak die was gemaakt van een zwaar metalen rooster. Hij liet de metaaldetector voorzichtig langs de rand glijden en berekende dat hij ongeveer zestig bij negentig centimeter mat.
Die filters hoefden niet uitzonderlijk groot te zijn. Het was natuurlijk niet zo dat er auto's door het hek van het riool mee naar binnen kwamen. Het ging alleen om water met de onvermijdelijke verstekelingen die meekwamen met het rioolslib.
Het probleem was alleen dat hij om het filter tevoorschijn te kunnen halen, de zaklamp en de metaaldetector weg zou moeten leggen. Speed had toch gelijk gehad: Delko kwam handen te kort. Hij vroeg zich af of het hem zou lukken het filter er in het pikdonker uit te krijgen. Misschien moest hij Speed toch maar vragen om hem te komen helpen.
Maar Delko had het enige duikerspak aan dat ze bij zich hadden en hij zou Speed nooit aan deze drassige betonnen hel onderwerpen in zijn gewone kleren, zeker niet nu de regen een overstroming dreigde te veroorzaken.
Hij legde de Greenfield dus weg, keek nog een laatste keer goed om zich heen om de situatie in zich op te nemen, klikte de zaklamp toen uit en hing hem behoedzaam weer terug in de lus aan zijn riem. Het licht van de halogeenlamp aan het begin van de tunnel kwam niet zo ver en aan het zielige beetje licht dat aan deze kant binnensijpelde had hij ook niet veel. Op zijn knieën in het wild om hem heen stromende water dat tegen zijn borst aansloeg en in zijn gezicht spatte en nu definitief zijn brandweerlaarzen vulde met het heerlijke modderige vocht, tastte Delko voorzichtig langs de rand van het filter... ... maar hij kreeg het ding met geen mogelijkheid los! Het water kwam intussen met nog meer vaart op hem af kolken. Hij keek op en onderdrukte zijn opkomende paniek. Er moest daarboven wel een verdomd straffe storm woeden. Nu kreeg hij toch wat meer houvast langs het randje van het filter
en toen hij nog eens trok, voelde hij het metalen mandje een beetje bewegen. Hij gaf nog een ruk, maar dat leverde niets op. Op zijn hurken zittend trok hij uit alle macht en hij voelde zijn armspieren branden bij zijn pogingen het filter los te krijgen. Met een schok schoot het mandje opeens los, waardoor Delko achterover viel en bijna kopje onder ging in de woeste stroom regenwater, maar op de een of andere manier slaagde hij er toch in te voorkomen dat de inhoud van het filter in het water viel. Toen hij zijn evenwicht hervonden had, drukte Delko het mandje tegen zijn been, trok de zaklamp uit de lus aan zijn riem en knipte hem aan.
Het mandje bleek een zwaar, verroest oud ding te zijn, dat eruitzag alsof het niet meer was leeggehaald sinds Al Capone in het Biltmore had gelogeerd. Palmbladeren, vuiligheid, wat stenen, en nog vier patroonhulzen bedekten de bodem van het ding. Hij wilde het eigenlijk meenemen naar boven om het daar leeg te halen, maar hij zou het met geen mogelijkheid mee het putgat door kunnen krijgen zonder de inhoud te verliezen. En ook het door het stormhek binnenkolkende water maakte dat tot een onmogelijkheid. Zorgvuldig werkend klemde hij de zaklamp onder de arm waarmee hij het mandje tegen zijn been gedrukt hield en met zijn vrije hand haalde hij een voor een de hulzen eruit. Met wat voorzichtig jongleerwerk lukte het hem ze in een bewijszakje te stoppen, dat hij in zijn rugzak liet verdwijnen.
Daarna roerde hij met zijn hand door de viezigheid, wat niet bepaald het leukste werkje was dat hij de laatste tijd had mogen doen, tot hij op iets hards stootte.
Geschokt haalde hij een niet zo grote, verzilverde revolver tevoorschijn.
'Hoe is die hier nou verdomme terechtgekomen?' zei hij hardop en de echo benadrukte zijn verbazing.
Delko stopte de revolver in een zakje, liet dat in de rugzak glijden en plaatste het metalen mandje opgelucht weer terug in de bodem van de buis.
Tastend in het steeds dieper wordende water vond hij even later uiteindelijk de Greenfield terug, bijna een meter verder dan de plaats waar hij hem eerst had neergelegd. Daarna ploeterde hij terug naar het putgat met zijn zak vol bewijsmateriaal.
Zijn laarzen zaten nog steeds vol water en het beklimmen van het glibberige laddertje was een nog grotere worsteling dan het afdalen geweest was, maar uiteindelijk voelde hij toch hoe Speedle de Greenfield uit zijn hand trok terwijl hij hem met de laatste paar treden hielp.
De regen sloeg tegen hun gezicht en Speedle zag eruit als een smerige lifter, iemand die Noach zelfs nog niet meegenomen zou hebben als zijn soort nog ontbroken had in de ark. 'Waar heb je in vredesnaam uitgehangen?' vroeg Speedle, die zijn opluchting camoufleerde met irritatie.
Delko gaf de zak op zijn zij een paar klopjes. 'Bewijsmateriaal verzamelen. Daar houden wij ons mee bezig, toch?' 'Nou, waar ik me mee beziggehouden heb, is me in deze slagregens doodongerust staan te maken om jou. H stond volgens mij op het punt om me naar beneden te sturen om jou te gaan zoeken.' 'Helaas, Speed. Dat had je vast geweldig gevonden. Waar is H eigenlijk?'
Speedle wees naar het Archer. 'In de bar, bewijsmateriaal verzamelen.' 'Is Calleigh daar ook?'
Speedle knikte. 'Ja, je kan je patroonhulzen daar afleveren. Wat sta je daar nou te grijnzen? Wat heb je nog meer dan?' 'Niet veel. Kom maar mee, dan kun je het zien, Ralphie boy.' 'Neem je me nou weer in de zeik?' Delko glunderde. 'Daar zijn die riolen voor, toch?' Het regende binnen in de lobby door de gebroken ramen, wat de plavuizen op de vloer bij het binnenkomen verraderlijk glad maakte. Delko en Speedle liepen heel voorzichtig, om te voorkomen dat ze onderuit zouden gaan.
Delko trok een stoel bij onder een van de lege raamkozijnen en trok vervolgens een van de laarzen uit en leegde die buiten. Het plop- pende geluid van het water en alles wat daarin zat, bezorgde hem de koude rillingen.
Hij trok de laars weer aan en herhaalde de actie bij de andere. 'Ik hoop dat je je geamuseerd hebt daar beneden,' zei Speedle, die met grote ogen stond toe te kijken. 'Ik meen het, man. Wat heb je daar nou allemaal lopen doen?' 'Dat zul je zo wel zien.'
De twee mannen vonden Caine, Calleigh en rechercheur Tripp op een kluitje aan een tafeltje achterin, ver van de regen. 'Ik begon me net zorgen te maken,' zei Caine en hij wierp Delko een politiedeken toe die hij om zich heen kon slaan. 'Heb je iets gevonden?'
Een voor een legde Delko de zakjes die hij mee naar boven genomen had voor zich neer. De hulzen die hij apart gevonden had, zaten allemaal in hun eigen zakje. Die uit het filter zaten bij elkaar in één zak. En als laatste haalde hij het zakje met de zilveren revolver tevoorschijn.
Dat zakje legde Delko voor Calleigh neer, alsof zij zijn vriendinnetje was en het wapen een verlovingsring.
Ze lachte dromerig, toen ze het zakje oppakte. 'Eric,' zei ze met haar vage, maar onmiskenbaar zuidelijke accent, 'jij weet altijd precies hoe je een meisje het hoofd op hol kan brengen.' 'Wat is het?' vroeg Caine. 'Het is een revolver,' zei Speed.
Heel even keek Caine hem aan. 'Ik zocht een iets specifieker antwoord.'
'Dat is Caileighs afdeling,' zei Speed schouderophalend.
Caine trok allebei zijn wenkbrauwen op alsof hij wilde zeggen: het
is een lange nacht geweest.
Bij het licht van de bar kon Delko het wapen beter zien: een verzilverde revolver met een ultrakorte loop en een witte kolf, het woord Valor in zwart in een dubbele cirkel op de zijkant van de greep. Op de linkerkant van de loop stond Cal 32 S&W Ig en op de rechterkant van de loop zag hij Made in Germany staan en hij zag waar het serienummer was weggevijld.
'Gertsenberger en Eberwein, Gersetten-Gussenstadt,' zei Calleigh liefkozend.
Delko en Caine staarden haar alleen maar aan en Speedle zei: 'Gesundheit.'
Speed zorgvuldig negerend ging Calleigh onverstoorbaar door. 'Het is een Valor, een zesschotsrevolver waarmee je, zoals je op de loop kunt lezen, 32-kaliber Smith & Wesson Longpatronen afvuurt.' 'Dat is er eentje waar ik nog nooit van gehoord had,' bekende Caine.
'Dat is ook niet zo vreemd,' zei Calleigh op een toon die hen allemaal vrijpleitte. 'Dit waren van oorsprong .22s, startpistolen.' 'Startpistolen?' zei Caine fronsend.
Ze knikte, waarbij haar paardenstaart op en neer zwiepte. 'Ja. Daarna zijn ze aangepast. Halverwege de jaren zestig zijn deze snoepjes hierheen geïmporteerd vanuit Duitsland en werden ze als Valors verkocht, maar in 1968 werden ze onder de nieuwe wapenwetgeving verboden.'
Caine leek hier even over na te moeten denken, terwijl Calleigh het verpakte wapen van dichterbij bestudeerde.
'Erics vondst,' zei ze, 'ziet er niet uit alsof hij al sinds 1968 in het riool ligt, dus het lijkt geen al te grote gok om ervan uit te gaan dat dit exemplaar in Europa is gekocht.'
Caine had zijn ogen tot spleetjes samengeknepen. 'En daarna dit land is binnengesmokkeld.'
Ze knikte zonnig. 'En daarna dit land is binnengesmokkeld.' Speedle krabde op zijn hoofd en keek haar aan. 'Hoe weet je dat allemaal? Dit ding is al vijfendertig jaar illegaal hier in de VS, lang voordat jij zelfs nog maar geboren was. Geen van ons heeft er ooit van gehoord, laat staan er een gezien, en jij weet er alles van.' Ze lachte hem vol medeleven toe. 'Dat is mijn vak, Tim.' Speeds ogen werden groter. 'Tja, dat verklaart alles.' 'Vraag haar of ze weet wie Ed Norton is,' zei Delko met een scheve grijns tegen Speed.
'O, ik ben gek op The Honeymooners,' zei Calleigh. 'Voor dit nog verder ontaardt,' zei Caine, terwijl hij opstond, 'wil ik Erics vondst nu maar naar het lab brengen. Ik zie niet hoe hij bij dit misdrijf gebruikt kan zijn, maar dat geldt wel voor de hulzen, en ik wil zo snel mogelijk zo veel mogelijk te weten komen.' Iedereen knikte.
Toen ze opstonden, maakte Caine een stopgebaar met zijn hand zodat niemand zich meer bewoog.
'Mensen,' zei hun chef, 'zo'n schietpartij op South Beach zet iedereen ongetwijfeld op scherp: de burgemeester, de media, de hoofdcommissaris. We zullen hun hete adem de komende vierentwintig uur ongetwijfeld in onze nek voelen. Dus... Laten we zorgen dat we ze iets te bieden hebben. O, en Eric?'
'Goed werk.'
Delko grijnsde en Speed klopte hem op zijn rug. Calleigh gunde hem een van de lieflijke glimlachjes waar zij het patent op had... en een knipoog.
Weinigen hadden Kurt Wallace gemogen en nog minder mensen zouden zijn overlijden betreuren; maar na de dood van Peter Venici was het wel Wallace geweest die ervoor had gezorgd dat de bendes elkaar niet naar de keel waren gevlogen.
Om heel eerlijk te zijn, en dat wist Horatio Caine ook wel, zou het de meeste mensen in de stad een rotzorg zijn of de bendes elkaar afslachtten. Het enige wat zij eisten was dat er geen burgerslachtoffers vielen. Dat was een standpunt dat Caine als cynisch en immoreel beschouwde.
Maar vanavond waren er onschuldige doden gevallen, tegelijk met
de schuldige, wat betekende dat hij de publieke opinie mee zou
hebben. Caine vond dit op zijn zachtst gezegd hypocriet. En toch
zou hij er in dit geval dankbaar gebruik van maken.
Hij wilde niet dat er meer doden zouden vallen, schuldig of
onschuldig.
Noem het ouderwets.
Terwijl het team hun spullen verzamelde en terugliep naar de Hummers bleef rechercheur Tripp nog even achter met Caine. De politieman veegde zijn gezicht voor de zoveelste keer sinds ze uit de regen naar binnen waren gekomen met een handdoek droog en hij keek de technisch rechercheur in de ogen. 'Denk jij dat Antonio Mendoza en Las Culebras hier achter zitten?' 'Ik denk nog helemaal niks.' 'Nee?'
'Frank, wil je niet liever eerst zien wat het bewijsmateriaal zegt, voor
we beginnen te praten over wie het gedaan heeft?' Tripp snoof. 'Jezus, Horatio, ik wil niet dat je voor de rechter getuigt. Ik wil alleen weten wat je denkt.' 'Dat weet ik zelf niet eens.' 'Laten we dan even doen alsof je dat wel weet.' Caine vertrok zijn gezicht tot een vreugdeloze grijns. 'Er lopen zat mensen op deze aardbol rond die Kurt Wallace niet mochten. Mendoza, bijvoorbeeld, en Chevalier van de Faucones.' 'En de Haïtianen?' 'Bijvoorbeeld.'
'Jezus, man, ik mocht die vent zelf ook helemaal niet.' Caine lachte. 'Heb je een alibi, Frank?'
Nogmaals snuivend depte Tripp zijn voorhoofd maar weer af. 'Volgens getuigen was de schutter van Latijns-Amerikaanse afkomst. Dan zou je de Faucones dus kunnen schrappen.' 'Tenzij die het uitbesteed hebben.' Caine haalde zijn schouders op. 'Het kan ook een van Manny Calisto's jongens geweest zijn.' 'De Mitus, ja. Die klootzakken hadden ook de pest aan Wallace. Dat hij zijn spul van Calisto betrok voelden zij als een belediging van henzelf en van de aanvoer vanuit hun geboortestad.' Caine schudde traag zijn hoofd. 'Verdachten genoeg, Frank. Snap je nou dat we beter eerst het bewijs kunnen laten spreken voor we beslissen achter wie we aangaan?' 'Geweldig. En intussen?'
'Beschouw jij jezelf als een expert op het gebied van die bendes?' 'Je hebt zojuist ongeveer alles gehoord wat ik weet.' 'En dat geldt voor mij ook. Daarom wil ik maar eens gaan praten met iemand die wat vaker in dat wereldje verkeert dan wij.' Tripp trok een nadenkende frons. 'Wie had je in gedachten?' 'Jeremy Burnett.'
'Van de DEA,' knikte Tripp. 'Daar zit wat in.' 'De laatste jaren heeft hij tot over zijn oren in de strijd tegen de bendes gezeten. Als iemand weet wie wat van plan is, is het Burnett wel.' Tripp trapte afwezig tegen een glasscherf die hij met zijn tenen heen en weer schopte. 'Eh... maakte Burnett geen deel uit van die speciale drugseenheid waar Ray ook bij zat?'
Raymond, Caines jongere broer, was drie jaar geleden omgekomen bij een schietpartij naar aanleiding van een drugsroof. Caine begreep waarom Tripp het onderwerp met enige tegenzin aansneed. Hij wist ook waarom Tripp toch vond dat hij het moest doen, al zou het misschien een gevoelige plek raken bij Caine. Veel politiemensen in Miami, zowel van de plaatselijke als van de federale dienst, geloofden dat Ray fout was geweest, dat hij verslaafd was en zelf meer crank had gesnoven dan hij ooit geconfisqueerd had.
Caine had nooit enig geloof aan die praatjes gehecht. De leugenaar die er het meest bij te winnen had gehad, ene Chaz, was zelf een methverslaafde. Hij was de bron van de meeste praatjes over Rays vermeende drugsgebruik. Caine wist dat zijn broer niet altijd alles even scherp ingeschat had en bij sommige zaken net iets te ver was gegaan, maar dat wilde nog niet zeggen dat Ray een slechte politieman geweest was.
Caine knikte de inspecteur vermoeid toe. 'Ja, ze hebben van tijd tot tijd wel eens samengewerkt.'
Tripp had nooit iets negatiefs over Ray tegen Caine gezegd, hoewel de inspecteur net zoveel ongegronde vuiligheid gehoord moest hebben als iedere andere smeris van de stad. John Hagen, die destijds Rays partner was geweest, had zijn kluisje in dezelfde kleedkamer als Tripp en de andere rechercheurs en Caine wist donders goed dat Hagen nog steeds twijfelde aan Rays eerlijkheid. Hagen vertrouwde Caine trouwens evenmin. Hij ging er blijkbaar van uit dat één foute smeris in de familie, of die aantijgingen nou klopten of niet, betekende dat allebei de broers niet te vertrouwen waren.
Het ironische was dat toen Ray nog leefde de weegschaal de andere kant op had geneigd en iedereen hoge verwachtingen gehad had van het 'kleine broertje' van de zo vaak onderscheiden oudere broer.
'Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg Caine met een strak gezicht. 'Niks. Ik vroeg me alleen af... of het een probleem zou zijn. Verder niks. Voor Burnett, bedoel ik. Hij gaat er tenslotte altijd zo prat op dat hij alles volgens het boekje doet.' 'Dat zal ik dan maar eens gaan uitzoeken,' zei Caine geforceerd vriendelijk. 'Ik bel meteen even.'
Caine ging een eindje verderop staan voor wat meer privacy en haalde zijn mobiel tevoorschijn. Hij keek op zijn horloge en toetste toen een nummer in dat hij nog steeds uit zijn hoofd kende ondanks het feit dat hij het al een hele tijd niet meer gebruikt had. Bijna meteen klonk de vertrouwde bariton. 'Burnett.' 'Jeremy, met Horatio Caine. Sorry, dat ik zo laat nog bel.' 'Plaatsen delict houden zich niet aan kantooruren en wij ook niet. Geen punt, ik lag in bed te lezen. Wat kan ik voor je doen?' 'Kurt Wallace heeft zich vanavond laten afslachten.' 'Vertel op. Ik hoop niet dat je mij belde voor een fraaie grafrede. Ik denk niet dat de familie het op prijs zou stellen te luisteren naar wat ik te zeggen heb.'
Caine ging niet op die woorden in. 'Ik hoopte alleen...' 'Dat ik je zou kunnen vertellen wie de meest waarschijnlijke kandidaat is die hem omgelegd zou kunnen hebben.' 'Inderdaad.'
'Was jij niet de man die zich altijd wilde laten leiden door het bewijsmateriaal ?'
'Klopt, maar het is niet verkeerd om daar wat context bij te hebben.' 'Wat wil je horen, Horatio?'
'Ik hoopte dat je morgen misschien even langs zou willen komen om me te vertellen wat jouw ideeën hierover zijn en om me bij te praten over de bendebewegingen van de laatste tijd.' 'Trakteer me maar op een ontbijt.' 'Afgesproken.'
'Ken je Lobito's? Dat eettentje op de hoek van Collins en Marti?' 'Jawel.'
'Goed. Acht uur en vergeet niet: jij betaalt.'
'Waarom verbaast dit me niks?' zei Caine lachend en verbrak de verbinding.
Die federale jongens wilden altijd alles gratis hebben, zelfs de goeien.
En tot die groep had Jeremy Burnett altijd behoord. Hij was een harde werker met een benijdenswaardige staat van dienst en een ontzagwekkende lijst aanbevelingen.
Burnett zou wel eens de enige kunnen zijn in de hele staat die Caine zou kunnen helpen de bendeoorlog te voorkomen waarvan deze moord wel eens het startsignaal zou kunnen zijn. De avondkoelte was misleidend, wist Caine; het zou nog wel eens heet kunnen gaan worden. Verdomd heet.