De zon stond de volgende ochtend alweer vroeg hoog aan de hemel, waarmee het meteen afgelopen was met de koelte van de afgelopen dagen en Zuid-Florida in een sauna veranderde. Een heldere dag was in deze tijd van het jaar een uitzondering, het gemiddelde aantal helemaal onbewolkte dagen in deze stad in de maand september, een van de natste maanden, was twee en dit was nu al de tweede regenloze dag. Voor Zuid-Florida kon je dan al bijna spreken van langdurige droogte.
Horatio Caine, die in de binnenstad rondreed op zoek naar een parkeerplaats, wat zelfs voor een speurder van zijn kaliber nog een hele opgave was, stond er versteld van hoezeer dit deel van de stad de laatste tijd was veranderd.
Er werd een gloednieuwe federale rechtbank gebouwd ten westen van Miami Avenue en het gebied rond het oude David W. Dyer Federal Courthouse, de federale jeugdgevangenis en het James Laurence King-kantorengebouw was na 9/11 veranderd in een ware vesting. Grote oranje versperringen, elk ongeveer een meter hoog en een meter dertig breed en gevuld met water, stonden in een lange keten als een plastic ketting om de nek van het gebouw. Caine was op weg naar het kantoor van de openbare aanklager in de King-toren. Hij had voor de deur met Tripp afgesproken, zodat ze samen naar binnen konden gaan om Kenneth LaRussa aan de tand te voelen over de mysterieuze verdwijning van het geweer. Toen hij zijn team die ochtend zijn plan uit de doeken had gedaan, hadden ze er weinig vertrouwen in gehad. Om eerlijk te zijn had hij dat zelf ook niet.
Ze waren die ochtend meteen bij elkaar gekomen om de balans op te maken van het magere bewijs dat ze hadden. Alexx was er niet bij geweest. Die was nog druk bezig geweest met het schouwen van de
verschillende slachtoffers van de twee schietpartijen, maar Calleigh, Speed en Delko waren wel aanwezig geweest, alert en klaar voor de start.
Terwijl de aangename geur van Delko's Cubaanse koffie zich verspreidde door de ruimte, stond Caine bij de grote tafel in het midden met de anderen om hem heen. Calleigh leunde tegen een werkblad waar Delko een eindje verderop op zat en Speed zat achterstevoren op een stoel, zodat hij de rugleuning als steun voor zijn armen kon gebruiken. 'Wat hebben we tot nu toe?' vroeg Caine.
'Ik heb je alles verteld wat ik gevonden heb,' zei Calleigh, Van de kogels die uit hetzelfde wapen bleken te komen bij allebei de schietpartijen tot het moordwapen dat in de database bleek te staan.' 'Wat uiterst raadselachtig bleek,' zei Caine.
De anderen keken niet-begrijpend van Caine naar Calleigh en weer terug. Hun chef gebaarde dat zijn vuurwapenexpert haar kennis met haar collega's moest delen, wat ze deed.
Toen ze klaar was, waren de ogen van de andere twee nog steeds zo groot als schoteltjes, al was dat niet langer omdat ze niet wisten waar het over ging. En terwijl Speed en Delko voor bijna iedere situatie, hoe bizar of buitensporig ook, wel een sarcastische opmerking paraat hadden, hadden ze niets snedigs te melden bij het idee van een wapen dat bij meerdere moorden gebruikt was en dat weggelopen bleek te zijn uit een kluis met bewijsmateriaal. 'Ik ga meteen naar LaRussa toe, zodra we hier klaar zijn,' had Caine aangekondigd.
'Ja, aan hém zul je echt iets hebben,' zei Speed met een humorloze grijns.
'Jawel, hoor,' zei Caine schouderophalend. 'Als hij slim is wel.' 'Ik geloof inderdaad niet dat hij dom is,' moest Speed toegeven. Caine haalde nog eens zijn schouders op. 'De zaak Pelitier komt voorlopig nog niet voor het federale hof. Wij mogen dat wapen intussen vast wel hebben zodat er wat meer schot komt in de staatszaak.'
'H,' zei Speed. 'Je denkt toch niet echt dat die AK-47 daar nog ligt?' 'Als iemand hem heeft teruggelegd wel,' zei Delko.
'Ik denk niet dat hij er nog is,' zei Calleigh, maar als hij onschuldig is, weet de heer LaRussa dat niet.'
Delko fronste. 'Jongens, die vent wil in de senaat komen. Hij zal het niet echt leuk vinden als bekend wordt dat er een belangrijk stuk bewijsmateriaal waar hij de verantwoordelijkheid over had, is verdwenen, laat staan dat het gebruikt is als wapen bij twee nieuwe moordzaken.'
'Daar zit zeker wat in,' zei Speed. 'Ik zei al dat die vent slim is. Slimme jongens komen niet graag dom over. Vooral niet als ze politieke ambities hebben.'
Calleighs ogen werden groot. 'Vergeet niet dat hij ter plekke was op de eerste plaats delict. Maakt dat hem niet tot verdachte?' Caine knikte instemmend; hij kon zich in alles wat gezegd was vinden.
'Denk nou door,' had Speed gezegd. 'LaRussa zal niet helpen als hij schuldig is. En als hij niet schuldig is, zal hij niet helpen omdat hij de openbare aanklager is, wat hem wat mij betreft bestempelt tot een...'
'Laten we onze minachting bewaren voor de boeven,' zei Caine. 'Misschien is hij wel een boef,' bracht Speed te berde. Caine glimlachte. 'Maar misschien ook niet. Hoe dan ook, ik ga zo met hem babbelen en hem de kans geven ons te helpen. Als hij erachter komt dat het wapen weg is, krijgt hij de kans om de leiding te nemen bij het naspeuren van hoe het kon gebeuren dat het uit zijn kluis is verdwenen.'
Speed fronste nadenkend en vroeg: 'Hoe ga je het brengen, H?' Caine zette zijn handen in zijn zij en bewoog zijn hoofd van links naar rechts. 'Alsof we denken dat het wapen daar nog steeds is.' Hij lachte zijn team geslepen toe. 'Als meneer LaRussa het vervolgens niet op tafel kan leggen, zien we vanzelf wel wat er gebeurt.' Delko en Speedle keken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan en knikten kort.
'Het is het soort idiote plan,' zei Calleigh, met iets ondeugends in haar lijzige manier van praten, 'dat nog wel eens zou kunnen
werken ook.'
Daar moest iedereen om lachen.
En dat was precies wat ze nodig hadden op dit moment. 'Wat hebben we verder nog?' vervolgde Caine. 'Dat verfschilfertje van de Archeraanslag is zilver. Het is zonder enige twijfel afkomstig van een zilverkleurige Lexus.' 'En heb je nog iets gevonden naar aanleiding van de lettercombinatie die Jeremy zich herinnerde van het nummerbord?' 'Er zijn verschillende Lexussen met Dolphins-nummerborden. Mendoza heeft er bijvoorbeeld een,' zei Delko. 'Maar de enige die LD in het nummer heeft, staat op naam van onze oude vriend Manny Calisto.'
'De leider,' zei Caine zacht, 'van de Mitusbende.'
'De plaatselijke tak van de Colombiaanse drugshandel.'
'Wat ons vanzelf op de vraag brengt,' zei Caine: 'Waar is Calisto
nu?'
'Er zijn al patrouillewagens op pad geweest die overal gezocht hebben, van zijn luxueuze stulpje tot al zijn favoriete stekken.' 'Manny is ofwel opgelost, of hij is ondergronds gegaan,' zei Speed. 'Hoe dan ook,' nam Delko het weer over, 'noch hijzelf noch zijn auto zijn te vinden en niemand uit zijn omgeving weet ergens van.' 'Dat is niet bepaald verrassend,' zei Caine droogjes. 'Of wel?' De CSI-chef kreeg nog wat feitjes te horen, die geen van alle een nieuw licht op de zaak wierpen en ten slotte had Caine de vergadering gesloten en hen weer aan het werk gezet. En nu, terwijl hij zich eindelijk in een parkeerplaats op Fifth Street wurmde, zat er voor Caine niets anders op dan te hopen dat LaRussa wat behulpzamer zou zijn dan iedereen verwachtte. Hoewel LaRussa niet zijn favoriete juridisch ambtenaar was, koesterde Caine in het geheel geen verlangens om aan te tonen dat de man niet deugde en hij wilde de aanklager al evenmin graag in verlegenheid of diskrediet brengen.
De gedachte aan de zaken die naar de prullenbak verwezen zouden worden wegens de twijfel die zou ontstaan over de herkomst van bewijsmateriaal dat aan LaRussa was toevertrouwd, liet Caine bepaald niet koud. Een heel leger criminelen dat de dans zou ontspringen door zo'n detail was niet iets waar Caine zich op verheugde.
De versperring vormde één onafgebroken kordon zodat Caine om het hele gebouw heen moest lopen. Terwijl hij dat deed, staarde hij omhoog langs de achterkant van de gevangenis. Twee enorme betonnen torens, elk van minstens vijftien verdiepingen hoog, strekten zich naar het noorden uit, in de richting van Fifth Street, met een rookglazen verbindingsstuk ertussenin waarop zilveren strepen het glas in ruiten verdeelde, zodat het net een enorme hals van een gitaar leek. In oostelijke en westelijke richting strekten zich nog twee vleugels uit, die allebei ruimschoots voorzien waren van raampjes van amper dertig bij dertig centimeter. Terroristen die mogelijk van plan waren een politiek punt te maken door een overheidsgebouw op te blazen waren niet de enige motivatie voor de met water gevulde barricades. In deze gevangenis zaten enkele van de meest meedogenloze en beruchte kartelleden in de wereld en verder nog een stel Al-Qaidaterroristen om het compleet te maken.
Al degenen die daar zaten opgesloten, hadden vrienden die niets liever zouden doen dan hen onder de neus van de wetshandhavers vandaan te laten ontsnappen. Julian Pelitier zat nu nog duimen te draaien in de bak, maar zodra hij zijn leveranciers verlinkt zou hebben, zouden zijn advocaten vast wel proberen hem in de als comfortabeler bekend staande staatsgevangenis te krijgen. Caine, die in zuidelijke richting over Miami Avenue liep, moest over de straat lopen wegens de barricades die het hele trottoir in beslag namen, en goed uitkijken voor het verkeer. Op Fourth was de straat aan beide kanten afgesloten door zware hekken en een hokje met een bewaker erin. De geüniformeerde beveiligingsman kwam naar buiten, toen Caine dichterbij kwam. De bruinharige bewaker was groot, gespierd en in de dertig en zag er niet direct uit als een typische huuragent. Op zijn naamplaatje stond MULLIGAN.
'Hulp nodig, meneer?' De stem was diep en enigszins krassend; de
toon no-nonsense; de blik ook.
Caine liet hem zijn legitimatiebewijs zien.
'Bestemming, inspecteur?' vroeg Mulligan.
'Het kantoor van Kenneth LaRussa.' 'Verwacht hij u?'
'Als u bedoelt of ik een afspraak heb, nee.'
'Dan zal ik het kantoor van de heer LaRussa even moeten bellen,
meneer.'
'Graag.'
De nieuwe veiligheidsvoorschriften waren tijdrovend, maar Caine begreep dat ze nodig waren en dat er niets tegen in te brengen viel. De bewaker trok zich terug in zijn hok, belde en kwam na minder dan twee minuten alweer terug, hoewel het Caine veel langer had geleken. Hij kon best tegen saaie momenten, als er intussen nuttig werk verricht werd, maar gewoon wachten, de tijd die je in recepties verdeed bijvoorbeeld, riep een irritatie in hem naar boven die hij nog moest leren beheersen.
Mulligan overhandigde Caine een plastic bezoekerskaartje aan een ketting.
'U weet vast al hoe het werkt, inspecteur. Zolang u hier binnen bent, moet u dit dragen; zodra u weggaat, levert u het weer bij een van ons in.'
De bewaker liet hem binnen door het zware hek in het gebied dat vroeger Fourth Street was. Af en toe reden hier nog wel auto's, bezorgdiensten en wagens die gevangenen kwamen ophalen of afleveren, maar meestal deed de straat nu dienst als voetgangerspad tussen de vier gebouwen: de gevangenis in het noordwesten, de James Lawrence King-kantoortoren in het noordoosten, de Dyer-rechtbank in het zuidoosten en de bijgebouwen van de rechtbank in het zuidwesten.
De King-toren, die eigenlijk meer op een bank leek dan op een overheidsgebouw, was indrukwekkend groot met zijn tien verdiepingen waarin verschillende overheidsdiensten gevestigd waren met hun eigen kantoren, waaronder de FBI, de belastingdienst, de DEA en de ATF. Het kantoor van de federale aanklager was op de vijfde verdieping. Toen Caine bij het gebouw aankwam, trof hij daar Tripp die op de trap bij de ingang zat.
'Hebben jullie Manny Calisto al gevonden?' vroeg Caine bij wijze van begroeting.
Tripp schudde van nee. 'De man is in rook opgegaan.'
En wie bel je dan?' zei Caine droog, terwijl ze het gebouw binnen liepen en de metaaldetector konden ontlopen door hun penningen te laten zien.
Toen ze op de vijfde verdieping uit de lift stapten, stonden ze in de lobby van het kantoor van de federale aanklager, dat de hele verdieping in beslag nam.
'Het kantoor van de federale aanklager' was eigenlijk een verkeerde benaming, hoewel iedereen die deel uitmaakte van het plaatselijke korps van wetshandhavers hem vrijelijk gebruikte. Eigenlijk hadden meer dan zestig juristen hier een kantoor, waarvan de meesten werkzaam waren in het strafrecht. Zij stonden allemaal onder supervisie van Ken LaRussa.
Maar er zaten ook officieren van justitie die zich bezighielden met civiele zaken, zoals voorrangsrecht, onteigeningsrecht, het toezicht op openbare parken en andere, niet zo flitsende activiteiten. De lobby was een typische kantoorlobby: een schilderij van golven die over een strand rolden (Wat moeten we hier toch met al die schilderijen van de zee, vroeg Caine zich onwillekeurig af, terwijl je hier in het geheel geen moeite hoefde te doen om de echte zee te zien?) en een balie waarachter een aantrekkelijke, stevige brunette zat met een zwarte bril, een gesteven witte blouse en een ovaal gezicht. Ze leek druk bezig, maar toen ze opkeek en hen zag, lachte ze hen toe, wat een soort teken leek te zijn dat ze had begrepen dat ze van de politie waren. 'Kan ik u ergens mee van dienst zijn, heren?' vroeg ze. 'Wij zijn van de politie van Miami-Dade en komen voor de heer LaRussa,' zei Tripp.
Ze lieten hun identificatie zien, die ze bestudeerde, waarna ze hun namen op een notitieblok opschreef. 'Ik zal het even doorgeven.' Ze nam de telefoon van de haak, sprak in de hoorn en gebruikte daarbij de namen die ze had genoteerd, luisterde even, hing toen op en lachte weer naar de twee agenten. 'Hij komt eraan.' Drie minuten later kwam LaRussa de lobby binnenlopen in een lichtblauw overhemd waarvan hij de mouwen tot zijn ellebogen had opgerold, een das met geometrische figuurtjes erop en een zwarte nette broek, zijn hand uitgestoken en zijn politicuslach in zijn gezicht gebeiteld.
'Frank, Horatio, welkom.'
Ze doorliepen het ritueel van het handen schudden. Toen veranderde de lach van de aanklager in een ernstige uitdrukking. 'Luister, we zijn hier allemaal kapot van wat de Burnetts is overkomen. Ik kende Joanna, ze was een mooie vrouw, vol energie.' 'Nu niet meer,' zei Caine.
Met een zucht schudde LaRussa zijn hoofd en zei: 'Ik heb begrepen dat Jeremy er wel weer bovenop zal komen. Zijn afdeling was net op Code Oranje overgeschakeld?' 'Ja,' zei Caine. 'Hij is gered door zijn vest.'
'Die bendeoorlogen... Meestal schieten die cowboys toch alleen op elkaar? Snappen ze dan niet wat ze zich op de hals halen door zich op onze mensen te richten?'
'Kunnen we misschien ergens praten waar we meer privacy hebben?' vroeg Tripp.
'Natuurlijk. Kom maar mee, dan praten we in mijn kamer verder.' Terwijl LaRussa hen door een wirwar van kamers en afgeschoten hoekjes voerde, vroeg hij: 'Heeft jullie bezoek iets te maken met de aanslag op Wallace? Kom je een officieel verhoor afnemen, Frank?' 'Nee,' zei Tripp. 'Dit gaat over iets anders.'
Ze liepen door een gangpad tussen allerlei afgeschoten bureaus door naar het einde van de verdieping, waar LaRussa een ruim kantoor had. Zijn secretaresse, een knappe roodharige vrouw die net zo'n zwarte bril en witte blouse aan had als de receptioniste, zat aan een bureau net buiten het kantoor.
'Ik wil niet gestoord worden, Tina,' zei LaRussa tegen haar, terwijl hij de deur van zijn kamer openhield en naar de twee politiemensen gebaarde dat ze door konden lopen.
'Ga zitten, jongens,' zei LaRussa. Dat deden ze, waarna hij de deur dicht deed.
Het kantoor was een ruime kamer met een donkere houten betimmering en grote ramen die uitkeken op de stad en waarvan de luxaflex zo stond afgesteld dat hij de zon buiten hield, maar het uitzicht nog wel te bewonderen was. Verder stond er een mahoniehouten bureau dat net iets kleiner was dan een tennisbaan. De dossierkasten tegen de linkermuur waren eveneens van mahoniehout en aan de rechtermuur hingen diploma's, prijzen en vooral foto's van LaRussa met beroemdheden, vooral politici. Caines favoriet was de combinatie van twee foto's van een stralende LaRussa die op de ene foto de hand schudde van president Clinton en op de andere een bijna identiek beeld van de lachende aanklager die de hand van president Bush vast had.
Hij zorgde er wel voor dat hij aan alle kanten ingedekt was. Op het bureau van de man stond een ingelijste foto waarop Caine LaRussa's vrouw herkende, een prachtige vrouw van Latijns-Amerikaanse afkomst, en hun twee kinderen in de basisschoolleeftijd. De aanklager liet zich in een enorme leren bureaustoel zakken en leunde achterover, zijn handen in elkaar gevouwen achter zijn hoofd.
Hij leek het er een beetje te dik op te leggen met zijn ontspannen houding. Hij deed iets te veel zijn best om te laten zien dat hij in hetzelfde team speelde als de twee vertegenwoordigers van de politie.
Dat ze makkers waren.
'Wat kan ik voor jullie doen?' vroeg LaRussa op een toon van jongens onder elkaar.
Caine boog zich voorover, een en al zakelijkheid. 'We hebben een stuk bewijsmateriaal nodig voor een van onze zaken, dat jij hier voor een federale zaak hebt liggen.'
Het gespannen lachje waarmee hij reageerde, verried het eerste barstje in zijn vriendelijke houding. 'Vertel op.' Caine las hem het administratienummer voor. LaRussa haalde zijn schouders op, liet een zucht ontsnappen, haalde zijn handen achter zijn hoofd vandaan en ging rechtop zitten. 'Horatio, ik heb nooit gezegd dat ik een genie was. Je denkt toch niet dat ik al die nummers uit mijn hoofd ken? Kun je mijn geheugen niet even opfrissen?' 'Julian Pelitier, drugsdealer van de Faucones.' 'Aha. Maar wat heb jij met hem te maken?'
'Wij hebben in zoverre met hem te maken dat we hem binnenkort zullen aanklagen wegens moord.'
LaRussa boog zich voorover en wreef met zijn hand over zijn gezicht. 'Horatio, Frank, normaal gesproken zou ik iedere kans om jullie te helpen met beide handen aangrijpen, dat weten jullie. Mi
casa, su casa...'
'Normaal gesproken,' zei Caine.
'Maar Pelitier is een geval apart...' Hij grijnsde, maakte een verlegen gebaar met zijn handen. 'De onderhandelingen verkeren in een kritiek stadium. Die vent staat op het punt een stuk of tien andere dealers en zijn leveranciers te verlinken. Als hij en zijn advocaat er achter zouden komen dat de staat van plan is hem aan te klagen, zou Pelitier wel eens dicht kunnen klappen.' Tripps gezicht verstrakte. 'Ken, moet ik je er nu echt aan herinneren dat die klootzak zijn geweer heeft leeggeschoten in een buurt vol kinderen?'
'Dat begrijp ik heel goed, Frank,' zei de aanklager, maar als we deze vent aan de praat krijgen, komen er heel wat minder drugs op straat en in handen van diezelfde kinderen... en duizenden anderen.' Tripp keek Caine aan; ze hadden dit natuurlijk wel verwacht, maar ze hadden een strategie verzonnen en dit maakte daar deel van uit. 'Eén bendeleider achter slot en grendel krijgen houdt de stroom aan drugs echt niet tegen. Maar als je een moordenaar veroordeeld krijgt, kan hij niet meer moorden.'
'Horatio heeft gelijk, Ken. Dat weet je ook wel,' zei Tripp. 'En jij weet net zo goed als wij dat zodra Pelitier verdwenen is, zijn plaats meteen wordt ingenomen door een andere klootzak. Als dat niet al gebeurd is.'
LaRussa haalde nogmaals zijn schouders op. 'Wat kan ik zeggen, jongens. Volgens mij is het in het algemeen belang als de heer Pelitier door het federale systeem gehaald wordt.' Caine vroeg zich af of de man echt geloofde wat hij zei, of dat LaRussa, zoals Delko en Speed leken te geloven, een reden had om het verdwijnen van het wapen niet te willen toegeven. Tripp had die blik in zijn ogen die hij altijd kreeg als hij niet meer kon verzinnen wat zijn volgende zet moest zijn; de breedgeschouderde inspecteur was duidelijk door zijn geestelijke munitie heen.
Caine wierp de aanklager zijn breedste glimlach toe. 'Oké, Ken, we
kunnen dit op drie manieren spelen.' Hij stak één vinger in de lucht. 'Eén: je helpt ons vrijwillig.' 'Dat zal niet gebeuren. Sorry.'
De technisch rechercheur stak een tweede vinger de lucht in. 'Twee: ik krijg een huiszoekingsbevel en dan mag jij aan de rechter uitleggen waarom je daar geen gehoor aan wenst te geven. In dat geval zou het kunnen dat je je flink zult moeten inspannen, want die staatsrechters hebben het vaak hoog in de bol en willen niets liever dan een federale aanklager in de bak smijten wegens obstructie van de rechtsgang.' LaRussa haalde zijn schouders op, schijnbaar niet onder de indruk. Ken derde vinger werd opgestoken. 'Drie: ik bel Pelitiers advocaat en vertel hem dat ik, als forensisch specialist, van mening ben dat hij een gerechtelijk bevel moet zien te krijgen voor een onafhankelijke vuurwapendeskundige.'
Nu stak LaRussa zelf een vinger in de lucht, lang zo vriendelijk niet meer.
Zonder daar acht op te slaan, vervolgde Caine: 'En dan komt Pelitiers advocaat met dat bevel naar jou toe en dan sta je alweer voor de rechter te proberen niet de bak in te draaien wegens obstructie.' LaRussa lachte grommend. 'Horatio,' zei hij met een stem zo zoet als stroop, maar zo synthetisch als sacharine. 'Is dat een bedreiging?' 'Weet je,' straalde Caine LaRussa toe, ongeveer op dezelfde manier als LaRussa straalde naar de twee presidenten op de ingelijste foto's, 'daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben.' LaRussa klikte afkeurend met zijn tong. 'Je weet best dat zoiets bij mij niet werkt. Ik ben advocaat, Horatio. Je denkt toch niet dat ik me zo gemakkelijk laat intimideren?' Daar zat wat in...
LaRussa boog zich voorover over zijn bureau, maakte een dakje van zijn vingers en zei met een gehaaide blik en zonder de valse vriendelijkheid van eerst: 'Je staat bekend als een fatsoenlijke vent, Horatio, en die reputatie heb je niet voor niets. Waarom gedraag je je dan tegenover mij niet ook gewoon fatsoenlijk?' Caine zei niets. Tripp wierp een zijdelingse blik op de CSI-chef. LaRussa praatte verder. 'Waarom vertel je me niet gewoon waarom je zo'n haast hebt om dit ene geweer in handen te krijgen op dit speciale moment?'
Caine dacht hierover na, heel even maar, en besloot LaRussa toen
de waarheid te vertellen om zijn reactie te peilen. De eerlijkheid
ervan appelleerde aan zijn 'fatsoenlijke' aard, het experimentele
ervan aan de onderzoeker in hem.
'Ik denk niet dat je het geweer hebt, Ken.'
'Wat...?'
Caine wierp de officier nog zo'n glimlach toe waar hij het patent op leek te hebben. 'Mijn vuurwapendeskundige heeft ontdekt dat het zowel bij de moord op Wallace als bij de aanslag op Jeremy en Joanna Burnett gebruikt is.'
LaRussa's mond viel open als een valluik. 'Dat is godsonmogelijk.' 'Toch niet, Ken,' zei Caine ontspannen. 'Ken je Calleigh Duquesne? Of heb je misschien wel eens van haar gehoord?' LaRussa knikte, met half toegeknepen ogen. 'Zij is de beste die er in deze staat rondloopt. Dat zegt iedereen. Zij is toch die zogenaamde "kogelmeid" waar jullie zo hoog van opgeven?' 'Zo heb ik haar nog nooit genoemd,' zei Caine. 'Maar er zijn redenen zat waarom veel anderen dat wel doen.'
'Tja, iedereen maakt wel eens een foutje,' zei LaRussa laatdunkend, 'en ik vrees dat dat nu bij haar het geval is. Dat komt voor. Dat wapen ligt hier al maanden achter slot en grendel in de kluis van onze opslagruimte voor bewijsmateriaal.'
LaRussa, getraind rechtbankspreker als hij was, wist het overtuigend te brengen; maar tegen het eind was hij net iets harder gaan praten, alsof hij zijn woorden de lef mee wilde geven die hemzelf opeens ontbrak.
'Oké,' zei Caine, gemaakt luchtig, 'laten we dan maar even een kijkje gaan nemen.'
LaRussa bleef hem onbuigzaam aanstaren, tot die blik wegsmolt en veranderde in de vertrouwde grijns van de politicus. 'Je bent goed, Horatio... verdomd goed. Je had me bijna te pakken, maar net niet helemaal.'
'Misschien wil je me dan toch een kleine gunst bewijzen.' 'Ik zal mijn best doen. Natuurlijk.'
Caine haalde zijn mobiel tevoorschijn. 'Heb jij toevallig het nummer van Pelitiers advocaat bij de hand?'
Ze zaten elkaar wel dertig seconden lang aan te staren met de koudst voorstelbare blikken, zodat Tripp ongemakkelijk heen en weer begon te schuiven op zijn stoel.
Uiteindelijk bezweek LaRussa en gooide hij zijn handen in de lucht. 'Oké, oké dan!' Toen zwaaide hij met zijn wijsvinger naar Caine, alsof hij een slimme student van hem vermanend toesprak omdat hij de les verstoorde. 'We gaan wel even kijken. Maar als het geweer er ligt, laat je me verder met rust.'
Caine schudde zijn hoofd. 'Sorry, maar als het geweer er ligt, wat ik ten zeerste betwijfel, dan neem ik het mee zodat Calleigh het kan onderzoeken. Daarna zullen we het terugbrengen.' 'Dat meen je niet serieus.'
'Ik zal je eens vertellen hoezeer ik dat meen, Ken. Ik ben zo serieus als ik zou zijn als een federale agent en zijn vrouw met dit wapen zouden zijn neergeschoten.'
LaRussa nam de woorden in zich op en deed toen nog een halfhartige poging: 'En Pelitiers advocaat? Ik zal moeten tekenen voor het meegeven van het wapen. Daar kan hij achterkomen.' Caine trok één schouder op en liet hem weer zakken. 'Zou kunnen.' LaRussa verviel in zwijgen, terwijl hij zijn keuzemogelijkheden op een rijtje zette. Die waren, wist Caine, geen van alle erg aantrekkelijk. Na er vrij lang over nagedacht te hebben, zei LaRussa: 'Denk je echt dat dit geweer gebruikt is bij de aanslag op Jeremy en Joanna?' 'De hulzen die bij beide moordaanslagen gebruikt zijn, zijn uit hetzelfde wapen afkomstig. Je hoeft geen "kogelmeid" te zijn om tot die conclusie te komen.'
'Oké dan. Voor Joanna Burnett dan. En voor Jeremy,' zei LaRussa met een diepe zucht. 'Hij is een goede politieman en hij verdient onze steun.' 'Precies,' zei Caine.
'Voor hem, Horatio, gaan we kijken.' Weer die zwaaiende vinger. 'Maar als ik je dat wapen geef, vul jij een formulier honderdtien in en zorg je dat het hier binnen vierentwintig uur weer terug is!' Niet helemaal zeker of hij nou te maken had met een slimme politicus, een slimme verdachte, of een eerlijke, maar uit eigenbelang handelende wetshandhaver, knikte Caine instemmend.
De opslagruimte voor bewijsmateriaal was, zoals zo vaak, in de kelder. Tijdens kantooruren voerde een bewaker de scepter bij de afgegrendelde deur waar mensen van de FBI, DEA en ATF zich regelmatig meldden. Na sluitingstijd stond er echter geen bewaker bij de ruimte. Er hingen twee beveiligingscamera's die de boel in de gaten hielden, terwijl bewapend beveiligingspersoneel door de gangen van het gebouw en langs de buitenkant van het hele federale complex patrouilleerden.
LaRussa zocht op de lijst op waar het geweer hoorde te zijn en minder dan tien minuten later stonden ze voor de wapenkluis, om precies te zijn, een van de zeven vuurwapenkluizen die tegen de muur aanstonden. De kluizen zaten op slot en zo lang de bewaker dienst had, had hij de sleutels. De rest van de tijd zaten de sleutels achter slot en grendel in een kast in de buurt van het depot. Het was niet bepaald Fort Knox, maar het zat veilig opgeborgen, zeker gezien de algemene maatregelen die na 9/11 getroffen waren om het gebouw in zijn geheel te beveiligen.
Met de sleutel die hij van de bewaker gekregen had, maakte LaRussa de langwerpige kluis open. Daarin stond een elftal lange geweren op hun kant, die met een beugel op hun plaats gehouden werden: twee jachtgeweren, vier karabijnen, drie halfautomatische geweren en een oude Thompson mitrailleur, allemaal netjes op een rij. En helemaal achteraan, een beetje afgezonderd van de andere wapens, steunde een AK-47 met trommelmagazijn tegen de achterwand van de kluis.
Caine kreeg een raar gevoel in zijn maag. Wat was hier in vredesnaam aan de hand?
'Hij staat waar hij hoort te staan,' zei LaRussa, zonder zelfs maar te proberen de zelfvoldane klank in zijn stem te verhullen. Toen strekte de aanklager, schijnbaar in een opwelling, zijn hand uit naar het wapen. Caine legde zijn hand op de elleboog van de man en hield hem tegen.
LaRussa keek hem met wijdopen ogen van ergernis aan. 'Wat heeft dat te be...'
'Ken, wil je nou echt dat je vingerafdrukken op dat wapen komen te staan?'
LaRussa keek naar zijn handpalmen alsof die van een vreemde
waren. 'Wat stom van me. Ik stond er helemaal niet bij stil dat. 'Mag ik?'
Caine trok een paar latex handschoenen uit zijn zak en trok ze aan. Terwijl hij dat deed, deed de aanklager een stap opzij en ging naast Tripp staan, zodat de CSI-chef het geweer er voorzichtig uit kon halen.
Samen vergeleken ze vervolgens het kaartje dat aan de trekkerbeugel vastgemaakt zat met het nummer op het formulier 110. Alledrie zagen ze dat de twee nummers overeenkwamen. 'Ik ben bang,' zei LaRussa, 'dat zelfs jullie kogelmeid fouten kan maken.'
Caines lippen lachten, maar zijn ogen niet, toen hij het formulier ondertekende en het geweer oppakte. 'We zullen zien, Ken. We zullen zien.'
De bewaker vond een lege sporttas voor hen om het wapen in mee te nemen en na een laatste rondje handenschudden en nog wat gemeenzame pogingen om tot overeenstemming te komen over het feit dat ze alledrie toch echt aan dezelfde kant stonden, vertrokken Caine en Tripp.
Terug in het lab bracht Caine het wapen meteen naar Calleigh. 'Eén AK-47 met trommelmagazijn.'
Haar ogen werden zo groot als schoteltjes. 'Stond hij er echt?' 'Gewoon waar hij hoorde te staan: veilig achter slot en grendel in de vuurwapenkluis.'
Ze trok wit weg. 'Horatio, dat kan gewoon niet. Ik bedoel, ik heb de uitslag gecontroleerd en daarna nog eens gecontroleerd. Het kan gewoon niet.'
Hij haalde zijn schouders op. 'En toch was het zo.' 'Ik... ik weet niet wat ik moet zeggen.'
'Zeg maar niets. Aan veronderstellingen en emoties hebben we
helemaal niets op dit moment. Onderzoek het maar gewoon en
controleer of dit inderdaad het juiste geweer is.'
Ze keek strak voor zich uit. 'Denk je niet dat ik geblunderd heb?'
'Ik denk helemaal niets, Calleigh. De enige manier om erachter te
komen is te bewijzen dat het om hetzelfde geweer gaat.'
'Oké, laten we voor het gemak even aannemen dat dat zo is. Als je
me heel even toestaat van die veronderstelling uit te gaan, wat dan?' 'Dan,' zei hij op die afgemeten toon van hem, 'moeten we erachter zien te komen hoe een geweer dat in een afgesloten kluis zat... in het best beveiligde overheidsgebouw van de stad... daaruit heeft weten te komen om negen mensen te vermoorden.'
Het onverwacht warme, heldere weer van die avond droeg er alleen maar toe bij dat de toch al zo explosieve situatie er niet beter op werd. En in de loop van de nacht sloeg de vonk in het kruitvat, net zoals Caine al gevreesd had.
Eerst trok een auto vol Mitusleden niet lang na zonsondergang Lemon City in Little Haiti in, waar ze het vuur openden op drie Faucones die op een straathoek stonden. Twee waren op slag dood, maar de derde wist nog net om versterking te bellen, zodat kort daarna drie auto's vol Faucones verschenen om hem bij te staan. De woeste achtervolgingsrit van de vier auto's met schietende mannen duurde bijna een half uur, tot de Mitusleden Lemon City uitreden en de 1-95 in zuidelijke richting namen. Onderweg explodeerde een van de Faucone-wagens, doorzeefd met kogels uit automatische geweren, in een bal van vuur, benzine, gesmolten metaal en geroosterd vlees. Nu er nog maar drie auto's aan de race deelnamen, schoten de voertuigen de Dolphin Expressway op, waar ze met zijn drieën een tolhuisje kapotschoten, terwijl ze erlangs vlogen.
De Mitusleden wilden de afslag bij Twenty-seventh Avenue nemen, maar voor het zover kwam, ramden de Faucones hen van de weg en rolde de Mitusauto van de opgehoogde weg naar beneden. Vervolgens bleven de Faucones staan om elke Mitus die het ongeluk overleefd mocht hebben neer te knallen.
Later die avond, terwijl de meeste mensen uit de nachtploeg van de technische recherche nog bezig waren op de plaatsen waar de schietpartij had plaatsgevonden, ontstond er een tweede vuurgevecht toen leden van de Trenches langs een dancing reden waar vooral leden van Las Culebras kwamen. Meer dan twintig gasten die even naar buiten waren gegaan om te roken, te zoenen of een frisse neus te halen waren kansloos.
Twee auto's vol Trenches reden langs, terwijl ze hun automatische wapens leegschoten. Negen van de feestvierders werden gedood en dertien raakten gewond, van wie drie zo ernstig dat ze de nacht niet zouden halen.
Slechts één van hen was inderdaad een Culebra geweest. Om niet achter te blijven braken de mensen van wijlen Kurt Wallace, met de gedachte dat Las Culebras en Antonio Mendoza achter de aanslag op hun baas zaten, in in Mendoza's landhuis in Indian Creek en vermoordden daar twaalf Culebras, onder wie twee neven van Mendoza. Vervolgens brandden ze, uit woede dat ze Mendoza niet thuis troffen, het huis tot de grond af. Ze schoten zelfs zijn vier honden dood.
De vuurgevechten gingen de hele nacht door. Elke keer als de politie ter plekke arriveerde en de orde wist te herstellen, brak er op een andere plaats weer een ander gevecht uit.
Tegen de tijd dat Caine en zijn mensen rond drie uur uit hun bed gebeld werden om te komen werken, hadden zich al bijna vijftig zielen bij de negen van de eerste twee gevechten gevoegd en had de gouverneur het al over het inzetten van het leger en het uitroepen van de noodtoestand.
Caine wist dat andere plaatsen gelijksoortige beproevingen hadden doorstaan: Watts, Newark, Detroit, het Tet-offensief in Zuid-Vietnam; en de stad zelf had verschillende orkanen overleefd, dus rampen kenden ze wel in Miami, maar een totale bendeoorlog was nieuw voor de stad.
Dit moest zo snel mogelijk in de kiem gesmoord worden en Horatio Caine wist dat de snelste manier om dat voor elkaar te krijgen was door erachter te komen wie Kurt Wallace en Joanna Burnett had vermoord. Met de aanslag op Wallace was alles tenslotte begonnen. Misschien zou het vinden van de moordenaar er een einde aan kunnen maken.
Toen de zon opkwam, liep Caine even het gebouw uit voor wat frisse lucht. De ochtendeditie van de Miami Messenger, normaal een heel serieuze krant, schreeuwde hem toe vanuit de krantenautomaat. De kop was groot, vet en bestond uit maar één woord: BENDEOORLOG!
Met zijn handen over zijn gezicht wrijvend, alsof hij zo de vermoeidheid weg kon vegen, liep Caine weer naar binnen om verder te werken. Hij kwam handen te kort nu. Alexx was in zo'n noodtempo autopsies aan het uitvoeren, dat ze er helemaal niet meer aan toe kwam haar 'klantjes' te leren kennen. Speedle en Delko, die de nachtploeg aan het helpen waren om alles wat er gebeurd was nog enigszins bij te houden, waren nog steeds in het veld bezig en waren ongetwijfeld bekaf.
En dus kwam het erop neer dat hij en Calleigh op het moment de enigen waren die zich nog met de aanslagen op Wallace en de Burnetts bezighielden.
Hij trof haar in het lab, waar ze over haar werktafel gebogen zat, een ronde, neon werklamp tot bij het werkblad getrokken, zodat ze door het vergrootglas ermiddenin kon kijken. Ze was met een markeerstift bezig, maar vanaf de deuropening kon hij niet precies zien wat ze deed.
Over haar schouder meekijkend, zag hij dat ze zowel de patronen als de hulzen met de stift van een merkteken voorzag. Ze tekende iets op het puntje van de kogel en iets op de onderkant van de huls. 'Wat doe je?' vroeg hij.
Ze keek op, glimlachte, legde de kogel vervolgens in een bakje en pakte die ernaast op. 'Ik nummer kogels,' zei ze met haar gebruikelijke opgewekte professionalisme. 'Echt?'
'Ja. Ik ga ze op volgorde in de trommel laden, zodat nummer één er
als eerste uitkomt.
'En vijfenzeventig als laatste.'
'Precies! Daarna kunnen we gaan uitzoeken welke kogels en hulzen wat gedaan hebben op de verschillende plaatsen delict.' Ze hoefde niets meer uit te leggen. Caine wist dat wanneer Calleigh, of oorspronkelijk de moordenaar, een heel magazijn munitie leeg zou schieten, het geweer warm zou worden. De markeringen van de loop op de kogels en die van de slagpin en de uitwerper op de hulzen zouden een heel klein beetje veranderen naarmate het geweer steeds warmer werd.
Als ze wist hoe nummer zestig eruitzag, omdat ze die genummerd had, zou dat het makkelijker maken om nummer zestig op beide plaatsen delict eruit te pikken. Dat gold natuurlijk wel alleen als het geweer inderdaad het goede was en de kogels inderdaad vergelijkbaar.
'Mag ik je er even op wijzen,' zei Caine, 'dat geconfronteerd als we worden met overwerk en lijken die zich om ons heen opstapelen als brandhout, jouw instelling een helder baken is in een duistere wereld.'
Ze straalde. 'Dank je wel, Horatio! Dat is heel aardig gezegd.' 'Wat ga je doen als je klaar bent met het nummeren van de kogels?' Ze lachte hem weer toe alsof haar antwoord het meest voor de hand liggende was in de wereld. 'Dan ga ik naar Cabrerra University. Om van hun zwembad gebruik te maken.'