Iedereen was zaterdag weer fris en vroeg aanwezig; nou ja, in ieder geval vroeg.
Tot nu toe waren er zestig doden, wat overwerk betekende voor de hele ploeg. De uitbetaling daarvan, en de mogelijkheid dat ze zaken konden afsluiten, waren de beloning voor die zware uren. Maar Horatio Caines mensen bewogen zich als zombies door de ruimtes en de CSI-chef vroeg zich bezorgd af of nu misschien zelfs deze toegewijde vakmensen op het punt stonden fouten te gaan maken. Er zat niets anders op dan door de zure appel heen te bijten. De hoofdcommissaris had tenslotte al via een telefoontje laten weten, hoewel nog niet officieel via een memo, dat als deze oorlog tegen het eind van het weekend nog niet afgelopen was, de Nationale Garde maandagochtend vroeg Miami binnen zou marcheren om de stad te bezetten en de noodtoestand zou worden afgekondigd. Daar zat niemand op te wachten, de politie niet, de burgemeester niet en de bedrijven die afhankelijk waren van toeristen voor het grootste deel van hun inkomen al helemaal niet. De noodtoestand zou de niet mis te verstane boodschap uitzenden dat de plaatselijke politie gefaald had in haar taak te beschermen en te dienen. Caine vond dat net als de hoofdcommissaris uiterst onwenselijk. Miami worstelde al minstens twintig jaar met een schommelende reputatie wegens de steeds weer oplaaiende drugsoorlog; de laatste jaren ging het juist erg goed, wat voor een groot deel te danken was aan het voortreffelijke politiekorps waaraan Caines technische recherche een belangrijk steentje bijdroeg.
Als de toeristen eenmaal besloten dat het niet veilig was om Miami te bezoeken, was het een uiterst hachelijke en lastige zaak om ze weer terug te lokken. En je kon het ze ook niet kwalijk nemen. Als de stad haar eigen burgers al niet kon beschermen, zou datzelfde
natuurlijk net zo goed gelden voor de toeristen. De economische gevolgen van een oorlog als deze konden op de lange duur bijzonder schadelijk uitpakken en op korte termijn catastrofaal blijken. Hoe groot zijn afschuw van politiek en zakelijke belangen ook was, toch was Caine trots op zijn aandeel in het veilig houden van deze explosieve stad voor haar inwoners en bezoekers. Soms werd het continu bezig zijn met de gevolgen van zware misdaad de mensen van de technische recherche wel eens te veel en werden ze er depressief van of uiterst pessimistisch over de menselijke natuur. Caine bleef zijn mensen altijd voorhouden: 'Ons doel is gerechtigheid vóór de slachtoffers door het oppakken van de daders, wat vervolgens weer méér slachtoffers voorkomt.'
Een crisis zoals deze bendeoorlog had nog een vervelende bijkomstigheid: andere misdaden, en vooral moordzaken die niets met de bendes te maken hadden, liepen het gevaar ondergesneeuwd te raken.
Op dit moment zat Caine achter zijn bureau de stapels informatie door te pluizen van dat soort zaken, waarvan zijn team de laatste vijf dagen bewijsmateriaal had verzameld. Het probleem bij een moord was dat je nooit van tevoren wist welk stukje bewijsmateriaal het beslissende zou blijken; dat was de reden dat de technische recherche zich bezondigde aan het meenemen van een overdaad aan materiaal door alles wat van belang zou kunnen zijn te verzamelen; elk vezeltje, elke vingerafdruk, alles wat misschien tot een doorbraak zou kunnen leiden.
Het team had zich ook met alle mogelijke ijver aan deze zaken gewijd, maar het was nu eenmaal een feit dat het systeem verstopt raakte, puur door de overvloed aan bewijsmateriaal dat verzameld was bij de zestig doden.
De labmedewerkers waren dag en nacht in touw; toch leek het alsof de slachtoffers zich sneller opstapelden dan de labuitslagen. Het was nu een kwestie van de juiste prioriteiten stellen, maar soms stuitte de stroom bewijzen op een hobbel in de weg en had je te maken met zoiets als waar Caine nu op stuitte.
Volgens het verslag van het vingerafdrukkenlab van een onderzoek dat de afgelopen nacht was afgerond, hadden ze afdrukken gevonden op het Valor-pistool dat Delko had gevonden in het riool bij het Archer Hotel.
Er was al vastgesteld dat het wapen niet gebruikt was bij de aanslag op Wallace, maar dat het hier ging om het moordwapen dat gebruikt was bij het doden van een anonieme vrouw. Van de twee sets vingerafdrukken op het wapen was er één van een jonge man met de naam Jimmy Hamilton, die in de databank terecht was gekomen toen hij een baantje gekregen had bij de bowlingbaan van het Palace. De andere was van een onbekende. Bendeoorlog of niet, dit was een te mooi aanknopingspunt om te laten schieten. De voor de zaak verantwoordelijke rechercheur was Yelina Salas. Deze rechercheur Roof- en Moordzaken was een van de beste van Miami, maar ze was ook Caines schoonzus... of in ieder geval ex- schoonzus. Ze was de weduwe van zijn broer Raymond. Ze hadden in het verleden regelmatig samengewerkt en het klikte goed tussen de twee, maar er bleef toch altijd een soort opgelatenheid in hun contact. Dat was zelfs zo geweest toen Ray nog leefde, omdat Caine en Yelina samen iets gehad hadden voor zij verliefd werd op zijn broer. Nu nog, drie jaar later, worstelden ze allebei met hun verdriet om Rays dood en een aantrekkingskracht waarvan Caine het gevoel had dat die wederzijds was, maar wel... tja, ongemakkelijk was het woord.
Hij belde Yelina en zij was het met hem eens dat ze maar even met die Jimmy Hamilton moesten gaan praten.
'Het lijkt mij het beste als jij meegaat,' zei Yelina, als je je tenminste los kunt scheuren van die bendeoorlog.'
'Denk je nou echt dat ik zou vinden dat die vermoorde dame maar
achteraan moest sluiten?'
'Nee.'
'Kom je me halen?' 'Dat is goed.'
Kort daarna reed ze voor en sprong hij op de passagiersplaats. Hij had de zonnebril op die hij altijd op had als hij naar buiten ging en hij droeg een sportjasje en das. Ze begroetten elkaar hartelijk. 'Daar gaat mijn vrije dag,' zei Yelina. Haar oorspronkelijke bedoelingen met deze zaterdag werden duidelijk uit de kleren die ze droeg: jeans en een mouwloos zwart topje met een laag uitgesneden ronde hals.
Hij keek altijd snel weg, als hij haar voor het eerst weer zag, alsof zijn ogen de vingers van een kind waren en haar schoonheid een hete kachel. Yelina slaagde erin zowel slank als weelderig te ogen. Ze was een lange, indrukwekkende vrouw met een grote bos zwart haar; haar grote blauwe ogen, lange rechte neus en volle lippen en olijfkleurige huid gaven haar iets exotisch. 'Ben je er klaar voor?' vroeg ze. 'Ja. Ik heb het bewijsmateriaal bekeken.'
Er verscheen een klein lachje om haar lippen; soms kreeg hij het idee dat ze zijn stijfheid in haar aanwezigheid wel grappig vond. De rit naar het huis van de Hamiltons was gelukkig maar kort zodat ze die tijd gemakkelijk konden vullen met praten over Caines neefje, Ray jr.
Het heel gewone, gepleisterde huis dat lichtroze geverfd was, lag vlak bij Galloway en Southwest Fourth en was karakteristiek voor deze buurt: het had geen bovenverdieping, dakpannen op het dak en een garage voor twee auto's die aan het huis vastgebouwd was. De deuren zaten dicht, maar er stond een witte Vibe op de oprit geparkeerd.
Ze liepen naar de voordeur, Yelina voorop; Caine, zelf politieman, gaf niet altijd automatisch voorrang aan de rechercheur die de zaak in behandeling had, zoals dat in sommige districten was voorgeschreven voor de technische recherche. Maar bij Yelina deed hij dat meestal wel, als uiting van zijn respect voor haar. Yelina belde aan en een jonge man deed open, die er niet uitzag alsof hij al eenentwintig was, wat hij wel moest zijn om bij de bowlingbaan van het Palace te mogen werken. Hij was geen lelijke jongen met zijn korte, zwarte haar, dikke wenkbrauwen en kuiltje in zijn kin. Hij zag er onschuldig uit in zijn T-shirt van het Palace, zijn spijkerbroek en op sokken.
De eerste reactie van de jongen, toen hij een knappe vrouw in een zwart, laag uitgesneden topje op zijn stoep zag staan, was een grijns, maar die was eerder verlegen dan flirterig. 'Jemig. Hallo.' 'Hallo.' Yelina hield haar penning omhoog. 'Ben jij Jimmy Hamilton?'
Alle kleur trok weg uit het gezicht van de jongen; hij knikte. 'Wij zijn van de politie. Ik ben rechercheur Salas en dit is inspecteur Caine. Mogen we even binnenkomen?' 'Heeft u... een huiszoekingsbevel of zo?'
Met zijn handen in zijn zij lachte Caine de jongen strak toe. 'Hoezo, jongen? Heb je dan iets misdaan?' Hij slikte en zei: 'Ik dacht alleen... ik bedoel... Kom binnen.' De jongen deed de hordeur voor hen open en ging zijn gasten voor naar de woonkamer. Het huis zag er netjes en opgeruimd uit, niet heel goedkoop, niet heel duur, alles heel gewoon en netjes. Op afbetaling gekochte meubels die nu afbetaald waren. De jonge man zweette intussen, hoewel het binnen niet overdreven warm was, en zijn bruine ogen schoten heen en weer door de hele kamer, maar nooit naar de twee politiemensen. Caine en Yelina keken elkaar aan in de wetenschap dat dit een akelig makkelijk klusje leek te gaan worden. Met haar ogen verzocht ze Caine het woord te doen.
En dus was het Caine die vroeg: 'Is het goed als we even gaan zitten?' 'Ja, natuurlijk. Ga uw gang.'
De jongen ging op de leuning van een gemakkelijke stoel zitten en zijn gasten namen de bank. Caine boog zich voorover en wierp hem zijn strenge doch rechtvaardige glimlach toe. 'We hebben het op het moment erg druk, Jimmy. Ik weet niet of je er in de krant over gelezen hebt? Het is nogal een crisissituatie.' De jongen slikte en knikte. 'Die bendes, die alles en iedereen overhoop schieten.'
'Precies. We hebben dus niet echt veel tijd om om de zaak heen te draaien.' Caine kneep zijn ogen tot spleetjes, keek de jongen aan en hield zijn blik vast, terwijl hij op een afgemeten, veelbetekenende toon zei: 'We hebben jouw vingerafdrukken gevonden op een pistool.'
De jongen sloeg zijn handen voor zijn gezicht en begon te huilen. Yelina en Caine keken elkaar nogmaals aan; allebei waren ze van nature meelevend, maar het was nu nog te vroeg om dat te tonen. 'Dat pistool,' zei Caine, 'is gebruikt om een vrouw mee te doden in Bayfront Park.'
Hamilton slikte en keek op, zijn gezicht zat vol strepen van de tranen. 'Dat... dat weet ik.' 'Heb jij die vrouw gedood?'
Hamilton gebruikte zijn T-shirt om zijn tranen mee te drogen, waardoor zijn bleke buik zichtbaar werd. 'Nee! Nee... jezus, nee.' Weer wierp Caine Salas een blik toe, die er net zo beduusd uitzag als hijzelf zich voelde. Waarom dan die tranen? vroeg Caine zich af. Maar wat hij zei was: 'Jimmy... als jij die vrouw niet doodgeschoten hebt, hoe zijn jouw vingerafdrukken dan op dat wapen terechtgekomen?'
Het joch liet een lange, sidderende zucht ontsnappen; zijn onderlip beefde, maar hij wist zijn tranen te bedwingen. Voorlopig, althans. 'Ik wist dat u hier op een dag op de stoep zou staan,' zei hij. 'Is dat zo?'
'Ik... ik weet niet hoe ik dat wist, maar ik wist het. En ik heb mezelf beloofd dat ik, wat er ook gebeurde, dan de waarheid zou vertellen.' 'Dat is mooi, Jimmy.'
'Ik had niet... niet genoeg moed om zelf naar u toe te stappen. Ik was te bang.'
Weer keken Caine en Salas elkaar aan.
'Maar als u zou komen,' zei de jongen, 'had ik mezelf bezworen dat ik u zou vertellen hoe het gegaan is.' 'Waar wacht je dan nog op, Jimmy?'
'Nou, om te beginnen heb ik dus, zoals ik al zei... heb ik die vrouw niet vermoord.'
'Maar je weet wie het wel gedaan heeft?' 'Ja. Mike Garner.'
Na weer een uitwisseling van blikken zei Caine: 'Jimmy, die naam zegt ons niets. Je zult ons meer moeten vertellen.' Het joch begon weer te huilen.
Yelina stond op en reikte hem een papieren zakdoekje aan uit haar tas. Ze legde haar hand op zijn schouder. De jongen keek haar met een bibberig lachje dankbaar aan. Toen snoot hij zijn neus en ging zij weer zitten.
'Garner is een... is een klootzak die mij altijd loopt te jennen. Hij is mijn eeuwige noodlot.' Hij slikte een brok weg en ging rechtop
zitten. 'Op het laatst kon ik daar niet meer tegen en besloot ik hem te vermoorden.'
Caine stak zijn hand omhoog. 'Momentje, Jimmy. Ik denk dat we
je nu beter op de hoogte kunnen brengen van je rechten.'
Hij knikte. 'Net als op tv.'
'Net als op tv,' zei Caine. 'Rechercheur?'
Yelina bracht de jongen op de hoogte van zijn rechten, waarop hij zei dat hij het begrepen had.
Toen zei Caine behoedzaam: 'Zou je nu verder willen gaan, Jimmy?'
'Ja... ja. Of moet ik een advocaat regelen of zoiets?'
'Dat moet je zelf weten. Maar als jij die vrouw niet hebt vermoord,
dan is het misschien het beste als je je hart lucht.'
'Dat is precies wat ik graag wil, inspecteur.'
'Dus die Mike Garner maakte je het leven zuur. Was het besluit om hem te doden niet een beetje... drastisch?'
'Niet als je al vijf of zes jaar door zo iemand vernederd en in elkaar geslagen wordt.'
'Vertel daar eens wat meer over.'
Hamilton knikte, veegde met de zakdoek langs zijn neus, dacht even na en begon toen zijn verhaal.
'Mike Garner achtervolgt me al sinds ik nog op school zat. We zaten bij houtbewerking bij elkaar in de groep. Daar begon hij me te treiteren en daar ging hij na school gewoon mee door. Ik dacht dat het wel afgelopen zou zijn toen we van school af gingen, maar dat was niet zo. Toen ik verder ging leren aan het Dade County Community College bleek Mike Garner zich daar tot mijn afschuw ook ingeschreven te hebben. De twee jaar daarna ging hij gewoon door met treiteren, geld afpersen, mijn auto bekrassen en alle meisjes die mogelijk in me geïnteresseerd waren af te schrikken. 'Maar waarom heb je de politie niet gebeld, Jimmy,' vroeg Yelina vriendelijk.
'Garner zei dat hij me zou vermoorden als ik iemand ooit iets zou vertellen.'
'En geloofde je dat hij dat zou doen?' vroeg Caine.
'Ik heb hem ooit een hond zien vermoorden... met een hamer.'
'Dus je zweeg?' zei Caine met opgetrokken wenkbrauw. 'Ja... en toen ik ten slotte bij het Palace ging werken, dacht ik eindelijk van hem af te zullen zijn.' 'Maar dat was je niet,' zei Caine.
'Nee. Hij begon daar als klant heen te komen. Daarna bleef hij bij mijn auto wachten tot mijn dienst erop zat. Hij leek er echt op te kicken om mij het leven zuur te maken. Ik was een soort ziekelijke hobby voor hem. Ik werd op het laatst zo bang voor hem dat ik een pistool bij me ging dragen.' 'De Valor,' zei Caine.
Hamilton slikte en knikte. 'Die had mijn oom aan mijn vader gegeven om zichzelf mee te beschermen, gewoon voor als er ingebroken zou worden of zo. Maar mijn vader weigerde dat ding aan te raken. Hij hield niet van wapens en sinds die tijd heeft hij hier in de la gelegen. Ik kon hem zo meenemen. En dat heb ik dus ook gedaan.' 'Waar zijn je ouders nu?'
'Die werken voor de missie, in Mexico. U weet wel, mensen redden. Via het geloof. Ze komen over een maand ongeveer terug.' Caine vroeg zich af of die ouders hun zoon die moeite ook waard achtten.
Toen zei hij: 'Dus je bent hier alleen?' Ja.
'Dacht je dat hij hierheen zou komen om je iets te flikken?' vroeg Yelina.
'Alles was mogelijk. Hij is compleet gestoord.'
'Dus,' zei Caine, die wat schot in het verhaal probeerde te krijgen,
'je was bang voor Garner en je droeg dat wapen bij je...'
'Ja, toen kon ik eindelijk de rollen omdraaien. Op een avond ben ik
Mike vanaf de American Airlines Arena na een selectiewedstrijd te
voet gevolgd. Bij Bayswater Park begon ik sneller te lopen. Mijn
plan was om dichter bij hem te komen, zijn naam te roepen, zodat
hij zich zou omdraaien en hem dan... dood te schieten.'
'Maar zo is het niet gelopen?'
Hij trok een gezicht vol zelfkritiek. 'Niet bepaald, nee. Toen ik zijn naam riep, draaide hij zich om, zag wie het was en begon te lachen. Hij had iets te veel bier gedronken bij de wedstrijd en ik... ik stond daar te stuntelen. Ik kon het niet. Ik was bang. Ik aarzelde maar een paar seconden, maar dat was genoeg voor hem om me het pistool te ontfutselen.'
Hij sloeg een van zijn handen voor zijn gezicht, maar begon dit keer niet te huilen.
'Jimmy,' spoorde Caine hem aan.
Hij keek op, zonder met zijn roodomrande ogen te knipperen. 'Toen... toen sloeg hij me. Hij sloeg me net zo lang tot ik op mijn knieën viel. Hij zei dat hij me wilde straffen. Er kwam een vrouw langs lopen... ik denk dat het een dakloze was. Ze had een plastic tas met blikjes bij zich. Ze was alleen niet vuil en ze had ook geen vodden aan, zoals de meeste daklozen. Ze had zelfs een soort versleten schoudertas om haar schouder. En hij zei: "Moet je opletten, Jimbo!" en toen schoot hij haar dood!' Hij barstte weer in tranen uit.
Yelina liep naar hem toe, bood hem weer een zakdoekje aan en legde haar hand op zijn schouder.
Hij droogde zijn tranen en ging door, af en toe naar Yelina kijkend en daarna ook naar Caine.
'Hij... hij schoot haar neer. Gewoon, recht voor mijn neus. Mike Garner heeft die arme vrouw gedood. Maar ik moet zeggen... dat hij wel enigszins verrast leek dat hij het ook echt gedaan had. Het leek bijna wel of hij bang was, toen hij tegen me zei dat als ik ooit iemand zou vertellen wat hij gedaan had of als ik hem ooit op wat voor manier ook zou proberen te dwarsbomen, hij iemand zou vermoorden die echt belangrijk voor me was en dan niet alleen maar mijn hond. Hij bedoelde mijn ouders.' 'Jimmy,' zei Yelina. 'Kun je iets hiervan bewijzen?' Het joch schudde zijn hoofd. 'Ik heb die avond verder niemand gezien in dat stuk van het park.'
'Er is ook nog een andere set vingerafdrukken aangetroffen op het wapen,' zei Caine.
Voor het eerst glom er iets van hoop in de ogen van de jongen. 'Zie je wel! Dat is het bewijs. Dat moeten de afdrukken van Mike zijn.' 'Toch bewijst dat alleen,' zei Caine, 'dat jullie het pistool allebei aangeraakt hebben. Heeft iemand jullie die avond samen gezien?' 'Nee. Ik wist dat hij naar die wedstrijd ging. Ik heb niet naast hem gezeten of zo, we waren niet bepaald vrienden. En nadat hij die vrouw doodgeschoten had, ben ik hard weggerend, maar hij haalde me in en heeft toen die dreigementen geuit.' 'Die schoudertas waar je het over had,' zei Caine, 'die is niet aangetroffen bij de dode vrouw, Jimmy.'
'O, dat komt omdat Mike die van haar heeft afgepakt, nadat hij haar had neergeschoten. Ik denk dat hij het eruit wilde laten zien alsof het een roofoverval was geweest. Maar het enige effect dat ik het vond hebben, was dat ze er nog veel meer uitzag als een dakloze.'
'Jimmy,' zei Caine. 'Je zult met ons mee moeten komen.' Zijn gezicht kreeg een gekwetste uitdrukking. 'Maar... ik heb u de waarheid verteld.' 'Ik geloof je ook wel.'
Gealarmeerd zei de jongen: 'Is het dan niet wegens de moord?' 'Als wat je ons verteld hebt, wordt bevestigd door de uitslag van ons onderzoek niet. Maar je hebt wel meegewerkt aan het verhelen van moord.'
'Ik weet het. En dat vind ik ook verschrikkelijk van mezelf.' 'Als we bevestigd kunnen krijgen dat Garner je inderdaad intimideerde en terroriseerde, zal dat zeker als verzachtende omstandigheid gelden, Jimmy,' zei Yelina. 'Dus dan zou het allemaal nog kunnen loslopen?' 'Ik zou in ieder geval maar blijven meewerken, jongen,' zei Caine. Yelina deed hem de handboeien om, waarna ze de jongen meenamen naar de auto. Toen het joch achterin opgesloten zat, keek Caine over het dak van het voertuig naar Yelina. 'Ik vrees dat ik nu weer terug moet naar mijn bendeoorlog.'
'Ik weet het. Ik zal een huiszoekingsbevel voor Garners huis regelen en er met een collega heen gaan.'
Hij knikte. 'Dat is goed. Ik zal ook iemand van mijn mensen meesturen. En ik zal een gerechtelijk bevel regelen om Garners vingerafdrukken te nemen.'
'Laat het me maar weten als de papierwinkel in orde is.' 'Doe ik,' zei Caine.
Hij wist dat hij de situatie met een gerust hart aan haar kon overlaten. De jongen zat achterin en huilde niet langer; hij leek vooral opgelucht. Misschien hadden ze vandaag toch iets nuttigs gedaan. Op de terugweg naar het lab belde Caine Jeremy Burnett. 'Heb je al iets gehoord over Mendoza?'
'Verdomd weinig, Horatio. Het probleem is dat hij waarschijnlijk wel door heeft dat we naar hem op zoek zijn en ondergedoken is. Maar we geven niet op. We hebben zo onze methodes.' Terug in het lab was het nieuws al evenmin bemoedigend. 'Heb je al iets?' vroeg de CSI-chef aan Speedle die aan een van de werkbladen in het lab zat.
Speed trok een gezicht vol afschuw. 'Uit Chevaliers Hummer was niets meer af te leiden dan we al wisten. Jean-Claude en hij zijn allebei doodgeschoten, maar daar viel ook wel zonder technische recherche achter te komen.'
'Hoe heeft hij het tot in dat appartement weten te rekken?' 'Hij was een grote kerel, moeilijk te doden.' Caine trok zijn wenkbrauwen op. 'Maar niet onmogelijk.' Speed knikte. 'Dat bleek.'
In het mortuarium kon Alexx zich vinden in Speedles conclusie over de doodsoorzaak.
'Ik heb niet veel voor je, Horatio,' zei ze. 'We vertoeven nog steeds
in de wondere wereld van de dodelijke schotwonden.'
Delko was bezig met bewijsmateriaal van de tweede aanslag in het
Archer.
Die hotelkamer is de hele week voor de aanslag op Wallace niet verhuurd,' zei hij. 'Het was vast niet druk in het Archer.' 'Maar dat werd snel daarna anders.'
'Dat kun je wel zeggen. Het goede nieuws is, dat als we je moordenaar vinden, we zijn DNA kunnen vergelijken met wat jij in die kamer hebt aangetroffen. Dat druppeltje pis kan nog goed van pas komen.'
Dat was dan in ieder geval iets.
'Heeft het DNA-lab nog iets gezegd over hoe lang het zou gaan duren?' vroeg Caine.
'Ze zouden er spoed achter zetten, maar je weet hoe ze achterlopen.
We mogen in onze handjes wrijven als we het vandaag over een week hebben.'
Eén stap naar voren, twee achteruit. 'Ga zo door, Eric.'
Calleigh zat met een brede lach op haar gezicht, toen hij haar eindelijk had gevonden, niet in het vuurwapenlab, maar voor de AFIS- computer om vingerafdrukken te vergelijken. Het Automatic Fingerprint Identification System voorzag hen van een enorm bestand aan vingerafdrukken waarmee ze hun vondsten konden vergelijken en aan haar lach te zien had Calleigh net beet. Met zijn handen in zijn zij zei Caine: 'Jij hebt iets gevonden.' 'Klopt. Ik heb net Pablo Santoya geïdentificeerd.' 'Dat is mooi. Wie is dat?'
Wijzend naar een foto op het beeldscherm zei ze: 'Een kleine zelfstandige. Hij heeft de afgelopen jaren voor van alles gezeten, maar nooit voor langere periodes achter elkaar.'
Caine bestudeerde de foto van een Latino van tussen de vijfentwintig en vijfendertig. Santoya had gitzwarte krullen en een hangsnor. Het leek Caine heel goed mogelijk dat dit de moordenaar was die gezien was bij de eerste aanslag bij het Archer en die op de Burnetts. 'De heer Santoya heeft bij de laatste twintig kogels die hij in het magazijn laadde geen handschoenen aan gehad,' zei Calleigh. 'Wat zou daar achter zitten?'
'Dat is moeilijk te zeggen. Misschien had hij bij het laden van het magazijn aanvankelijk nog wel keurig zijn handschoenen aan, maar werd hij daarna afgeleid en was er iets dat hij moest doen waarvoor hij zijn handschoenen uit moest trekken.'
Caine knikte. 'En toen hij weer verder ging met laden, dacht hij er
niet bij na dat hij zijn handschoenen niet aan had.'
'Wie zal het zeggen? Het is in ieder geval zo dat ik van die twintig
hulzen maar drie bruikbare afdrukken heb kunnen halen, maar op
de hulzen die daarvoor waren geladen zat niks.'
Caine toetste Burnetts nummer nog een keer in op zijn mobiele
telefoon. De narcoticaman nam meteen op.
'Met Horatio. Jeremy, wat weet jij van een freelancer die Pablo Santoya heet?'
'Ik heb nooit de eer gehad met hem te mogen kennismaken, maar wel met de resultaten van zijn werk. Hij is een echt stuk tuig. Hoezo? In wat voor verband is hij opgedoken?' Caine aarzelde. Santoya zou wel eens de man kunnen zijn die Burnetts vrouw had gedood en Caine zat er niet op te wachten dat de man zijn gram zou gaan halen.
En dus zei hij losjes: 'Zijn naam kwam bovendrijven als iemand met wie we maar eens een praatje moesten gaan maken.' 'Dan zou ik maar uitkijken, Horatio. Het is een gevaarlijke jongen.' 'Bedankt voor de tip, Jeremy.'
Hij verbrak de verbinding en wendde zich weer tot Calleigh. 'Hebben we enig idee waar Santoya uithangt?' Ze gaf hem een stukje papier. 'Dit is zijn laatste bekende adres.' 'Die kerels hebben meestal meer dan één verblijfplaats.' 'Dit is alles wat we hebben.' 'Dan ga ik daar maar eens kijken.' 'Het is geen gezellige jongen, Horatio.'
Hij lachte. 'Ik stel het op prijs dat je je zorgen om me maakt.' 'Graag gedaan, hoor,' zei ze luchtig.
Op het bewuste adres trof Caine een niet erg fraai houten huis van twee verdiepingen aan in een zijstraat van de Calle Ocho in Little Havana. Het had het huis van een gezin of een oud dametje kunnen zijn, maar het was van een verdachte van moord, een klusjesman die voor grof geld het vuile werk opknapte.
Voordat Caine en Tripp naar de voordeur liepen om aan te kloppen, werd de woning omsingeld door geüniformeerde agenten en een team van de Mobiele Eenheid. Met drie ME'ers in volledige uitrusting op de hielen, liepen Caine en de politieman de vier betonnen treetjes op naar de voordeur. Iedereen, inclusief Caine en zijn team, had oortelefoontjes in zodat ze contact konden houden met elkaar. Caine zag zweetdruppeltjes parelen op het gezicht van Tripp; het was duidelijk dat de no-nonsense agent ervan overtuigd was dat dit het huis was van de man die al die mensen in het Archer had neergeschoten. De ogen en kaken van de rechercheur, die zich altijd als een buldog in zijn zaken vastbeet, stonden strak en gespannen; als er bij de politie van Miami iemand in dienst was die meer ervaren was dan hij, wist Caine niet wie dat dan zou moeten zijn. Tripp had zijn wapen al getrokken en bij de bovenste tree haalde Caine zijn eigen pistool ook tevoorschijn. Nadat hij zich ervan verzekerd had dat hij voldoende dekking had, stak Tripp zijn arm uit en klopte op de deur. Geen reactie.
Voor de grote ramen aan weerszijden van de deur hingen dikke gordijnen. Er kon zich binnen een hele bende schuilhouden, maar er kon net zo goed helemaal niemand thuis zijn. Tripp klopte nog eens.
Weer kwam er geen reactie.
De teamleider van de Mobiele Eenheid klonk door de oortelefoon. 'We hebben een camera onder de achterdeur door geschoven. Geen teken van beweging binnen.'
'Begrepen,' zei Tripp in zijn eigen microfoontje. 'Laat de ram maar komen.'
'Komt eraan,' zei een stem in Caines oor.
Vervolgens klonk Delko's stem. 'Aan de achterkant is een garage, H.
Met een zilveren Lexus die rechtsvoor beschadigd is.'
'Blijf waar je bent, Eric! Waag je niet in de buurt van die auto voor
we weten waar de verdachte is.'
'Begrepen.'
Twee leden van de Mobiele Eenheid kwamen haastig het trapje oplopen. Ze sjouwden een stormram met zich mee, met aan beide kanten handvatten. Ze trokken hem eenmaal naar achteren en sloegen hem toen met een klap naar voren tegen de deurknop en het slot en versplinterden zo de goedkope houten deur. De politiemensen dromden naar binnen in een woonkamer die leek te zijn ingericht voor een vrijgezel, wat je niet direct afzag aan de buitenkant van het huis: van naaktportretten aan de muur tot een enorme projectie-tv, zwartleren banken en glazen salontafeltjes. De indringers wezen met de loop van hun wapen de hele kamer door, op zoek naar een doelwit.
Een tweede klap maakte Caine duidelijk dat de achterdeur ook was ingeramd en dat er een tweede team via de keuken naar binnen kwam. De twee teams bewogen zich snel door het huis en ontmoetten elkaar in de eetkamer. Het team dat via de achterkant was binnengekomen, stuurde twee mannen naar de kelder, die al gauw rapporteerden dat daar niemand was. Het team van de voorkant stuurde twee mannen naar boven.
'Hij is hierboven,' rapporteerde een stem in Caines oortelefoon. 'De verdachte is twee keer achter in zijn hoofd geschoten.' Toen klonk er een andere stem. 'Er ligt er nog een in het bad! Ook twee kogelgaten in zijn achterhoofd.' Caines maag draaide zich om.
Hij wist opeens bijna zeker dat ze het moordduo te pakken hadden, maar dat degene die hun de opdracht gegeven had, alle banden had doorgesneden...
Caine liet zijn pistool in de holster zakken en zei: 'Oké, iedereen naar buiten zonder iets aan te raken. Jullie staan mijn plaats delict te vertrappen.'
Langzaam liep iedereen naar de voordeur. Caine volgde hen tot op het stoepje. 'Mannen!' Gezichten draaiden zich naar hem om.
'Willen degenen van jullie die boven zijn geweest en degenen die in de keuken waren, hun schoenen bij mij achterlaten?' Een van de jongens van de Mobiele Eenheid, die blijkbaar nieuw was, vroeg: 'Waarom, inspecteur?'
'Omdat,' zei Caine, op de rustige toon van een onderwijzer, 'jullie voetafdrukken op de plaats delict staan. Ik heb jullie schoenen nodig om te weten welke afdrukken in ieder geval niet van de dader zijn.'
De jongen fronste en wilde net iets gaan zeggen, toen de teamleider
naar hem toe liep en zijn hand op zijn schouder legde.
'Geef hem die schoenen nou maar gewoon, dan krijg je ze zo snel
mogelijk weer terug.'
'Maar het is mijn enige paar!'
'Daarom heeft God sokken gemaakt. Zo leer je elke dag wat bij, jongen.'
Speedle, die geamuseerd had staan toekijken, voegde zich nu bij het groepje en begon de schoenen te verzamelen, zodat zijn chef binnen weer aan het werk kon. Terwijl Delko en Calleigh de auto onderzochten, liep Speedle het huis weer in met zijn schoenenverzameling om Caine binnen te helpen. Er hadden zoveel voeten rondgestampt op de begane grond en de trap dat de speurtocht naar voetafdrukken geen erg aantrekkelijke taak was. De eerste verdieping bestond uit twee slaapkamers en een badkamer. Caine bleef in de deuropening van laatstgenoemde ruimte staan en keek in de badkuip tegenover hem. Het lichaam dat daarin lag was dat van een Latino met ontbloot bovenlijf. Niet veel bloed, anders dan wat je meestal in films zag. Het slachtoffer was getroffen door een klein kaliber kogel, waarschijnlijk een .22 en de kogels waren door zijn schedel geschoten als balletjes in een flipperkast. Dit kaliber kogels maakte niet veel troep, maar veroorzaakte flink wat schade.
Caine liep verder naar de slaapkamer aan de andere kant van de overloop en keek vanaf de deur naar een lichaam dat op zijn buik op de grond lag. De handen van dit slachtoffer waren op zijn rug gebonden met plastic elektriciteitssnoer; zoals al was doorgegeven, had ook hij twee kogelgaten in zijn achterhoofd. Deze man had een flinke snor, zoals Caine zag, wat hem deed vermoeden dat hij stond te kijken naar Santoya, de schutter van de aanslagen op Wallace en Burnett. De vent in het bad zou dan wel de chauffeur geweest zijn. Het lijk had een loshangend overhemd aan, een katoenen broek en hij had blote voeten.
'Goed,' zei Caine tegen Speedle. 'Neem jij de badkamer maar, dan doe ik de slaapkamer. Begin maar met voetafdrukken, voor alle zekerheid.'
Speedle knikte, liep de paar stappen naar de ruimte die hij toegewezen had gekregen en ging aan de slag. Caine trok latex handschoenen aan en hoopte op een klein wonder. Hij moest iets hebben waarmee hij Antonio Mendoza in verband kon brengen met deze twee mannen, anders werd het haast ondoenlijk om een verband aan te tonen tussen Mendoza en de aanslagen op Wallace en de Burnetts, laat staan al die andere moorden die de afgelopen week gepleegd waren.
Wat in ieder geval mooi was, was dat de dood van deze twee hem de kans zou bieden hun DNA te vergelijken met het haar en de urine die hij in het Archer gevonden had. Verder zou hij, als hij de kasten hier doorzocht, vast wel de schoenen vinden waarmee de voetafdrukken gemaakt waren die hij op de vloer van de badkamer in het hotel gevonden had.
In dat geval zou hij zonder al te veel moeite kunnen bewijzen dat zij de moordenaars waren. Maar het zou nog een hele klus worden om hun band met Mendoza, of een van de andere bendeleiders, aan te tonen.
De vloer in deze kamer was van verwaarloosd hardhout, wat hem bruikbare voetafdrukken zou kunnen opleveren. Om te beginnen hield hij de elektrostatische schoenspooropnemer boven de gedeeltes van de kamer waar het meest gelopen werd. Zoals hij al gedacht had, kwamen er tientallen overlappende afdrukken tevoorschijn. De computer zou er nog een hele kluif aan hebben om die allemaal te ontwarren.
Toen hij klaar was met de vloer, bekeek hij het lichaam zorgvuldig om niets over het hoofd te zien. Toen sneed hij voorzichtig het plastic koord los; niet dat hij verwachtte vingerafdrukken op het smalle oppervlak te zullen vinden, want die lui waren tot op heden uiterst professioneel te werk gegaan, maar je wist maar nooit. Hij kon zich nu geen enkele slordigheid veroorloven.
Hij doorzocht alles in de kamer zonder iets te vinden dat van betekenis leek. Het zat hem dwars dat hij geen schoenen had aangetroffen in de kast of onder het bed, enkel gymschoenen en sandalen, maar geen gewone schoenen.
Er waren wel wat andere zaken die na onderzoek in het lab misschien nog aanknopingspunten zouden bieden, maar dat zou hij moeten afwachten. De wetenschap trok zich niets aan van agenda's of crises.
Intussen had Speedle de badkamer en de andere slaapkamer doorzocht, maar ook hij had niets veelbelovends gevonden. Speed fronste nadenkend, waarbij zijn kritische natuur diepe rimpels trok in zijn bedrieglijk zachtaardige gezicht. 'Die kerels hebben zich niet erg hevig verzet.'
Caine knikte. 'Niks onder hun nagels, geen wapens in huis... en ze
komen nou niet bepaald op me over als gewillige slachtoffers. Wat jij, Tim?' 'Niet echt.'
'Heb je in de andere slaapkamers nog schoenen gevonden?' 'Nee. Verschillende soorten schoeisel, maar nee.' 'Had de badman schoenen aan?' 'Hij was blootsvoets.'
Caine gromde. 'Als deze kerels gisterennacht die drie leiders in het
Archer vermoord hebben, waar... zijn... dan... hun schoenen?'
Speedle schokschouderde. 'Als het de kaboutertjes waren, kunnen
we morgenochtend nog een keer terugkomen.'
Caine moest onwillekeurig lachen. 'Geen echt nuttige bijdrage,
Tim.'
'Hé, hoe weten we eigenlijk dat die schoenafdrukken niet van een andere gast van het Archer waren?'
'Zonder de schoenen van deze slachtoffers om ze mee te vergelijken, weten we dat niet.'
Ze liepen naar Calleigh en Delko die achter het huis bezig waren bij de openstaande, vervallen garage waar de Lexus geparkeerd stond. Calleigh hield een plastic zakje omhoog met drie hulzen erin. 'Van een AK-47,' zei ze trots.
Delko liet een ander zakje zien. 'Verfschilfers die vast afkomstig zullen blijken te zijn van de geparkeerde auto die ze geschampt hebben.'
Caine fronste. 'Heeft iemand van jullie nog schoenen gevonden in
de auto of in de garage?'
'Nee,' zei Calleigh en ze keek naar Delko.
'Nee,' zei Delko. 'Hoezo?'
'Ergens klopt er iets niet,' zei Caine.
'Wat dan?' vroeg Calleigh.
'Ik weet het niet. Deze mannen zijn absoluut de moordenaars van Wallace en Joanna Burnett, maar het vredesoverleg in het Archer... ik weet het niet.' 'Waarom niet?' vroeg Delko.
Caine vertrok zijn mondhoeken tot een soort glimlach. 'Hebben jullie wapens gevonden?' 'Nee.' 'Nee.'
'Dan,' zei hun chef, moeten jullie me eens vertellen hoe die twee inmiddels overleden misdadigers hun geweren uit dat overheidsgebouw hebben weten te smokkelen en ze daarna weer hebben kunnen terugbrengen.'
Zijn team keek eerst hem met wijdopen ogen aan en daarna elkaar. Niemand leek het antwoord te weten.
'En waar zijn de wapens,' zei Caine afgemeten, 'waarmee Chevalier, Calisto en Shakespeare zijn vermoord?' Ook hier hadden ze geen antwoord op.
'En mag ik er verder op wijzen dat Santoya en zijn metgezel niet bepaald aan een natuurlijke doodsoorzaak zijn overleden.' Instemmend geknik en opgetrokken wenkbrauwen. 'Dus,' zei hun baas, 'laten we maar weer snel teruggaan naar het lab om deze vondsten te bekijken. Calleigh, jij kwam met Santoya's naam op de proppen, dus als je klaar bent met die hulzen, is hij verder helemaal van jou.' 'Het is me een genoegen,' zei ze.
'Zoek zo veel mogelijk achtergrondinformatie over hem en zoek uit
wie die andere dode is. Misschien zal dat ons naar Mendoza voeren
en degene die hen van wapens voorzien heeft.'
Toen Caine zijn blik over de Lexus liet glijden, bleef die hangen bij
het nummerbord van de auto: bovenaan stond de naam van de staat
en in het midden een sinaasappel, die meer op een perzik leek, en
het nummer P14 398. Iets daaraan zat hem niet lekker, maar hij
verdrong het naar een plekje achteraan in zijn brein en voegde zich
bij zijn team dat aan het inpakken was.
In het lab was Delko de eerste die iets te pakken had.
'Die vent in de badkuip bleek in AFIS te zitten,' zei Delko. 'Hij
heette ook Santoya, Manola Santoya.'
'Broers?'
'Neven. Ze kwamen allebei oorspronkelijk uit Colombia.' 'Hoe zijn ze dan bij de club van Mendoza terechtgekomen?' 'Ze kwamen uit Bogota. Ze waren niet bij de Mitus aangesloten, dus ze zijn voor zichzelf begonnen. Hoewel Narcotica daar nooit
bewijzen voor heeft kunnen vinden, denken zij dat de neven gewerkt hebben voor de Mitus, de Trenches, de Faucones en zelfs Las Culebras. Volgens een van de dossiers zouden ze zelfs een keer een klus buiten de stad hebben opgeknapt voor Peter Venici voor die werd koudgemaakt.'
'Dus we kunnen waarschijnlijk wel aantonen dat ze banden met Mendoza hadden, maar.
'Die hadden ze dus met iedereen, tot en met de padvinderij toe, vrees ik.'
Caine zuchtte. 'Door en door slechte kerels dus, die overal voor in waren.'
Delko knikte. 'Maar ik denk dat ze zich van nu af aan wel zullen gedragen, H.'
'Dat lijkt me ook. Goed werk, Eric.' Even later kwam ook Calleigh binnen lopen. 'De hulzen die we gevonden hebben in Santoya's auto, zijn identiek aan die van het Archer Hotel en die van bij het huis van de Burnetts. We hebben echt de goeien te pakken.' Caine knikte. 'Mooi. Maar dat brengt ons weer bij de vraag: Hoe hebben ze die geweren bij LaRussa vandaan gehaald en weer teruggebracht?'
'Dat hebben ze niet zelf gedaan,' zei ze met opgetrokken wenkbrauwen.
Caine dacht even na en vroeg toen aan haar: 'Heeft iemand de achtergronden al gecheckt van de bewakers van het King-gebouw?' 'Nog niet. Zal ik dat doen?' 'Ja, graag. Er ontbreekt nog iets.'
Speedle kwam binnen en botste bijna tegen de vertrekkende Calleigh aan.
'Ik kon niks in CODIS vinden over die twee mannen,' zei Speedle tegen zijn baas.
'Geeft niet, Tim,' zei Caine. 'We hebben ze al kunnen identificeren met hun vingerafdrukken.'
Hij vertelde Speedle over de Santoyas en hun bezigheden van de afgelopen jaren.
'Tja,' zei Speedle schouderophalend. 'Dan weten we nu in ieder
geval wie het zijn. Waren.'
Caine trok een diepe denkrimpel. 'Tim, ga jij aan de slag met die videoband van het King-gebouw. Kijk of je erachter kan komen hoe die wapens daar vandaan zijn gekomen.' 'Ik begin meteen.'
'Calleigh gaat kijken wat de achtergronden zijn van de bewakers daar. Laat het me weten zodra je wat hebt.'
Nadat Speed was vertrokken, ging Caines mobiele telefoon. Hij nam op met zijn gebruikelijke 'Horatio'. 'Hoi. Met Yelina.'
'Wat ben jij te weten gekomen over de heer Garner?' vroeg hij. 'Bedankt voor die technisch rechercheur die je met me mee liet gaan, Horatio. We hebben de jongeheer Garner geconfronteerd met het huiszoekingsbevel.'
'En?'
'Garner was poeslief tegen mij en hij begreep echt niet waar zijn "ouwe schoolmakker" Jimmy het in vredesnaam over had.' 'Ga door.'
'Maar terwijl ik buiten met hem stond te praten, doorzocht mijn metgezel zijn huis en raad eens? Mike had de handtas als souvenir bewaard.'
Caine lachte. Zo af en toe waren die boeven knap stom en daar hadden ze vaak net zo veel aan als aan goed speurwerk. 'Daarna paste hij zijn verhaal snel aan,' zei Yelina, 'en gaf hij toe daar geweest te zijn, maar hij zei dat hij alleen maar toevallig net bij Hamilton stond, toen het gebeurde. Volgens hem heeft hij dat pistool nooit aangeraakt en heeft Hamilton hem gedwongen die tas mee te nemen.'
'Dan heeft hij een probleem. Dat andere stel afdrukken op het wapen is hoogstwaarschijnlijk van hem.' 'Dat lijkt me ook... en dan heeft hij dus gelogen.' Caine liet een kleine zucht van opluchting ontsnappen. Jimmy Hamilton zat in de problemen, daar was geen twijfel aan, maar het feit dat hij alles had opgebiecht en de verzachtende omstandigheden zouden er in ieder geval voor zorgen dat de jongen nooit meer last zou hebben van Mike Garner.
'Goed werk, Yelina.'
'Hoe gaat het met jouw zaak?'
Hij vertelde haar wat er vandaag gebeurd was. 'Maar,' sloot hij zijn verhaal af, 'erachter zien te komen wie die kerels hun opdrachten gaf, zal nog geen sinecure zijn.'
"Jij komt er wel achter, Horatio,' zei ze warm. 'Ik heb alle vertrouwen in je.' 'Bedankt.'
Dat zij in hem geloofde, was een aangenaam gevoel. Nu hij weer alleen in zijn kamer was en zijn team weer aan het werk was, zou hij beginnen met het invoeren in de computer van de voetafdrukken van het huis van Santoya. Als hij daarmee klaar was, zou hij ze van elkaar kunnen scheiden en misschien een aanwijzing vinden tussen alle vlekken en het vuil. Dat hoopte hij.
De klok tikte door en hun kans om dit op te lossen zou over vierentwintig uur verkeken zijn. Als de gouverneur zich er eenmaal mee ging bemoeien, zou Caine de leiding over het onderzoek waarschijnlijk ook kwijt zijn.
Hij dwong zichzelf daar niet aan te denken. Ze hadden nog één dag en die kon een eeuwigheid duren. Vraag maar aan de Santoyas.
Zijn mobiel ging over en toen hij opnam, trof hij een zwaar geïrriteerde Len Matthers aan de andere kant van de lijn. 'Wie is er zo debiel geweest om Jeremy bij dat onderzoek te betrekken?' vroeg de DEA-chef. 'Strikt als adviseur, Len.'
'Moet ik je er nog aan herinneren hoeveel belangenverstrengeling hiermee gemoeid is?' 'Daarom juist...'
'Ik eis dat je daar nu meteen mee ophoudt, Caine.' 'Waarmee?'
'Jeremy erbij betrekken! Zijn vrouw was een van de slachtoffers. Wat voor indruk denk je dat het maakt als een agent van de DEA Dirty Harry gaat lopen spelen op zoek naar de moordenaar van zijn vrouw? Hij is in theorie al een verdachte van de Calisto-slachtpartij!' 'Daar ben ik me van bewust, Len. Maar ik hoef je niet te vertellen
dat dit een crisis is waar de hele stad bij betrokken is en dat ik me
niet kan veroorloven geen gebruik te maken van de deskundigheid
van de nummer één expert op het gebied van bendes in deze stad.'
'Vanaf nu hou je daarmee op. Anders neem ik stappen om dit hele
onderzoek over te dragen aan de FBI.'
'Ik zal je verzoek in overweging nemen, Len.'
'Het is geen verzoek! Je hebt beloofd dat je samen zou werken,
Horatio.'
'Heeft Tripp je niet op de hoogte gehouden?'
'Jawel, maar het is allemaal uitermate vaag en hij had niet vermeld
dat jij Jeremy ingeschakeld had.'
'Vraagje, Len...'
'Wat?'
'De wapens die jouw agenten in beslag nemen als bewijsmateriaal... waar worden die bewaard?'
'Gewoon in de kluis van het King-gebouw. Dat geldt ook voor de FBI en de ATF. Hoezo?'
'Dat vroeg ik me gewoon af,' zei Caine. 'Bedankt voor je bijdrage, Len.'
En hij verbrak de verbinding.