3
De reusachtige gouden maan lag als een pasgeboren zuigeling in de
wiegende armen van de torenhoge pijnbomen, dennen en lariksen
totdat de glanzende bol, heel geleidelijk, van de aardse
moederborst werd gehaald en in een wijde boog langs de nachtelijke
hemel werd gestuurd. De ontelbare, twinkelende sterren vielen in
het niet bij de schittering van het grotere hemellichaam, vooral
die er in de buurt zweefden, want uit schaamte voor hun povere
gloed verborgen ze zich achter haar stralende aura. Ver onder de
baan die ze beschreef verlichtten haar stralen minzaam het pad dat
door het kleine dorpje slingerde, en lieten de ritselende blaadjes
van de eiken en berken die langs de weg stonden flikkeren door ze
in fonkelende lichtjes te veranderen terwijl de takken door een
zacht briesje tot leven werden gewekt.
De soldaten en het rijtuig reden over de weg die met diepe voren was doortrokken, langs grauwe houten huisjes die versierd waren met beschilderd houtsnijwerk en bewerkte puntdaken die met de voorkant naar de weg stonden. Kleine schuurtjes hingen als gerafelde rokken aan de achterkant van de huizen en werden met elkaar verbonden door middel van schuttingen die een soort buitenmuur vormden als beschutting tegen de ijskoude winden die het dorpje in het hartje van de winter teisterden.
Een verscheidenheid aan gezichten, oud en jong, werd tegen de ramen gedrukt toen het statige rijtuig met zijn gevolg van verfomfaaide gardesoldaten voorbij ratelde. Zelfs bij maanlicht viel de pracht van het rijtuig meteen op en, in scherp contrast daarmee, het ellendige voorkomen van de escorte. Het was voor iedereen die toekeek duidelijk dat de soldaten en hun uitrusting deerlijk mishandeld waren. Vuil, gescheurd, gekneusd en onder het bloed wekte het kleine gezelschap mannen grote nieuwsgierigheid.
Niemand was zich meer bewust van hun uiterlijk dan kapitein Nekrasov, de officier die altijd zo smetteloos gekleed ging en een model van etiquette was. Op zijn bevel reed het detachement het dorp in met een sierlijke cadans die een schijn van waardigheid verleende aan de stoet. Het gezelschap passeerde in kalme stilte een eenvoudige houten kerk, maar toen Stenka het rijtuig voor een grote herberg tot stilstand bracht en men er vlakbij een badhuis ontwaarde, gingen er bij de besmeurde soldaten toen ze afstegen, zuchten van verlichting op.
Kapitein Nekrasov ging de herberg binnen om de noodzakelijke regelingen voor het welzijn van zijn gevolg te treffen. Zijn verbonden arm en met bloed besmeurde uniform trokken menig verwonderde blik, maar toch durfde niemand een officier van de tsaar bij het uitvoeren van zijn plichten staande te houden. Omdat Synnovea de verwarring van de herbergier bij het zien van twee verfomfaaide vrouwen niet wilde vergroten bleef ze in de beslotenheid van haar koets, waar ze Ali - die zo bleek zag dat de paarse buil op haar kin er scherp tegen afstak - zo goed mogelijk probeerde te verzorgen. Iwan Voronski verliet stilletjes de koets en sloop naar de kerk om daar kleren uit te zoeken die geschikter waren om de volgende dag te dragen. Terwijl hij wegsnelde probeerde hij zoveel mogelijk in de schaduw te blijven en hield hij zijn hand op zijn hoed zodat zijn opgeheven arm zijn gezicht tegen herkenning kon beschermen, hoe klein die mogelijkheid ook was. Zijn abrupte vertrek stelde Synnovea echter in de gelegenheid om weer normaal adem te halen en daar was ze buitengewoon dankbaar voor.
De herbergier was trots op zijn nieuwe badhuis en terwijl hij zijn mannelijke gasten met de faciliteiten liet kennismaken, schepte hij naar hartelust op over de handige dingen waarvan het was voorzien. De rondleiding gaf Synnovea de mogelijkheid die ze zocht om Ali in afzondering naar hun kamer te brengen. Tegen die tijd bonkte het hoofd van de dienstbode zo pijnlijk dat ze zelfs van de minste beweging duizelig werd. Het was Synnovea die de oudere vrouw liefdevol verzorgde en uitkleedde, zoals de trouwe Ali dat ontelbare keren voor haar had gedaan. Na een lichte maaltijd en een kattenwasje kroop de meid in het smalle bed en viel in een diepe slaap.
Synnovea verlangde naar meer dan een oppervlakkige wasbeurt en was vastbesloten met niets minder dan een stevige schrobbeurt en een verzachtend bad voor haar geteisterde lichaam genoegen te nemen. Ze besefte echter dat de mannen hetzelfde idee hadden nadat ze hun spullen boven hadden gelegd. Toen ze langs haar deur kwamen, maakten ze het lawaai van een op hol geslagen kudde veulens, terwijl ze elkaar lachend en plagend opzij duwden om als eerste bij het badhuis te zijn. Toen ze hen zo vrolijk naar beneden hoorde stommelen, kon ze het niet over haar hart verkrijgen hun dit verzetje te misgunnen en legde zich erbij neer dat ze moest wachten tot ze klaar waren met hun toilet.
Synnovea besloot haar tijd door te brengen met het uitkiezen van haar kleren voor de tocht van de volgende dag en legde een eenvoudigere jurk klaar, een jurk die haar een betere bescherming bood tegen de minachting van Iwan. Het was een klein gebaar van toegeeflijkheid, maar diende meer voor haar eigen gemoedsrust en comfort dan als tegemoetkoming aan zijn strenge principes.
Ze maakte de lange vlechten los en begon het pijnlijke proces van het verwijderen van klitten, takjes en blaadjes die erin verstrikt waren geraakt. Daarna liet ze haar haar los om haar heupen hangen. Ze trok haar gescheurde jurk en petticoats uit. Terwijl ze zich stond uit te kleden, kwam de officier die ze in zijn sop had laten gaarkoken in haar gedachten en weer schaamde ze zich over haar gebrek aan bezorgdheid. Hij had zich zo dapper tegenover een overmacht verweerd, en hoewel die woeste barbaar van een Ladislaus van plan was geweest hem aan zijn mes te rijgen, prevelde ze een wat laat gebed dat hij ongedeerd uit het gevecht te voorschijn was gekomen.
Nadat ze een ruime badjas om haar slanke lichaam had geslagen, ging Synnovea zitten wachten. Terwijl ze haar hoofd tegen de rugleuning vlijde probeerde ze het beeld van de officier op te roepen, maar ze kon zich geen scherp omlijnde details van zijn gelaatstrekken voor de geest halen. Ze had er ook niet meer dan een vluchtige blik op kunnen werpen en dan ook nog onder angstige omstandigheden en bij onvoldoende licht.
Synnovea zuchtte en dwong haar gedachten een andere richting uit. Morgenavond zou ze in Moskou zijn, waar ze zich in huize Taraslov zou moeten aandienen. Ze had geen idee hoe ze ontvangen zou worden of hoe goed ze erin zou slagen zich aan hun levensstijl en hun gezag over haar aan te passen. Ze voelde zich niet bepaald gerustgesteld, aangezien haar indrukken op maar één echte ontmoeting en vele tegenstrijdige geruchten waren gebaseerd die niet alleen over prinses Anna, maar ook over prins Aleksei de ronde deden. De tijd zou leren wat de gevolgen waren van de schikking die de tsaar haar had opgedrongen. Voor haar eigen gemoedsrust hoopte ze dat haar bedenkingen naar de achtergrond zouden worden geschoven door het opbloeien van een wederzijds respect tussen haar en de Taraslovs.
Synnovea kwam weer met beide benen op de grond toen de soldaten, veel rustiger geworden door hun bad, in groepjes terugkeerden naar hun kamer. Terwijl ze langzaam langs haar deur trokken begon ze zich af te vragen of ze in de maling werd genomen, want het was net of er driemaal zoveel terugkwamen dan er weg waren gegaan. Maar hoewel ze haar ongeduld om hen veilig in bed te hebben en het badhuis voor zichzelf te gebruiken met moeite kon bedwingen door hun eindeloos lijkende terugkeer, durfde ze niet te vertrouwen op haar oordeel. Ze probeerde haar rusteloze stemming in te tomen door praktisch te zijn. Eindelijk, toen hun gedempte, sombere stemmen blijk gaven van hun vermoeidheid, durfde ze vol vertrouwen aan te nemen dat ze binnen afzienbare tijd zou kunnen genieten van de afzondering in het badhuis waar ze zo naar verlangde.
Zeer tot haar teleurstelling werd haar wasbeurt een tweede maal uitgesteld toen Iwan Voronsky in het voorbijgaan tegen de soldaten op de trap gromde dat ze aan de kant moesten. Hij reageerde op hun overdreven reacties op zijn stinkende kledij met de aankondiging dat hij op weg was naar het badhuis waar hij van plan was ieder spoortje vuil weg te wassen dat achtergebleven mocht zijn van de smerige kleding die ze hem hadden aangeboden.
Het werd eindelijk stil in de herberg na Iwans terugkeer naar het kleine hokje waar hij verkozen had de nacht door te brengen en Synnovea achtte de tijd rijp om zich terug te trekken in het badhuis. Ze pakte snel een schone nachtjapon en het tasje met toiletspullen en ging naar beneden. Buiten ruiste er een koel briesje door de pijnbomen die als een hoge, beschermende wal om de herberg stonden en de frisse, pittige geur van hun wiegende takken drong in haar neus. Het gekabbel van een snelstromend beekje vermengde zich met de kalmerende nachtelijke geluiden. Hoog boven de boomtoppen scheen de schitterende maan vanuit haar verheven koninkrijk en hield de duisternis op een afstand met een prachtige gloed die het pad naar het lage gebouwtje duidelijk omlijnde.
De deur kraakte in de stilte toen Synnovea hem openduwde en naar binnen stapte. Aan de andere kant van het vertrek flikkerde een vuur in een grote open haard, dat de donkere kamer overgoot met een grillige, oranje gloed. Er hing een zwak brandende lantaarn aan een balk, waarvan het gedempte licht griezelige vormen gaf aan de nevels die opstegen vanaf het donkere, onheilspellende oppervlak van de poel. De opstijgende dampen dwarrelden doelloos langs de enorme balken, alsof ze een uitweg probeerden te vinden.
Het koude water dat via tinnen goten vanuit de beek naar binnen werd geleid, gorgelde in een reusachtig vat, dat als een of ander ijzeren beest op stakige poten gehurkt boven zijn eigen vuur zat. Het dampende water stroomde vrolijk over de trechtervormige tuit in het grootste bad, waar aan de andere kant het overtollige water via een gang terug naar de beek werd geleid. Op die warme zomeravond had men het vuur laten uitgaan en onder de dikke buik van de ketel gaf een groot bed van kolen een zachtrode gloed af die zijn eigen kleur verleende aan de kringelende dampen en de geheimzinnige duisternis van de ruimte.
Synnovea bleef lang bij de deur staan om het vertrek aan een grondig onderzoek te onderwerpen, voor het geval ze zich had vergist en ze toch niet alleen was. Niets bewoog er in de geheimzinnige, donkere diepten, behalve de flikkerende vlammen, die dansende schaduwen wierpen in de nevels. De enige geluiden die ze hoorde kwamen van het knetterende vuur en het sijpelende water. In de grote open haard hingen kleinere ketels met water boven een vuur dat men had laten branden en op een tafel ernaast stonden kruiken en kommen klaar, zodat men zich eerst kon inzepen. Er stonden ook houten kuipen voor hen die zich liever in een warmer bad lieten dompelen.
Op een bankje bij het grote bad lag een kamerjas van een man en Synnovea nam zich voor kapitein Nekrasov de volgende ochtend te vertellen dat hij of een van zijn mannen de jas had laten liggen.
Synnovea legde haar toilettas op een krukje, te moe en te bezeerd om aan iets anders te denken dan aan een grondige wasbeurt en daarna een heerlijk lang bad. Ze liet de houten kuip vol met heet water lopen, druppelde wat geurende olie uit een flacon die ze had meegebracht in het water en legde vervolgens een stuk zeep en een grote handdoek klaar. Ze gleed met haar vingers door haar lange, zwarte lokken om iedere eventuele klit die eerder aan haar borstel was ontsnapt te verwijderen, nam de lange, zijdeachtige bos in haar handen en draaide er een soort kabel van die ze op haar hoofd als een knot vastzette met een zware, bewerkte kam.
Langzaam maakte Synnovea de ceintuur los waarmee haar kamerjas bijeen werd gehouden en liet hem van haar schouders glijden. Het kledingstuk dwarrelde naar beneden waardoor haar naakte lichaam plotseling werd onthuld. Vervolgens ving ze de jas met een snelle armbeweging op en wierp hem van zich af. Toen hij als een wapperende wolk op een bankje terechtkwam, bleef Synnovea even aarzelend staan en keek op toen ze het zachte, zuchtende geluid van zijde hoorde, alsof iemand langzaam uitademde.
Ze hoorde verder niets meer dan de geluiden van het vuur en het water, en begon zich van haar taak te kwijten.
Ze zette haar voet op de rand van de kuip en onderzocht de blauwe plekken boven de knie die de ruwe struikrover haar met zijn vingers had bezorgd. Ze riep een beeld op van de dievenkoning, vastgebonden als een gans en wachtend op zijn veroordeling, en genoot van het idee. Toen fronste ze haar voorhoofd bij een onbehaaglijke gedachte en liet langzaam haar adem ontsnappen terwijl ze een stille smeekbede voor het welzijn van de officier herhaalde.
Haar oog viel op nog een blauwe plek bij haar middel en terwijl ze een borst in haar hand nam, duwde ze deze omhoog om de plek aan een nader onderzoek te onderwerpen. Ze herinnerde zich levendig de hevige pijn en de angst tijdens de vlucht van Ladislaus door het bos en ook daarvoor hoopte ze dat ze was gewroken. Zijn gespierde arm had haar zo stevig omkneld dat ze bang was geweest dat haar ribben zouden breken.
O, ze hoopte met heel haar hart dat de officier die bruut de afstraffing had gegeven die hij verdiende. De arrogante schurk had opgeschept dat geen van de soldaten van de tsaar hem aan kon. Ze was heel blij dat hij zich deerlijk had vergist.
Synnovea stapte met een meewarige glimlach in de halve ton en liet zich met een diepe zucht van welbehagen in het geurige water zakken. Het waren heerlijke momenten waarin ze het hete water haar pijnlijke spieren liet ontspannen. Na een tijdje begon ze zich te wassen; ze zeepte haar hele lichaam in totdat haar gezicht, schouders en borsten met wit schuim waren bedekt.
Daarna maakte ze de knot los en zeepte ze haar haar in, waarna ze de geurige zeep op het bankje gooide. Vervolgens liet ze haar hoofd achterover over de rand van de kuip hangen, kromde haar rug terwijl ze een emmer boven haar hoofd tilde en de zeep uit haar haar spoelde door het water over de lange strengen op de grond te laten stromen. Ze kneep het overtollige water uit haar haar en liet het los hangen terwijl ze een druipende spons oppakte en de inhoud over haar schouders liet sijpelen. Er ging een lange tijd voorbij waarin Synnovea van de luxe van het bad genoot en toen ze zich realiseerde dat het laat begon te worden, zette ze haar handen op de rand en hees zichzelf energiek overeind, waardoor haar borsten even heen en weer zwaaiden. Een vreemd geluid, dat klonk alsof iemand een hoop water inslikte, kwam uit de richting van de poel en ze bleef geschrokken staan, terwijl ze haar blik aandachtig over de kringelende dampen die vlak boven het water hingen liet gaan. Haar oog viel op een beweging in de buurt van het trapje en ze draaide haar hoofd met een ruk in die richting, waarna ze begon te lachen van opluchting, want ze zag dat het een kikker was die daar zat.
'Je bent hier niet gewenst, mijn kleine vriend,' mopperde Synnovea lachend en gooide de inhoud van een emmer in zijn richting, zodat hij wegsprong.
Opnieuw gerustgesteld spoelde ze zich af met de inhoud van een kruik die ze daar speciaal had neergezet. Daaruit goot ze warm water over haar hele lichaam totdat al het zeepsop was teruggespoeld in de kuip. Toen ze klaar was, was het zo warm geworden in het vertrek dat er fijne zweetdruppeltjes uit haar poriën kwamen, en ze stapte de kuip uit op weg naar het koelere water van de poel.
Synnovea stapte het stenen trapje af en liet zich met een zucht van genoegen in de donkere diepten glijden. Ze vond het slim van de herbergier om een zo diepe poel in een badhuis aan te brengen, terwijl het gebruikelijk was dat baders, verhit door de zware vochtige lucht, naar buiten gingen om af te koelen in een in de nabijheid gelegen beek, rivier of zelfs in sneeuwhopen, afhankelijk van het weer en de plaats. Ze kende mensen die zelfs in de koudste maanden de kou trotseerden voor een dergelijke ervaring. Haar Engelse moeder had haar vader echter zover gekregen dat ook hij behoefte had aan een privébad en door de jaren heen had Synnovea aan die gewoonte vastgehouden. Wanneer de omstandigheden haar ertoe dwongen gebruik te maken van een openbare wasgelegenheid, trof Ali de noodzakelijke maatregelen en betaalde voor haar afzondering, terwijl Stenka en Jozef op wacht stonden. Gezien de omstandigheden had Synnovea geen van hen die avond willen storen en dat vond ze trouwens ook niet nodig, want kapitein Nekrasov had zichzelf en zijn manschappen stevig in de hand.
Synnovea zwom op haar gemakje naar de andere kant van de poel en liet zich door de dikker wordende nevel omhullen. Haar lange haar dreef op het oppervlak achter haar aan, als een zwarte waaier waarvan de uiteinden werden opgeslokt door de schaduwen achter haar.
Plotseling slaakte Synnovea een kreet van schrik toen haar hand in aanraking kwam met iets menselijks. Een brede, behaarde borst! Toen ze naar beneden zonk, gleed haar dijbeen langs de lendenen van een man en in paniek worstelde ze om uit de buurt van die afschrikwekkende naaktheid te komen, maar ze was zo geschrokken en zo gehaast dat ze bijna verdronk. Terwijl ze zich met de gratie van een stuntelende koe achterover liet vallen, dook ze onder water en kwam prompt hoestend en proestend naar boven. Sterke handen wilden haar bij de armen optillen, maar ze duwde ze weg, zo bang was ze om aangerand te worden.
Nadat ze met succes aan de behulpzame handen was ontsnapt, ging ze voor de tweede maal kopje-onder, ditmaal dichter bij de man. Hun natte lichamen gleden langs elkaar toen haar hoofd onder water ging, maar ze had het nauwelijks in de gaten, want ze realiseerde zich plotseling tot haar grote schrik dat ze meer water binnenkreeg dan een ervaren vis kon verwerken. Ditmaal, toen de man een arm om haar middel sloeg en haar omhoog trok, sloeg ze beide armen om zijn schouders en snakte tussen benauwde hoestbuien door naar adem. Haar paniek was zo groot dat ze nauwelijks in de gaten had dat haar borsten tegen de brede borst lagen of dat ergens onder het wateroppervlak haar dijen intiem tegen zijn heupen rustten.
Haar paniek nam enigszins af toen ze erin slaagde het water uit haar neus en keel te krijgen en ze vervolgens voldoende lucht in haar longen kon zuigen. Voorzichtig ademde ze diep in en besefte toen dat de man haar met een geamuseerde, maar twijfelachtige frons gadesloeg. Ze voelde de verontwaardiging in zich opstijgen, omdat hij haar netelige toestand blijkbaar wel komisch vond, en ze duwde zich van hem af om hem met een hooghartige blik aan te kijken, waarbij ze compleet vergat dat ze poedelnaakt in zijn armen hing. Het water droop uit haar lange, verwarde, doorweekte haardos en haar gezichtsvermogen werd bovendien danig gehinderd door de druppels die door haar natte wimpers drupten. Door de dampen hing er een vreemde, betoverende sfeer, maar toch had het vervormde beeld niets met haar eigen gestoorde gezichtsvermogen of verwarring te maken. Er was zelfs een helderziende voor nodig om te kunnen uitmaken of de man überhaupt wel menselijk was. Synnovea kwam tot de conclusie dat ze zich niet op een dergelijk magisch onderscheidingsvermogen kon beroepen toen ze het zwaar gehavende gezicht aan een nader onderzoek onderwierp. Een grote, vooruitstekende buil vergrootte de boog van zijn wenkbrauw, waar de huid was opengescheurd. De zwelling liep door tot in zijn oog, dat bijna dicht zat. Door een tweede buil had hij een dikke bovenlip en daarboven zat nog een buil die zijn wang zwart maakte. Als bewijs dat zijn gezicht niet volkomen mismaakt was, leek zijn kaak wel uit graniet gehouwen, terwijl zijn neus smal en recht was, ofschoon Synnovea enigszins aan haar conclusies twijfelde omdat ze hem niet te lang durfde aan te staren uit angst dat hij haar onbeleefd zou vinden. De korte, natte plukken haar wierpen een schaduw over zijn ogen, maar ze meende te zien dat ze bijna staalgrijs waren met een rand van dieper blauw. Zelfs in het schemerige vertrek twinkelden er zachte lichtjes in de glanzende diepten terwijl een scheve glimlach de kleinere mondhoek optrok.
'Vergeef me, gravin. Het was niet mijn bedoeling u aan het schrikken te maken. Evenmin was het mijn bedoeling u kwaad te berokkenen of in verlegenheid te brengen. Integendeel, vrouwe, zelfs in mijn wildste dromen had ik nooit kunnen denken dat mijn bad nog eens onderbroken zou worden door zoveel vrouwelijk schoon. Ik was met stomheid geslagen door de aanblik en zag die niet graag eindigen.'
Het drong niet tot Synnovea door dat hij haar in het Engels aansprak, maar ze antwoordde gepikeerd: 'U wilde me bespioneren zonder uw aanwezigheid kenbaar te maken? De waarheid, heer! Wat doet u hier? Mag ik aannemen dat u kwade bedoelingen heeft?'
'Integendeel, vrouwe. Ik ben hierheen gekomen, zodra mijn verplichtingen dat toelieten. Verscheidene van mijn mannen moesten verzorgd worden en tegen de tijd dat ik hun wonden had verbonden was iedereen het badhuis al uit. Ik was ervan overtuigd dat ik alleen zou zijn en was zeer verbaasd toen u ook het badhuis binnenkwam. Ik ben bang dat ik even met stomheid geslagen was en toen werd het me duidelijk. Hoewel ik u kon zien, zag u mij niet.' Hij haalde zijn brede, gespierde schouders op terwijl hij zich verontschuldigde. 'Ik vrees dat de verleiding te groot bleek voor een soldaat met behoefte aan vrouwelijk gezelschap.'
'Zit dat zo, heer!' beet Synnovea hem toe. 'Ik kan me goed voorstellen waarom dat u ontbreekt! Weet u niet dat een heer mij meteen van zijn aanwezigheid op de hoogte zou hebben gesteld?'
Er verscheen een geamuseerde glimlach om zijn gehavende lippen en zijn ogen gloeiden in het schemerdonker.
'Helaas gravin, kan ik er niet prat op gaan een heilige te zijn. Ik heb met volle teugen van het intermezzo en de perfectie die u tentoonspreidde genoten en ik kon het met geen mogelijkheid opbrengen u te onderbreken. Als ik geen heer was, zou ik ongetwijfeld misbruik maken van deze buitengewoon uitdagende omhelzing...' Hij trok haar iets dichter tegen zich aan, toen zij zich een beetje geïrriteerd probeerde los te maken. Haar dijen wreven hard tegen hem aan, waardoor hij naar adem snakte en er een vuur in hem ontbrandde dat hem deed vrezen dat als hij zich ook maar even zou bewegen hij zijn hardbevochten zelfbeheersing zou verliezen. Met enige moeite zag hij kans zijn hartstocht te beteugelen en vervolgde op warme, zachte toon: 'Maar, aangezien ik u vanavond al van één aanranding heb gered, ben ik het mijn eer verschuldigd u een tweede maal in veiligheid te brengen.'
'Mij gered? Bedoelt u...' Synnovea's lippen vormden een stil: O! toen ze zich realiseerde wie de man was.
'U was vertrokken voor we aan elkaar waren voorgesteld, vrouwe,' zei hij verwijtend, afgeleid als hij werd door het gladde, zachte gevoel van haar borsten tegen zijn borst. Hij betwijfelde of er ooit een moment in zijn leven was geweest dat hij zo'n subtiele marteling moest ondergaan of dat de noodzaak van het handhaven van een onverstoorbare kalmte zo belangrijk was geweest voor zijn plannen. 'En ofschoon u prachtig bent om te zien, vrouwe, en nog heerlijker om in mijn armen te houden, moet ik u wel terechtwijzen in verband met uw slechte manieren...'
'Dit is geen moment om over slechte manieren te praten, de mijne of de uwe! Laat me los!' Synnovea worstelde even in zijn omarming en was verbaasd toen hij zijn armen spreidde en haar met haar armen om zijn nek liet hangen. Ze bloosde diep, terwijl zijn grijns breder werd, en dook met een gesmoorde kreun bij hem weg. Terwijl ze naar de rand van de poel terugzwom, keek ze snel over haar schouder en zag dat hij haar op zijn gemak volgde. Haastig klom ze het trapje op, vloog het vertrek door, rukte haar kamerjas van het bankje en trok hem snel aan.
Aldus gewapend ging Synnovea tegenover hem staan toen hij dezelfde stenen trap opkwam. Ze wilde niet verrast worden, voor het geval hij dichtbij haar probeerde te komen. Terwijl ze hem, met angst en beven voor wat de volgende momenten zouden brengen, gadesloeg, overviel haar een gevoel van verwondering. Hoewel hij verre van knap was, was hij buitengewoon goed gebouwd. Hij was net zo lang als Ladislaus, maar niet zo zwaar of potig. Hij had iets tanigs en toen ze zich de lenigheid en kracht herinnerde die hij tijdens zijn gevecht met de schurken tentoongespreid had, kon ze alleen maar raden naar de discipline waarmee hij zijn lichaam in vorm hield.
Een zachte kreet ontsnapte Synnovea toen zijn lendenen volledig in beeld kwamen en ze draaide zich met brandende wangen razendsnel om, geschokt tot in het diepst van haar maagdelijke onschuld.
Synnovea hoorde zijn zachte gegrinnik dichterbij komen en ze draaide zich angstig om, terwijl ze zich afvroeg of ze hem met geweld van zich af moest houden, maar hij zocht alleen maar de kamerjas die hij op het bankje had laten liggen.
'U kunt zich nu omdraaien,' zei hij met een stem waarin zijn vrolijkheid duidelijk doorklonk.
'Goed zo!' antwoordde Synnovea kribbig, geërgerd dat hij zo veel lol zag in wat voor haar een uiterst gênante en penibele situatie was geweest. 'Dan kan ik nu weg!' Terwijl ze hem voor alle duidelijkheid nog een boze blik toewierp, begon ze haar spullen bij elkaar te rapen. 'Het idee! Om me als een of andere stiekemerd te bespioneren! U bent de verachtelijkste schelm die ik in lange tijd heb ontmoet!'
'In ieder geval niet meer sinds vanmiddag,' antwoordde hij met een traag schouderophalen. 'Of beviel het gezelschap van die dief u beter dan het mijne?'
'Die struikrover? Ha! Ladislaus kan nog heel wat van u leren met betrekking tot lompe manieren!' Haar nieuwsgierigheid kreeg de overhand en ze hield haar hoofd een beetje schuin om hem een zijdelingse blik toe te werpen. 'Wat is er trouwens met die schurk gebeurd?'
De man benadrukte zijn ongenoegen met een woedend gesnuif. 'De lafaard ging er vandoor toen u wegstoof! Op mijn paard! Een bijzonder waardevolle hengst. Geloof me, ik weet niet wat ik erger vind, dat ik die boef ben kwijtgeraakt of mijn paard! Als ik u niet te hulp was geschoten toen het paard steigerde, had ik de man misschien gevangen kunnen nemen. Maar was u me dankbaar? O, nee, vrouwe! U gaf geen jota om mijn welzijn. Als mijn mannen het bos niet waren gaan doorzoeken, zou ik daar nog ergens hebben rondgezworven! Ik ben nu hier, gravin, maar niet dankzij u!'
Synnovea stak parmantig haar kin in de lucht, gestoken door zijn vermanende toon en haar eigen geweten. 'U zit wel erg over uw verlies in.'
'Nou en of! Ik zal niet snel een paard vinden dat net zo goed is!'
'Morgenochtend zal ik tegen kapitein Nekrasov zeggen dat hij de hengst van Ladislaus voor u moet achterlaten,' verklaarde ze op zakelijke toon. 'Misschien verzacht dat de pijn enigszins.'
De man lachte spottend. 'Nauwelijks! Het kost me aardig wat om mijn eigen paarden uit Engeland over te laten komen...'
'Uit Engeland?' herhaalde ze verbaasd en besefte toen wat ze eerder over het hoofd had gezien. 'Komt u daar vandaan?'
'Ja!'
'Maar u leidt een Russisch regiment...' begon Synnovea en herinnerde zich toen de woorden van Ladislaus over buitenlandse cavaleristen die in dienst waren genomen om de troepen van de tsaar hun vechttechnieken te leren. 'U bent een officier in dienst van Zijne Majesteit?'
Hoewel hij niets eleganters droeg dan een lange kamerjas maakte de man een zwierige buiging, een gebaar dat vergezeld had kunnen worden door een klik met de hakken, als hij iets substantiëlers had gedragen. 'Kolonel Sir Tyrone Bosworth Rycroft tot uw dienst, gravin. Geridderd in Engeland en heden commandant van het Derde Regiment van de Keizerlijke Huzaren van de Tsaar. En u bent...'
'Dit is niet de uitgelezen plaats om aan elkaar voorgesteld te worden, kolonel,' antwoordde Synnovea haastig, want ze had besloten dat het beter was hem haar naam niet te geven. Ze kon zich helemaal voorstellen hoe hij het sappige verhaal van hun ontmoeting onder zijn troepen en vrienden zou verspreiden.
Een scheve glimlach speelde om de gezwollen lippen. 'En u bent gravin Synnovea Altynai Zenkovna, op weg naar Moskou waar u onder de voogdij van prinses Taraslovna, de nicht van de tsaar, wordt geplaatst.'
Synnovea deed met een klap haar mond dicht, toen het tot haar doordrong dat hij van verbazing was open gezakt. Ademloos concludeerde ze: 'U weet een heleboel over me, heer.'
'Dat wilde ik,' zei Tyrone met een air van zelfvertrouwen die het hare verpletterde. 'Toen we vanavond bij de herberg aankwamen en ik tot de ontdekking kwam dat u hier ook uw toevlucht had gezocht, heb ik bij uw escorte inlichtingen ingewonnen. Kapitein Nekrasov weigerde met mij over u te praten, maar de brave sergeant bleek iets guller te zijn. Ik was bijzonder opgelucht te horen dat u niet getrouwd bent, zeker niet met die opgeblazen parvenu die voor uw gezelschap moet doorgaan.' Hij trok een wenkbrauw op, terwijl hij wachtte op een verklaring aangaande haar relatie tot de man. 'Hij stond juist op het punt het badhuis te verlaten toen ik binnenkwam en aan zijn houding te zien, stel ik me zo voor dat hij het zeer met zichzelf of met zijn positie getroffen heeft.'
Hoewel Synnovea hartstochtelijk iedere band met Iwan wilde ontkennen, weigerde ze de nieuwsgierigheid van de kolonel te bevredigen. Het was beter om de man van iedere verdere kennis van haar verstoken te houden, voor het geval hij vervelend zou worden of haar in verlegenheid zou brengen.
Ze pakte haar toilettas en wilde naar de deur lopen, maar vond de doorgang geblokkeerd door de kolonel. Hij ging voor haar staan en glimlachte vriendelijk. 'Mag ik u nog een keer zien?'
'Dat is onmogelijk, kolonel,' wees ze hem koel af. 'Morgenochtend zet ik mijn reis naar Moskou voort.'
'Maar ik ook,' verzekerde Tyrone haar zachtjes. 'Ik ben met mijn manschappen op oefening geweest. We worden morgenavond in Moskou terug verwacht.'
'Ik denk niet dat prinses Anna het zal goedkeuren.'
'U bent niet... verloofd?' Tyrone hield in afwachting van haar antwoord zijn adem in. Hij kon zelf niet goed verklaren waardoor hij zo plotseling de pijn van zijn verwoeste leven zou kunnen vergeten en zich opnieuw door een vrouw het hoofd op hol zou laten brengen.
'Nee, kolonel Rycroft, natuurlijk niet.'
'Dan, met uw permissie, gravin, zou ik u graag het hof maken.' Tyrone was zich pijnlijk bewust van zijn ongeduld om de zaak te regelen en ondanks het feit dat hij vierendertig jaar was, merkte hij dat hij te werk ging als een begerige jonge knul, verstrikt in een koortsachtig, bronstig verlangen naar een meisje. Maar ja, het was al enige tijd geleden dat hij met een vrouw had geslapen en zelfs zijn jonge vrouw, de mooie blonde Angelina, had er nooit zo prachtig uitgezien, met of zonder kleren.
'Uw aanzoek overweldigt me, kolonel.' Synnovea was meer dan verrast, maar ze was blij met de schaduwen die de kleur van haar wangen verbloemden toen ze eraan dacht hoe zijn warme, goedgebouwde lichaam tegen het hare had aangevoeld in de poel. Zijn verzoek was natuurlijk onaanvaardbaar, maar voorzichtigheidshalve leek het haar verstandig en gepast haar afwijzing te verzachten. 'Ik zal er even over moeten nadenken.'
'Dan wacht ik op uw antwoord. Tot die tijd, mijn vrouwe, zeg ik u vaarwel.' Kolonel Rycroft maakte weer een hoffelijke buiging en ging rechtop staan toen ze langs hem liep. Terwijl hij haar nakeek toen ze het vertrek verliet, bewonderde hij de zacht wiegende beweging van haar heupen onder de zijden kamerjas en werd levendig herinnerd aan het moment in de poel toen zijn handen langs haar billen gleden en ze zich tegen zijn heupen nestelde.
De deur ging met hetzelfde krakende geluid open als toen zij binnenkwam en sloeg achter haar dicht, zodat hij slechts naar de eiken planken stond te staren. Zijn ogen konden het dikke hout niet doorboren en terwijl hij naar haar gehaaste voetstappen luisterde kwam er een ander beeld in zijn gedachten, een beeld dat somber was en volledig verstoken van warmte. Het was een pijnlijk beeld van zijn herinnering aan het graf waar hij zijn laatste bittere afscheidswoorden had gesproken tot zijn overleden vrouw.
Kolonel Tyrone Rycroft mompelde een verwensing en draaide zich abrupt om. Wat voor stommiteit had hem op dit pad van wellust gebracht? Waar haalde hij de moed vandaan de hoop te koesteren dat hij een andere vrouw wel kon vertrouwen, terwijl hij de uiteengerukte flarden van zijn gevoelens nog niet bijeen geraapt had en nog geen nieuw leven was begonnen, ongehinderd door herinneringen die hem bleven achtervolgen? De emoties die hij zo behoedzaam had verdrongen kwamen weer pijnlijk boven.
De opkomende zon had het land nog niet met haar warme gloed beroerd, toen Synnovea haar reisgenoten wakker maakte en zei dat ze moesten opschieten. Op de verwonderde vragen van kapitein Nekrasov naar haar haast antwoordde Synnovea dat ze de reis snel achter de rug wilde hebben. Ze durfde niet te bekennen dat ze de aandacht van een ongewenste minnaar had getrokken en dat het noodzakelijk was dat ze vertrok voor hij opstond en haar om een antwoord kwam vragen.
'Laat de hengst maar voor kolonel Rycroft achter,' verzocht ze kapitein Nekrasov toen hij haar naar haar rijtuig begeleidde. 'Het is het minste dat ik kan doen om hem terug te betalen.'
Ali kon zich nog steeds moeilijk bewegen en moest door Stenka naar de koets worden gedragen. Op zachte aandrang van haar meesteres leunde ze achterover tegen de kussens die Synnovea in een hoek van de bank had gelegd en viel weer in slaap.
Synnovea ging in de hoek tegenover haar zitten en deed haar ogen dicht, zodat ze niet kon worden verleid tot een gesprek met Iwan. Ze had Stenka verzocht geen moment op deze reisdag - hun laatste - te verspillen en, als het hem zo uitkwam, een weinig bereden pad te nemen dat, hoewel het gevaarlijker was, hen sneller naar Moskou zou brengen.
Al snel waren ze weer op weg en Synnovea slaakte een zucht van verlichting, omdat ze overtuigd was dat ze die Engelse schelm nooit meer zou zien. Ze hoopte alleen maar dat hij heer genoeg was om zich van roddel te onthouden, hoewel hij op dat punt al gefaald had. Het was vervelend genoeg dat haar eigen levendige herinnering de gebeurtenissen in het badhuis keer op keer naar voren haalde zonder dat het verhaal ook nog eens de ronde zou doen in Moskou.
Een half uur later stond de commandant van het Derde Regiment van de Keizerlijke Huzaren van de Tsaar op van zijn ledikant, strekte met een vertrokken gezicht zijn stijve, pijnlijke spieren en strompelde naakt door het kleine hokje dat zijn diensten als kamer had bewezen. Terwijl hij in het voorbijgaan een por tegen de voet van zijn onderbevelhebber gaf, mompelde hij een bevel en liet het aan zijn geeuwende rechterhand over het bevel uit te voeren terwijl hij op zoek ging naar een kaars.
Een half uur later begon de hemel voorzichtig lichtblauw te kleuren. Kolonel Rycroft nam de gedeukte helm onder zijn arm en liep de trap af voor de ochtendinspectie van zijn mannen die buiten stonden te wachten. Toen hij door de open deur naar buiten stapte, flitsten zijn ogen naar de rechterkant van het portaal waar hij het rijtuig de laatste keer had zien staan. Helaas, er was niets anders meer dan de zwarte hengst die aan een boom was vastgebonden. Een zachte vloek ontsnapte aan zijn lippen terwijl zijn ogen de weg afzochten, maar hij wist dat er geen spoor meer van de gravin te bekennen zou zijn.
De vogel is gevlogen! Die gedachte knaagde aan hem en deed zijn humeur weinig goed, maar ergens vanuit de verste diepten van zijn herinnering kwam het beeld van een paar ogen, soms jade, soms ebben, die hem achtervolgden. Nog verontrustender voor zijn gemoed was het beeld van haar slanke, rijpe vorm, zo kwetsbaar voor zijn blik.
Tyrone verwenste zichzelf in stilte nogmaals. Hij had moeten weten dat hij haar zou afschrikken met zijn vermaledijde vurigheid! Hij was haar tegemoet getreden als een reu een loopse teef en hij kon het haar niet kwalijk nemen dat ze de benen had genomen.
Hij liet zijn adem langzaam ontsnappen terwijl hij zijn best deed zijn ergernis in te houden. Zijn mannen wachtten op hem en nadat hij hen een week lang met ijzeren vuist had voortgedreven, verdienden ze vandaag iets beters van hem, vooral omdat ze de bende struikrovers op de vlucht hadden gejaagd. Wat deed het meisje er trouwens toe? Hij kon gemakkelijk de diensten van een ander kopen.
Toch had hij weinig trek om met de kliekjes van bijna iedere man in het leger van de tsaar genoegen te nemen. Hij wilde meer dan een armzalige, haastige stoeipartij met een of andere hoer. Ondanks het feit dat hij zich niet nog eens tot een huwelijk wilde laten verleiden, wilde hij zijn hartstocht bevredigen met een vrouw met wie hij een relatie van wederzijdse genegenheid kon opbouwen en die hij misschien zelfs wel zou kunnen koesteren. Wat hij echt wilde was een minnares die bij hem zou willen blijven en die niet de behoefte had haar geluk bij anderen te beproeven.
'Gravin Zenkovna heeft een paard voor u achtergelaten, kolonel,' verkondigde kapitein Grigori Tverskoy, terwijl hij met zijn duim over zijn schouder naar de hengst wees. 'Is het niet net zo goed als dat van uzelf?'
'Ik ben bang dat de schurk er beter van is geworden,' merkte Tyrone grimmig op. 'Maar hij is nog niet van me af.'
'Gaat u weer achter hem aan?'
'Wanneer het zo uitkomt,' stelde Tyrone de jongere man gerust. 'Ik heb dringender zaken te doen in Moskou voor ik hem mijn volle aandacht geef.'
'We kunnen aan de divisie melden dat we dertien van zijn volgelingen hebben gedood, al zou ik de bijzonderheden van het gevecht liever aan de tsaar zelf overbrengen.' Een sarcastische glimlach speelde om de lippen van de kapitein. 'Generaal Vanderhout verheugt zich bijzonder over uw vele veroveringen, kolonel, maar hij laat ze wel allemaal op zijn naam zetten.'
'De Hollander maakt zich zorgen over zijn toekomst hier,' peinsde Tyrone hardop. 'Het is de beste soldij die hij tot nu toe heeft ontvangen en die wil hij niet kwijtraken voor zijn contract is afgelopen. Daarom wil hij goede resultaten boeken.'
'Ten koste van u, kolonel.'
Tyrone legde zijn hand op de schouder van de ander. 'Een generaal is altijd verantwoordelijk voor wat er in zijn divisie gebeurt, of het nu goed of slecht is. Vanderhouts bevel over de buitenlandse officieren heeft de volle aandacht van de tsaar en hun wapenfeiten strekken hem tot eer." De kolonel haalde zijn schouders op en zijn gezicht vertrok toen zijn lip scheurde bij een poging te glimlachen. 'Zo zit het nu eenmaal, Grigori! Als wij protesteren dat hij mooi weer speelt met onze overwinningen, denkt iedereen dat we kleinzielig zijn. Dus, tovarisj, moeten we de generaal nemen zoals hij is. We hebben geen keus.'
De Rus zuchtte teleurgesteld. 'Ik heb veel moeite met de dwaasheden van de generaal, kolonel. Als ik jullie met elkaar vergelijk, heeft u veel meer te bieden. Hij neemt de ideeën die u vrijelijk verkondigt over en doet dan net of het zijn ideeën waren, en van wat ik heb gezien, lijkt het erop dat u hem subtiel, maar doelbewust, adviezen geeft om te voorkomen dat hij grote blunders begaat.'
Tyrone stond even te peinzen voor hij Grigori antwoord gaf. 'Ik heb meer ervaring in het veld, dat is alles, mijn vriend, maar ik weet zeker dat generaal Vanderhout niet op de plaats zou zitten waar hij nu zit, als hij geen talenten had.'
Grigori gromde minachtend. 'Dat vraag ik me af.'