Ruïnes van DyMar
Vrijdag, 21.47 uur
Bij de schokgolf vielen een paar resterende steunbalken en de ooit rotsvaste betonmuur om. Het metalen bureau beschermde Mulder tegen het ergste, maar de hete klap drukte het zware, beroete meubelstuk tegen de muur en verpletterde hem bijna.
Felgele en oranje vlammen joegen door de ruïnes - zo snel dat ze betoverd leken. Hij had gedacht dat de meeste ontvlambare stoffen wel bij de eerste brand van twee weken geleden verbruikt zouden zijn. Zijn ogen beschermend tegen de gloed en de hete wind zag hij aan de omvang van de vlammenzee dat iemand de ruïnes met opzet in een nieuw inferno veranderd had.
De mannen in de zwarte pakken hadden alles tot in de puntjes voorbereid.
Mulder hoorde een gil van doodsangst en pijn. Hij hief voorzichtig zijn hoofd en tuurde met tranende ogen naar de ovenhitte van de brand. Een van de mannen die achter hem aan had gezeten, wankelde door de ruïnes. Zijn pak stond in brand. Tussen het geschreeuw en gegil door werd opnieuw verwoed geschoten... en blafte een hond. Het vuur stoof langs de houten steunbalken omhoog. De hitte was zo fel dat zelfs het glas en de kapotte stenen in brand leken te staan. De zwarte labrador was het gebouw in gerend, door de schokgolf getroffen en tegen een muur gesmeten. Zijn vacht rookte maar hij rende door en bleef koortsachtig zoeken.
Een van de balken aan het plafond viel met een klap tussen het puin. Vlammen lekten rond de verplinterde randen.
Mulder stond achter het bureau op en legde zijn hand voor zijn ogen. 'Darth!' riep hij. 'Hé! Kom hier!' Die zwarte hond was bewijsmateriaal. De bloedsomloop van het dier bevatte een goed werkende nanotechnologie die bestudeerd kon worden om veel andere mensen te redden, zonder de afschuwelijke mutaties die Jeremy Dorman had ondergaan. Mulder probeerde zwaaiend de aandacht van de hond te trekken, maar een andere man, die in de ruïne vast zat, draaide zich om en beschoot hem. De kogel raakte het bureau net en ketste tegen een van de kapotte betonnen muren. Mulder vond het verbijsterend dat een van Lentz' 'versterkingen' hem, hoewel het gebouw instortte, nog steeds wilde doden. Maar voordat de man opnieuw kon schieten, kwam de onmenselijke gestalte van Jeremy Dorman luidruchtig door het puin. De schietende man wendde zijn blik af van Mulder - een makkelijk doelwit - en zag het monsterlijke schepsel komen. Hij had geen tijd om iets te schreeuwen. Allerlei nieuwe aangroeisels van Dorman grepen hem beet. Met een kromme maar sterke arm brak Dorman zijn nek en gooide hij hem opzij. Op dat moment had Mulder weinig neiging om de misvormde man met dankbaarheid te overstelpen. Met zijn handen boven zijn ogen en half blind door de rook en de vlammen wankelde hij naar de uitgang. Hij moest hier weg.
De hond was hopeloos verdwaald in de ruïnes, en Mulder begreep eigenlijk niet waarom Darth zo'n gevaarlijk gebouw in was gerend. De wankele vloer stond in brand. De muren, het puin... zelfs de lucht brandde in zijn longen bij elke keer dat hij hijgend en kokhalzend ademhaalde.
Hij betwijfelde of hij hier ooit levend vandaan kwam.
Scully greep Jody's gescheurde shirt, maar dat scheurde nog verder. De jongen rukte zich schreeuwend los en rende achter de hond aan. 'Nee, Jody! Het is te...'
De jongen was al weg. De mannen die de hinderlaag hadden gelegd, bleven schieten, maar Dorman doodde de een na de ander. De zwarte hond rende rechtstreeks het schootsveld in. De jongen vertrouwde misschien, net als veel andere twaalfjarigen, een beetje te veel op zijn eigen onsterfelijkheid en ging hem even later achterna.
Scully liet de nutteloze lap stof in haar hand vallen. Wanhopig stond ze achter de beschermende bulldozer op. Ze zag de jongen als bij een wonder ongedeerd naar de geblakerde muren van DyMar rennen. Met veel lawaai ketste een nieuwe kogel tegen de rupsband van de zware machine, maar ze nam niet de moeite om zich te bukken. Jody kreeg allerlei puin over zich heen maar hield zijn hoofd naar beneden en rende door. Schreeuwend bereikte hij de eerste muren en stond daar naar de vlammenzee te kijken. Hij dook in elkaar en probeerde naar binnen te gaan. Ze hoorde Mulder naar de hond roepen, maar toen werd er opnieuw geschoten. DyMar en alles dat dit laboratorium symboliseerde, bleven branden.
Tot dusver was nog niemand de schoten, de ontploffing of de brand komen onderzoeken. Geen politie, geen brandweer. 'Mulder!' schreeuwde ze. Ze wist niet waar hij was of hoe hij kon ontsnappen. Jody rende roekeloos naar binnen. 'Jody, je gaat daar dood!' riep ze. 'Kom terug!'
Ze bereikte de drempel en tuurde door de rook. In een regen van vonken zakte een plafond in en viel een steunbalk omlaag. Delen van de vloer vertoonden gaten waar de vlammen en de explosie de structuur hadden verzwakt. De planken barstten eerst en stortten toen als een kaartenhuis in.
Jody stond in wankel evenwicht met zijn armen te zwaaien. 'Darth, waar ben je? Darth!'
Scully liet elke voorzichtigheid varen. Ze wilde de jongen redden alsof ze daarmee haar eigen overleving verdiende, en rende roekeloos naar binnen. Ze vorderde moeizaam en haalde oppervlakkig adem. Vaak hield ze haar ogen dicht, wierp dan even een korte blik om zich heen en wankelde verder.
'Darth!' riep Jody weer zonder dat Scully hem zag.
Eindelijk stond ze naast hem en pakte zijn arm. 'We moeten weg, Jody!
Hier vandaan! Het hele gebouw stort in!'
'Scully!' schreeuwde Mulder. Zijn stem was schor en hees van de rook en de hitte. Ze draaide zich om en zag hoe hij zich een weg baande en door de vlammen rende. Hij sloeg een brandje uit dat op zijn broek smeulde. Ze gebaarde dat hij moest opschieten - maar toen viel achter haar een muur om. Een houten steunbalk spleet en betonblokken vielen op een hoop in de as.
'Hallo, Jody...' zei Dormans gekwelde stem, toen hij zich door de vlammen en het puin van de muur werkte die hij zojuist omver had gegooid. De mismaakte man was ongedeerd en liet zich door de laaiende hitte niet afleiden. Brandende asdeeltjes regenden op zijn lichaam, bleven rokend op zijn huid liggen en veroorzaakten zwarte gaten die verschoven, smolten en genazen. Zijn lichaam droop als een waskaars. Zijn kleren deden volop mee aan de laaiende vlammen om hem heen, maar zijn huid kronkelde en sloeg om zich heen als een horrorshow van woekeringen en aangroeisels.
Dorman blokkeerde hun weg naar buiten.
'Jody, je wou me niet helpen toen ik het vroeg... en moet je nou kijken wat er gebeurd is.'
Jody verbeet een gil en keek het afzichtelijk gemuteerde schepsel aan. 'Jij hebt mijn vader vermoord,' zei hij.
'Nu zullen we allemaal in dit vuur sterven,' zei Dorman. 'We kunnen er natuurlijk een wedstrijdje van maken om te kijken wiens nanobeestjes het beste werken... de jouwe of de mijne.'
Scully betwijfelde of Jody's krioelende nanobeestjes hem tegen de intense hitte konden beschermen. Maar ze wist heel zeker dat Mulder en zij die bescherming niet hadden. Ze waren gewone mensen en dus kwetsbaar voor hitte, vlammen en rook. Ze waren ten dode opgeschreven als ze niet voorbij deze man konden komen.
Mulder struikelde en viel met een knie op gloeiende glasscherven. Met een kreet van pijn werkte hij zich weer overeind. Scully had haar pistool nog, maar wist dat ze er Dorman niet mee kon bedreigen. Hij lachte om haar kogels, zoals hij ook de salvo's van de mannen in de zwarte pakken genegeerd had. Hij maakte zich blijkbaar niet eens zorgen over het vuur dat overal om hem heen woedde.
'Jody, kom bij me,' zei Dorman, die sjokkend dichterbij kwam. Zijn huid kolkte en rimpelde glinsterend van het slijm dat uit zijn poriën droop. 'Laat me je aanraken. Misschien zijn mijn nanobeestjes tóch sterker... Dan doen we de rest samen.'
Scully had niet de indruk dat Dorman de jongen echt wilde lokken. Hij wilde hem alleen kwellen.
Jody liep wankelend achteruit naar Scully toe. Ze zag brandwonden, schrammen en bloedende snijwonden op zijn huid. Hij was bij de explosie door rondvliegend puin geraakt, en even vroeg ze zich af waarom die kleine wondjes niet net zo miraculeus genazen als zijn kogelwond. Was er soms iets mis met zijn nanobeestjes? Hadden ze het opgegeven? Waren ze op de een of andere manier uitgezet?
Scully wist dat ze hem niet kon beschermen. Dorman kwam zwaaiend
dichterbij en stak een in vlammen gehulde hand naar hem uit.
Naast haar stond een muur van brandend puin, waar de vlammen en de
rook elk zicht onmogelijk maakten. En daar was plotseling de zwarte
labrador, die zich jankend op zijn slachtoffer stortte.
Dorman draaide zich om en zijn hoofd zwenkte mee. Maaiend hief hij
zijn kapotte en gekromde handen. Zijn tentakels en tumoren kronkelden
als een mand vol slangen, maar onder de bulldozerkracht van de zwarte
hond viel hij op de grond.
'Darth!' schreeuwde Jody. 'Kijk uit!'
De hond dreef Dorman het vuur in, waar fel licht en lekkende vlammen opstegen door steeds grotere gaten in de vloer, alsof daar beneden de afgrond van de hel lag.
Dorman gilde en wikkelde zijn tentakels rond de hond. Diens vacht vatte hier en daar vlam, maar Darth merkte het blijkbaar niet. Hij was immuun voor de ziekte. Hij beet en dreef zijn tanden diep in het zacht klotsende vlees van de door nanobeestjes geteisterde man.
Dorman vocht met het zware dier en het tweetal viel op de krakende, versplinterende vloerplanken. Dormans linkervoet schoot dwars door een van de gaten vol vlammen.
Hij schreeuwde. Zijn tentakels kronkelden. De hond beet woest in zijn gezicht.
En toen zakte de vloer met een lawine van brandend puin in. Vonken en rook schoten omhoog alsof er een landmijn ontplofte. Jankend en gillend vielen Dorman én Darth in de vlammenzee van de kelder. Jody schreeuwde en wilde zijn hond achterna gaan, maar Scully pakte zijn armen hard beet en trok de jongen naar de opening. Daar was hij veilig. Mulder wankelde hoestend achter haar aan. De brullende vlammen laaiden steeds hoger op. Steeds meer steunbalken vielen op de grond. Een volgende betonnen muur stortte in. Daarna zakte een heel stuk van de vloer weg en werden ze bijna meegesleurd. Ze bereikten de drempel van het instortende gebouw. Scully dacht aan niets anders meer dan aan frisse lucht. Heerlijk kunnen ademen. Veilig zijn voor het vuur.
Toen ze zich eindelijk een weg uit de vlammen en het puin hadden gebaand, leek de koele avond onmogelijk donker en koud. Haar ogen brandden en waren zo betraand dat ze nauwelijks iets zag. Nog steeds lag haar arm rond de wanhopige jongen. Ze wankelden bij de vlammen vandaan, maar toen tikte Mulder op haar schouder om haar aandacht te trekken.
Ze keek op en zag een groep mannen met kille blikken op hen wachten. De overlevenden van Lentz' team hadden hun automatische wapens geheven en op hen gericht.