24

Max's General Store and Art Gallery, Colvain, Oregon 

Donderdag, 12.01 uur

Scully had schoon genoeg van het rijden en was blij met elke kans om te stoppen en te vragen of iemand Patrice en Jody Kennessy gezien had. Mulder zat op de passagiersstoel kaasknabbels te kauwen uit een zak op zijn schoot en liet een paar kruimels op zijn jas vallen. Hij begroef zijn gezicht in de uitgevouwen officiële wegenkaart van Oregon. 'Ik kan die stad helemaal niet vinden,' zei Mulder. 'Colvain, Oregon.' Scully parkeerde voor een eigenaardig oud huis met dakspanen. Aan een paal bij de voordeur hing een uithangbord aan een ketting, max's general

store and art gallery.

'Mulder, we zitten in die stad en ik kan hem niet vinden.' Op de zware houten winkeldeur hing een reclame voor Worley-sigaretten; een bel aan de bovenkant rinkelde toen ze de krakende hardhouten vloer van Max' winkel betraden. 'Natuurlijk is er een winkelbel,' zei Mulder opkijkend.

Oude vitrines en koelkasten in de stijl van de jaren vijftig - wit geëmail­leerd en afgewerkt met chroom - bevatten twijfelachtige stukken vlees, flesjes frisdrank en diepvriesmaaltijden. In dozen rond de kassa lagen Slim Jims in reuzenformaat en een schijnbaar oneindige sortering ge­droogd rundvlees.

T-shirts hingen aan een rek naast planken vol snuisterijen en nutteloze hebbedingetjes, meestal van geurig cederhout en voorzien van grappige volkswijsheden over Oregons natte klimaat. Borrelglaasjes, placemats, speelkaarten en sleutelhangers completeerden het assortiment. Boven een biervitrine zag Scully een paar slechte aquarellen scheef aan de achtermuur hangen; aan de goudgeschilderde lijsten hingen prijskaartjes. 'Ik vraag me af of er soms een districtsverordening is die voorschrijft dat elke stad een bepaald aantal kunstwinkels moet hebben,' zei ze. Achter de kassa had een oude vrouw zich verschanst achter krantenrekken en bakken kauwgom, snoepjes en pepermunt. Haar haren waren schreeuwend rood geverfd en ze had een dikke bril op die met vingeraf­drukken besmeurd was. Ze droeg een opzichtig halssnoer van nepparels, die veel te indrukwekkend waren voor iemand in een winkel van Sinkel. Ze las een beduimeld roddelblad met koppen als verschrikkelijke sneeuwman aangetroffen in new jersey, buitenaardse embryo's diepgevroren bij over­heidsinstelling en zelfs kannibalistische sekte in arkansas. Mulder bekeek de koppen en trok naar Scully zijn wenkbrauwen op. De roodharige vrouw keek hen over haar bril heen aan. 'Kan ik jullie hel­pen, mensen? Landkaarten? Frisdrank?'

Mulder liet zijn badge en identiteitskaart zien. 'We zijn federale agen­ten, mevrouw, en zoeken twee vermiste personen.' Scully haalde de veel gebruikte foto's van de Kennessy's te voorschijn en legde ze op de toonbank. De vrouw vouwde haar krant haastig dicht, legde hem naast de kassa en bekeek de foto's door haar vuile bril. Jody glimlachte optimistisch, maar zijn gezicht was uitgeteerd en mager. Zijn meeste haar was uitgevallen en zijn huid was grijs en zieke­lijk van de zware chemo- en bestralingstherapieën. De vrouw staarde naar de foto's. 'Er komen hier een hoop mensen langs, weet u,' zei ze. 'We hebben het hier druk.'

Scully besloot daar niets tegenin te brengen. Gezien de bestofte blikken in de schappen en de geïsoleerde ligging van Colvain nam ze aan dat het er eens per maand spitsuur was. De vrouw zette haar bril af, veegde hem met een gebruikt papieren zakdoekje af en zette hem toen weer op. 'Maar deze twee... ja, volgens mij heb ik ze gezien. In elk geval die vrouw. Ze waren hier een week of twee geleden.' Mulder keek op. 'Het tijdstip kan inderdaad kloppen.' Scully boog zich voorover. 'Deze jongen is heel ernstig ziek. Hij is ster­vende aan leukemie en moet direct behandeld worden. Misschien is hij er wel veel slechter aan toe sinds deze foto genomen is.' De vrouw bekeek Jody's foto weer. 'Nou ja, misschien heb ik het wel

mis,' zei ze. 'Als ik me goed herinner, maakte de jongen met die vrouw een heel gezonde indruk.'

'Het is van het grootste belang, mevrouw,' zei Scully. 'Hebt u enig idee waar ze kunnen zijn?'

'Ja hoor.' De vrouw leunde achterover in haar stoel, die met een metali­ge gil protesteerde, en zette haar dikke bril weer op de brug van haar neus. 'Hier in de buurt ontgaat ons niet veel.'

Ze haalde een pen te voorschijn maar nam niet de moeite om een adres op te schrijven. 'Een kilometer of tien terug staat een vakantiehuisje. Neem daar een kleine weg, die de Locust Springs Drive heet. Rij een paar honderd meter door en sla dan linksaf een houthakkerspad in. Het is het derde pad aan je rechterhand.' Ze speelde met haar snoer nepparels. 'Het huisje heeft een hele tijd leeg gestaan, maar er is net een ongetrouwde moeder komen wonen. Ze zijn een paar keer hier geweest om bood­schappen te doen.'

'Dat is het beste spoor dat we tot dusver gevonden hebben,' zei Scully. De gedachte aan de mogelijkheid om Jody Kennessy te redden en in zijn verzwakte toestand te helpen, gaf nieuwe moed en verdreef een deel van de pijn en het gebons in haar hoofd.

De bel van de winkeldeur rinkelde weer en er kwam een politieman bin­nen. Zijn laarzen bonkten zwaar op de versleten houten vloer. Scully keek achterom terwijl de agent achteloos naar de frisdrankvitrine liep en er een grote fles oranje prikdrank uithaalde.

'Hetzelfde als altijd, Jared?' riep de vrouw vanachter de kassa terwijl ze het bedrag al aansloeg.

'Voor mij altijd hetzelfde, Maxie,' antwoordde hij, en ze gooide hem vanaf het rek met snacks een doosje kunstmatig gekleurde kaascrackers toe. Scully vroeg zich af of de agent soms een voorkeur had voor oranje. De politieman knikte Scully en Mulder beleefd toe en zag toen zowel de foto's als het etui van Mulders badge. 'Kan ik jullie helpen, mensen?' 'We zijn van de FBI, agent,' zei Scully. Ze liet hem de foto's zien en vroeg zijn hulp. Misschien kon hij hen naar het afgelegen huisje brengen waar Patrice en Jody gevangen werden gehouden - maar plotseling kwaakte de radio op Jareds heup.

De stem van de coördinator klonk gealarmeerd maar levendig en profes­sioneel. 'Jared, meld je. We hebben een noodgeval. Een passerende automobilist heeft op de snelweg een lijk gevonden. Op ongeveer een kilometer van het land van Doherty.'

De agent greep zijn radio. 'Hier agent Penwick,' zei hij. 'Wat bedoel je met een lijk? In welke toestand?'

'Een vrachtwagenchauffeur,' antwoordde de coördinator. 'Zijn oplegger met boomstammen ligt half van de weg af en die vent zelf ligt tegen zijn stuurwiel. Volgens de melding is hij aan een soort vreselijke ziekte ge­storven. Hij heeft zwarte vlekken op zijn huid en overal bulten. En een soort slijm.'

Scully en Mulder keken elkaar snel aan. 'Hier hebben we misschien in­formatie over, agent. We zijn aan een vitaal onderzoek bezig.' De agent keek hen aan en Scully vertelde hem snel in welke toestand de nachtwaker in het uitgebrande DyMar was gevonden. 'We zijn bang dat er een soort dodelijk, biologisch, agens aan het werk is,' zei ze. 'Een soort... viruskanker. Neem alle voorzorgsmaatregelen als u het lijk onderzoekt.' Mulder keek haar aan. 'Scully, wil jij het slachtoffer niet zien en er je deskundige oordeel over geven?'

Ze aarzelde. De agent stond intussen te popelen om naar zijn auto te rennen. 'Nee, Mulder. Ga jij maar. Ik neem de auto en rij naar het huisje. Als Jody Kennessy medische hulp nodig heeft, wil ik zorgen dat hij alles krijgt wat hij nodig heeft.'

Mulder liep haastig naar de deur. 'Oké, Scully. Eindelijk hebben we iets te pakken en we mogen het niet uit onze vingers laten glippen.' De winkelbel rinkelde toen de politieagent de deur uit rende. Hij had zijn kaascrackers en oranje frisdrank in zijn ene hand en zei haastig in zijn walkie-talkie dat hij alles had begrepen. Hij keek achterom. 'Zet maar op mijn rekening, Maxie. Ik zie je straks nog wel.' Toen keek hij Mulder aan. 'Als u meewilt, moet u opschieten. Ik moet een lijk onderzoeken.' Scully rende achter hen aan en liet de deur rinkelend dichtvallen. Mulder en Penwick renden naar de politieauto die schuin voor de winkel geparkeerd stond.

Mulder riep achterom: 'Kijk of je ze vindt, Scully. Ontdek wat je kunt. Ik bel je via de mobiele telefoon.'

De twee autodeuren sloegen dicht. De man van de verkeerspolitie keerde zijn auto in een sproeiregen van opspuitend nat grind en schoot met rode zwaailichten de weg op. Scully nam aan dat zijn werk in geen tijden zo opwindend was geweest.

Ze liep naar de huurauto en pakte de sleutels. Maar toen ze een blik wierp op de mobiele telefoon op de autostoel, zag ze tot haar ontzetting dat het ding het niet deed. Ze waren weer eens buiten bereik van het signaal.