26

Dormans vakantiehuisje, Kustgebergte, Oregon

Vrijdag, 13.26 uur

De dicht opeenstaande bomen graaiden naar hem. Hun takken schram­den zijn gezicht, trokken aan zijn haar, grepen zijn shirt - maar Jody rende door. Het laatste dat hij hoorde, waren de wanhopige kreten van zijn moeder. 'Jody, rennen! Blijf rennen!'

In de loop van de laatste twee weken had Patrice hem haar angst en paranoia ingehamerd. Jody wist heel goed dat sommige mensen het op hem gemunt hadden. Machtige, dodelijke mensen. Iemand had zijn vader verraden en het laboratorium in brand gestoken. Hij en zijn moeder waren in het donker weggereden. Ze sliepen in de auto uit het zicht van de weg en reden van plek naar plek totdat ze ein­delijk het vakantiehuisje bereikten. Steeds opnieuw had zijn moeder hem voorgehouden dat hij niemand mocht vertrouwen - en nu bleek dat zelfs voor Jeremy Dorman te gelden. Jeremy, die een soort oom voor hem was geweest, die met hem gespeeld had zodra hij en zijn vader zich van hun werk hadden kunnen losrukken.

Nu dacht Jody niet meer na. Hij reageerde alleen maar. Hij rende de ach­terdeur uit en sprintte door het gras naar de bomen. Darth was nog eer­der dan hij in het dennenbos en blafte alsof hij een veilig pad zocht. Het vakantiehuisje verdween snel uit het zicht. Jody draaide scherp naar links en begon de helling te beklimmen. Hij sprong over een omgevallen boom, liep krakend over kapotte takken en werkte zich door dichte doornstruiken.

De laatste twee weken had hij dit eenzame bos verkend. Zijn moeder was meestal dicht in de buurt gebleven uit angst dat hij in moeilijkheden kwam of te ver afdwaalde, maar desondanks had Jody de tijd gevonden om hier rond te neuzen. Hij wist de weg. Hij kende een paar geheime plekjes in het bos, maar herinnerde zich geen schuilplaats die goed of veilig genoeg was. Zijn moeder had gezegd dat hij moest blijven rennen, en dus bleef hij rennen.

Ik zal voor wat afleiding zorgen, dan krijg je een voorsprong, had ze ge­zegd. Als ze mij doden, nemen ze honderd procent zeker ook jou te gra­zen.

'Jody, wacht!' Het was Jeremy Dormans stem, maar Jody hoorde een vreemde, verstikte ondertoon. 'Hé, Jody, luister naar me, alsjeblieft. Ik moet met je praten.'

Jody aarzelde maar holde toen weer door. Darth blafte hard, schoot onder een nieuwe omgevallen boom door en sprong een stenige helling op. Jody klauterde hem achterna.

'Kom hier, joh. Ik moet met je praten,' riep Dorman. Jody wist dat de man ver achter hem bij het vakantiehuisje het bos in was gegaan en hem nu achtervolgde.

Hij bleef even hijgend staan. In zijn gewrichten had hij soms nog steeds dat schrijnende, tintelende gevoel alsof delen van zijn lichaam sliepen - maar dat ongemak was niets vergeleken bij wat hij eerder beleefd had, toen de leukemie op zijn ergst was, en toen hij eerlijk gezegd het liefst was doodgegaan om maar een einde aan die overweldigende pijn te maken. Nu voelde hij zich gezond genoeg om zijn inspanning voort te zetten, maar hij wilde het niet te lang volhouden. Hij had kippenvel; zweet jeukte op zijn rug en in zijn hals.

Hij hoorde Dorman door het bos sjokken en takken opzij slaan - schrik­wekkend dichtbij. Hoe was hem dat zo snel gelukt? Jody haastte zich een helling af naar een kleine geul waar een beekje over stenen en afgevallen takken stroomde. Twee dagen geleden was hij voor de grap het water overgestoken door op stenen, boomstronken en rotsformaties te springen. Het was toen een uitdaging geweest om niet te vallen. Nu rende hij zo hard als hij kon. Halverwege het beekje gleed hij op een bemost rotsblok uit en schoot zijn rechtervoet in het ijskoude water, dat klokkend langs de oevers liep.

Hij hijgde verrast, rukte zijn drijfnatte voet uit het water en rende door.

Zijn moeder had altijd gewaarschuwd dat zijn schoenen niet nat moch­ten worden... maar Jody wist dat ontsnapping nu veel belangrijker was en elk risico rechtvaardigde.

Dorman riep opnieuw: 'Jody, kom hier!' Zijn stem klonk nu bozer en scherper. 'Ik heb iets van je nodig. Alleen jij kunt me helpen. Hé, Jody, ik smeek het je!'

Met zijn doorweekte schoen klom Jody de andere oever op. Hij haalde diep adem om te kunnen blijven rennen, greep een dennentak en kreeg kleverige hars op zijn hand, maar hees zich ermee uit de geul naar vlak­ker terrein, waar hij weer tempo kon maken.

Hij voelde een steek in zijn zij, die een scherpe pijn in zijn nieren en maag gaf, maar hij drukte zijn hand erop zodat hij kon blijven rennen. Jody wist niet wat er aan de hand was, maar hij ging op zijn angst en zijn moeders waarschuwing af. Hij zwoer dat Jeremy Dorman hem niet te pakken zou krijgen. Vertrouw niemand.

Hij bleef even hijgend bij een boom staan en luisterde aandachtig naar zijn achtervolger.

Onder aan de helling aan de overkant van de beek zag hij de massieve gedaante van Jeremy Dorman en zijn gescheurde overhemd. Hun blik­ken kruisten elkaar op grote afstand door het beschaduwde bos. Dorman stak een vlezige hand uit en wees naar hem. Hij had iets in zijn hand, en Jody herkende het vuurwapen op het moment dat hij een felle lichtflits uit de loop zag komen.

Een harde knal echode door het bos. Nog geen twee meter boven zijn hoofd versplinterde een deel van de bast van de den. Dorman had hem beschoten!

'Kom direct hier, verdomme!' gilde Dorman.

Een uitroep verbijtend rende Jody het dichte kreupelhout in achter de boom die hem beschermd had.

In het donkere bos hoorde hij Darth blaffen en janken alsof het dier hem aanmoedigde. Jody vertrouwde zijn hond veel meer dan hij ooit Jeremy Dorman zou vertrouwen.

Met zijn hand in zijn zij rende hij weer weg. Zijn hoofd bonsde en zijn hart klopte als de motor van een raceauto.

Dorman kloste achter hem door de koude beek en deed niet eens moeite om de stapstenen te gebruiken. 'Jody, kom hier!' Jody vluchtte wanhopig naar het geluid van de blaffende hond. Daar was hij veilig, hoopte hij.