40

DyMar Laboratories, Portland, Oregon 

Vrijdag, 20.45 uur

Terug naar het spookhuis, dacht Scully toen ze over het steile pad naar het uitgebrande, zwartgeblakerde DyMar reed.

Achter de wolken verspreidde de maan een parelmoeren gloed, een dof­glanzende lichtplek aan de donkere hemel. Het bos op de heuvels rond Dymar was ooit een vredige, beschermende barrière geweest - maar nu vond Scully de bomen bedreigend. Ze boden dekking voor steelse be­wegingen van vijanden, misschien nieuwe gewelddadige demonstran­ten... of die mannen die het volgens Jody op hem en zijn moeder had­den voorzien

'Blijf in de auto, Jody.' Ze liep naar het inzakkende harmonicahek, neer­gezet om onbevoegden buiten het gevaarlijke terrein te houden, maar nu door niemand meer bewaakt.

De rots boven de grote stad Portland was een uitgelezen stuk bedrijfs­terrein, maar voorlopig zag ze alleen zwarte ruïnes als een drakenkarkas onder het dunne maanlicht liggen. Het was leeg en gevaarlijk, en toch uitnodigend.

Scully vermoedde een valstrik.

Toen ze door het open en al te uitnodigende poortje van het harmonica­hek liep, hoorde ze een autoportier dichtslaan. Ze draaide zich om en verwachtte Mulder te zien - plus de grote man die hem in gijzeling hield en Jody had beschoten. Maar het was de jongen maar, die uit de auto

stapte en nieuwsgierig rondkeek. De zwarte labrador sprong naast hem naar buiten. De vrijheid lokte, en bovendien was hij blij dat de jongen weer gezond was. 'Wees voorzichtig, Jody,' riep ze.

'Ik ga met je mee,' zei hij. Voordat ze hem een standje kon geven, voeg­de hij eraan toe: 'Ik wil niet alleen blijven.'

Scully wilde eigenlijk niet dat hij meeging de ruïnes in, maar ze kon het hem ook moeilijk kwalijk nemen. 'Oké, ga maar mee.' Jody liep haastig naar haar toe en Darth rende uitgelaten voorop. 'Hou de hond bij je,' waarschuwde Scully. 'Het is hier gevaarlijk bouwvallig.' Uit het gebouw klonk het geluid van puin en steunbalken, die onder in­vloed van de tijd en de zwaartekracht aan het schuiven waren. Binnen was het windstil, maar de geblakerde balken tussen de as kraakten en kreunden.

Sommige dragende muren stonden nog overeind maar konden zo te zien elk moment instorten. Een deel van de vloer was in de kelders gevallen, maar in één gedeelte stonden nog muren van betonblokken overeind. Door de brand was de emailverf gaan bladderen, en ze zaten vol roet. Bulldozers stonden als stalen monsters buiten op wacht. De aannemer die het laatste litteken van Dymars aanwezigheid moest uitwissen, had er ook een stoomschop, verplaatsbare toiletten en kastjes voor de bouw­vakkers neergezet.

Scully meende een geluid te horen en liep voorzichtig naar de bull­dozers. In de buurt van de zware machines stonden brandstoftanks. De slopers waren klaar om te beginnen - en ze vroeg zich af of de ongebrui­kelijke haast waarmee het gebouw met de grond gelijk werd gemaakt, iets te maken had met de plannen om alles in de doofpot te stoppen, zoals Dorman zei.

Toen zag Scully dat een metalen kastje was opengebroken. Een streep van glanzend zilver gaf aan waar een koevoet het slot had weggescheurd - vlak onder het bordje gevaar: explosieven.

Het donker leek plotseling nog veel drukkender, de stilte onnatuurlijk. Ze kreeg kille, mistige, vochtige lucht in haar neus en rook het zure gif van een oude brand. 'Jody, blijf dicht bij me,' zei ze.

Haar hart bonsde. Al haar zintuigen waren waakzaam. Een scherpe pijn­scheut flikkerde achter haar voorhoofd en ze hoopte dat haar ziekte

haar geen bloedneus bezorgde. Ze moest nu FBI-agent zijn en Jody be­schermen. Zijn gesprek met Dorman zou heftig en gevaarlijk zijn, maar ze wilde het tot een goed einde brengen.

Ze hoorde een auto naderen, die rammelend, zwoegend en met knerpen­de banden over het grind de helling beklom. Ze zag ook twee koplampen dansen.

'Blijf bij me.' Ze legde een beschermende hand op Jody's schouder, en

zo bleven ze aan de rand van het uitgebrande gebouw staan.

Het was een oud, rood vrachtwagentje met roest op de zijkanten en hier

en daar een lik menie. Het chassis kraakte en kreunde toen het portier

aan de chauffeurszijde openging en Mulder uitstapte.

Ze had met Fox Mulder al heel wat ongelooflijks meegemaakt, maar de

aanblik van haar onberispelijk geklede partner in pak en das achter het

stuur van een gedeukte oude vrachtwagen sloeg bijna alles.

'Leuk je weer eens te zien, Scully,' zei Mulder.

Een grote gedaante hees zich van de andere stoel. Haar ogen waren aan het zwakke licht gewend, maar zelfs in de schaduw zag ze dat hij zich verkeerd bewoog, dat zijn ledematen extra gewrichten hadden gekregen. Blijkbaar ging hij diep gebukt onder pijn en vermoeidheid. Eerder op de dag had Jeremy Dorman er al slecht uitgezien, maar nu was hij er nog veel erger aan toe.

Ze deed een stap vooruit maar bleef Jody dekken. 'Alles oké, Mulder?' 'Voorlopig wel,' zei hij.

Dorman kwam een stap dichter bij Mulder staan, die terugdeinsde en af­stand probeerde te houden. De breedgeschouderde man had een revol­ver in zijn hand... maar dat was nog wel het minst dreigende aan hem. Scully trok haar eigen wapen. Ze was een heel goede en zelfverzekerde schutter. Ze richtte haar .9 mm op Jeremy Dorman. 'Laat agent Mulder onmiddellijk vrij,' zei ze. 'Mulder, loop bij hem vandaan.' Hij deed inderdaad twee of drie stappen, maar langzaam en voorzichtig om Dorman niet te provoceren.

'Ik kan hem zijn eigen pistool niet teruggeven, vrees ik,' zei Dorman. 'Ik heb het aangeraakt, begrijpt u, en nu heeft niemand er meer iets aan.' 'En ik ben ook mijn jasje en mobiele telefoon kwijt,' zei Mulder. 'Deze zaak wordt een nachtmerrie met al die formulieren voor de vervanging van persoonlijke uitrustingsstukken die bij de uitoefening van mijn plicht verloren zijn gegaan.'

Jody kwam aarzelend naar voren maar bleef dicht achter Scully staan. 'Jeremy, waarom doe je dit allemaal?' vroeg hij. 'Je bent even slecht als... als zij.'

Dormans schouders zakten in en Scully moest aan de zielige, lompe Lenny uit Of Mice and Men denken, de man die alles vernielde wat hij beminde zonder te weten hoe en waarom.

'Het spijt me, Jody,' zei hij. Hij spreidde zijn ene hand en pakte de revol­ver in zijn andere. 'Ik was wanhopig. Ik bén wanhopig. Je ziet hoeveel last ik ervan heb. Ik móest hier naartoe. Jij kunt me helpen. Ik weet geen andere manier om in leven te blijven.'

'Hoe kan ik je dan helpen?' vroeg Jody. 'Mijn moeder is dood, mijn vader is dood... ik heb alleen mijn hond nog.'

'Er zitten anderen achter ons aan, Jody,' zei Dorman. Hij kwam een stap dichterbij. Scully ging niet naar achteren en bleef als een barrière tussen hen in staan.

'Mensen van de regering jagen op ons. Dat zijn mensen die het werk van je vader in de doofpot willen stoppen, zodat geen andere kankerpatiën­ten geholpen kunnen worden. Niemand anders zal genezen zoals jij ge­nezen bent. Deze mannen willen het geneesmiddel voor zichzelf hou­den.'

Die gedachte maakte Scully nijdig. 'Dat slaat nergens op. Niemand zou zulke waardevolle informatie achterhouden. Demonstranten hebben dit gebouw platgebrand.' Ze hief haar hand en gebaarde naar de verkoolde steunbalken.

'Dat gelooft u zelf niet, agent Scully.' Dorman keek haar minachtend aan, maar had alleen oog voor Jody - een hongerig oog. Hij praatte met zoveel nadruk dat zijn gezichtshuid door zijn felle emotie verschoof. 'De demonstranten die je vader hebben vermoord en het hele gebouw plat­brandden, waren ingehuurd door de mensen die ik bedoel. Het was een vooropgezet plan, een samenzwering. Zij hebben je vader vermoord.' Dat leek het wachtwoord voor andere mannen, die plotseling te voor­schijn kwamen. Het waren donkere gedaanten, mannen in zwarte pak­ken die in de buurt van het harmonicahek opdoken. Ze kwamen uit de bomen en uit de richting van de weg. Weer een andere groep kwam met felle zaklantaarns het steile pad af.

'Wij hebben bewijzen die tot een andere conclusie dwingen, meneer Dorman,' zei de man die de leiding had.

Dorman keek wild om zich heen en wierp woedende blikken op Mulder alsof die hem verraden had. Mulder deed een stap naar achteren en blaf­te naar de nieuwkomers: 'Wij zijn FBI-agenten en aan een zaak bezig. Wie zijn jullie?'

'Wij zijn de "versterkingen", agent Mulder. Wij nemen de zaak nu in handen. U en agent Scully mogen vertrekken. Alle rapporten kunt u aan ons overlaten.'

'Hoe weet u hoe we heten?' vroeg Mulder.

Scully deed een stap naar achteren en pakte Jody's pols. 'Zo makkelijk gaat dat niet,' zei ze. 'Deze jongen blijft onder onze hoede.' 'Dat zal helaas niet gaan,' zei de man die de leiding had. 'Ik kan u verze­keren dat onze instructies volmaakt in orde zijn.' Jody keek op naar de man die het woord had genomen. 'Wat bedoelde u?' vroeg hij met glanzende ogen. 'Wat bedoelde u toen u zei dat zij mijn vader niet vermoord hebben?'

De mannen kwamen dichterbij; in de beschaduwde openingen van het uitgebrande gebouw werkten hun donkere pakken als camouflage. 'Identificeer u,' zei Scully.

'Scully, je denkt toch niet dat ze visitekaartjes bij zich hebben?' vroeg Mulder ongelovig.

De voorste man keek Jody aan als een insectenverzamelaar die een prachtexemplaar onder ogen krijgt. 'Heeft meneer Dorman niet goed uit­gelegd wat er met je vader gebeurd is?' Er klonk spot in zijn stem. 'Heb je weer sprookjes verteld, Jeremy? De waarheid overdreven, feiten ver­doezeld?'

'Waag het niet, Lentz!' zei Dorman. De revolver lag slap in zijn hand en Lentz voelde zich dan ook allerminst bedreigd.

'Jeremy is de man die je vader vermoord heeft, Jody. Met vier kogels, als ik me niet vergis. Dat is tenminste het aantal dat we uit zijn verbrande lijk hebben gehaald.' 'Nee!' schreeuwde Dorman.

'Jeremy en je vader kochten namelijk een vuurwapen om ermee op je hond te schieten. Ze wilden de genezende eigenschappen van de nano­technologie testen.' Hij praatte zachtjes en minzaam. 'Je vader smokkel­de Darth het laboratorium in en Jeremy schoot op hem. De hond genas.' Lentz glimlachte. 'Hij gebruikte hetzelfde wapen om op je vader te schieten, maar toen kon David Kennessy zichzelf niet meer genezen.'

'Vuile hufter!' jammerde Dorman wanhopig.

Scully was te verbijsterd voor een reactie, maar het was duidelijk dat Dorman de jongen nooit meer tot hulp kon bewegen. Brullend en zwaaiend met zijn veel te buigzame armen hief Jeremy Dorman de revolver en richtte op Lentz.

Maar de mannen in het zwart waren veel sneller. Ze trokken hun eigen wapens en openden het vuur.