16

Lijkenhuis van het Mercy Hospital

Donderdag, 2.04 uur

Sommige mensen vinden het angstaanjagend of op zijn minst onprettig om 's nachts alleen in een lijkenhuis te zijn. Maar Edmund vond het stil­le, slecht verlichte ziekenhuis de beste omgeving voor zijn studie. Hier was hij urenlang alleen, en hij had er zijn medische handboeken, zijn populaire verhalen over waar gebeurde misdaden en zijn werk als lijken­huisassistent.

Ooit hoopte hij zelf naar de universiteit te kunnen en forensische ge­neeskunde te studeren. Het onderwerp fascineerde hem en hij wilde door hard werken goed genoeg worden om minstens eerste of tweede as­sistent van districtslijkschouwer Frank Quinton te worden. Dat was het hoogste doel dat Edmund kon bereiken.

Studeren viel hem zwaar en hij wist dat de medische faculteit een enor­me uitdaging zou zijn. Daarom wilde hij zelfstandig zoveel leren als hij kon door naar afbeeldingen en diagrammen te kijken en zoveel mogelijk details uit te pluizen voordat hij colleges ging lopen. Abraham Lincoln was toch ook autodidact? Daar was volstrekt niets mis mee - welnee, man. En Edmund had de tijd, de concentratie en de ambi­tie om zoveel te leren als hij kon.

Tl-buizen wierpen wit licht op de schone tegelvloer en de witte muren om hem heen. Roestvrij staal en chroom blonken. Uit de ventilatieope­ningen kwam het geluid van een zacht ademende, vreedzaam slapende man. In de ziekenhuisgangen was het stil. Geen intercom, geen liftbelletje, geen voetstappen op crêpezolen door de gangen.

Hij was de enige met nachtdienst in het lijkenhuis - en dat vond hij

prettig.

Edmund bladerde een van zijn medische handboeken door en friste zijn geheugen op over het verschil tussen een perforatie- en een penetratie- wond. Bij een penetratiewond drong een kogel het lichaam in en bleef daar zitten. Bij een perforatiewond ploegde de kogel zich naar de andere kant en trad daar uit, meestal met medeneming van een flink stuk vlees. De wond van een uittredende kogel was dus anders dan het nette ronde gat van een intredende kogel.

Edmund krabde op zijn kale hoofd terwijl hij de passage steeds opnieuw herlas en de begrippen uit elkaar probeerde te houden. Op een andere bladzijde analyseerde hij kogelbaandiagrammen, waarop stippellijnen aangaven hoe kogels zich door de lichaamsholte voortbewogen. De ene baan was op slag dodelijk, terwijl de andere gemakkelijk te genezen was. Het was hier gelukkig rustig zodat hij zich kon concentreren, en als Edmund alle uiteenzettingen eenmaal helder voor ogen had, onthield hij ze meestal. Hij had een zeurende hoofdpijn van de spanning, maar wilde niet nog meer koffie drinken of aspirine slikken. Hij moest alles volledig doordenken.

Net toen hij alles echt begrepen dacht te hebben en al uitgelaten wilde grijnzen, hoorde hij iets bewegen. Er roerde zich iets. Edmund ging rechtop zitten, rechtte zijn schouders en keek om zich heen. Een van de lampen in de linkerhoek flikkerde, maar hij zag niets bewegen, geen wegschietende schaduwen, geen heimelijk gesluip half achter zich.

Hij staarde naar de langzaam zwakker brandende lamp en besefte dat hij zich door het stroboscopische geflikker liet afleiden. Zuchtend schreef hij een briefje voor de onderhoudsploeg. Die dienst had de temperatuur van de koelinstallatie al dubbel gecontroleerd, het freon bijgevuld en verklaard dat alles in de laden - ook in 4E - tiptop in orde was. Edmund hoorde nu niets meer. Hij sloeg de bladzijde om en begon aan een nieuw hoofdstuk over de verschillende soorten verwondingen die met een stomp voorwerp kunnen worden toegebracht. Toen hoorde hij weer iets bewegen... een ritselend gewoel... en toen een harde bons.

Edmund zat nu kaarsrecht overeind en knipperde verwoed met zijn ogen. Hij wist dat zijn fantasie hem geen parten speelde - nee, man. Hij werkte al heel lang hier in het lijkenhuis en liet zich niet makkelijk meer bang maken door de geluiden van een verzakkend gebouw of zoemende machines.

Weer een bons. Er botste iets op metaal.

Hij stond op en probeerde de herkomst van het geluid vast te stellen. Hij vroeg zich af of er iemand gewond was. Misschien was er wel een sinis­tere gluurder het stille lijkenhuis binnengedrongen... maar waarom? Edmund zat hier al drie uur op zijn post, maar had niets gehoord of ge­zien. Hij kon zich iedereen herinneren die was binnengekomen. Opnieuw hoorde hij geklop, gebons en geschraap. Van stilte was geen sprake meer, Iemand was aan het bonzen en dat klonk steeds fanatieker. Edmund holde met een groeiende angst naar de achterkant van de zaal. Diep in zijn hart wist hij waar het geluid vandaan kwam: uit een van de koelladen. Uit een van de laden met een lijk.

Op school had hij horrorverhalen gelezen, vooral van Edgar Allan Poe, over voortijdige begrafenissen van mensen die eigenlijk nog niet dood waren. Hij had griezelige verhalen gehoord over slachtoffers in coma die in de koelladen van een lijkenhuis waren gegooid, waar ze stierven van de kou in plaats van aan hun verwondingen... patiënten bij wie een ver­keerde diagnose was gesteld, die in een diabetische shock verkeerden of een epileptische aanval hadden waarbij ze dood leken. Vanuit zijn beperkte medische ervaring had Edmund die voorbeelden af­gedaan als broodje-aapverhalen, ouwewijvenpraat... maar op dit moment was er geen ruimte voor twijfel.

Iemand bonsde van binnenuit tegen een van de deuren van de koelin­stallatie.

Hij boog zich voorover en luisterde. 'Hallo!' riep hij. 'Ik haal u eruit!' Iets anders kon hij niet doen.

De la waaruit het lawaai kwam, was gemarkeerd met alleen bevoegden, gele tape en het symbool voor levensgevaar. La 4E. De la met het lijk van de dode nachtwaker. Edmund wist dat het gevlekte, bultige, met slijm bedekte lijk al dagen in de la lag. Al dagen! Agent Scully had zelfs een autopsie op de man uitgevoerd. Die vent kon niet meer leven - welnee, man!

De onrustige geluiden vielen na zijn uitroep weg. Toen hoorde hij bewe­gingen alsof knobbelige vuisten of hielen bonzend probeerden te ont­snappen. Het klonk bijna als... ratten in een muur. Edmund slikte. Was dit een misselijke streek? Probeerde iemand hem bang te maken? De mensen hadden het vaak op hem voorzien. Ze noem­den hem een smeerlap...

Als dit een grap was, zou hij het hun betaald zetten. Maar als iemand hulp nodig had, moest Edmund het risico nemen. 'Bent u daar?' riep hij terwijl hij zich naar de verzegelde deur boog. 'Ik zal u bevrijden.' Hij perste zijn witte lippen op elkaar om extra moed door zijn aderen te pompen en trok aan het handvat van 4E. De deur schoot open. Vanaf de binnenkant probeerde iets zich naar bui­ten te werken. Iets afzichtelijks.

Edmund schreeuwde en duwde uit alle macht terug. In de onverlichte ruimte zag hij een vreemde, misvormde gedaante om zich heen slaan en deuken maken in de roestvrij stalen wanden. De la schudde en rinkelde. Een vlezige uitstulping kwam naar buiten en kronkelde op manieren die een ledemaat met gewrichten nooit kon nadoen... het leek wel een stompe tentakel.

Edmund jammerde opnieuw en zette zijn rug tegen de deur, maar werkte zich intussen buiten het bereik van het kronkelding, dat hem niet kon bereiken. Zijn gewicht was meer dan genoeg om de aanval te weerstaan. Andere uitstulpingen uit het lichaam, misvormde woekeringen die blijk­baar ooit handen of armen waren geweest, schraapten en graaiden op zoek naar houvast over de glibberige metalen deur en probeerden de kamer in te komen.

Een kleverige laag slijm, net speeksel, droop van de bovenkant van de la.

Edmund duwde hard genoeg om de deur bijna dicht te krijgen. Twee tentakels en één gelede vinger kwamen tussen de randen vast te zitten. Andere ledematen - veel te veel om van normale armen of benen afkom­stig te kunnen zijn - sloegen om zich heen en probeerden zich naar bui­ten te worstelen.

Maar hij hoorde geen geluid van stembanden. Geen woorden. Geen kre­ten van pijn. Alleen verwoede bewegingen.

Edmund duwde nog harder en verpletterde de pseudovingers. Eindelijk trokken ze zich met een ruk in de betrekkelijke veiligheid van de koella terug.

Een uitroep verbijtend gooide Edmund zijn lichaam tegen de stalen deur en duwde hij net zo lang totdat hij het veerslot hoorde dichtklikken. Bevend maar met een enorme zucht van verlichting friemelde hij aan het slot om na te gaan of het goed dicht zat. Toen staarde hij diep geschokt naar de stille koella. Even was het heerlijk stil - maar toen hoorde hij het gevangen wezen binnen weer verwoed bonzen. Edmund riep in paniek: 'Wees stil daar!' Het beste dat hij kon bedenken, was snel naar het bedieningspaneel lopen en de laagst mogelijke temperatuur instellen - vele graden onder nul. Dat zou het wezen wet buiten gevecht stellen en stil houden. De koelvloeistof was net bijgevuld en werkte ongetwijfeld snel. De instal­latie was bedoeld om bewijsmateriaal en weefsels te bewaren zonder ge­vaar op verdere ontbinding of schade door hantering. In de doodkistgrote la moest de circulerende lucht nu al ijskoud zijn, en het ding dat was binnengedrongen waar de dode nachtwaker had ge­legen, raakte ongetwijfeld verdoofd.

Een paar tellen later hoorde hij het verwoede getrappel afnemen, maar dat kon ook een list zijn. Edmund wilde vluchten maar durfde niet weg te lopen. Hij wist niet wat hij doen moest. Hij kon geen andere manier bedenken om het probleem aan te pakken. Kou... kou. Dan bevroor dat ding.

Hij vroeg zich bevend af wat er gebeurd zou zijn als het monster had weten te ontsnappen... glibberend en kronkelend en flapperend door de gangen van het ziekenhuis. Het had hem vast opgegeten om daarna kamer voor kamer alle ziekenhuispatiënten te verslinden... Het gebons en geschraap werd na een paar minuten minder en steeds stiller. Eindelijk raapte Edmund genoeg moed bijeen om naar de telefoon te hollen. Hij drukte op een knop en belde de bewakingsdienst. Toen twee bewakers de trap af kwamen rennen - erg sceptisch, want lij­kenhuisassistenten in de nachtdienst sloegen vaker vals alarm dan enige andere ziekenhuisafdeling op welk tijdstip dan ook - was het schepsel in de la doodstil geworden. Waarschijnlijk was het inmiddels bevroren. Ze lachten Edmund uit en dachten dat hij zich alles maar verbeeldde. Voorlopig liet hij hun grappen gelaten over zich heen gaan - maar hij weigerde de lade te openen om het hun met eigen ogen te laten zien. Als iemand besloot koellade 4E open te maken, wilde hij ver uit de buurt zijn.