Hoofdstuk 30

Michaels keel was kurkdroog. Zijn huid jeukte over zijn hele lichaam van het opgedroogde zweet.

“Wat moeten we nu doen?” vroeg hij aan Taylor.

“Hou je mond.”

“Maar  – ”

“Geen woord meer, verdomme.” Ze had haar tanden op elkaar geklemd. “Geen woord, anders horen ze je.”

Het geluid van haastige voetstappen klonk door de hal en kwam in hun richting. “Simon?” riep een mannenstem.

De storm woedde om het huis van de Thornes. De ramen van de tv-kamer waren net patrijspoortjes van een schip dat heen en weer werd geslingerd: het licht kwam erdoorheen met flitsende bewegingen vanwege de sneeuw en bescheen een donkere, gevaarlijke wereld. Michael dacht aan Kellie, alleen daarbuiten, gevangen achter dat metalen traliehek. Wat was er gebeurd – wat hadden ze haar aangedaan – hij wilde het allemaal ongedaan maken. Hij wilde dat het niet waar was. Het was te echt, te volwassen. Hij wilde geen volwassene zijn, niet meer.

Taylor zei tegen hem: “Vooruit.”

Ze duwde hem van zich af, naar de deur.

“Hoi, oom David,” zei ze met een onschuldige glimlach toen David in de deuropening verscheen.

“Heeft een van jullie  – ”

“Simon gezien?” onderbrak Taylor hem. “Nee. Tante Stephanie vroeg dat net ook al. Al een poosje niet meer, maar we komen jullie helpen zoeken.”

“Ik ga in de garage kijken,” zei David.

“Goed idee. Wij gaan boven zoeken. We hebben daar gisteren sardientjes gespeeld. Misschien is Simon zich gewoon aan het verstoppen, weet je.”

“Ik weet het,” zei David. De kalmte in zijn stem klonk geforceerd en zijn ogen verraadden hem. “Maar we proberen hem zo snel mogelijk te vinden, goed?”

Taylor draafde de trap op, gevold door Michael.

“We moeten erover praten,” siste Michael toen ze de overloop bereikt hadden.

“Eerst Simon vinden. Als hij zich aan het verstoppen is, dan doet hij dat omdat hij bang is. En als hij bang is dan gaat hij het waarschijnlijk voor ons allemaal verknoeien. We moeten hem te pakken zien te krijgen, voordat hij begint te blubberen en ons verraadt. Ga jij die kant op,” zei ze. Ze wees naar rechts. “Dan ga ik deze kant op. En kijk in alle kasten en onder de bedden.”

Ze gingen uit elkaar en doorzochten de kamers. Michael had niet gedacht dat hij er nog de kracht voor zou hebben—niet na het koude zweet en het zwijgen van de afgelopen twee uur, sinds ze Kellie in de mijn hadden achtergelaten – en toch was het er weer: de paniek, die geleidelijk toenam als een elektrische lading binnen in hem. Hij wilde het uitschreeuwen. Hij had het gevoel dat zijn hoofd op barsten stond.

Hij zag steeds Kellies gezicht voor zich, dat angst en woede uitstraalde, en ongeloof over wat ze hadden gedaan. Hij kon het zelf ook nauwelijks geloven. Tot op het moment dat ze het hangslot hadden dichtgeklikt was het allemaal gewoon opwindend geweest, alsof het een uitdaging was. Taylor had het voorgesteld en ze waren het gaan doen. Taylor had alleen het hangslot uit de garage van haar opa gehaald, de rest hadden ze niet eens hoeven plannen. Het was een spel geweest, niet anders dan de andere spelletjes die Taylor, Simon en hij hadden gespeeld. Alleen was het dit keer niet alsof geweest. Want Kellie had echt iets verkeerds gedaan. Ze had Taylor gekwetst en daardoor Michael ook. Kellie had het over zichzelf afgeroepen.

Maar nu besefte Michael iets anders. Wat ze Kellie hadden aangedaan om haar het betaald te zetten was erger, veel erger dan wat zij had gedaan. En elke nieuwe seconde die voorbijging, maakte het nog erger.

“Gevonden?” vroeg Taylor aan hem toen ze elkaar weer troffen boven aan de trap.

“Nee.”

David verscheen onder aan de trap. “Is Simon daar?” riep hij naar boven.

“Nee,” zei Taylor.

Stephanie botste bijna tegen David op. Haar huid was blauwgrijs, als een blauwe plek. “Blijf daar nou niet gewoon staan, doorzoeken,” riep ze naar boven.

Michael en Taylor deden een stap terug uit haar blikveld.

Nu hoorden ze Ben praten beneden aan de trap.

“Ik ga terug naar het dorp,” zei hij. “Om te kijken of Kellie daar is.”

“Toe nou, Ben.” Het was de oude Thorne. “Wacht nog vijf minuten. Misschien is de storm dan wat afgezwakt.”

“We hebben nog niet in mijn kamer gekeken,” zei Taylor tegen Michael. “Die kleine schijter zal zich daar wel verstopt hebben.”

Ze draaide zich om en rende de trap op naar de zolder. Michael rende achter haar aan. Taylor gooide de deur open en riep Simons naam. Er kwam geen antwoord. Taylor ging op haar handen en knieën zitten en opende een van de diepe kasten die langs de hele lengte van de kamer liepen tot aan het dak.

“Kom op, Simon,” riep ze de donkere, stoffige ruimte in, “we weten dat je hier ergens bent…”

“Dit gaat nu echt te ver,” zei Michael. Hij wou dat hij vanochtend nooit was wakker geworden. “We moeten bekennen.”

“Ben je verdomme gek geworden?” zei Taylor. “Weet je wel wat ze dan met ons doen? Heb je enig idee hoe mijn moeder zal reageren als ze er achter komt waarom? Waag het niet om nu de lafaard uit te hangen,” zei ze tegen hem.

“Maar je hebt gehoord wat Ben zei. Hij weet dat er iets mis is. Ze komen erachter.” Dat wist hij zeker. Michael voelde het diep vanbinnen.

“Niet waar. Niet als we ons aan ons plan houden. Niet als we haar daar laten zitten tot de storm gaat liggen en haar er dan uit gaan halen. Ben is een idioot,” zei Taylor. “Hij denkt dat Kellie hem aardig vindt, dus hij is al net zo’n sukkel als mijn vader. Hij komt er heus niet achter wat er is gebeurd. Niemand niet.” Ze trok een andere kast open. “Kom op, Simon!” riep ze.

Michael gooide het slaapkamerraam open. Een ijzige wind woei naar binnen en blies de as van de bierblikjes op de vensterbank. Eén kletterde op de vloer. De lucht zag zwart en dreigend. Als een oceaan in het donker leek het aan te zwellen met een onbegrensde kracht. Het was alof er leven in zat.

“Kijk,” zei hij tegen haar. “Kijk hoe koud het is daarbuiten.”

“Nou en?”

“Nou en, wat dacht je dan, verdomme? Kellie bevriest. We moeten haar eruit laten. Anders raakt ze onderkoeld. Hypothermie, of hoe dat ook heet.”

“Zo lang zit ze daar nog niet.”

“O ja?” Hij barstte in woede uit. “En dat weet je zeker? Je bent zeker een dokter, of zo? En dat enorme gat in de tunnel dan, verdomme? Waar Simon bijna in was gevallen…Wat als Kellie daar in terechtkomt? Wat als ze erin valt en doodgaat, verdomme?”

“Het is pikkedonker daarbinnen en ze heeft geen zaklamp. Ze blijft precies waar ze is. Ze wacht tot wij terugkomen.”

“Dat weet je niet. Je  – ”

“Dat weet ik wel,” zei ze tegen hem. “Jij bent degene die nergens iets vanaf weet.”

Michael wilde schreeuwen. Ze had altijd haar antwoord klaar. Wat er ook gebeurde. Ze keerde hem de rug toe en opende weer een andere kast en tuurde naar binnen.

“Ik begin nu echt boos te worden, Simon…” riep ze.

“Laat me er een eind aan maken,” smeekte Michael. “Nu meteen. Ik ga wel terug om Kellie te halen. Ze zal heus niets zeggen. Je hoeft niet eens mee te komen. Geef me de sleutel van het hangslot en dan ga ik haar halen en breng haar terug naar het dorp.”

“Dat red je nooit in die storm. Zelfs als ik zou willen dat je erheen ging, zou je moeten wachten tot het voorbij is.”

Ze kroop naar de laatste kast en keek naar binnen.

“Je wilde haar toch bang maken?” zei Michael. “Nou, dat heb je nu gedaan. Denk je echt dat ze nog ooit in de buurt van je vader zal komen? Zeker weten van niet. Je hebt nu wat je wilde, dus laat haar gaan.”

Taylor keek hem met een woeste blik aan over haar schouder. “Ik wilde haar niet alleen bang maken. Ik wilde haar straffen.”

“Wat bedoel je daar nou weer mee?”

Taylor kwam overeind en veegde het stof van haar spijkerbroek. “Daarmee bedoel ik dat ik het zeg wanneer het tijd is om haar eruit te laten,” zei ze.

“Maar als we het nou mis hebben?” zei Michael. Daar ging het om. Dat was waar hij zo bang voor was. Wat als de reden waarvoor ze het gedaan hadden niet waar was, nooit was geweest? “Wat dan als ze wel de waarheid heeft verteld? Wat dan als ze niet met je vader uitgaat, of niet meer?”

Anders gezegd, wat had het voor zin om Kellie een lesje te leren, dat ze al had geleerd?

Maar Taylor wilde het niet horen. “Dat maakt geen bal uit,” zei ze. “Ze heeft het gedaan. Dat is wat telt. Zie je dat dan niet, verdomme? Het komt allemaal door haar. Allemaal. Mijn vader en moeder waren helemaal niet van elkaar aan het vervreemden. Dat is niet de reden waarom ik werd weggestuurd. Mijn vader moest nooit laat op kantoor werken. Hij neukte met haar. Dat was wat hij aan het doen was. Al die tijd neukte hij met Kellie. Hij heeft me weggestuurd vanwege haar. En nu wil hij ook van mijn moeder af.”

Taylor liep met grote passen naar Michael toe. “We moeten bij elkaar blijven,” fluisterde ze. “Jij en ik, Michael.” Ze drukte haar lippen op de zijne. “Zolang we bij elkaar blijven, kan er niets verkeerd gaan.”

Hij duwde haar weg.

“Ik wil er niets meer mee te maken hebben,” zei hij.

Ze lachte hem uit, ze lachte echt. En hij moest denken aan toen ze beneden in de tv-kamer waren, nadat ze terug waren gekomen van de mijn. Ze hadden er zwijgend gezeten en naar Finding Nemo gekeken. En gedaan alsof er niets gebeurd was, dat was Taylors idee geweest. De seconden minuten laten worden, de minuten uren, zodat Kellie genoeg tijd zou hebben om na te denken over wat ze had gedaan.

Taylor had gelachen, echt gelachen om de grapjes in de film. Alsof Kellie haar niets kon schelen. Het was een mechanische lach geweest, alsof ze hem aanzette, en weer uit. Hoe kreeg ze dat voor elkaar? Dat wilde Michael graag weten. En hoe kreeg ze het voor elkaar om het nu nog te doen? Hoe kon ze hem uitlachen, terwijl dit het meest serieuze moment van zijn leven was?

“Daar is het nu te laat voor,” zei ze tegen hem. “Je was erbij. Bij mij. Nog erger zelfs, jij hebt haar daarheen gelokt. Als jij er niet was geweest, zou ze nu niet eens verdwenen zijn. Je zit er tot je nek in. Precies zoals ik. En precies zoals Simon.”

Hij keek haar vol afschuw aan. Hij keek in haar ogen en probeerde het meisje te vinden met wie hij was opgegroeid, het meisje dat hem gisteren voor het eerst had gekust, het meisje op wie hij tot over zijn oren verliefd was geworden. Maar hij kon haar niet vinden. Ze was er niet meer.

Op dat moment stierf alles wat hij ooit voor haar gevoeld had.

“Tja,” zei hij, “dat is nu net het probleem, hè? We zijn er niet allemaal.”

Taylor draaide zich om en trapte het laatste kastje dicht. “Nee,” gaf ze toe, “die kleine schijter moet ergens anders zijn…”

Plotseling wist hij het.

“O, God nee,” zei hij.

“Wat?”

“Daar is hij. Daar is hij heen gegaan. Naar de mijn. Hij is ernaartoe gegaan om haar eruit te laten.”

“Doe niet zo belachelijk. Kijk eens wat voor weer het is buiten. Hij is nog zo klein. Hij zou niet durven. Hij weet dat hij het niet mag.”

Maar Michael was al ergens anders met zijn gedachten. Bij de mijn. Bij de grot die ze de vorige dag hadden gevonden. Wat had Simon ook alweer gezegd? Over zijn broer Paul? Over dat hij hem alleen maar wilde redden…dat hij wilde dat hij zijn leven kon redden om alles weer goed te maken…

Dat had hij niet kunnen doen voor Paul, maar wat als hij had besloten om het voor Kellie te doen?

“De sleutel,” zei Michael. “De sleutel voor het hangslot. Waar is die?”

“Als jij denkt dat ik je ga vertellen – ” Maar toen zag hij het ook in haar ogen, de twijfel, de angst. Ze was bang dat hij gelijk had.

“Zeg het nou gewoon,” schreeuwde hij. “Anders ga ik naar beneden en vertel alles. Ik zweer het je. Waar is  – ”

“In mijn jaszak. In mijn jas, bij de voordeur…”

Michael duwde zich langs haar heen en rende naar de deur. Ze riep hem iets na, maar hij hoorde niet wat ze zei en het kon hem ook niets meer schelen. Hij denderde de eerste trap af, liep bijna Isabelle omver, en racete de andere trap af naar de hal. Hij zocht door de jassen op de kapstok naast de deur, totdat hij die van Taylor vond. Hij draaide de zakken binnenstebuiten, en wist onmiddellijk dat hij gelijk had gehad.

Taylor was nu ook bij de kapstok gekomen.

“Hij is weg,” zei hij. “En de zaklampen? Waar waren die?”

“In die tas,” zei ze. Ze wees naar de Peter Jones-tas naast zijn voeten.

Hij raapte hem op. Hij was leeg.

“Ik ga,” zei hij.

“Nee.” Ze greep hem bij zijn schouders. “Dat gaat niet.”

“Laat me los, verdomme!” schreeuwde hij. Hij duwde haar van zich af zo hard hij kon. Ze viel achterover op de grond, net toen Isabelle de hoek om kwam.

“Wat is hier aan de hand?” vroeg Isabelle streng.

“Ik ga weg,” zei Michael.

“Nee, niet met dit weer,” Isabelle sprong op hem af. “Niet voordat je me vertelt  – ”

“Laat me los,” zei Michael tegen haar. Hij schudde zich los. “Nu.”

Maar ze liet hem niet los. “Hoe waag je het zo tegen me te spreken,” snauwde ze. “En hoe durf je mijn dochter omver te duwen, kleine schurk!”

Elliot rende door de hal naar hen toe.

“Wat is hier in godsnaam aan de hand?”

Taylor was alweer opgestaan. “Laat hem los,” zei ze tegen haar moeder.

“Nee, niet voordat  – ”

“Laat hem los!” gilde Taylor.

Er kwamen nog meer voetstappen op hen af. Het geschreeuw werkte zoals rook mensen naar het vuur toe trekt. Plotseling stond iedereen in de hal op elkaar gepropt als in de gang van een school nadat de laatste bel gegaan was. Gezichten drongen zich in het blikveld van Michael. Elliot en Isabelle, Ben en David, en nu Stephanie en de oude Thorne. Het was de stem van Stephanie die uiteindelijk boven alle andere uitkwam. Ze duwde Isabelle opzij en keek Michael strak in de ogen.

“Jij weet waar hij is, of niet? Jij weet waar Simon is.”

Zodra Michael zijn mond opendeed, schreeuwde Taylor: “Hou je kop! Hou je kop, vuile verrader!” Spuug vloog uit haar mond en landde op zijn wang.

Stephanie draaide zich naar haar om. “Hou jij je kop.”

“Taylor?” vroeg Elliot.

“Rot op! Ik haat je,” zei ze tegen hem en begon te snikken. “Ik haat je, stomme klootzak.”

Isabelle sloeg haar armen om haar dochter heen, Elliot draaide zich naar Michael toe met een plotselinge blik van angst in zijn ogen.

Maar Michael staarde in de wanhopige, hongerige ogen van Stephanie.

“Zeg het,” zei ze tegen hem. “Zeg me waar hij is.”