Hoofdstuk 23
Waar was ze in godsnaam? Kellie wreef in haar ogen. Ze lag op een smal eenpersoonsbed. Er hing een donker rolgordijn voor het raam, maar langs de randjes kon ze het daglicht zien dat het eenpersoonskamertje verlichtte. Haar ogen deden intens pijn, en haar hoofd ook. Toen ze probeerde rechtop te zitten, werd ze duizelig.
Ze tuurde door de spleetjes van haar toegeknepen ogen, vertrokken van de pijn. Ze zag Ben ingedommeld in een leunstoel die naast het bed stond. Hij had al zijn kleren aan. Waar was ze? Wat deed hij hier? Ze had het gevoel alsof haar gedachten door troebel water zwommen.
Ze staarde naar zijn gezicht, en plotseling sloeg haar hart een slag over. Gisteravond…
Allerlei losse beelden flitsten door haar hoofd, als een stroboscoop. De kroeg…David…drinken…buiten. Toen niets meer.
Ze tastte door het donker van haar gedachten, probeerde zich te herinneren wat er was gebeurd. Ze was buiten geweest met Ben. Ze herinnerde zich dat ze dronken was. Door de pijn heen, begon ze helemaal te gloeien, totdat haar wangen er rood van werden.
Was er iets gebeurd? Hadden zij en Ben…?
“O God,” zei ze hardop. Haar stem was schor.
Ben werd met een ruk wakker en leunde voorover. Hij zag er moe uit, een zorgelijke frons op zijn gerimpelde voorhoofd.
“Hoe voel je je?” vroeg hij.
Schaamte, angst, zenuwachtig, ze kon de woorden niet uit haar mond krijgen.
Ben boog over haar heen en legde haar weer achterover. Zijn aanraking baarde haar nog meer zorgen. Het kwam bekend voor.
“Hé, niet zo snel.”
“Mijn hoofd doet zeer,” zei ze.
“Wacht even.”
Hij legde haar terug op het kussen en liep snel naar de deur. Hij tilde de ouderwetse klink op.
“Heel even,” herhaalde hij en verdween.
Kellie bleef liggen en keek naar het plafond. Ze raakte voorzichtig haar hoofd aan. Er zat iets diks en zachts vlak bij haar oor. Ze voelde over het verband, het knisperde als plakband. Ze draaide haar polsen en zag dat haar handen smerig waren en haar nagels onder het bloed zaten.
Wat was er gebeurd? Ze raakte in paniek. Dit is vast serieuzer dan ze dacht.
Toen kwam Ben weer de kamer binnen met een vrouw. Ze was lang, had bruin haar en een sterk, intelligent gezicht. Ze liep naar Kellie toe.
“Je bent wakker, dat is goed,” zei ze. Ze stond naast het bed en legde haar hand op Kellies voorhoofd. “Hoe voel je je?” vroeg ze. “Beroerd, neem ik aan?”
“Dat kan je wel zeggen,” zei Kellie. Dit was de ergste kater die ze ooit had meegemaakt. “Ik weet niet precies wat er aan de hand is.”
“Heeft Ben je niets verteld?” zei de vrouw. Ze keek naar Ben.
“Ze is net wakker geworden,” zei Ben.
“Je bent gisteravond gevallen in de storm.”
“Over een bordje met gevaar,” zei Ben.
Kellie staarde hem verward aan. “Gevaar? Wat voor gevaar?”
Ben glimlachte. “Een gevarenbordje. Het was van het dak afgewaaid en jij bent erover gevallen en hebt je hoofd gestoten. Weet je dat niet meer?”
“Nee.” Ze kon het zich helemaal niet herinneren. Maar nu hij haar erover vertelde, voelde ze zich een volslagen idioot. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
“Mag ik even?” De vrouw tilde Kellies arm op en kneep erin. Ze nam haar pols.
“Je bent flauwgevallen. Je had een dokter nodig,” legde Ben uit. Hij stond naast de vrouw. “En een paar hechtingen. Stephanie heeft dat voor je gedaan.”
Stephanie? Deze vrouw hier naast haar was Stephanie? Plotseling was de slaapverwekkende mist die haar steeds probeerde te overmannen, verdwenen uit het hoofd van Kellie.
“Maar…maar jij bent de zus van Elliot,” flapte Kellie eruit, voordat ze de kans had om zichzelf te censureren.
Stephanie fronste haar wenkbrauwen en keek naar Ben en toen weer naar Kellie alsof ze niet begreep wat daar het belang van was.
“Ik wist niet dat je mijn broer kende.”
“Ik…Ik ken hem niet…Ik – ”
“David heeft gisteravond met ons gepraat,” legde Ben uit. Kellie merkte dat ze vreselijk bloosde. Ze herinnerde zich de kroeg, zij en Ben en David…
“Ik weet alleen nog dat David aan het praten was en…ik hoop dat alles…” Ze dwaalde af, ze durfde niets meer te zeggen. Ben zou Stephanie wel naar de kroeg hebben gehaald. Dit was waarschijnlijk de kamer van Michael. Ze kon niet geloven dat ze Stephanie op deze manier leerde kennen. Ze had Stephanie op gelijke voet willen ontmoeten. Ze had indruk willen maken op Stephanie, als iemand die de toekomst van haar broer gelukkig zou maken. Nu was ze op haar lelijkst, onder het bloed, liggend in bed.
“Je hebt alleen wat rust nodig. David heeft het een en ander te verantwoorden, dat hij je zo dronken heeft gevoerd. Maar goed, het had allemaal veel erger kunnen zijn. Je hebt geluk gehad,” zei Stephanie.
O ja? dacht Kellie. Vanuit haar gezien was dit een ramp. Ze staarde onwillekeurig naar Stephanie. Ze was zo anders dan Kellie zich had voorgesteld. In het beeld dat zij van Stephanie had, was ze veel ouder dan Elliot, misschien met haar haar in een knotje. Een serieus iemand, een beetje truttig en oud. Kellie herinnerde zich wat David gisteren had verteld over de ruzie die ze hadden gehad, maar er was niets aan Stephanie te zien van de innerlijke verwarring die ze moest voelen. Ze leek stabiel en efficiënt en sterk. En heel erg nuchter.
“Het gaat best, echt,” zei Kellie. Ze sloeg de dekens terug. “Ik wil jullie niet langer lastigvallen.”
“Nee,” zei Stephanie. “Je blijft nu nog mooi liggen.”
“Stephanie, alsjeblieft, ik – ”
“Nee. Dat moet van de dokter. Ik wil niet dat je ervandoor gaat.”
“Ik ben zo blij dat alles in orde is met je,” zei Ben. Hij onderdrukte een geeuw. “Sorry.”
“Jij moet ook wat gaan slapen,” zei Stephanie tegen hem. “Wij houden Kellie wel in de gaten. Zo te zien, ben je kapot.”
“Oké, als dat echt kan, ga ik even terug naar het dorp.”
“Het dorp? Wat bedoel je?” zei Kellie.
“Het is niet ver. Ik ga gewoon terug naar de kroeg. Weet je nog wel?” zei Ben.
“Maar we zijn toch in de kroeg?”
“Nee, nee,” zei Stephanie. “Weet je dat niet meer? Ben en David hebben je gisteravond hierheen gebracht. Dit is het huis van mijn vader.”
Kellie dacht dat ze moest overgeven.
“Mam? Mag ik nu binnenkomen?”
Kellie keek op en zag een kleine jongen de deur openduwen.
“Dit is mijn zoon, Simon,” zei Stephanie.
Simon glimlachte niet. Hij staarde naar Kellie. “Wanneer krijg ik mijn kamer weer terug?” zei hij nadrukkelijk.
“O, sorry,” zei Kellie. “Ben, wacht. Ik ga met je mee.”
“Hoe staat het hierbinnen?” Een kleine, mooie blonde vrouw duwde met haar voet de deur open en kwam binnen met een dienblad. “Hé! Je bent wakker. Wat geweldig.”
Ze had een Amerikaans accent.
Ze had een Amerikaans accent.
Kellie staarde haar aan, ze wist al precies wie ze was, toen Stephanie haar voorstelde: “Dit is Isabelle, mijn schoonzus.”
“Hoi,” zei Isabelle.
Ze zag er fantastisch uit. Beter nog. Ze was perfect. Alles aan haar. Ze had een strak zittende designspijkerbroek aan en een babyblauwe trui van kasjmier losjes om haar schouders geknoopt, als een geretoucheerd model van Tommy Hilfiger.
“Nou, het wordt hier een beetje druk, of niet,” zei Stephanie. “Kom, Simon.”
“Dank je,” kon Kellie er nog net uitkrijgen. Ze kon haar ogen niet van Isabelle afhouden, terwijl die het dienblad op de lege stoel naast het bed zette.
“Ik heb wat ontbijt voor je meegebracht, als je daar zin in hebt,” zei Isabelle.
“Nou, dan ga ik maar,” zei Stephanie.
“Ik blijf wel bij je, als je dat wilt,” zei Ben. Hij voelde aan dat Kellie in paniek was.
“Nee, ga jij maar slapen,” zei Stephanie. “Kom op. Laten we Kellie even wat ruimte geven. Neem de tijd,” zei ze tegen Kellie. “Isabelle wil vast wel een bad voor je klaarmaken.” Ze maande Simon en Ben mee te gaan, de deur uit.
“Tot straks,” zei Ben. Kellie wilde hem naroepen om hem tegen te houden. Hem te smeken om haar mee te nemen. Hij mocht alles doen behalve haar hier alleen met Isabelle achterlaten, maar van de schok kon ze niets uitbrengen.
Met een zachte klik viel de deur dicht. Keilies hart joeg door haar keel.
“Daar heb je het goed mee getroffen. Geluksvogel,” zei Isabelle. “David heeft me alles over hem verteld. Ben heeft de hele nacht naast je bed gezeten. Zei dat hij het zichzelf niet zou vergeven als er iets mis met je was.”
Kellie kon niets zeggen. Als ze dat zou doen, zou ze misschien in huilen uitbarsten.
“Wil je niet even overeind gaan zitten om hier wat van te eten?” zei Isabelle. Ze pakte het dienblad op en schoof het op het bed. Een paar sneetjes toast, een glas jus d’orange en een kopje thee.
Waar was het kankerwijf van een kreng dat het leven van Elliot tot een hel maakte? Waar was de stijve topvrouw uit het bedrijfsleven die het altijd te druk had om beleefd te zijn. Zeker niet hier. Kellie vond Isabelle alleen maar normaal.
“Je hoeft niet zo aardig voor me te zijn.” Ze wilde uit haar huid kruipen, net als de slang die ze was.
“Je hebt ons allemaal een genoegen gedaan. Nu is David tenminste terug.” Isabelle keek naar Kellie en wapperde met haar hand. “Het doet er niet toe. Dat interesseert je niet. Allemaal familiegedoe.”
“O.”
“Nou, dus jij hebt nogal wat meegemaakt deze kerst, begrijp ik?”
Kellie voelde hoe haar keel dicht kwam te zitten. Haar neus kriebelde van de tranen.
“Dat zou je zo kunnen zeggen.” Wat wist zij allemaal? Wat had Ben haar verteld? Over het feit dat ze in haar eentje naar het eiland gekomen was?
“Hé, ik heb wat kleren voor je meegebracht. We hebben waarschijnlijk ongeveer dezelfde maat. Je zult wel toe zijn aan schone kleren,” zei Isabelle. Ze wees naar een stapel kleren op de ladekast. Ze waren zo netjes gevouwen dat ze nieuw leken.
“Dank je. Dat is erg aardig van u.”
Isabelle leunde over Kellie heen om het glas water van het nachtkastje te pakken. En daar, recht voor haar gezicht, zag Kellie het hartvormige hangertje hangen, aan de gave hals van Isabelle.
“Die ketting…?”
“Is hij niet mooi?” Isabelle glimlachte. Ze friemelde aan het hangertje en ging overeind staan. “Heb ik van mijn man gekregen met kerst. Hij is zo romantisch. Ik ben ook een geluksvogel. Weet je, Ben heeft me verteld dat je advocaat bent. Ik weet dat de advocatenkringen in Londen erg klein zijn. Mijn man heet Elliot Thorne. Hij is een partner van wdg & Partners. Je zult hem wel kennen. Of in elk geval van hem gehoord hebben. Maar goed, je zult hem wel ontmoeten als je naar beneden komt.”