Hoofdstuk 27
In Green Bay Harbour waaide een koude wind, maar de lucht was helder. Kellie liep arm in arm met Ben. Ze waren onderweg met Jack naar de ijzige scheepshelling. Ben had Jack gevraagd om hem te helpen de kapotte boot te halen die ze in de baai hadden achtergelaten. En hij had Kellie beloofd dat ze vanavond veilig het eiland konden verlaten. Kellie kon bijna niet wachten. Ze wilde het liefst meteen weg, maar ze wist dat ze nog maar een paar uur geduld hoefde te hebben.
“Weet je zeker dat het veilig is?” vroeg Kellie opnieuw.
“Dat heb ik toch al gezegd. Het ijs is gesmolten. Er kan niets misgaan.”
“Hij weet niks van boten,” zei Jack. Hij porde Ben tussen de ribben en leunde naar voren om naar Kellie te kijken. “Er is waarschijnlijk helemaal niks mee aan de hand. Het was allemaal opzet om de kerst met jou te kunnen doorbrengen.”
“O ja?” zei Kellie. Ze wist dat hij haar plaagde, maar ze vond het leuk. Ze vond het leuk om er zo bij te horen. Het was een prettig gevoel dat andere mensen Ben en haar samen aanvaardden.
Ben rolde met zijn ogen. “We hebben hem in een mum van tijd gerepareerd en hier naartoe gebracht.”
Kellie glimlachte. “Oké, maar niet te lang, hè?”
Ze bleven alledrie staan boven aan de scheepshelling.
“Geef me een paar seconden?” zei Ben tegen Jack. “Alleen.”
“Natuurlijk,” gniffelde Jack. Hij sloeg zijn arm om Ben heen en knipoogde naar Kellie. “Maar denk je niet dat Kellie eenzaam zal zijn?”
“Grappig, hoor.”
Jack deed alsof hij zich afgewezen voelde. “Je weet niet wat je mist,” zei hij. “Ik kan geweldig goed kussen en fantastisch koken. Tot straks, meisie,” zei hij tegen Kellie. Hij hees zijn gereedschapskist over zijn schouder en liep voorzichtig de gladde scheepshelling af naar zijn rubberen bootje dat beneden op het troebele havenwater dobberde.
“Volgens mij kun jij veel beter kussen,” zei Ben tegen haar. En om het te bewijzen, kuste hij haar zacht op haar lippen.
Was het wel de bedoeling geweest dat het allemaal zo snel ging met Ben? Ze wist het niet. Het deed er niet toe. Het was fantastisch geweest. En dat was het nog steeds.
“Weet je nog wat ik daarstraks zei…over dat ik je nog iets moest vertellen…over – ”
“Heeft geen haast,” onderbrak hij haar. “Alles op zijn tijd.” Hij keek achter hen, naar het lege, winderige dorp. “Nu niet dus.”
“Maar – ”
“Misschien straks. Als we weer in Fleet Town zijn.”
“Dat is wel het laatste waar ik dan aan wil denken, als ik daar eenmaaiben…”
“Kom op, nou,” riep Jack.
“Maar serieus,” zei ze. “We kunnen er wel over praten, hè?”
“Er is niets waar we niet over kunnen praten,” zei hij. Hij kuste haar weer.
Ze wist dat ze hem over Elliot moest vertellen. Ze besefte nu meer dan ooit dat ze schoon schip moest maken. Ze kon onmogelijk verdergaan met Ben, of een relatie met hem hebben, tenminste niet zo een die ze zo graag zou hebben, als hij de waarheid niet wist. Ze moest hem vertellen waarom ze überhaupt naar het eiland was gekomen en toegeven dat ze zich vreselijk had vergist door Elliot te vertrouwen.
Zou Ben kwaad op haar zijn dat ze hem misleid had, vroeg ze zich af? Zou hij het afschuwelijk vinden dat ze zich door Elliot had laten strikken? Toch niet als ze het fatsoenlijk kon uitleggen? Niet als deze middag net zoveel voor Ben betekende als voor haar. En niet als ze hem beter kon uitleggen wat ze voor hem voelde, zoals ze van plan was.
Want ze wilde Ben zeggen dat hij geweldig was. Dat hij meer dan geweldig was. Dat dit goed voelde. En dat het vooral ook heerlijk, spannend, opwindend, fantastisch echt voelde.
“Hé, neem deze zaklamp mee,” zei Ben. Hij haalde er een uit zijn zak. “En haal wat batterijen in de kroeg. Zo meteen is het donker en als er nog steeds geen stroom is en ik nog niet terug ben, heb je hem misschien nodig.”
“Schiet maar gewoon op. Weet je zeker dat ik niet mee kan komen?”
“Nee, je hebt genoeg opwinding gehad voor vandaag.” Hij trok zijn wenkbrauwen op en keek haar aan. Ze bloosde en lachte. “Nee, echt. Blijf gewoon hier en ga nergens heen totdat ik terug ben.”
“Maar ik ga deze kleren nog terugbrengen naar Isabelle,” zei ze. Ze knikte naar de plastic tas die bij haar voeten stond. “Daarna zal ik op je wachten in de kroeg, dat beloof ik je.”
Ze wist niet hoe ze het af moest ronden. Ze wilde hem vasthouden en hem kussen.
“Oké. Tot straks,” zei hij.
“Tot straks.”
Ben liep weg, de scheepshelling af. Hij stopte weer, draaide zich om en hupte met grote passen de helling op om haar nog eens te kussen.
“Braaf zijn,” zei hij. Hij kuste haar, alsof ook hij haar niet los kon laten.
“Doe ik.”
Kellie kneep haar lippen samen toen hij naar de boot liep. Een glimlach verscheen op haar hele gezicht. Ze wilde met haar voeten trappelen als een opgewonden meisje.
De boot ronkte door de haven en ze zwaaide naar Ben. Geen wonder dat tweede kerstdag in het Engels Boxing Day heette, dacht ze. Ze had het gevoel alsof ze al een paar rondes in de boksring achter de rug had, maar na deze middag met Ben voelde ze zich de kampioen.
Ze wou dat ze even op de pauzeknop kon drukken, zichzelf kon knijpen om vast te stellen of ze niet aan het dromen was. Het leek bijna onmogelijk dat ze het binnen een uur uit had gemaakt met Elliot en een relatie had gekregen met Ben. Maar goed, om eerlijk te zijn, had ze Ben al onweerstaanbaar gevonden sinds hij haar hierheen had gebracht met zijn boot.
Ze zag het rubberen bootje om de havenkant heen varen en uit het zicht verdwijnen. Ze zuchtte tevreden en geeuwde.
Ze begon aan de terugweg. Ze was van plan om de tas met Isabelles kleren bij de voordeur van het huis van Gerry Thorne neer te zetten. Ze had al een briefje geschreven waarin ze Isabelle en Stephanie bedankte, en het in de tas gestopt. Als ze naar de deur rende en weer terug naar de weg, zou ze niemand zien en hoefde ze geen vragen te beantwoorden. Het zou de laatste keer zijn dat ze ooit bij de Thornes in de buurt hoefde te komen.
De tas woog zwaar in haar hand, alsof er net zoveel schuldgevoelens inzaten als kleren van de vrouw van haar ex-minnaar. Hoe sneller ze terugbezorgd zouden zijn, hoe beter ze zich zou voelen. Hoe sneller ze zich weer zichzelf zou voelen. Als de eerlijke, zorgzame, fatsoenlijke persoon die ze werkelijk was. Maar de belachelijke sofisterij met Elliot was in elk geval alvast voorgoed voorbij, stelde ze zichzelf gerust. En het was voorbij zonder dat iemand gekwetst was geraakt.
Het liefste wilde ze de hele, verachtelijke episode achter zich laten en verdergaan. Ze wist nu al wat ze het eerste zou doen als ze terug was in Londen. Ze zou ontslag nemen en gaan verhuizen. Ze kon onmogelijk nog met Elliot samenwerken en wilde nooit meer iets met hem te maken hebben.
Ze wist dat het niet makkelijk zou zijn. Ze zou een andere woonruimte moeten vinden en ze zou een geloofwaardige reden moeten verzinnen om haar baan op te zeggen, zonder haar referenties in gevaar te brengen. Zou Elliot haar in de weg gaan zitten, vroeg ze zich af?
Ze kon zich niet voorstellen waar ze rond deze tijd volgend jaar zou zijn. Zou ze aan het werk zijn voor een ander advocatenbureau? Misschien voor dat bureau dat haar een paar maanden geleden had benaderd? Of zou ze iets heel anders aan het doen zijn? Haar carrière was altijd zo uitgestippeld geweest dat het haar een vreemd, licht, drijvend gevoel gaf om geen vaste plannen te hebben.
Maar wie wist wat de toekomst zou brengen? Ze had een paar weken geleden zeker niet kunnen voorspellen dat ze zich in deze situatie zou bevinden, of zich zo zou voelen als nu. Ze had nu zelf gezien hoe onvoorspelbaar de dingen konden zijn. Ze zou de toekomst gewoon op haar af laten komen, besloot ze. Al die tijd had ze zitten wachten en wachten tot Elliot een beslissing zou nemen. Ze had alle macht over haar leven uit handen gegeven en daarmee het zicht verloren op wat ze werkelijk wilde. Maar door haar ontmoeting met Ben was er een wereld van mogelijkheden voor haar opengebarsten.
En Ben? Zou hij plannen met haar willen maken, vroeg ze zich af? Naar haar idee zaten ze plotseling in hetzelfde schuitje. Zou dit de kans zijn om samen een toekomst in Londen op te bouwen? Zou hij haar bij hem laten wonen? Of was dat dom om zo snel zo veel te veronderstellen? Misschien zou het beter zijn om te kijken of ze het weer goed kon maken met Jane en een paar weken bij haar te logeren totdat ze haar eigen plek had gevonden.
Ze was nu in de buurt van het huis. Ze kon het licht zien branden achter de ramen, haar hart begon sneller te kloppen. Ze stelde zich voor hoe Elliot binnen zat met Isabelle en voelde hoe blij ze was dat niemand het door had gehad wat er tussen hen was gebeurd. Ze mocht de familie van Elliot graag. Ze had respect voor hen. Hoe waagde Elliot het om zich zo laatdunkend over hen uit te laten. Hij had geen idee hoeveel geluk hij had. Hij had nergens enig idee over, zei ze tegen zichzelf.
Godzijdank was ze daar vanaf. En godzijdank was Ben er nu. Ze sprintte naar de deur, goed uitkijkend om niet over het ijs uit te glijden.
Twintig minuten later durfde Kellie pas weer adem te halen. Ze had het gered. Ze had de kleren van Isabelle bij de voordeur afgeleverd, zonder dat iemand haar had gezien. Het huis van de Thornes was ver achter haar. Ze draaide de weg op en zag het dorp voor haar liggen. Tevreden ging ze op weg naar het vakantiehuisje.
Toen pas hoorde ze dat iemand haar naam riep. Ze draaide zich om en zag Michael de heuvel afrennen, naar haar toe.
Eerst dacht ze dat hij onmogelijk haar kon bedoelen en ze bleef staan waar ze was. Maar toen hij op haar afrende, begon ze zich zorgen te maken.
Hij hijgde en probeerde op adem te komen. “Vlug! Er is een ongeluk gebeurd,” zei hij.
Keilies hart sloeg een slag over. Ondanks haar eerdere mijmeringen, moest ze het eerst aan Elliot denken. Hij had toch niets stoms gedaan, ofwel? Haar gedachten sloegen op hol.
“Wat is er? Wat is er gebeurd?”
“In de mijn,” zei Michael. “Simon. Hij zit vast.”
“Welke mijn? Simon? Ik…ik begrijp het niet,” zei ze. Ze keek om zich heen of er geen hulp in de buurt was. Maar er was niemand anders op de weg.
“Kom op,” zei Michael. Hij begon terug te rennen naar de heuvel achter hem.
Verwachtte hij echt dat zij hem zou volgen, vroeg Kellie zich af. “Michael? Michael?” riep ze hem achterna. “Stop. Wacht. We moeten je ouders halen. Of de ouders van Simon?”
“Nee, nu,” schreeuwde hij over zijn schouder. “We hebben geen tijd. Het is hier vlakbij.”
Dit was belachelijk. En waanzinnig. Waar kon zij nou mee helpen? Maar de oprechte paniek op Michaels gezicht was beangstigend. Wat als er echt iets ergs was gebeurd? Ze dacht aan Stephanie vanochtend en hoe aardig ze was geweest en zag haar leuke, lieve zoontje voor zich.
Ze keek achter zich naar de haven, en herinnerde de belofte die ze Ben had gemaakt dat ze braaf zou zijn. Ze zou zich niet meer moeten bemoeien met de familie Thorne. Het was te gevaarlijk. Ze had nu andere prioriteiten.
“Kom op!” schreeuwde Michael.
“Oké, oké, ik kom eraan,” zei ze. Ze beloofde zichzelf dat ze alleen zou gaan kijken of ze kon helpen en daarna meteen weer terug zou komen.
Tegen de tijd dat ze de mijn bereikt hadden, voelde Kellie zich misselijk. Ze stopte en zakte voorover om te proberen op adem te komen. Ze zat onder de modder omdat ze hem had gevolgd door stinkende, modderige plassen waar het ijs al begon te smelten. Ze was woedend dat Michael niet was gestopt terwijl ze het hem verschillende keren had gevraagd. Maar nu was ze overtuigd dat wat er met Simon gebeurd was wel serieus moest zijn, en ze was doodsbang dat ze te laat zouden komen. Daarom was ze achter Michael aan blijven rennen totdat haar hart in haar keel bonkte. Michael klauterde langs een helling omlaag, de schrik sloeg om haar bonzende hart.
Ze waren in een kleine kloof. De wind huilde erdoorheen.
“Deze kant op,” zei Michael. Waar ging hij in godsnaam naartoe? Ze kon hem nu maar half zien. Hij zocht zijn weg tussen de natte, met sneeuwbrij bedekte struiken.
“Michael. Stop. Wacht!”
Ze ging achter hem aan, ze baande zich een weg door de struiken en riep opnieuw. Doornatte, koude klonten sneeuwbrij doorweekten haar spijkerbroek. Plotseling doemde uit het niets de ingang van een tunnel op. Michael rende verder en verdween naar binnen. Ze volgde hem.
Ze stapte het donker in. Adrenaline joeg door haar lichaam. Hier stierf het geluid van de wind weg, alsof de buitenwereld was uitgeschakeld. De lucht was ijskoud. Ze had het gevoel dat ze door de berg was ingeslikt. In de stilstaande lucht vulde haar mond zich met speeksel.
Wat een afschuwelijke plek.
En er was nog iets. Er klopte iets niet. Ze had overal kippenvel.
“Michael,” zei ze. “Waar ben je?” Haar stem klonk vreemd in het duister. Ze kon niet zien waar hij heen was gegaan, haar ogen waren nog niet aan het donker gewend.
Toen kwam Michael weer terug met Simon, hij had Simons arm vast.
“Maar er is niets met je,” zei Kellie tegen de kleine jongen. Hij keek haar niet aan. Ze begreep het niet.
“Michael?” zei ze. “Wat is er in godsnaam aan de hand?” Maar zodra ze het had gezegd, wist ze dat haar instinct juist was geweest. Er klopte iets niet, helemaal niet. Hij duwde haar naar achteren, hard.
Ze kon de uitdrukking op zijn gezicht niet thuisbrengen. Ze struikelde achterover. Hij rende naar de tunnelingang en sleepte Simon achter zich aan.
“Wacht,” schreeuwde Kellie. Ze krabbelde overeind.
Maar het was te laat. Ze waren haar te vlug af. En in de verwarring struikelde ze opnieuw.
Voor haar hoorde ze iets in het slot vallen. Ze was net op tijd om te zien hoe Taylor een hangslot dichtdrukte, dat aan het gesloten hek hing.
“Wat doe je in godsnaam?” schreeuwde Kellie. Als een opgesloten beest rammelde ze aan de tralies van het hek.
Maar Taylor, Michael en Simon liepen al weg van haar.
Simon zag er doodsbenauwd uit.
“Taylor?” schreeuwde Kellie. “Stop!”
Taylor staarde kalm en koud over haar schouder.
“Jij moet een lesje leren,” zei ze.
“Hoezo? Ik begrijp het niet.”
“Lieg niet.”
Kellie schrok van de uitdrukking op Taylors gezicht.
“Ik lieg niet. Waarom doe je dit? Laat me eruit. Nu. Alsjeblieft. Dit is niet grappig.”
“Het moet ook niet grappig zijn. Het is ook niet grappig dat jij een verhouding met mijn vader hebt.”
Kellie had het gevoel alsof er koud bloed naar haar voeten stroomde. Ze kon niet geloven wat ze hoorde. Hoe kon Taylor dat nou weten? Toen schoot haar een gedachte te binnen: had Elliot toch zijn dreigement uitgevoerd? Had hij thuis alles opgebiecht? Aan iedereen? Hadden Taylor en Michael haar daarom hierheen gelokt?
“Wat?” zei Taylor. “Dacht je dat niemand het wist? Je bent niet zo slim als je denkt. We hebben je gezien…toen je hem ontmoette…bij de haven gisteren…”
De uitdrukking van Taylor daar bij de haven schoot haar weer te binnen. De hatelijke blik in haar ogen…
“En vandaag…in het bos…heb je hem weer ontmoet…en gepraat over afgelopen zomer in Italië…en hoeveel jullie van elkaar houden, vieze, vuile hoer.”
“Maar zo is het niet. Als je erbij was geweest,” zei Kellie met bonzend hart, “dan zou je gehoord hebben dat – ”
“Ik heb genoeg gehoord!” schreeuwde Taylor. “Je hebt verdomme genoeg gezegd!”
“Maar ik heb hem gezegd dat het uit is. Ik heb hem gezegd – ”
“Leugenaar! Verdomde leugenaar! Je hebt tegen iedereen gelogen. Je hebt zelfs tegen mijn opa gelogen. Over hoe je advocatenbureau heet. O jawel, dat heb ik nu ook door. Omdat je bij hem werkt, hè? Je werkt met mijn verdomde vader.”
“Ja, maar – ”
“Nou, ik wil je één ding zeggen. Je denkt misschien dat je bijzonder bent. Maar dat ben je niet. Hij zal ons nooit in de steek laten voor jou. Niet nu mijn moeder in verwachting is.”
Kellie had het gevoel alsof ze een klap in het gezicht had gekregen. Isabelle was in verwachting? Van Elliot? En dat had hij al die tijd geweten? Had hij dat ooit tegen haar willen zeggen? Niet dat het nu nog iets uitmaakte.
“Taylor. Luister. Je hebt het mis – ”
“Laat haar los, Taylor.”
Het was Simon. Hij huilde.
“Nee. Pas als ze haar les heeft geleerd.”
“Maar dat heeft ze toch, Taylor,” smeekte Simon. “Mama en papa zullen ons vermoorden.”
“Nee, hoor. Want niemand zal het tegen hen zeggen.”
“Maar zij wel,” huilde Simon.
“Nee, hoor. Want dan moet ze hun vertellen waarom we het hebben gedaan. Niet waar, stomme trut?”
“Laat me er toch uit. Ik kan alles uitleggen. Ik zal geen woord zeggen. Ik beloof het je. Ik ga meteen weg en kom nooit meer terug.”
“Ik laat je er wel uit als ik dat wil. Als ik dat wil. En tot die tijd,” zei Taylor, “kun je hier blijven en wegrotten.” Ze pakte Simon bij zijn kraag en draaide hem om.
“Taylor! Taylor!” schreeuwde Kellie, maar Taylor, Michael en Simon kropen weg door de struiken. “Jezus Christus, Taylor,” gilde ze, “Ben komt zo terug. Hij zal weten dat ik vermist ben.”
Maar ze waren al weg en Kellies smeekbede ging verloren in de wind. Ze haalde diep adem. Ze komen wel terug, dacht ze. Het waren maar kinderen, ze probeerden haar bang te maken. Ze zouden haar hier toch niet echt laten zitten, ofwel? Ofwel?
Maar ze wist het antwoord al. Ze wist hoe vastberaden Taylor was en ze wist precies waar die vastberadenheid vandaan kwam.
“Shit. Shit. Shit!” schreeuwde ze, ze rammelde aan de kooi zo hard als ze kon. Toen keek ze door de takken van de bomen en de struiken die om de ingang van tunnel heen stonden: het begon weer te sneeuwen.