Hoofdstuk 21

Stephanie lag klaarwakker in het donker, in de slaapkamer van haar vaders huis, en luisterde naar het huilen van de wind. Elke spier in haar lichaam was gespannen. Ze had hoofdpijn van alle wijn die ze gisteren gedronken had. Haar keel was droog en haar huid voelde onaangenaam, alsof de schaamte over wat ze gedaan had haar een of andere huiduitslag had gegeven.

Doodmoe ging ze overeind zitten en draaide haar hoofd naar de deur. Haar zintuigen stonden al urenlang op scherp zodat ze de voordeur zou horen opengaan, of iets anders dat betekende dat David thuis was gekomen. Ze wilde niet eens echt dat hij terugkwam. Maar ze werd er langzaam gek van om niet te weten of hij thuis zou komen of niet, of waar hij was.

In het donker wist ze niet meer hoe laat het was, ze probeerde de minuten te tellen tussen de schaduwen die langs de kier onder de deur kwamen. Ze wist nu zeker dat iedereen naar bed was gegaan. Het zou wel erg laat zijn. Ze wist dat het makkelijker zou zijn om het licht aan te doen en op de wekker te kijken, in plaats van zichzelf zo te kwellen, maar als ze het licht aandeed, zou iemand misschien denken dat ze wakker was en met haar proberen te praten. En dat was wel het laatste wat ze wilde.

Ze hield haar hoofd in haar handen, en vroeg zich af wat ze in godsnaam moest doen. Het was zo’n puinhoop. Eerder op de avond, toen ze Nat naar bed had gebracht, was Nat ontroostbaar geweest, snikkend om David, totdat Stephanie boos was geworden. Daar had ze nu ook spijt van. Ze vroeg zich af wat voor impact zo’n dag als vandaag zou hebben op de toekomst van Nat. Zou het haar bijblijven dat ze alleen in het donker om David had gehuild? Zou ze vreselijk onzeker worden omdat ze dacht dat Stephanie niet van haar hield? Zou ze nu voor de rest van haar leven een hekel hebben aan kerst?

En Simon? Tja, Simon praatte niet meer met haar, hij strafte haar met zijn stilzwijgen en zijn gewonde blik. Ze wist niet waar hij geweest was vanmiddag, hij had het niet tegen haar willen zeggen. Hij was nog nooit zo opstandig geweest. Hij was pas acht, en ze had nu al voor altijd zijn respect verloren.

Taylor had het alleen maar erger gemaakt door hem angstvallig te beschermen, en niet toe te laten dat Stephanie met hem alleen praatte. Taylor had er geen twijfel over laten bestaan over wat ze van de situatie vond. Stephanie had er iets over willen zeggen, zodat Taylor wat gas terug zou nemen. Zoiets als dat het goed was dat haar tijd als verwend enig kind nu bijna voorbij was. Maar Gerald had Stephanie als een havik in de gaten gehouden en er had niets anders op gezeten dan het allemaal te slikken.

In elk geval lieten de kinderen hun gevoelens de vrije loop, dacht ze. Dat had ze liever dan de manier waarop alle anderen hadden gereageerd.

Toen ze uiteindelijk weg was gegaan uit de eetkamer, draaierig van haar gesprek met David, had ze verwacht dat ze ervan langs zou krijgen van Isabelle, of haar vader. Ze was er op voorbereid geweest dat iemand iets tegen haar zou zeggen, haar op het matje zou roepen, haar zou dwingen zich te verontschuldigen. Of zelfs haar zou vragen hoe het met haar ging. Het huis had dunne wanden. Ze hadden het toch zeker gehoord wat ze tegen David had gezegd? Ze vroegen zich toch zeker af hoe ze zich voelde?

Maar zoals haar familie het altijd deed, was haar kortstondige verval tot emotioneel onverantwoordelijk gedrag onmiddellijk afgedekt met het bekende laagje beleefdheid. Het ‘onaangename’ dat was voorgevallen tijdens de lunch, werd resoluut onder het tapijt geveegd.

Niemand had het erover gehad dat David weggegaan was. Niemand had zich afgevraagd waar hij heen was gegaan, hoewel het duidelijk was dat niemand dat wist. Isabelle was verdwenen om een dutje te doen, Gerald was met de hond gaan wandelen, Nat had een legpuzzel gemaakt met Elliot bij het haardvuur, en Stephanie had de keuken geschrobd, haar hoofd helemaal in de war.

En daarna, een paar uur geleden, toen Taylor en Simon thuis waren gekomen en Isabelle op was gestaan, hadden ze allemaal samen naar een DVD van The Wizard of Oz gekeken, alsof er niets abnormaals was gebeurd. Tijdens de thee met een stukje kerstcake was iedereen beleefd tegen elkaar geweest. Zelfs Stephanie had het spelletje meegespeeld. Ze had gedaan alsof ze geïnteresseerd was geweest in het boek dat ze van Isabelle had gekregen, in een poging om het weer een beetje goed te maken. Er werden zelfs een paar grapjes gemaakt.

Maar de stiltes die tussendoor vielen, werden gevuld met de afwezigheid van David en onuitgesproken verwijten. De uren sleepten zich voort. Uiteindelijk had Stephanie al die huichelachtigheid niet meer uit kunnen staan en had ze zich beziggehouden met het naar bed brengen van de kinderen. Daarna had ze gezegd dat ze naar haar kamer ging onder het voorwendsel dat ze hoofdpijn had. Nu, in het donker, lag er een lange, uitgestrekte nacht voor haar waarin ze kon analyseren wat er was gebeurd.

Natuurlijk besefte ze dat ze allang tegen David had willen zeggen wat ze vandaag had gezegd. Sinds het ongeluk al. Het had zich langzaam opgebouwd en ze had zich vooral op de woorden geconcentreerd. De woorden hadden steeds meer aan kracht gewonnen. Uiteindelijk werden ze zo destructief dat ze wist dat als ze ze zou uitspreken, ze de sloopkogel zouden vormen die hun huwelijk tot op de grond zou afbreken. Maar nu ze tussen de brokken zat van wat ze net had gedaan, voelde ze zich niet gerechtvaardigd of opgelucht dat de woorden er eindelijk uit waren. Ze had juist het gevoel dat ze er nog een grotere puinhoop van gemaakt had. David pijn te doen was helemaal niet bevredigend geweest. Integendeel, zijn reactie had haar verbaasd. Ze had zichzelf wijsgemaakt dat hij het waarschijnlijk met haar eens zou zijn dat hun huwelijk voorbij was, als ze hem zou confronteren. Ze had niet verwacht dat hij zou zeggen dat hij van haar hield, tot het einde aan toe.

Ze huiverde in het donker. Ze was banger dan ooit tevoren. Ze had niet nagedacht over wat de gevolgen zouden zijn als ze echt van elkaar zouden scheiden. Ze had niet nagedacht over wat het voor de kinderen zou betekenen en hoe het hen zou beïnvloeden. Ze wist niet eens hoe ze het aan zou pakken. Er zouden advocaten aan te pas moeten komen. En makelaars. Er zouden vreemdelingen hun leven binnenkomen.

David drong haar gedachten binnen, beelden van hem flikkerden door haar hoofd als een eindeloze Rolodex van herinneringen. Zouden hun levens echt zo makkelijk uit elkaar te halen zijn?

Ze zag een schaduw voor het licht onder de deur verschijnen. Ze hield haar adem in.

“Steph. Ben je daar?”

De deur ging open en Stephanie schoot overeind. Haar vader vormde een silhouet in de deuropening tegen het licht in de hal. Ze wist niet of ze opgelucht of teleurgesteld moest zijn dat hij niet David was.

“Mag ik binnenkomen?”

Gerald wachtte niet op antwoord. Hij deed de deur achter zich dicht en liep naar haar bed. Stephanie schoof wat omhoog en deed het lampje op het nachtkastje aan. Hij ging naast haar zitten op het dekbed. Ze schaamde zich dat ze nog steeds al haar kleren aanhad.

“Het stormt flink daarbuiten,” zei hij.

Ze voelde zich net een klein meisje. Ze wist dat ze eerste kerstdag tot ontploffing had gebracht en iedereen gekwetst had. Ze vroeg zich af of haar vader haar de les zou lezen. Ze had niet de kracht om berouwvol te zijn.

“Sally van de kroeg heeft me gebeld,” zei hij. “David blijft daar vannacht slapen.”

Stephanie knikte. “O,” zei ze.

“Hij is blijkbaar nogal dronken. Ik bel morgen wel even om te kijken of het goed met hem gaat.”

Haar vader drukte zijn handpalmen op zijn knieën. Ze verwachtte dat hij weg zou gaan, maar hij bleef zitten.

“Wat is er precies gebeurd vandaag?” vroeg hij.

“Ik wil er niet over praten, pap.”

“O, dat denk ik wel. Ik denk dat het goed voor je zou zijn om erover te praten.”

Aan de toon van zijn stem hoorde ze dat ze geen keus had.

“We hebben ruzie gehad over Paul.”

“Paul?”

“Ik heb tegen David gezegd dat ik denk dat de dood van Paul zijn…” Ze stopte. Ze moest denken aan het gezicht van David.

“Zijn…?” souffleerde haar vader.

“Zijn schuld was.”

Nu ze ze voor de tweede keer uitsprak, klonken de woorden vreselijk wreed. De tranen sprongen in haar ogen.

“O. O, ik begrijp het,” zei hij. Hij legde zijn hand over die van haar. Hij was warm en kalm.

Nu kwamen de tranen alsof er een kraan was opengezet. Onbedwingbare, boze tranen volgeladen met verdriet.

“Ik weet alleen dat ik er niet overheen kan komen. Als ik aan Paul denk, moet ik ook aan hen op de boot denken.” Ze keek naar haar vader, smekend om begrip. “Hoe kan dat nou dat David hem niet in het water heeft zien vallen? Het kan toch niet zo moeilijk zijn geweest om hem te redden?”

“Je was er niet bij. Het was een ongeluk.”

“Maar…”

Ze kon alleen nog maar het lichaam van Paul zien op het strand, waar ze hem in haar armen had gehouden. En de tranen die toen niet wilden komen, overvielen haar nu.

De stem van haar vader was kalm en zacht. “Denk je niet dat David zichzelf al genoeg verwijten heeft gemaakt hierover? Denk je dat het hem niks kan schelen?”

“Nee, hij is eroverheen. Hij heeft gedaan wat ik nooit zou kunnen.”

“Ik vind het erg moedig van David zoals hij ermee om is gegaan. Er zijn genoeg zwakkere mannen die zouden zijn ingestort. Maar David heeft zichzelf uit het slop getrokken en besloten om een toegewijde vader te zijn voor Nat en Simon.”

“Het is net of Paul nooit bij ons is geweest. Weet je…” ze stopte. Tranen maakten het haar bijna onmogelijk om iets te zeggen. “We hebben er nooit echt over gepraat. Ik was zo verdoofd al die tijd, maar nu…”

“Nu?”

Ze ademde diep in en sidderde. “Nu is het te laat.”

Haar vader keek haar onderzoekend aan. “Te laat?”

“Ik had hen tegen kunnen houden. Ik had hen niet op de boot moeten laten gaan.”

“Steph, lieveling, je moet jezelf niet de schuld geven. En David ook niet. Het was een samenloop van omstandigheden, waar je voor een groot deel geen controle over had.”

“Maar het had niet mogen gebeuren,” huilde ze.

“Maar het is wel gebeurd. En dat betekent niet dat het iemands schuld is.”

En daar kwam het. Een klaaglijke schreeuw, luid en niet te stoppen. Van ergens diep binnen in haar. Alsof er een kwade geest haar lichaam verliet. Haar tranen barsten los, eindelijk treurde ze om haar kleine jongen. Haar vader wiegde haar in zijn armen en streelde zacht over haar haar.

Ze huilde om het fantastische kleine mensje dat Paul was geweest en de volwassen man die hij nooit zou worden, ze huilde om de grote broer en het kleine broertje dat hij nooit zou zijn, en om het meisje dat hij nooit zou trouwen. Ze huilde om de vele lachbuien die hij nooit zou hebben, en de tranen die hij nooit zou huilen.

“Sorry,” fluisterde ze uiteindelijk met hese stem.

“Geeft niet. Weet je, David zou hier moeten zitten, niet ik. Je moet tegen hem zeggen hoe je je voelt.”

“Ik heb tegen hem gezegd dat ik wil scheiden.”

“Scheiden?”

Zoals hij het zei, klonk het wel heel drastisch. Stephanie schudde haar hoofd, leeg gewrongen.

“Ik kan zo niet meer verder,” zei ze.

“En jij denkt dat een scheiding de oplossing is?”

“Het is allemaal zo’n puinhoop, pa. Als ik alleen ben met de kinderen…”

“Als je die kinderen bij hem weghaalt, maak je hem kapot. Dat wil je toch niet?”

“Nee. Maar  – ”

“Wat er vandaag ook gebeurd is, dat hoeft nog niet te betekenen dat je een einde moet maken aan jullie huwelijk.”

“Het is hoe dan ook voorbij. We hebben alleen nog maar ruzie. Als ik Elliot en Isabelle zie en hoe perfect ze zijn. Hoe ze aan hun toekomst bouwen. Ik weet het niet…als ik hen zo zie, nu met kerst, bevestigd het alleen maar hoe ver David en ik uit elkaar zijn gegroeid. We vinden elkaar niet eens aardig, laat staan dat we van elkaar houden, zoals zij.”

“Hun huwelijk heeft niets met dat van jou te maken. Jij moet eens goed met David praten.”

“Het is te laat.”

“Slaap er een nachtje over. Alsjeblieft. Beloof me dat je dat tenminste doet.”

Stephanie kroop diep onder de dekens toen haar vader de kamer uit liep. Het huis was stil en buiten waaide de wind. Ze dacht aan David in de kroeg. Wat een verschrikkelijke manier om Kerstmis af te ronden.

Ze draaide zich om, maar ze wist dat ze niet zou kunnen slapen. Plots hoorde ze uit de kamer naast haar het doffe ritmische gebonk van een bed tegen de wand. Het kwam uit de kamer van Isabelle en Elliot.

Ze waren aan het vrijen. Zij was aan het instorten en zij waren aan het vrijen.