33
De sporttas stond open op het bed toen Ling haar slaapkamer binnenkwam. Verwonderd keek ze Ron aan. ‘Wat ben jij aan het doen?’
‘De politie heeft gebeld en ze willen met me praten over de overval bij de Zwarte. Ik ga niet en dan kun je er gif op innemen dat ze me komen halen. Binnen een uur krioelt het van de politie voor de deur. Daar ga ik echt niet op wachten. Ik ga kijken of ik bij Gaga in het kraakpand kan slapen.’
Ling trok met haar mond. Gaga en Ron samen in één huis gaf haar geen geruststellend gevoel. Het was niet de eerste keer dat ze met de vriend van een vriendin van haar het bed in dook. ‘Hoe kunnen ze nou weten dat je hier bent?’
‘Verraders slapen niet. Hoe komen ze aan mijn nummer? Hoe weten ze dat ik iets weet van de overval? Jouw broers kunnen ook beter ergens onderduiken. Het duurt niet lang of hun namen worden genoemd.’
Ling haalde honend haar neus op. ‘Je denkt toch niet dat iemand het lef heeft om mijn broers te verraden? Je stelt je aan.’
‘Het kan zijn, maar ik vertrek.’ Hij ritste de tas dicht en pakte zijn jas van het bed. ‘Als ik meer weet, bel ik je.’
‘Ik ga wel met je mee.’
‘Nee! Ik kan niet voor je zorgen. En ik denk niet dat je ouders het goedvinden als jij ergens in een kraakpand gaat wonen. Dan krijg ik op zeker je broers op mijn nek.’
‘Ron…’ Jammerend hing ze aan zijn arm. ‘Ga nou niet weg.’ Resoluut duwde hij haar achteruit. ‘Ik heb geen keus. Als de politie niet meer in mijn nek hijgt, kom ik terug.’
‘Als ik erachter kom wie je verraden heeft, dan breekt de oorlog uit’, brieste ze.
Hij drukte een kus op haar lippen. ‘Ik bel je…’
‘Kijk uit voor Gaga. Als ik erachter kom dat je vreemdgaat…’ Ze rechtte stoer haar rug, maar de snik in haar stem verried haar echte emoties.
Met grote passen liep hij de woning uit en keek niet meer achterom. In zijn hoofd draaiden de raderen op volle toeren. Hij moest zo snel mogelijk zijn geld en wat kleding thuis ophalen, en dan ervandoor. Weg uit deze stad. Zonder Ling. Hij wist het nu zeker: hij voelde geen liefde voor haar. Hij had het geprobeerd, maar na een paar uur werd hij gek van haar. Als hij bleef, zouden ze elkaar alleen maar de tent uit vechten. Hij was net de straat uit en het voelde al als een opluchting. Zijn telefoon ging over en gehaast haalde hij het toestel tevoorschijn.
‘Gerjan, gozer… zeg het eens?’ Hij vloekte binnensmonds. Dat zou je altijd zien. Straks ging hij om zijn deel van het geld zeuren en hij was niet van plan om te delen. Hij had het geld hard nodig om te overleven.
‘Hebben ze jou al gebeld?’
‘De politie?’ raadde Ron.
‘Ja, ze hebben mij thuis opgehaald. Ze zijn bezig met die overval.’
‘Ze hebben gebeld, maar ik heb het gesprek weggedrukt. Je denkt toch niet dat ik die varkens ga helpen. Ze zoeken het maar uit. Ja, toch?’
Er kwam geen antwoord en Ron hield zijn pas in. ‘Wat heb je ze verteld?’
‘Dat ze bij de Zwarte moeten wezen voor informatie. Ze wisten van onze handel. Ik kneep ’m echt. Ik dacht dat ze me in de cel zouden smijten.’
Ron vloekte. ‘Hoe zijn ze daar nou achter gekomen?’
‘Van Bas de Gooijer.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Ja, man. De rechercheur heeft het mij zelf verteld. De Gooijer heeft lopen lullen.’
‘De teringlijer. Die pak ik nog wel. Daar zit mijn stiefzus waarschijnlijk achter. Die heeft lopen stoken. Waarom heeft hij ons anders nu plotseling verlinkt? Voordat die trut er was, kocht hij bij ons het spul. En nou… De vuile verrader.’
‘Ze hebben me afgeknepen, maar ik hield mooi mijn mond dicht. Op een gegeven moment hebben ze me maar uit ellende vrijgelaten.’
‘Je hebt niet over Runzhi en Twan verteld?’
‘Natuurlijk niet. Ik kijk wel uit… Nee, van mij horen ze niets.’ ‘Mooi. Ik ga ophangen. Ik bel je nog.’
Hij verbrak de verbinding en toetste toen het nummer van Ling in.
‘Met mij. Ik weet wie ons heeft verlinkt. Bas de Gooijer en die trut Nadia. Gerjan is opgepakt, maar hij heeft niets losgelaten.’
‘Dat is waarschijnlijk de reden waarom Bas al een paar dagen niet op school is geweest. Die zit vast’, meende Ling. ‘Maar waarom hebben ze Bas gehouden, en Gerjan niet?’
‘Weet je wat ik denk? Hij heeft Mark gepakt. Voor haar, voor die trut. Weet jíj wat ze hem beloofd heeft? Sinds haar komst gaat alles fout. Ze heeft zijn hoofd op hol gebracht en ze pakt ons op een geraffineerde manier terug.’
‘Wat zij kan, kan ik beter’, brieste Ling. ‘Ik maak haar kapot.’
Het was kwart over vijf in de ochtend. De woning van de familie Chaing Yen was in stilte gedompeld. Alleen het tikken van de staartklok in de woonkamer aan de muur doorbrak de stilte. Ling lag op bed, zonder Ron, en had zich de hele avond opgewonden over het feit dat de nieuwe haar een hak had gezet. Laat in de avond was ze in slaap gesukkeld.
Als ze twee uur langer wakker had gelegen, had ze misschien de stoet auto’s gehoord die met gedoofde lichten de straat in reden. Het begin en het einde van de straat werd door opvallende politieauto’s afgezet. De mannen van het arrestatieteam waren in het zwart gekleed en droegen bivakmutsen, kogelwerende vesten en wapens.
De auto’s stopten voor de deur en zachtjes werden de portieren geopend en gesloten. Twee mannen kwamen met een stormram aanlopen. Een man zonder bivakmuts had de leiding en gebaarde naar een groepje van vier mannen dat ze zich achter het pand moesten opstellen. Hij hield de mobilofoon bij zijn mond en wachtte totdat de overige acht gewapende mannen zich naast de deur hadden geposteerd. De sfeer was gespannen.
De mannen hielden de coördinator nauwlettend in de gaten. Zijn hand ging omhoog. Dat was het sein om in actie te komen. De stormram zwaaide naar achteren en beukte op het slot. Een tweede oorverdovende knal volgde en de deur vloog krakend open. De gewapende mannen duwden elkaar het donkere huis binnen, terwijl ze luidkeels riepen dat ze van de politie waren. Ze stormden de trap op, rechtstreeks naar de slaapkamers op de eerste etage. Er klonk gegil, gevloek, en meubels vlogen in het rond. Het arrestatieteam hield de wapens in de aanslag terwijl de familieleden uit hun bedden werden gesleurd. Met een zaklamp werden de gezichten verlicht.
In de achterste kamer stuitte het arrestatieteam op Runzhi, die zich hevig verzette. Hij haalde uit en raakte een van de teamleden in het gezicht, maar dat kwam hem duur te staan. De AT’er sloeg hem met de kolf van zijn geweer tegen het hoofd en Runzhi viel als een lappenpop op de grond.
Zijn broer Twan kwam schreeuwend uit de tegenover gelegen kamer gerend, maar werd door drie man tegen de grond gewerkt.
Er heerste chaos in huis. Oma hield jammerend haar handen voor haar gezicht en werd getroost door haar schoondochter, die zelf half in shock was. Vader Chaing Yen had beschermend zijn armen rond zijn jongste dochter geslagen, terwijl Ling en haar oudste zus zich trillend van ellende achter hem verscholen hadden. De vader sprak de twee oudste zonen vermanend toe in hun moedertaal, waardoor het verzet brak.
Runzhi werd tussen twee teamleden naar buiten gesleept, terwijl Twan geboeid en met gebogen hoofd naar buiten werd begeleid.
‘Mag ik weten waarom u mijn zoons met zoveel machtsvertoon meeneemt?’ sprak hij tegen een AT’er, die zijn wapen eindelijk liet zakken.
‘Uw zoons zijn betrokken geweest bij een overval. Ze zijn vuurwapengevaarlijk, vandaar dat we genoodzaakt zijn om met zo veel geweld op te treden.’
De man liet de verklaring op zich inwerken. ‘Mijn zoons hebben geen wapens.’
‘Het was een gewapende overval op een bejaarde vrouw en haar zoon. De rechter-commissaris gaat u precies uitleggen wat er aan de hand is. Straks komen rechercheurs uw woning doorzoeken.’
Vader Chaing Yen sloot zijn ogen en boog zijn hoofd.
Wolken pakten dreigend samen en elk moment kon er een regenbui boven de stad losbarsten. Nadia was met een stekende buikpijn op weg naar de bushalte. Gisteravond had ze Bas nog herhaaldelijk gebeld en ge-sms’t, maar ze kreeg geen gehoor. Ze had Dirk nog gebeld, maar die had ook nog niets van Bas gehoord. Haar bezorgdheid was langzaam omgeslagen in boosheid. Als hij niets meer van haar wilde weten, dan moest hij dat gewoon zeggen. Van dit soort spelletjes was ze niet gediend. Ze hoopte dat hij vandaag wel op school was. Dat was de enige reden waarom ze ging. Na de aanval van gisteravond was ze liever thuisgebleven met een of andere smoes. Maar ze moest. Ze wilde dat hij haar persoonlijk zou vertellen dat het over was tussen hen. Diep vanbinnen hoopte ze op een andere reactie van hem, en de pesterijen op school had ze ervoor over. Ze had twee pillen geslikt, zodat ze rustig zou blijven. Ze gingen hun gang maar. Ze zou zich nergens wat van aantrekken.
De bushalte kwam in zicht en ze versnelde haar pas toen de eerste regendruppels uit de lucht vielen. Ze schoot het bushokje binnen en schrok toen ze Ling in de hoek op het bankje zag zitten.
Ling vloog overeind en duwde Nadia hardhandig met de rug tegen de wand. ‘Secreet!’ krijste ze in het bleke gezicht van haar rivale. ‘Het is jouw schuld. Jij met je achterbakse streken…’ Ze greep Nadia met beide handen bij de keel en kneep. Uit alle macht.
In paniek probeerde Nadia het meisje van zich af te duwen, maar Ling hield stevig vast.
‘Eerst Ron, toen Bas en Mark en nu mijn broers. Takkewijf.’ Haar stem sloeg hysterisch over, terwijl haar vingers zich in het vlees groeven.
‘Ling…’ protesteerde Nadia schor. Een pijnscheut boorde zich door haar hoofd. Ze hoorde het bloed in haar oren suizen. In een reflex schoot haar knie omhoog en raakte Ling hard in het kruis.
Met een gil liet Ling los en sloeg dubbel van de pijn.
Happend naar lucht gaf Nadia Ling een duw. Die klapte eerst tegen de wand en toen tegen de grond. Nadia wreef met haar handen langs haar zere hals en zette het vervolgens op een lopen. Haar hart bonkte in haar keel en ze hoorde het gekrijs van Ling, die de achtervolging had ingezet. Ze rende de straat uit, richting huis. De enige plek waarvan ze wist dat ze er veilig was.
‘Ze zijn aangehouden’, meldde Heleen telefonisch aan Van Buren. ‘Ze hebben zich verzet. Een van de AT’ers heeft een bloedneus opgelopen.’
‘Dat is niet zo mooi. En de kleinzoon?’
‘Dat weet ik niet. Ik coördineer de huiszoeking bij de familie Chaing Yen. Cees en Jeroen zijn hem vanmorgen rond zevenen gaan halen.’
Van Buren keek op zijn horloge. ‘Ik loop wel even naar beneden. Heb je nog iets interessants gevonden?’
‘Een kleine hoeveelheid drugs en een paar werkschoenen met hetzelfde profiel dat in de tuin van de oma is gevonden.’ ‘Dat klinkt veelbelovend. Succes.’
De rechercheur stond op, graaide nog even snel een boterham van zijn bureau en liep kauwend door het trappenhuis. Hij kwam Cees en Jeroen bij het koffiezetapparaat tegen. ‘Is het goed gegaan?’
De mannen knikten. ‘Geen probleem. Zijn oma was behoorlijk van slag en is ervan overtuigd dat wij ernaast zitten. We hebben het joch in cel 9 achtergelaten.’
‘Ik ga even bij hem kijken.’ Van Buren propte het brood in zijn mond en beende het cellencomplex in.
Bij de balie gebaarde hij naar de arrestantenwacht die achter het bureau de bewakingsbeelden in de cellen bekeek. ‘Kan ik even bij cel 9 naar binnen?’
De man kwam omhoog en pakte een sleutelbos van het bureau.
‘Hoe is het met je dochter?’ wilde de rechercheur weten. ‘Is ze al bevallen?’
‘Verleden week’, zei de man glunderend. ‘Een meisje. Zes pond en blakend van gezondheid.’
‘Dus je bent opa?’ Van Buren sloeg de arrestantenwacht lachend op de schouder. ‘Je hoort nu officieel bij de oudjes.’ ‘Ik wel. Geweldig vind ik het.’ Hij draaide de sleutel om in het slot en trok de deur open.
Van Buren stapte naar binnen. ‘Goedemorgen, meneer De Koning. Alles goed?’
Richard haalde onverschillig zijn schouders op.
‘We gaan straks het verhoor in. Je weet waarom je bent aangehouden?’
Richard stak het aanhoudingsformulier in de lucht. ‘Ik heb het gelezen.’
De rechercheur draaide zich om en fronste zijn wenkbrauwen. Er kwam geschreeuw uit de naastgelegen cel en drie cellen verderop gaf iemand antwoord.
‘Die zijn net binnen’, wist de arrestantenwacht hem te vertellen. ‘De broers Chaing Yen. Ik kan ze niet verstaan. Ze praten in een buitenlandse taal.’ Hij sloot Richards celdeur af.
‘Laten we maar even gaan horen wat het probleem is. Maak maar open…’
De arrestantenwacht keek door het luikje van de deur voordat hij de sleutel omdraaide. Runzhi sprong op en nam een dreigende houding aan toen de rechercheur zijn cel binnenkwam.
‘Ik ben rechercheur Van Buren en ben belast met het onderzoek.’
‘En dat interesseert mij helemaal niks, bolle. Oprotten. Ik heb jou niks te vertellen, pleuriskit.’ Hij zwaaide met zijn handen door de lucht en deed een stap naar voren.
De rechercheur week niet achteruit. De Aziaat kwam gevaarlijk dichtbij, maar Van Buren keek hem strak in de ogen. Door die onverschrokken houding bond Runzhi in. ‘Dat klinkt stoer.’ Van Buren grijnsde. ‘Maar gelukkig weten we hoe we met stoere knapen zoals jij moeten omgaan.’ De boosheid van Runzhi laaide weer op. ‘Sodemieter mijn cel uit.’ Een ader in zijn rood aangelopen hoofd zwol op. ‘Anders stomp ik je kop eraf, kale hoerenloper.’
Zijn broer begon te schreeuwen en Runzhi gaf in zijn moedertaal antwoord.
‘We zien elkaar snel’, beloofde Van Buren en hij gebaarde naar de arrestantenwacht dat hij de deur kon afsluiten. ‘Daar krijgen we nog wat mee te stellen’, verzuchtte hij. ‘We brengen Twan in ieder geval over naar een cel in Nijmegen. Het is niet de bedoeling dat ze contact hebben. Dat geschreeuw over en weer is niet best voor het onderzoek. Het is alleen wat lastig voor het verhoor, want het kost ons twee uur rijden tussen de bureaus.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Maar eerst ga ik even naar de kantine, ik krijg trek in koffie en een broodje kaas.’