Hoofdstuk 2

 

 

 

‘Het was zeker een hartaanval. De labuitslagen laten zien dat haar hartenzymen zijn verhoogd.’ Megan nam het verslag op het computerscherm door en bekeek toen de uitslag van het echocardiogram. ‘Zie je dit gebied hier?’ Ze keek naar de arts-assistent naast haar en wees naar het gebied dat haar zorgen baarde. ‘De hartfunctie is verstoord.’

‘Ik zie het. Dat is niet goed, hè?’ Sarah huiverde.

Haar gezicht stak witjes af tegen haar goudblonde lokken. Megan vermoedde dat de lange werkuren hun tol begonnen te eisen. Ze hoopte dat ze haar snel naar de artsenkamer kon sturen voor een welverdiende pauze, want het was hectisch geweest op de SEH.

‘Helemaal niet goed.’ Megan richtte haar aandacht weer op het scherm waarop de vitale functies van haar patiënt te zien waren. ‘Haar hartfrequentie is veel te hoog, en haar toestand gaat snel achteruit.’

‘Wat ga je nu doen?’ Sarah klonk ongerust. Met een strak gezicht bekeek ze de laboratoriumuitslagen. ‘Je hebt haar al nitroglycerine en diamorfine gegeven, en een infusie met tirofiban en heparine, maar de pijn op de borst blijft terugkomen en ademhalen kost moeite.’

Megan perste haar lippen samen. ‘We laten haar nog even aan het infuus liggen om te zien of haar toestand stabieler wordt.’ Fronsend veegde ze een lok van haar kastanjebruine haren van haar wang. ‘Heb je al wat van dokter Carlson gehoord? De tijd begint te dringen. Als we haar niet snel opereren, raakt ze in een cardiogene shock, en dat moeten we niet hebben.’

‘Ik ga het even na, maar heb gehoord dat hij in een ander ziekenhuis aan het opereren is.’

Megans gezicht betrok. ‘We hebben meer mensen nodig die we kunnen oproepen. We zijn nu al maanden onderbezet, en het lijkt er niet beter op te worden, hè?’

Sarah schudde het hoofd.

Toen Sarah was verdwenen om te telefoneren, sprak Megan met de assisterende verpleegkundige voordat ze het infuus controleerde en dat opnieuw instelde. ‘Laat me weten als haar toestand verandert,’ fluisterde ze.

De verpleegkundige knikte. ‘Doe ik.’

Megan haalde even diep adem voor ze op zoek ging naar haar volgende patiënt. Sinds haar dienst was begonnen had ze geen minuut rust gehad. Een ernstig verkeersongeluk had haar en haar collega’s bijna de hele ochtend beziggehouden. Daarna kreeg ze een patiënt die moeite had met ademhalen en een kind met een gebroken arm. Niet veel later was de vrouw met de hartaanval binnengekomen.

Een typische dag op de Spoedeisende Hulp, en de problemen stapelden zich snel op. Dat hoorde toch bij haar werk?

Ongeveer een uur later liep ze naar de balie om te zien wie de volgende op haar lijst was.

‘Au!’

Nieuwsgierig naar de kinderstem gluurde ze de behandelkamer binnen waar een jongetje net op een ziekenhuisbed was geklommen en nu probeerde het zuurstofmasker en de slangenset bij het hoofdeinde te pakken. Blijkbaar had hij daarbij zijn been gestoten. Even stopte hij om over zijn been te wrijven en ging toen verder met zijn ontdekkingstocht.

Wat deed hij daar in hemelsnaam alleen? Megan ging het uitzoeken.

‘Is er niemand die jou in de gaten houdt?’ vroeg ze. Hij kon niet ouder dan een jaar of vijf zijn.

De jongen keek haar aan en knikte zwijgend.

‘Ben je ziek?’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Dat is mooi. Maar ik zag dat je je been aan het bed had gestoten. Zal ik er even naar kijken?’

Weer knikte hij, waarbij zijn donkere haar zachtjes mee schudde. Omdat hij haar niet langer interessant vond, begon hij weer met het masker en de slangen te spelen.

‘Daar moet je niet mee spelen,’ zei ze snel, ‘want dan gaan ze misschien kapot, en dan kunnen we ze niet meer gebruiken voor onze patiënten.’

‘O.’ Hij legde het masker op het kussen en keek een beetje humeurig om zich heen. ‘Ik wil hier weg,’ zei hij, haar beschuldigend aankijkend. ‘Ik wil mijn mammie.’

‘Oké.’ Peinzend nam ze de jongen op, zich afvragend wat de oorzaak was van die pruillip. ‘Eens zien of we daar iets aan kunnen doen.’ Ze stak haar hand naar hem uit. ‘Help je me dat uit te zoeken?’

Uitdagend keek hij haar aan. ‘Ik ken jou niet. Jij bent een vreemde.’

‘Ah…’ Zijn simpele logica bracht haar even geheel van haar stuk. ‘Daar heb je helemaal gelijk in,’ mompelde ze. ‘En gezien de omstandigheden is het heel verstandig van je dat je niet mee wilt.’ Ze perste haar lippen op elkaar terwijl ze nadacht. ‘Wie moet er op jou letten?’ vroeg ze. ‘Want eigenlijk mag je hier niet in je eentje rondlopen.’

Weinig spraakzaam als hij was, wees hij naar de receptie. Toen haalde hij zijn schouders op, sloeg zijn armen om zijn opgetrokken knieën en liet zijn kin erop rusten.

Het was niet te verwachten dat ze nog iets uit hem zou krijgen. Ze keek in de richting waarnaar hij had gewezen. Daar stond Sarah te praten met iemand die met zijn rug naar Megan toe stond. Haar blik bleef hangen bij de lange figuur in een grijs pak, en opeens verstrakte haar gezicht. Die brede mannelijke schouders en lange gespierde benen zou ze uit duizenden herkennen.

Wat deed Theo Benyon hier? En maakte hij er een gewoonte van om kinderen aan hun lot over te laten?

‘Blijf hier zitten,’ beval Megan het kind. ‘Hoe heet je eigenlijk?’

‘Harry.’ Zijn blauwe ogen stonden ietwat uitdagend, maar ze voelde dat onder die broeiende agressie een angstig, kwetsbaar jongetje school.

‘Ik ben zo terug, Harry.’

Het was duidelijk dat Sarah onder de indruk was van de relaxte kunstenaar. Op haar eerder bleke wangen lag een blos, en uit haar groene ogen straalde bewondering.

Megan beet op haar lip. Theo was een ontwrichtende factor. Wat deed hij op de SEH als hij niet ziek was?

‘Hé, hallo daar,’ zei ze opgewekt terwijl ze op hem af liep. ‘Ik had niet gedacht dat ik u zo snel weer zou zien. Kunnen we iets voor u doen, Mr. Benyon?’

‘Theo, alsjeblieft.’ Om zijn lippen lag een flauwe glimlach die abrupt verdween toen hij haar strenge blik zag. ‘O jee,’ zei hij met toegeknepen ogen. ‘Heb ik weer iets misdaan? Ik zie het aan je gezicht. Je kijkt zo van: kijk maar uit, want mij palm je niet zo gemakkelijk in.’

‘Geen idee hoe je daarbij komt,’ mompelde ze. Ze richtte zich tot Sarah: ‘Waarom neem je niet even pauze? Het is nu toch rustig.’

Sarah glimlachte. ‘Je weet toch dat dat de beruchte stilte voor de storm is?’

Megan glimlachte flauwtjes. ‘Ja, maar dat zien we dan wel weer.’

‘Oké. Ik kan wel een kop koffie gebruiken. Ik ga eerst nog even bij mijn patiënten kijken.’ Sarah keek Theo aan. ‘Leuk met je gepraat te hebben. Het spijt me dat ik je niet kon helpen.’ Ze liep weg, Theo aan Megan overlatend.

‘Ik vind het lastig om erover te beginnen,’ zei Megan op effen toon, ‘maar de kleine Harry daar zegt dat hij bij jou hoort en hij ziet er niet al te blij uit. Ik ben bang dat hij kwajongensstreken gaat uithalen als hij nog langer alleen gelaten wordt.’

Theo keek haar aan alsof hij niet wist waar ze het over had.

‘Ik heb net de beademingsapparatuur uit zijn handen gered,’ legde ze uit, ‘en…’ Bezorgd keek ze richting behandelkamer. ‘…hij gaat er vrolijk mee door, zo te zien. Het bed op wieltjes is nu vast aan de beurt.’

Theo kneep zijn blauwe ogen half dicht. ‘Ik dacht dat hij verdiept was in een stapel prentenboeken.’

Haar mond vertrok tot een smalle streep. ‘Echt waar? Ik snap niet dat hij dat niet zit te doen op een afdeling vol spannende spullen.’ Het sarcasme droop ervan af. ‘Slim mannetje. Hij wist na twee seconden al hoe de rem eraf moest.’ Nu vormden ook haar wenkbrauwen een afkeurende streep. ‘Hopelijk weet hij ook hoe hij remmen moet.’

‘Slim betwijfel ik,’ mompelde Theo. ‘Harry is vooral vastbesloten. Ogenblik.’ Met vastberaden tred liep hij naar de behandelkamer.

Even later kwam hij terug met een chagrijnige Harry.

‘Ik wil naar mama,’ zei de jongen.

‘We gaan zo naar haar toe.’ Hij woelde even door het haar van de jongen. ‘Ik moet eerst mijn excuses aanbieden aan de dokter, omdat ik je alleen heb gelaten. Ze denkt dat ik niet op kleine kinderen kan passen, en dat heb jij nu zo’n beetje bevestigd.’

Hij richtte zijn hemelsblauwe ogen weer op Megan. ‘Ik zat er compleet naast,’ zei hij, zijn hoofd buigend alsof hij echt berouw voelde, maar ze zag nog net de duivelse glimlach rond zijn lippen. ‘Ik dacht serieus dat hij even braaf zou zijn terwijl ik een boodschap voor dokter Edwards achterliet, maar dat is dus niet zo.’

‘Kan gebeuren,’ antwoordde ze op vlakke toon, ‘hoewel ik geen enkel kind ken dat niet op onderzoek uit zou gaan. Gelukkig is het allemaal goed gekomen. Hou hem voortaan maar beter in de gaten.’

‘Dat zal ik doen.’ Er verscheen een spottend trekje om zijn mond. ‘Ik neem hem mee, dan kun jij weer aan je werk.’

Megan knikte. Ze had nog wat willen zeggen, maar hij liep al weg.

Op dat moment kwam de verpleegkundige aangesneld die haar met de hartpatiënte had geholpen. Op ongeruste toon meldde ze: ‘Mrs. Claremont gaat snel achteruit. Volgens mij raakt ze in een cardiogene shock. Alles wijst daarop, en haar circulatie lijkt helemaal te stagneren. Wil je even naar haar kijken?’

‘Natuurlijk. Bel de katheterisatiekamer om te zeggen dat ik moet opereren, wil je? En vraag de dienstdoende arts-assistent meteen om me te assisteren. En ik heb twee verpleegkundigen nodig.’ Ze wilde al naar de afdeling lopen, maar voegde er nog aan toe: ‘Je hebt vast nog niets van dokter Carlson gehoord?’

‘Hij heeft gebeld om te zeggen dat hij nog een paar uur weg blijft. Hij zei dat we haar trombolytica moesten toedienen.’

Megan schudde haar hoofd. ‘Dat hebben we al gedaan en dat werkte dus niet. Nu moet ik wel een spoedangiografie doen en het bloedvat proberen te verwijden met een ballon. Hopelijk winnen we zo wat tijd.’

Iets trok haar blik in de richting van Theo. Ook hij was blijven staan, zag ze, en hij stond haar met een vreemde uitdrukking op zijn gezicht te observeren. Ze had geen idee wat die blik moest betekenen. Toen Harry aan zijn arm begon te trekken, hernam hij zich en liep met tegenzin naar de uitgang.

Megan moest ook verder. Misschien was het wel beter dat hij weg was. Op een of andere manier was hij in staat haar uit haar concentratie te halen. ‘Laat dokter Edwards even weten wat we gaan doen,’ zei ze tegen de verpleegkundige. ‘Hij wilde op de hoogte blijven.’

‘Oké. Ik piep hem wel op. Hij was net met een patiënt op de reanimatieafdeling bezig.’

Megan haastte zich naar haar patiënt. De nierfunctie van de vrouw faalde, ondanks de intraveneuze diuretica en andere medicatie.

‘Op naar de katheterisatiekamer,’ zei ze toen de verpleegkundige terugkwam. ‘Ze heeft vermoedelijk een ernstig vernauwde slagader, en ik moet haar circulatie zo snel mogelijk weer op gang zien te brengen.’

Het volgende uur was zenuwslopend. Megan bracht de katheter in een slagader in de lies van de patiënt en leidde die zo de aorta descendens in, het belangrijkste bloedvat van het hart. Ondertussen hield ze de voortgang via het computerscherm in de gaten. ‘Oké, ik zie de obstructie, en de ballon zit op zijn plek. De pomp moet zo worden ingesteld dat de ballon zich in het juiste tempo vult en weer leeg raakt.’

Ze werkten als een hecht team, en ze controleerden of de pomp naar behoren werkte. Wanneer het hart van de patiënt zich in rustfase bevond, werd de ballon gevuld waardoor de toevoer van zuurstofrijk bloed naar de kransslagaders werd vergroot. Wanneer het hart er weer klaar voor was, liep de ballon leeg, waardoor de belasting op het hart weer afnam.

‘Goed gedaan,’ zei Megan na een poos. ‘Meer kunnen we niet doen. Bovendien hebben we haar circulatie voor nu weer op gang gebracht. De ballon kan blijven zitten tot dokter Carlson er is.’

Toen ze de katheterisatiekamer uit liep, kwam ze haar baas, dokter Edwards, tegen. ‘Hoe ging het?’ vroeg hij.

‘Op dit moment is ze stabiel.’ Megan zuchtte. ‘Ik hoop alleen wel dat dokter Carlson snel een bypassoperatie kan doen. Die heeft ze snel nodig. Ze is nog redelijk jong en heeft een gezin.’

‘Dit is altijd zorgelijk voor alle betrokkenen.’ Dokter Edwards liep met haar mee naar de lift. Hij was een lange gedistingeerde man met kortgeknipt staalgrijs haar. ‘De verpleegkundige bij de receptie zei me dat Theo Benyon naar mij op zoek was. Ze zei dat ze jou met hem had zien praten, maar dat hij is vertrokken… Was er iets? Weet je waar hij naartoe ging?’

Kende haar baas die man? Megan schudde haar hoofd. ‘Geen idee. Ik was al blij dat hij het kind dat hij bij zich had weer in de gaten hield voor het nog meer streken uithaalde. Ik was bang dat hij de apparatuur zou slopen.’

Dokter Edwards keek bezorgd. ‘Je hebt toch niets vervelends tegen hem gezegd?’

‘Nee. Volgens mij niet. Misschien was ik hooguit een beetje kortaf.’ Onderzoekend keek ze hem aan. ‘Hoezo… is er iets? Heeft het iets te maken met het kunstwerk dat u wilde aankopen?’ Ineens drong het tot haar door dat Theo kunstenaar was, en dokter Edwards had het gehad over de kinderafdeling die aan een opknapbeurt toe was. Stond Theo bekend om zijn muurschilderingen of zo? ‘Was hij hier om met u te praten over het kunstwerk voor de kinderafdeling?’

‘Kunstwerk? Nee, helemaal niet.’ In een voor hem uitzonderlijk afwezige bui drukte hij op de liftknop. ‘Ik heb de moeder van de jongen geopereerd. Waarschijnlijk wilde hij me daarover spreken. Hopelijk heb je hem niet van streek gemaakt.’

In verwarring keek Megan hem aan. Doorgaans was haar baas niet zo nerveus en verstrooid. Misschien was er iets misgegaan tijdens de operatie. Op zich zou dat natuurlijk heel tragisch zijn, maar dat had dan vast niet aan dokter Edwards gelegen. Hij was een briljant chirurg met een indrukwekkende staat van dienst.

Merkwaardig allemaal. Wat mankeerde de moeder van de jongen? En wat voor man was die Theo, om met haar te flirten terwijl zijn vrouw ernstig ziek was? Of had ze de signalen verkeerd begrepen? Het was mogelijk dat hij zo’n type was dat elke vrouw als een uitdaging zag. In elk geval had hij wel iets uit te leggen.

‘Zoals ik al zei,’ zei ze, in de lift stappend, ‘ik heb Mr. Benyon gesproken, maar alleen geopperd dat de jongen in de gaten gehouden moest worden. Uiteraard wist ik niet dat de moeder van het kind ziek was. Geen wonder dat Harry zo lastig was. Hij is vast heel bezorgd om haar.’

‘Ja, dat zal wel. Maar goed, wees attent als je Theo weer tegenkomt. Ik wil hem niet afschrikken.’

Wat wilde dat nou weer zeggen? Ze wilde het hem al vragen, maar haar baas was diep in gedachten verzonken, alsof hij in een eigen wereld leefde. Dat was echt niets voor hem, en Megan wist niet wat ze ervan moest denken. Misschien was dit niet het juiste moment om hem vragen te stellen. En ach, met een beetje geluk kwam ze Theo voorlopig niet meer tegen.

De lift stopte, en ze liepen samen de gang in. Dokter Edwards ging rechtstreeks naar zijn kantoor, en Megan besloot alsnog te gaan lunchen.

Toen ze met haar dienblad bij Sarah in de cafetaria wilde aanschuiven, stond die net op.

‘Ik hoorde dat je moest opereren,’ zei Sarah. ‘Denk je dat Mrs. Claremont het gaat redden?’

‘Ik hoop het. Het hangt ervan af of dokter Carlsons operatie zal slagen. Ze is heel zwak.’

‘Dat verbaast me niet, maar je hebt al het mogelijke al voor haar gedaan.’ Sarah keek vol medeleven naar Megan voor ze wegliep. ‘En op de intensive care zullen ze ook goed voor haar zorgen. Het is nu een kwestie van afwachten.’

‘Ik weet het.’ Na een diepe zucht keek Megan haar vriendin aan. ‘Een hartaanval behandelen is altijd al moeilijk genoeg, maar het is hartverscheurend als het om een jonge moeder gaat.’

Sarah knikte en keek op haar horloge. ‘Ik moet weer aan de slag,’ zei ze. ‘Tot straks. En probeer wat te eten. Dan voel je je wat beter en hou je het langer vol.’

‘Doe ik.’ Haar vriendin nakijkend prikte ze met haar vork in de salade op haar bord. Het eten was lekker, dus at ze met smaak haar salade met het verse broodje.

Het was fijn om even te ontspannen en geen verantwoordelijkheden te hebben. Deze baan betekende alles voor haar, maar ze moest toegeven dat ze toe was aan een adempauze.

Hoe moeilijk en hartverscheurend het af en toe ook was, haar carrière in de geneeskunde was haar leven. Ze had hard gewerkt om zo ver te komen, en als arts-assistent op de SEH droeg ze een zware last op haar schouders. Schouders die nu pijnlijk gespannen waren.

Ze legde haar vork neer, nam een slok koffie en rekte toen haar armen uit om haar spieren los te maken. Het was heerlijk om even een paar minuten te relaxen. Met een zucht strekte ze haar benen voor zich uit en nam ze in gedachten de gevallen door die ze vandaag had behandeld.

Het was alsof ze elke minuut een beslissing over leven of dood had genomen, en elke dag moest ze haar best doen om niet achter de feiten aan te lopen. Waar deed ze het allemaal voor?

Ze staarde uit het raam alsof het antwoord daarop in de bloembakken met viooltjes te vinden was.

‘Hallo daar… Elkaar zo tegenkomen wordt al bijna gewoon.’

Opschrikkend van de bekende mannenstem die haar gemijmer ruw onderbrak, keek ze op.

‘Inderdaad. Het lijkt erop.’ Ze staarde Theo Benyon aan. Wat deed hij hier in hemelsnaam?

‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.’ Hij droeg een blad met daarop koffie en gebakjes. ‘Mag ik erbij komen zitten?’ vroeg hij.

‘Ga je gang.’ Ze gebaarde naar de stoel tegenover haar.

Hij ging zitten en nam haar op. ‘Je ziet er uitgeput uit,’ mompelde hij. ‘Is er iets misgegaan?’

Met een wrang glimlachje keek ze hem aan. ‘Wat heeft me verraden? De donkere kringen onder mijn ogen, of zie ik er sowieso afgetobd uit?’

Hij zag er uiteraard helemaal geweldig uit. Zijn dure grijze pak was prachtig gesneden. Zijn jasje stond open en daaronder droeg hij een fijn geweven overhemd. De subtiel bedrukte das maakte het geheel smaakvol af.

Zijn mond vertrok even. ‘Helemaal niet. Je ziet er gewoon moe uit.’

Ze perste haar lippen op elkaar. ‘Het was nogal een zware dag.’

Vragend trok hij een wenkbrauw omhoog. ‘Toen we elkaar voor het laatst zagen, was je op weg naar de katheterisatiekamer. Ging het daar niet goed?’

‘Jawel, redelijk goed. Mijn patiënt heeft een myocardinfarct gehad – een hartaanval – en helaas heeft het in eerste instantie een poos geduurd voordat ze in het ziekenhuis belandde. Ze woont in een afgelegen dorp. Het is niet handig als de patiënt het lang zonder specialistische zorg moet doen. Ze is pas een jaar of veertig en is uiteindelijk in een cardiogene shock geraakt. We konden niet meer voor haar doen.’

Met opeengeperste lippen keek ze naar zijn bord met gebakjes. ‘Jij bent zo te zien nogal een zoetekauw,’ mompelde ze, van onderwerp veranderend. ‘Ga je die allemaal zelf opeten?’

‘Niet per se.’ Geamuseerd keek hij haar aan. ‘Je mag er eentje uitkiezen als je dat wilt. Ik kan je het fruitgebakje aanbevelen. De donut met jam is speciaal voor Harry. Daar is hij dol op, en hij komt hem zo verorberen, zodra hij klaar is met het vernielen van de automaat. Volgens mij probeert hij een rubberen bal te grijpen… Niet zijn slimste plan, want die vliegt natuurlijk alle kanten op, en dan is hij hem zo weer kwijt.’

‘Ik vroeg me al af waar hij uithing.’ Ze keek rond en zag de jongen peinzend naar de gekleurde ballen in de machine staren. ‘Evengoed bedankt, maar ik heb genoeg aan mijn salade.’

Ze nam hem aandachtiger op. ‘Volgens mij heb ik je eerder gezien. Ben je op bezoek bij een patiënt?’

‘Ja. Dat zal het zijn. De laatste paar weken ben ik hier diverse keren geweest.’

‘Het zal wel lastig zijn om de bezoeken in je werk in te passen en ook voor Harry te moeten zorgen. Of kun je vanuit huis werken? Schilderen is vast een ideale baan.’

Hij grijnsde, waardoor hij eruitzag als een kwajongen. ‘Ik ben gevleid dat je denkt dat ik er mijn brood mee kan verdienen, maar dat heb ik nog niet uitgeprobeerd. Maar goed, ik moet nu alleen op Harry passen, en dat is op zich al een fulltimebaan.’

‘O, oké. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen.’

Harry kwam naar de tafel met een kleine rubberen bal in zijn hand. ‘Hebbes,’ zei hij. ‘Ik wilde de rode met de witte slierten en die heb ik nu. Kijk.’ Trots liet hij hem aan Theo zien.

‘Dat is een bijzondere,’ merkte Theo op. ‘Laat hem niet wegrollen, want de mensen kunnen erover vallen.’

Die waarschuwing kwam te laat. Enthousiast liet Harry de bal hard stuiteren, en daarop volgde een opwindende achtervolging onder alle tafels om hem te pakken te krijgen.

Gelaten keek Theo toe. ‘En nu hou je hem vast, anders pak ik hem af,’ waarschuwde hij. Zich weer tot Megan richtend zei hij bedachtzaam: ‘Ik wilde eigenlijk vragen hoe het met de man van de picknick gaat. Weet jij wat er met hem is gebeurd?’

Megan knikte. ‘Ja. De arts die hem heeft laten opnemen heeft tests gedaan, waaronder een CT-scan. Over een dag of zo weten we meer, maar voorlopig gaat het goed.’

‘Gelukkig maar.’

De rubberen bal stuiterde weer hoog op en bliksemsnel ving Theo hem op.

‘Ik wil ermee spelen,’ zei Harry. ‘Mag ik hem alsjeblieft terug?’

Theo schudde zijn hoofd. ‘Pas als we thuis zijn. De mensen hier zijn ziek, of verdrietig omdat hun dierbare ziek is. Die willen niet steeds jouw bal om hun oren zien vliegen.’

Met een ondeugende blik in zijn ogen keek Harry hem aan. ‘Ik zal hem vasthouden. Echt waar.’

‘Nee, echt niet. Je krijgt hem thuis pas weer terug.’

Harry wilde al protesteren, maar bedacht zich toen. Hij richtte zich tot Megan. ‘Werk jij hier?’ vroeg hij.

Ze knikte. ‘Inderdaad, en ik moet weer terug naar mijn patiënten.’ Ze dronk haar koffie snel op en keek Theo aan. ‘Volgens mij heb jij ook nog zat te doen.’

‘Hij gaat met mij vissen,’ zei de jongen blij. ‘En we gaan dingen in de tuin planten voor als mama thuiskomt, en daarna gaan we nieuwe kleren voor mij kopen.’

‘Dan heb je veel om je op te verheugen,’ zei Megan glimlachend. Moest zijn vader niet werken? Ook al ontkende hij het, maar het klonk alsof hij wel wat verdiende aan zijn schilderijen. Misschien was hij wel bescheiden, of zo. Aan de andere kant, hij had misschien gewoon vrije dagen opgenomen om voor zijn zoon te zorgen.

Maar waarom hield dat haar zo bezig? Waarom was ze zo nieuwsgierig naar hem?

‘Ik hoorde dat je dokter Edwards zocht,’ zei ze, Theo aankijkend terwijl ze opstond. ‘Net liep hij nog naar zijn kantoor. Hij wil jou ook vast spreken.’

Theo fronste en knikte toen. ‘Ik zoek hem straks wel op. Fijn dat je het me laat weten.’

‘Graag gedaan.’ Ze glimlachte even naar de jongen. ‘Dag, Harry. Ik hoop dat je moeder snel beter wordt.’

‘Ik ook,’ zei hij. ‘Ik vind het niet leuk als mijn moeder ziek is. Ik wil dat ze thuis is, bij mij.’

‘Uiteraard.’ Vol medeleven glimlachte ze weer naar hem. Elk kind wilde toch bij zijn moeder zijn? Dat was toch normaal? En toch had ze haar leven lang met dat intense verlangen geworsteld. Ze had er nu nog moeite mee. Waarom had zij die vreugde nooit mogen kennen? Was ze zo onbeminnelijk dat haar eigen moeder niet voor haar had willen zorgen?

‘Alles oké?’ vroeg Theo vriendelijk.

Opgeschrikt uit haar overpeinzingen keek ze hem verlegen aan. ‘Natuurlijk. Het gaat prima.’ Snel draaide ze zich om en liep weg.

Ze had geen behoefte aan Theo’s onuitgesproken bezorgdheid. Door hem kwamen er allerlei diep weggezakte emoties naar boven, ook al snapte ze niet waarom.

Ze moest maken dat ze wegkwam.