Hoofdstuk 1
Een nieuwe dag. Een nieuw begin. Het zoveelste.
Ben Richardson liep met gebogen hoofd langs het strand, te diep in gedachten verzonken om oog te hebben voor de schitterende roze hemel boven het rimpelloze water van Port Phillip Bay. Hij had een opleidingsplaats gekregen als arts-assistent op de Spoedeisende Hulp van het Bay View Hospital in Melbourne, en over enkele uren zou zijn eerste dag daar beginnen. Toch had hij totaal geen last van eerste-dag-zenuwen, hij was al zo vaak opnieuw begonnen.
Dit werd al zijn vierde baan in de bijna vier jaar dat Jennifer dood was. De gevreesde datum naderde weer. Tevergeefs deed hij zijn uiterste best er niet aan te denken, probeerde hij zich niet voor te stellen hoe zijn leven er nu uit zou zien als zij waren blijven leven. Als hij gewoon bij Melbourne Central was gebleven, als het leven niet zo’n andere wending had genomen, dan zou hij nu aan het solliciteren zijn naar een plek als specialist. Maar daar blijven was onmogelijk geweest – er lagen te veel herinneringen. Na zes maanden had Ben ingezien dat hij niet in hetzelfde ziekenhuis kon blijven werken waar hij ooit met zijn vrouw had gewerkt, en had hij, nadat hij bij zichzelf te rade was gegaan, geaccepteerd dat het leven nooit meer zou worden zoals het ooit was.
Dus was hij naar Sydney verhuisd. Een tijdlang had hij zich daar redelijk prettig gevoeld, maar na anderhalf jaar had hij weer de kriebels gekregen en was hij verkast naar een ander ziekenhuis in dezelfde stad. Daar was het weer hetzelfde liedje geweest, zij het met een iets andere melodie. Het ziekenhuis was prima, de mensen leuk, maar zonder Jen kon het nooit iets worden. Daarom was hij teruggekeerd naar Melbourne, ditmaal naar de rand van de stad, en het was fijn om weer in de buurt van zijn familie en oude vrienden te zijn.
Nee, hij was absoluut niet nerveus over dit nieuwe begin, hij verheugde zich er juist op. Hij was er klaar voor en enthousiast om deze stap te zetten, om zijn leven weer op te pakken en verder te gaan. Het werd tijd. Hij had besloten om aan het strand te gaan wonen en elke morgen te gaan joggen of een flinke wandeling te maken, al had hij na drie dagen al de sluimerknop van zijn wekker ingedrukt.
Hij versnelde zijn pas, jogde een stukje, veel sneller en soepeler dan je van zo’n grote, gespierde gestalte zou verwachten, en kwam al gauw op zijn bestemming – het huis waarop hij een paar weken eerder al zijn oog had laten vallen.
Tijdens zijn laatste weken in Sydney was Ben al naar Melbourne gevlogen om een huis in de buurt van het ziekenhuis te zoeken. Op internet had hij verschillende objecten gevonden die hij wilde zien, en de makelaar had hem in het weekend rondgeleid. Ben dacht dat als hij alvast een goed huis zou bezitten als hij zijn nieuwe baan begon, hij minder snel geneigd zou zijn weer zijn biezen te pakken. De makelaar had hem een typisch vrijgezellenappartement laten zien, een nieuw project aan het strand, met uitzicht op de baai en op de stad. Het was licht en ruim en van alle gemakken voorzien, bovendien had het een enorm balkon, dat zich uitstekend leende voor het ontvangen van bezoek. Het appartement was eigenlijk perfect, en Ben had het die dag ook bijna gekocht. Maar terwijl de makelaar binnen met de papieren bezig was, had Ben vanaf het balkon waar hij stond ineens het huis ernaast gezien. Het was een oud huis, dat iets verder naar voren op het strand lag dan het appartementencomplex. De tuin, die vanaf het strand toegankelijk was, was een overwoekerde groene oase, het tegenovergestelde van het strakke, stijlvolle balkon met de hardhouten planken en gestuukte muren vanwaar hij omlaag had gekeken.
Hij had zich erop betrapt dat hij niet naar het heerlijke strand stond te kijken, maar naar de tuin van zijn nieuwe buurman. Door een reusachtige wilgenboom lag de tuin bijna helemaal in de schaduw. Er stond een glijbaan, een schommel en een trampoline, maar Bens aandacht werd pas echt getrokken door de trailer met boot die langs de zijkant van het huis was geparkeerd. Een man van een jaar of veertig was bezig geweest de boot af te spuiten en hij had omhoog gekeken en gezwaaid toen ze het balkon op kwamen. Ben had beleefd teruggeknikt, maar had zich op hetzelfde moment gerealiseerd dat de man naar de makelaar had gezwaaid en niet naar hem.
‘Ik kom zo naar je toe, Doug,’ had de makelaar geroepen, waarop hij aan de grote glazen tafel in de modelwoning was gaan zitten om het contract in te vullen.
‘Staat het te koop?’ had Ben gevraagd.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Staat het huis hiernaast te koop?’
‘Nog niet,’ had de makelaar vrijblijvend glimlachend geantwoord. ‘Gaat u even zitten, dokter Richardson, om de kleine lettertjes door te nemen.’
Ben had het niet opgegeven. ‘Gaat het wel in de verkoop?’
‘Misschien. Maar dat huis voldoet helemaal niet aan uw eisen. Er moet een hoop aan gebeuren, de originele keuken zit er nog in en de tuin is een oerwoud…’ Maar Ben had allang niet meer geluisterd, en de makelaar was ineens bevangen geworden door het angstige vermoeden dat de koop hem op het laatste moment door zijn vingers zou glippen. ‘Het appartementencomplex wordt regelmatig onderhouden, er is een fitnessruimte en een zwembad voor de huurders.’ Hij had steeds gedacht dat die faciliteiten in combinatie met weinig onderhoud precies waren waar die grote vrijgezel met het ruige uiterlijk en de dokterstitel naar op zoek was. Hij was ervan overtuigd geweest dat weinig onderhoud zijn beste verkoopargument was. Maar hij had het mis gehad.
Ben was ter plekke tot het inzicht gekomen dat veel onderhoud juist fantastisch zou zijn. In zo’n huis en tuin kon hij zichzelf verliezen, met reparaties in en om het huis en de veranda in de olie zetten. En een boot was ook niet verkeerd. Het zou toch veel leuker zijn om zijn weinige vrije tijd te besteden aan het opknappen van een huis, of aan varen in de baai, dan een gevangene te zijn van de strakke lijnen van een perfect appartement waar hij zijn tomeloze energie zou moeten verbranden door eindeloze baantjes in het zwembad?
Voor het eerst sinds lange tijd had Ben gemerkt dat hij warmliep voor iets anders dan werk, en naar het huis kijkend had hij zich weer iets van een toekomst kunnen voorstellen. Dus in plaats van het koopcontract te tekenen en zijn intrek te namen in het luxeappartement had Ben, tot overduidelijke ergernis van de makelaar, het erop gewaagd. Zijn meubels had hij in de opslag gezet, en hij had een goedkoop gemeubileerd appartementje aan het eind van de straat gehuurd, in afwachting van het moment waarop het huis in de verkoop zou komen.
Het was in alle opzichten beter zo, bedacht Ben die morgen terwijl hij op het strandpad liep dat naar de ingang van het huis leidde. In die korte tijd was de bodem uit de woningmarkt gevallen en de projectontwikkelaars raakten hun luxeappartementen niet kwijt. De prijs was al enkele duizenden gezakt, dus als er niets met het huis gebeurde…
WORDT GEVEILD
Onwillekeurig verscheen er een glimlach op zijn gezicht toen hij las dat de veiling over een paar weken al zou plaatsvinden. En in het weekend was er open huis. Teruglopend naar het strand had hij ditmaal wel oog voor de prachtige luchten en de stilte van de ochtend, de zeemeeuwen die als eenden op het kalme water zaten, een hond die het water in rende en ze verjaagde.
Toen zag hij haar staan, in de spiegelgladde zee, tot haar knieën in het water, wijdbeens. Zich uitrekkend, met haar handen naar de hemel. Een tijdlang bleef ze roerloos in die houding staan tot ze haar armen omlaag bracht. Daarna deed ze het nog eens.
Allemachtig. Ben moest twee keer kijken. Hij had zelf een goed lichaam en probeerde het zo te houden zonder er echt moeite voor te doen, voornamelijk door elke dag op de Spoedeisende Hulp duizend kilometer af te leggen en aan het eind van de dag zijn laatste vet te verbranden met zwemmen, maar dat newagegedoe en de zonnegroet, of wat ze ook aan het doen was… Voor hem hoefde het allemaal niet. En toch moest hij toegeven dat haar ongeremdheid iets moois had, iets wat hem deed glimlachen toen hij langsliep.
Maar toen ze zich omdraaide, verdween zijn glimlach, omdat ze vooroverboog, of eigenlijk dubbelklapte. Bij het zien van haar dikke buik begreep hij dat ze zwanger was en het zag ernaar uit dat ze pijn had. Met versnelde pas liep hij het zandpad af naar het strand – al waakte hij voor een te hevige reactie, want misschien behoorde het allemaal tot haar dagelijkse ochtendgymnastiek. Nee, nu strompelde ze in een vreemde houding het water uit. Automatisch zette hij een lichte looppas in en hij trof haar bij de waterlijn. Hij keek neer op een dikke bos donkere krullen omdat ze voorovergebogen haar knieën vasthield.
‘Alles goed?’ vroeg hij bezorgd.
‘Prima,’ kreunde ze, en ze keek omhoog met amberkleurige ogen. Ze droeg grote zilveren oorringen en zei, met haar spierwitte tanden knarsend: ‘Stomme yoga.’
‘Is het een wee?’ Hij probeerde de situatie in te schatten. Aangezien hij er niet zomaar op wilde duiken en zijn hand op haar buik leggen, vond hij dat hij zich eerst moest voorstellen. ‘Ik heet Ben, ik ben arts…’
‘En ik ben Celeste.’ Ze ademde diep uit en kwam langzaam overeind. ‘En ik heb geen wee maar een steek in mijn zij.’
‘Weet je het zeker?’
‘Absoluut.’ Ze strekte zich uit, kromp even ineen en wreef de laatste pijn van de steek weg. ‘Stom newagegedoe.’ Hij moest erom glimlachen en zij ook. ‘Volgens de verloskundige werkt het ontspannend voor de baby en mij. Maar volgens mij blijven we er allebei nog in.’
Hij verstarde, daar op het strand op die prachtige warme ochtend, en werd, zoals bijna elke dag en elke nacht, in één klap teruggevoerd naar toen. Al gebeurde het na vier jaar niet zo vaak meer als eerst, het gebeurde nog altijd te vaak. ‘Als je je er maar goed bij voelt,’ zei hij kortaf, zich omkerend om te gaan, maar nu hield ze met twee handen haar dikke buik vast en ademde ze nadrukkelijk langzaam uit. ‘Dat,’ zei Ben gedecideerd, ‘is geen steek.’
‘Nee.’
Haar ogen verwijdden zich, en deze keer legde hij wel zijn hand op haar buik en voelde dat de baarmoeder zich zachtjes samentrok. Hij hield zijn hand erop tot het wegebde, gerustgesteld dat het gewoon een oefenwee was.
‘De baby oefent voor zijn grote dag.’ Ze lachte naar Ben. ‘Echt, er is niks aan de hand.’
‘Zeker?’
‘Absoluut.’
‘Als ze heviger worden, of …’
‘…regelmatiger beginnen te komen, weet ik, weet ik.’ Ze lachte breeduit naar hem. De zon was op en nu zag hij goed hoe bruin ze was en dat ze sproeten op haar gezicht had. Ze had een stralende lach.
‘Toch bedankt,’ zei ze.
‘Graag gedaan.’
Ze keerde zich om en ging langs het strand lopen, dezelfde kant die hij uit moest, en toen hij achter haar liep, lette hij er tersluiks op dat ze niet weer zou stoppen, maar het leek nu allemaal goed te gaan. Ze droeg een witte korte broek en een strak wit topje waardoor haar ronde vormen goed uitkwamen. Ben voelde zich enigszins opgelaten toen ze haar hoofd omdraaide.
‘Ik loop je niet achterna, ik woon hier,’ verduidelijkte hij.
‘Mooi.’ Ze hield haar pas in. ‘Waar?’
‘In die appartementjes achteraan.’
‘Sinds wanneer?’ vroeg ze.
‘Sinds het weekend.’
‘Dan zijn we buren.’ Ze glimlachte. ‘Ik ben Celeste Mitchell. Ik woon op nummer 3.
‘Ben, Ben Richardson, ik op nummer 22.’
‘Dus jij zit aan de rustige kant.’ Celeste draaide met haar ogen.
‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg Ben, een wenkbrauw optrekkend. ‘De laatste nachten is het niet bepaald rustig geweest. Ruzies, feestjes…’
‘Dat is nog heilig vergeleken met mijn buren,’ antwoordde ze.
Inmiddels stonden ze ervoor, voor de rij tweekamerappartementjes, die eigenlijk ontsierend waren voor de mooie omgeving. Ongetwijfeld zou in de nabije toekomst een projectontwikkelaar de hele zaak opkopen en er een luxe appartementencomplex of hotel voor in de plaats zetten, maar op dit moment vormde het rijtje goedkope huisvesting met een strandopgang. Er woonden rugzaktoeristen die een paar weken bleven en hier en daar een vaste huurder, van wie Celeste er duidelijk een was. Haar appartementje onderscheidde zich van de rest door een smalle strook gemaaid gras aan de voorkant en potten met zonnebloemen op de kleine veranda. Dit was haar huis.
‘Bedankt voor je goede zorgen. En,’ voegde ze er grijnzend aan toe, ‘mocht je om een kopje suiker verlegen zitten…’
Hij lachte terug. ‘Dan weet ik waar ik zijn moet.’
‘Ik wilde zeggen dat je dan niet bij mij moet zijn. De dokter heeft me net op dieet gezet.’
Lachend zwaaide hij ten afscheid. Hij liep naar zijn eigen appartementje, liet zichzelf binnen, zette de waterkoker aan en keek eens goed rond in het sombere interieur voordat hij naar de krakkemikkige douche liep. Hij vroeg zich af of er vandaag warm of koud water uit zou komen.
Hopelijk was haar huis leuker dan dat van hem. Aan de buitenkant zag het er in ieder geval keurig uit; misschien had haar man het geverfd. En misschien had ze ook leukere meubels dan zijn huisbaas voor hem had neergezet. Al zou dat nooit opwegen tegen het lawaai…
Zodra hij de douche dichtdraaide hoorde hij zijn buren alweer ruziën, en wat hem betrof kon de veiling van het huis niet snel genoeg komen. Hij zette koffie en moest lachen toen hij er suiker in deed. Natuurlijk hoefde ze niet op dieet, ze was rond, maar ze was dan ook zwanger. Hij moest denken aan die lekkere ronde billen die hij voor zich op het strand had zien bewegen. Dat beeld van haar stond hem zo helder voor de geest en prikkelde hem op een manier die hem onmiddellijk weer met twee benen op de grond zette. Waarschijnlijk had ze een verhoogde bloedsuikerspiegel en was ze in de zevende maand…
Hij dwong zichzelf haar uit zijn gedachten te zetten. Dat lukte tot hij zijn garage uit reed en haar, zonnebloemen begietend, zag zwaaien. Enigszins opgelaten in zijn dikke terreinwagen zwaaide hij terug, zij het met enige terughoudendheid. Hij hield er niet van naar de buren te zwaaien of, ondanks wat hij had gezegd, binnen te vallen voor een kopje suiker of een praatje. Als zij niet zo duidelijk pijn had gehad, was hij doorgelopen, had hij zijn afstand bewaard, want dat had hij het liefst.
Zoef. Terwijl hij langsreed, voelde Celeste haar wangen rood worden, al zwaaide ze nog zo nonchalant. Wat een lekker ding. Ongelooflijk. Minstens één meter negentig lang, en benen zo gespierd als van een rugbyspeler. En dan dat halflange bruine haar dat voor zijn ondeugende groene ogen viel. Toen hij op het strand op haar had neergekeken, had zij haar hand er al door willen halen. Waarom hadden ze waar zij werkte niet zulke dokters?
Daarna hield ze op vierentwintig en vrijgezel te zijn en herinnerde ze zich weer dat ze voor de komende tien jaar mannen had afgezworen. Bovendien werd ze over een paar weken moeder. Vreemd dat dat haar een ogenblik was ontschoten. Door haar gesprekje met Ben, toen ze daar zo samen liepen, had ze even vergeten dat ze zwanger was, had ze zich bijna een normale vrouw gevoeld. Dat was ze natuurlijk ook, want wat was er vrouwelijker of normaler dan zwanger zijn. Maar vanmorgen was ze er een geweest die zich aangetrokken had gevoeld tot een heel sexy man, tegen wie ze allemaal verkeerde dingen had gezegd en van wie ze het schaamrood op de wangen had gekregen.
Celeste had verondersteld – hoewel ze het nooit gelezen of gehoord had – dat tijdens de zwangerschap de functies van lichamelijke aantrekkingskracht automatische werden uitgeschakeld, dat je in een soort hormonale afzondering werd opgesloten waar mannen je niet meer aantrekkelijk vonden en waar je zelf ook niet meer naar mannen keek, laat staan met hen flirtte. En zes maanden lang was dat ook zo geweest.
En zo moest het ook blijven, zei ze resoluut tegen zichzelf. Ze had zich geen zorgen hoeven maken. Een flinke trap van haar baby herinnerde haar eraan dat ze zelf weinig in te brengen had, en dat ze onder de omstandigheden geen waarschijnlijke kandidaat was voor een romance.