6. Tony Tatterton
Ik sliep tijdens de rest van de rit naar het vliegveld, maar werd wakker toen ze me overbrachten in het ambulancevliegtuig. Het besef van wat er gebeurde was als een klap in mijn gezicht. Het was geen droom; het was allemaal waar, het gebeurde allemaal echt. Mama en papa waren echt dood, voorgoed weg. Ik was ernstig gewond, verlamd, al mijn dromen en plannen, alles wat mama en papa voor me hadden gehoopt, waren in één fataal, verschrikkelijk moment weggevaagd.
Telkens als ik wakker werd beleefde ik de ramp opnieuw, zag ik de regen tegen de voorruit slaan en ons het uitzicht benemen, hoorde ik mama en papa ruziën over papa's gedrag op het feest, en zag ik die auto op ons afkomen. Het visioen martelde me en deed me zoveel pijn dat ik dankbaar was als ik weer versuft raakte. Alleen moest ik telkens als ik wakker werd de realiteit weer onder ogen zien en de verschrikking opnieuw beleven.
Gelukkig viel ik weer in slaap tot we op de luchthaven van Boston landden voor het transport naar het ziekenhuis. Toen ik wakker was, raakte ik geïmponeerd door de gezaghebbende stem van mevrouw Broadfield en de manier waarop het ziekenhuispersoneel in actie kwam als ze iets beval. Eén keer hoorde ik haar zeggen: 'Kalm een beetje, ze is geen zak aardappelen.' En ik dacht, ja, Drake had gelijk. Ik ben in goede handen, professionele handen.
Ik viel weer in een diepe slaap en werd wakker toen we in het ziekenhuis kwamen en ik voelde dat iemand mijn hand vasthield.
Ik deed mijn ogen open en zag Tony Tatterton. Eerst drong het nog niet tot hem door dat ik wakker was. Er lag zo'n dromerige uitdrukking op zijn gezicht dat het leek of hij mijlenver weg was met zijn gedachten. Toen hij eindelijk merkte dat ik naar hem keek, klaarde zijn gezicht op en begon hij te glimlachen.
'Welkom in Boston. Ik zei je dat ik hier zou zijn als je aankwam om je te begroeten en me ervan te overtuigen dat je alles had wat je nodig hebt. Heb je een goede reis gehad?' ging hij bezorgd verder.
Ik knikte. Gisteren, toen ik hem naast mijn bed had gezien, was alles zo onwezenlijk dat mijn herinnering aan hem maar vaag was. Nu kon ik de man die ik zo vaak in mijn fantasie had gezien, in levenden lijve aanschouwen. Zijn wenkbrauwen waren netjes bijgewerkt en hij was gladgeschoren. Zijn grijze haar glansde en was keurig geknipt, zoals je kon verwachten na een behandeling door een goede kapper. Hij droeg een duur zijden pak, grijs met smalle witte streepjes, en een donkergrijze das. Al zijn kleren zagen er splinternieuw uit. Toen ik naar zijn hand keek, die de mijne vasthield, zag ik zijn lange, goed verzorgde vingers en glimmende, gemani-cuurde nagels. Ja, hij was heel anders dan de Tony Tatterton die door Drake was beschreven. Diens brief en telefoontje leken nu tot de fantasiewereld te horen die ik abrupt had verlaten voor dit koude, wrede bestaan.
Tony liet zich rustig opnemen en keek me vriendelijk en vol genegenheid aan.
'Ik heb het grootste deel van de reis geslapen', zei ik. Mijn stem was nauwelijks meer dan een gefluister.
'Ja, mevrouw Broadfield vertelde het me. Ik ben zo blij dat je hier bent, Annie. Straks krijg je de hele reeks tests die de artsen hebben gepland. Dan komen we precies te weten wat de oorzaak van je problemen is en kunnen we die genezen.' Hij gaf me een klopje op mijn hand en knikte met het vertrouwen en de zelfverzekerdheid van een man die gewend is zijn zin te krijgen.
'Mijn ouders', zei ik.
'Ja?'
'Hun begrafenis...'
'Annie, daar moet je nu niet aan denken. Ik heb het je in Winnerrow al gezegd. Ik zal voor alles zorgen. Concentreer jij je nu maar op je herstel', adviseerde hij.
'Maar ik hoor erbij te zijn.'
'Je kunt er nu niet bij zijn, Annie', zei hij vriendelijk. 'Maar zodra je wat beter bent, zal ik een rouwdienst laten houden aan hun graf, en zullen jij en ik er samen naar toe gaan. Ik beloof het je. Maar eerst krijg je de beste medische behandeling die te koop is.' Toen keek hij peinzend voor zich uit.
'Denk niet door mijn bezorgdheid voor jou, dat ik niet heel veel van je moeder hield. Ik was ook heel erg op je vader gesteld. Zodra ik hem leerde kennen wist ik dat hij een geboren zakenman was, en ik was erg blij toen hij erin toestemde bij mij in de zaak te komen. De jaren waarin je moeder en vader in Farthy woonden en we samen in het bedrijf werkten, waren de gelukkigste van mijn leven.
De jaren daarna, toen je ouders vertrokken waren, waren daarentegen de droevigste en moeilijkste periode die ik heb doorgemaakt. Wat ik ook heb gedaan om die kloof tussen ons te veroorzaken wil ik goedmaken door jou te helpen, Annie. Geef me de kans te doen wat ik kan, zodat ik het kan goedmaken. Het is de beste manier om hun nagedachtenis te eren.' Zijn ogen stonden smekend en verdrietig.
'Ik wil het je niet beletten, Tony, maar er zijn zoveel vragen waarop ik het antwoord moet weten. Ik heb heel lang geprobeerd mama aan het praten te krijgen over haar tijd in Farthy en waarom ze ten slotte is weggegaan, maar ze verzweeg het voor me, ze beloofde me altijd het op een dag te zullen vertellen. Kort geleden nog, vlak na mijn achttiende verjaardag, deed ze die belofte weer. En nu...' Ik slikte hard. 'Nu kan ze het niet meer.'
'Maar ik zal het je vertellen, Annie', zei hij snel. 'Ik zal je alles vertellen wat je moet en wilt weten. Alsjeblieft, geloof en vertrouw me.' Hij glimlachte en leunde achterover. 'Het zal zelfs een opluchting voor me zijn als je wilt luisteren en oordelen.'
Ik bestudeerde aandachtig zijn gezicht. Meende hij het? Zou hij doen wat hij beloofde of zei hij het alleen maar opdat ik hem aardig zou vinden en zou vertrouwen?
'Ik heb geprobeerd het op alle mogelijke manieren goed te maken', ging hij verder. 'Ik hoop dat je mijn cadeaus hebt ontvangen en je ze hebt mogen houden van je moeder.'
'O, ja, ik heb ze allemaal... al die schitterende poppen.'
'Gelukkig.' Zijn ogen stonden vrolijker, en hij zag er plotseling jonger uit. Iets in zijn gezicht deed me denken aan mama... de manier waarop hij zijn gedachten en stemmingen met een fonkeling in zijn ogen kon overbrengen. 'Als ik op reis was, zocht ik altijd naar een speciaal cadeau voor jou. Ik wilde datje iets authentieks kreeg, en die poppen waren precies wat ik zocht. Ik weet niet meer hoeveel ik er gestuurd heb, maar ik denk dat het nu al een hele verzameling is, hè?'
'Ja. Ze nemen een hele muur van mijn kamer in beslag. Papa zegt altijd dat ik er een winkeltje mee kan beginnen. Als hij binnenkomt...' Ik zweeg toen ik me realiseerde dat papa nooit meer zou binnenkomen en die woorden nooit meer zou zeggen.
'Arme Annie', zei Tony medelijdend. 'Je hebt een immens verlies geleden. Ik zal nooit genoeg kunnen doen om je verdriet helemaal weg te nemen, maar geloof me, Annie, ik zal alles doen wat menselijkerwijs gesproken mogelijk is. Het zal voortaan mijn levensdoel zijn', voegde hij eraan toe, met dezelfde vastberaden blik die ik zo vaak in mama's ogen had gezien.
Ik kon niet zo hard tegen hem zijn als mama. Misschien was het allemaal wel een afschuwelijk misverstand. Misschien had het lot bepaald dat ik er een eind aan zou maken.
'Ik weet dat je me wantrouwt. Dat kan niet anders, Annie, maar geloof me, ik ben een schatrijke man die niets heeft en die dankbaar is voor de kans in de herfst van zijn leven iets goeds en waardevols te doen. Die kans zul je me toch niet willen ontnemen?'
'Als je me belooft dat je me zo gauw mogelijk alles zult vertellen', zei ik.
'Je hebt de plechtige belofte van een Tatterton die uit een oud geslacht van gedistingeerde mannen stamt, op wier beloftes vele, vele mensen hebben vertrouwd', zei Tony met een ernstig gezicht. Toen richtte hij zich tot de ziekenbroeders die achter hem stonden te wachten. 'Ze is zover. Veel succes, lieverd.' Hij gaf een klopje op mijn hand toen ze de stretcher beetpakten.
Ze reden me door de gang. Ik hief mijn hoofd zo hoog mogelijk op om Tony te kunnen zien, die achterbleef. Ik zag de liefde en bezorgdheid in zijn ogen. Wat een lieve, zachtmoedige man was hij, en toch school achter elk woord dat hij zei kennelijk een hoop macht en zelfvertrouwen. Ik wilde meer over hem te weten komen. Mijn ouders hadden al het nieuws over hem streng gerantsoeneerd, alsof dat kleine beetje kennis toereikend moest zijn voor mijn hele leven.
Natuurlijk wist ik dat hij een uniek speelgoedbedrijf had opgebouwd. 'Een imperium', noemde mijn vader het altijd, miljoenen dollars waard, met binnen- en buitenlandse markten. 'De Tattertons zijn de vorsten van de speelgoedmakers', had hij me eens verteld tijdens een van die zeldzame keren dat hij erover wilde praten. 'Net als ons speelgoed, is het speelgoed dat bestemd is voor verzamelaars.'
'Tony's speelgoed is alleen voor rijke mensen', protesteerde mijn moeder. Ik wist dat ze er trots op was dat het speelgoed dat we in Winnerrow maakten door allerlei mensen werd gekocht, niet alleen de heel rijken. 'Het Tatterton-speel- goed is voor rijke mensen die hun jeugd niet hoeven te vergeten omdat ze nooit iets onder de kerstboom vonden en niet wisten wat een verjaardag was. Tony's soort mensen', ging ze verder, met van woede fonkelende ogen. Nu vroeg ik me af of hij werkelijk zo anders was dan mijn moeder, mijn vader en ik. Hoewel ik zijn macht en gezag voelde, voelde ik ook zijn zachtheid en kwetsbaarheid. Zijn tranen voor mijn ouders en mij waren echt.
De rest van de dag deed ik mijn best zoveel mogelijk mee te werken met mijn artsen, die me elke bestaande test in de medische wetenschap lieten ondergaan. Ik werd aan alle kanten betast en beknepen. Ze richtten alle mogelijke lampen op me, maakten röntgenfoto's van elk plekje van mijn lichaam, confereerden en consulteerden.
Zoals dr. Malisoff had voorspeld, voelde ik geen pijn in mijn benen tijdens de tests. Ik kon mijn bovenlichaam bewegen, maar mijn benen leken op die van een lappenpop, ze bungelden losjes omlaag als ik op een onderzoektafel werd getild of op bed gelegd. Soms had ik het gevoel of ik tot aan mijn middel in ijskoud water was gestapt dat me van de voeten tot de heupen had verdoofd. Ik had geen reflexbewegingen, en ik keek vol ontzag toe toen de assistent van dr. Malisoff en een zekere dr. Friedman, de neuroloog, me prikten met een speld. Ik voelde het niet, maar toen ik zag hoe hij in mijn huid verdween werd ik een beetje misselijk.
'Annie', zei dr. Malisoff me op een gegeven moment, 'het is zo ongeveer of we je een verdoving in je ruggenmerg hebben gegeven om de pijn weg te nemen tijdens een operatie. We denken dat de ontsteking die veroorzaakt wordt door het trauma rond je ruggengraat verantwoordelijk is voor je verlamming. We willen nog een paar tests doen om onze vermoedens te bevestigen.'
Ik probeerde een gewillige patiënte te zijn en mee te werken. Mijn conditie maakte me zo afhankelijk van iedereen. Ik moest van de ene plaats naar de andere worden gedragen, en worden vastgebonden op rijdende brancards. Het was heel moeilijk voor me om rechtop te zitten. Elke poging daartoe putte me uit. De artsen bleven me verzekeren dat het me mettertijd zou lukken, maar ik had het gevoel of de helft van mijn lichaam tijdens het ongeluk samen met mijn ouders was gedood.
Mijn hulpeloosheid was niet alleen frustrerend, maar ook irriterend. We vinden allemaal zoveel dingen vanzelfsprekend - lopen, zitten, opstaan en gaan waar we willen en wanneer we willen. Mijn letsel leek zout op de wonden, want behalve het vreselijke verlies van mijn ouders, moest ik ook invaliditeit verwerken. Hoeveel kan een mens verdragen?
dacht ik wanhopig. Waarom moest ik die marteling doormaken? Alle dingen die belangrijk voor me waren, waren me ontnomen.
Maar ondanks alles was ik toch onder de indruk van mijn omgeving en de mensen die aan me werkten. Het was een indrukwekkend ziekenhuis, met gangen die twee keer zo breed waren als die in Winnerrow. Mensen liepen haastig in alle richtingen en maakten een belangrijke en energieke indruk. Ik zag rijen brancards met patiënten die door de gangen en in en uit de liften werden gereden. Elke minuut scheen er een aankondiging te zijn voor een of andere arts, of werd er iemand opgeroepen. Ik hoorde dat er meer dan twintig verdiepingen waren in het ziekenhuis en er leek me een heel leger verpleegsters en technici te werken. Ik was bang dat tante Fanny en Luke zouden verdwalen als ze probeerden me hier te vinden.
En toch, zelfs in deze omgeving met al deze mensen die voor zoveel verschillende patiënten moesten zorgen, voelde ik me belangrijk; ik kon merken dat Tony Tattertons aanwezigheid en geld hun invloed deden gelden. Vanaf het moment dat ik bij hem weggereden werd, was ik omringd door een team van artsen en technici, die bij me bleven tot ze me ten slotte naar een privé-kamer brachten, waar mevrouw Broadfield op ons wachtte.
De brancard werd naast het bed gereden en ze tilden me voorzichtig overeind, waarbij ze eerst mijn gevoelloze benen op het bed legden en toen de rest van mijn lichaam. Mevrouw Broadfield zei niet veel terwijl ze aan het werk was; ze kreunde niet en gaf geen kik.
Toen ze me goed en wel in bed had, gaf ze me wat vruchtensap. Toen trok ze het gordijn rond het bed dicht, zodat ik kon slapen, en zei dat ze bij de deur zat, voor het geval ik iets nodig had. Uitgeput van alle tests viel ik weer in slaap en werd wakker toen ik stemmen om me heen hoorde. Ik sloeg mijn ogen op en zag dr. Malisoff, die met Tony Tatterton naast mijn bed stond.
'Hallo, daar zijn we weer. Hoe gaat het?' vroeg de dokter.
'Ik ben moe.'
'Natuurlijk. Daar heb je alle reden toe. Wel, we zijn tot een definitief oordeel gekomen over je, jongedame. Mijn oorspronkelijke theorie was juist. Door de klap is je ruggengraat ontstoken op de plaats onder je achterhoofd, en dat is de oorzaak van de verlamming. Er is al een minieme, nauwelijks waarneembare verbetering ingetreden, dus we hoeven niet te opereren om de druk weg te nemen. In plaats daarvan geven we je een kuur met medicijnen en na verloop van tijd fysiotherapie.
'Maar je hoeft niet al die tijd in het ziekenhuis te blijven', ging hij verder, glimlachend om mijn bezorgde blik. 'Mevrouw Broadfield is gelukkig niet alleen verpleegster, maar ook fysiotherapeut, en ze kan de therapie toepassen in Farthinggale Manor. Heb je nog vragen?'
'Zal ik weer kunnen lopen?' vroeg ik hoopvol.
'Ik zou niet weten waarom niet. Het zal niet van de ene dag op de andere gebeuren, maar mettertijd zul je weer helemaal herstellen. En ik kom je geregeld opzoeken.'
'Wanneer zal ik ophouden me duizelig te voelen?'
'Dat is het gevolg van een hersenschudding. Dat zal nog even duren, maar je zult elke dag vooruitgaan.'
'Is dat alles wat er met me gebeurd is?' vroeg ik achterdochtig.
'Alles?' De dokter lachte. 'Soms vergeet ik wel eens hoe heerlijk het is om jong te zijn', zei de arts tegen Tony. Deze knikte.
'Het is heerlijk, en als je zelf niet meer jong bent, is het heerlijk om iemand bij je te hebben die zo jong en mooi is als
Annie.' Zijn glimlach was geamuseerd.
'Maar ik zal je tot last zijn', protesteerde ik. Het was tot daar aan toe de mensen van wie je hield en die van jou hielden tot last te zijn, maar om in deze toestand met een vreemde mee te gaan vond ik heel pijnlijk. Ik verlangde naar de troost en liefde van mama en papa, maar het lot had bepaald dat ik die nooit meer zou krijgen.
'Niet voor mij. Nooit voor mij. Bovendien heb ik bedienden die zich vervelen omdat ze nu zo weinig te doen hebben, en je hebt mevrouw Broadfield.'
'Ik zie u straks op de gang', zei dr. Malisoff hardop fluisterend, met de conferentiestem van een arts, en liep de kamer uit. Tony bleef naar me staren.
'Ik kom twee keer per dag', beloofde hij. 'En elke dag zal ik iets voor je meebrengen.' Zijn stem klonk luchthartig en vrolijk, alsof ik een kind was dat je kon opmonteren met speelgoed en poppen. 'Is er iets speciaals datje wilt hebben?'
Ik kon niets bedenken; ik was nog te veel in de war door de tragische gebeurtenissen en de impact van alles wat er ging gebeuren.
'Geeft niet. Ik zal je elke keer verrassen.' Hij kwam dichterbij, zodat hij zich kon bukken en mijn voorhoofd kussen. Even bleef zijn hand op mijn schouder liggen. 'God zij dank dat alles in orde komt met je, Annie. God zij dank dat je bij mij zult zijn en dat ik iets kan doen om je te helpen.' Hij hield zijn gezicht zo dicht bij het mijne, dat zijn wang me aanraakte. Toen gaf hij me nog een zoen en ging de kamer uit.
Mevrouw Broadfield nam mijn bloeddruk op en waste me met een spons en warm water. Daarna bleef ik met open ogen in een soort verdoving liggen, en drong mijn tranen terug. Ten slotte sloot ik mijn ogen en dommelde in.
Drake kwam me de volgende dag opzoeken. Ik was zo blij hem te zien. Ik bevond me in een vreemde plaats, ver van
huis, maar gelukkig had ik mijn familie dicht bij me.
Hij liep naar het bed en kuste me, omhelsde me zo voorzichtig of ik van porselein was en hij bang was dat ik zou breken.
'Je hebt vandaag weer een beetje kleur op je wangen, Annie. Hoe voel je je?'
'Erg moe. Ik slaap veel en droom veel, en telkens als ik wakker word moet ik mezelf vertellen waar ik ben en wat er is gebeurd. Mijn hersens willen de waarheid niet vasthouden. Ze gooien die weg als een stuk oudbakken brood.'
Hij glimlachte, knikte en streelde mijn haar.
'Waar ben je geweest? Wat heb je gedaan?' vroeg ik snel, want ik wilde weten hoe hij de tragedie en zijn eigen verdriet had verwerkt.
'Ik heb besloten op school te blijven en het semester af te maken.'
'O?' Ik had gedacht dat de hele wereld zou ophouden met werken. Zelfs de zon had geweigerd zich te laten zien. De nacht had de aarde vast in zijn greep. Hoe kon iemand ooit weer werken of leven of gelukkig zijn?
'Mijn leraren wilden me excuseren, maar ik was bang dat ik gek zou worden van verdriet als ik me niet op iets concentreerde', zei hij na een tijdje, toen hij een stoel naast mijn bed had geschoven. 'Ik hoop niet datje me daarom te hard of te onverschillig vindt, maar ik kon niet blijven rondhangen en niets doen. Het was te pijnlijk.'
'Je hebt goed gedaan, Drake. Ik weet zeker dat mama en papa dat ook gewild zouden hebben.'
Hij glimlachte, blij met mijn begrip, maar ik geloofde dat het waar was wat ik zei. Niemand was zo tegen moeilijkheden opgewassen als mama. Papa zei altijd dat ze van ijzer was. Wat zou ik er niet voor over hebben gehad om weer een van zijn grapjes te kunnen horen. 'Fijn dat het achter de rug
is, Drake. Voorlopig niet meer studeren.'
'Maar ik ga niet terug naar Winnerrow. Ik vind het te pijnlijk om terug te gaan naar dat grote, lege huis, en bovendien heeft Tony Tatterton me een prachtig aanbod gedaan voor de zomermaanden.'
'Wat voor aanbod?' vroeg ik nieuwsgierig. Tony Tatterton had wel heel snel ons leven overgenomen.
'Ik mag als jongste directeur op zijn kantoor werken, hoe vind je dat? Ik ben nog niet eens afgestudeerd, maar hij geeft me toch al wat verantwoordelijkheid. Hij heeft zelfs een appartement voor me in Boston. Geweldig, hè?'
'Ja, Drake. Ik ben blij voor je.' Ik wendde mijn blik af. Ik wist dat het niet eerlijk was tegenover Drake, maar blijdschap en geluk leken nog zo weinig op hun plaats. De hele wereld hoorde te rouwen om mijn ouders, dacht ik. De donkere schaduw die over alles was gevallen, was nog niet geweken. Hoe blauw de lucht in werkelijkheid ook mocht zijn, voor mij was hij grijs.
'Je klinkt zo triest. Komt dat door je medicijnen?'
'Nee.' We staarden elkaar even aan en ik zag de droevige uitdrukking weer op zijn gezicht verschijnen. Zijn ogen ver-somberden en zijn lip begon te trillen. 'Nee', ging ik verder. 'Ik heb alleen veel nagedacht over Tony. Ik vraag me steeds weer af waarom hij in ons leven is gekomen en waarom hij zo fantastisch voor ons is. Onze familie heeft hem zolang behandeld of hij niet bestond. Je zou denken dat hij ons moest haten. Vraag jij je dat niet af?'
'Wat moet je je afvragen? Er is een verschrikkelijke tragedie gebeurd en hij... hij hoort tot de familie. Ik bedoel, hij was getrouwd met je overgrootmoeder en de grootmoeder van mijn stiefzuster, en hij heeft niemand. Zijn jongste broer heeft zelfmoord gepleegd, zie je', ging Drake fluisterend verder. Mevrouw Broadfield liep de kamer in en uit.
'Jongste broer? Ik kan me niet herinneren dat zijn naam ooit genoemd is.'
'Logan heeft me eens iets over hem verteld. Het schijnt dat hij een heel introvert mens was, die in z'n eentje in een bungalow woonde aan de andere kant van de doolhof in plaats van in dat mooie, grote huis.'
'Bungalow? Zei je bungalow?'
'Ja.'
'Zoals mijn moeder in haar kamer had, dat speelgoedhuis annex muziekdoos dat ze me op mijn verjaardag heeft gegeven?'
'Hé, daar heb ik nooit bij stilgestaan, maar... ja, ik geloof het wel. Waarom vraag je dat?'
'Ik droom er steeds weer over. Ik denk eraan en aan de muziek en aan de keren dat ze het me liet zien toen ik klein was. Soms, als ik wakker word, verbeeld ik me dat ik weer thuis ben, en dan kijk ik om me heen naar mijn spulletjes, luister naar de stemmen van mama of papa, wil mevrouw Avery roepen, en dan... dan komt alles weer terug en besef ik de afgrijselijke waarheid. Ben ik bezig gek te worden, Drake? Is dat wat er werkelijk met me gebeurt, maar wil niemand het me vertellen? Alsjeblieft, vertel het me! Ik moet het weten!'
'Je bent alleen wat in de war door alles wat er gebeurd is. Meer niet', zei hij geruststellend. 'Je herinneringen tuimelen door elkaar. Het is begrijpelijk, als je bedenkt wat je hebt meegemaakt. Je had het gebrabbel moeten horen dat je uitkraamde toen ik je kwam bezoeken in Winnerrow.' Hij glimlachte en schudde zijn hoofd.
'Wat voor gebrabbel?' Ik schrok even. Had Drake mijn geheimste gedachten afgeluisterd? Mijn gedachten over Luke?
'Allerlei rare dingen. Maak je daar geen zorgen over', zei hij achteloos. 'En maak je ook niet ongerust hoe je behandeld zult worden of datje alleen zult zijn. Ik ben de hele zomer bij je in de buurt, en ik kan je in de weekends op Farthinggale Manor komen bezoeken. Jij bent nu mijn verantwoordelijkheid, Annie, en ik ben van plan goed voor je te zorgen. Maar ik moet ook aan mijn carrière denken; ik moet zelfstandig zijn. Zelfstandigheid zit me in het bloed. Ik wens geen fooien te accepteren van Tony Tatterton. Ik zal verdienen wat ik krijg en me naar de top werken', zei hij trots.
Hij bleef maar doorpraten over zijn werk voor Tony en wat dat voor hem betekende. Ik kon zijn woorden niet meer volgen en raakte de draad kwijt. Na een tijdje zag hij dat ik niet luisterde. Mijn ogen bleven dichtvallen.
'Nou zit ik je in slaap te kletsen, en ik ga maar door', zei hij lachend. 'Misschien kunnen ze me inhuren voor slapeloze mensen.'
'O, het spijt me, Drake. Ik luisterde heus wel. Ik heb het meeste gehoord van wat je zei en -'
'Het geeft niet. Ik ben waarschijnlijk toch al te lang gebleven.' Hij stond op.
'O, nee, Drake! Ik ben zo blij datje er bent!' riep ik uit.
'Je hebt rust nodig als je beter wilt worden. Ik kom gauw terug. Ik beloof het. Dag, Annie', fluisterde hij, terwijl hij zich over me heen boog en mijn wang kuste. 'Maak je geen zorgen. Ik zal altijd bij je in de buurt zijn.'
'Dank je, Drake.' Het was een troost voor me te weten dat hij dicht bij me zou zijn, maar ik wenste dat Luke ook in de buurt zou zijn, dat hij op een of andere manier bij me kon zijn in Farthy en me helpen beter te worden. Misschien zou mijn leven dan niet zo erg veel anders zijn dan in Winnerrow. Ik droomde al dat Luke en ik in het grote prieel in Farthy zouden zitten, dat Luke me zou rondrijden in een rolstoel of naast mijn bed zou zitten en me voorlezen als ik moest rusten.
Zodra Drake weg was liep mevrouw Broadfield naar het bed toe en drukte op de knop om me in een zittende positie te brengen.
'Tijd om te eten', kondigde ze aan.
Ik sloot mijn ogen om de kamer te beletten rond te draaien, maar deze keer klaagde ik niet. Ik wilde zo snel mogelijk beter worden, weg uit dit ziekenhuis, waar ik van anderen afhankelijk was voor mijn eten en al mijn behoeften. En vooral wilde ik goed genoeg zijn om naar buiten te kunnen naar het graf van mijn ouders.
Ik moest nog afscheid nemen.