6
Ondanks de kilte die Shadea a'Ru voelde toen ze in de buurt van de slaapvertrekken kwam, zorgde ze ervoor dat ze bij de eersten was die ontdekten dat de leider van de Druïdenorde vermist werd. Ze zat daar te wachten om met Grianne te spreken, toen Tagwen met het ontbijt verscheen. Zo onderdanig als ze maar kon, verzocht ze de Aartsrhys te mogen bezoeken zodra dat haar schikte. Tagwen gaf haar zijn karakteristieke bevestigende knikje dat zei dat hij haar verzoek onmiddellijk zou overbrengen terwijl hij haar op hetzelfde moment het liefst in de aarde zag verdwijnen, en ging de kamer binnen. Shadea kon een glimp van de kamer opvangen, maar zag niets ongewoons.
Misschien, bedacht ze plotseling, was er helemaal niets gebeurd. Misschien had vloeiende nacht niet gewerkt.
Maar een ogenblik later verscheen de Dwerg weer, hij keek verward maar niet in het minst ongerust. Was de Aartsrhys al opgestaan? vroeg hij aan de Trollenwachten. Die zeiden van niet, dat ze de hele nacht in haar kamer was geweest. Toen Tagwen aarzelde, kennelijk onzeker over wat hij nu moest doen, sprong Shadea in de bres en nam de zaak over.
'Waar is je meesteres?' vroeg ze eisend aan de Trollen. 'Waarom is ze niet in haar kamer? Is haar iets overkomen?'
Zonder het antwoord af te wachten waarvan ze wist dat ze dat niet konden geven, drong ze zich langs Tagwen heen en ging naar binnen terwijl ze snel om zich heen keek. Het bed was onopgemaakt, de dekens lagen door de war en alle kanten op. De goedenachtrustthee van gisteravond stond naast het bed, het kopje was leeg. De aantekeningen voor de bijeenkomst met Sen Dunsidan lagen netjes op een stapeltje op haar schrijftafel, klaar voor gebruik. Een heimelijke blik in de richting van de verste muur waarachter ze zich had verborgen en de vloeiende nacht de kamer in had laten vloeien, verried niets. Er was geen spoor van het brouwsel noch van Grianne Ohmsford. Niets wees op wat er daadwerkelijk was gebeurd.
Ze draaide zich weer terug naar Tagwen die achter haar met een woedende blik op zijn ruwe gelaat binnen was gekomen. 'Waar is ze, Tagwen?' snauwde ze waardoor hij abrupt stilstond. 'Wat is er aan de hand?'
'Er is niets aan de hand!' antwoordde hij verdedigend, terwijl hij zich onmiddellijk naar de schrijftafel bewoog en Griannes notities weggriste. 'Je hebt hier niets te zoeken, Shadea!'
'Als er niets aan de hand is, waar is de Aartsrhys dan?' eiste ze waarbij ze zijn tegenwerpingen negeerde. 'Waarom is ze niet in haar kamer?'
'Dat weet ik niet,' gaf hij toe met een geprikkelde ondertoon in zijn stem en ging pontificaal voor haar staan. 'Maar ik zie niet in wat jij daarmee te maken hebt.'
'We hebben er allemaal mee te maken, Tagwen. Ze behoort niet alleen jou toe. Wanneer heb je haar voor het laatst gezien?'
De Dwerg keek gekrenkt. 'Even voor middernacht. Ze heeft haar thee gedronken en is toen naar bed gegaan.' Hij keek vertwijfeld rond. 'Ze moet uitgegaan zijn.'
'Zonder dat de Trollenwacht haar heeft gezien?' Shadea keek om zich heen alsof ze zich ervan wilde verzekeren dat de Aartsrhys niet ergens duidelijk in het zicht was en verklaarde: 'We moeten onmiddellijk een zoekactie op touw zetten.'
'Dat kun je niet doen!' riep hij verschrikt uit. 'Je weet niet of er iets met haar gebeurd is! Er is geen reden voor een zoektocht!'
'Daar is alle reden toe,' antwoordde ze gedecideerd. 'Maar voorlopig houden we het nog even stil. Jij en ik zijn de enigen die ervan afweten totdat we zeker weten dat er niets mis is. Of wil je liever dat we niets doen en hier maar blijven zitten?'
Klaarblijkelijk niet wetend wat nu te doen, gaf hij geen antwoord op haar onuitgesproken beschuldiging. Ze ging er nu al van uit dat ze het bevel over de burcht had en hij kon niets doen om dat te voorkomen. Hij realiseerde zich nog niet ten volle wat er aan de hand was; zijn zorg om de Aartsrhys vertroebelde zijn beoordelingsvermogen. Als hij helder had kunnen denken, had hij zich wellicht afgevraagd hoe het kwam dat Shadea zo snel handelde. Ze lachte inwendig om zijn kennelijke verwarring. Hij deed er beter aan de Aartsrhys te vergeten en zich om zichzelf te bekommeren. Maar hij zou te laat tot dat inzicht komen.
Onder supervisie van de toveres werd door de Trollenwachters een zoekactie naar de Aartsrhys uitgevoerd. Het kostte minder dan een uur en leverde precies op waar Shadea op had gehoopt: er was nergens een spoor van Grianne Ohmsford te bekennen. En als resultaat daarvan wilde ze per se weten wat Tagwen van plan was te gaan doen.
'Jij hebt haar het laatst gezien, Tagwen, en ze is in alle gevallen jouw verantwoordelijkheid. Daarom ben je uitgekozen als haar persoonlijke assistent.'
Tagwen keek verpletterd. 'Ik weet niet wat er met haar gebeurd kan zijn. Ze zou Paranor nooit verlaten zonder het mij te laten weten. Toen ik haar gisteravond haar thee bracht, was ze zich aan het voorbereiden op de bijeenkomst met de Eerste Minister van vanmorgen. Ik begrijp er niets van!'
Hij voelde zich duidelijk verantwoordelijk, ook al was er geen enkele reden voor behalve dan zijn loyaliteit aan zijn meesteres. En daar rekende Shadea op. 'Kom, Tagwen, laten we niet in paniek raken,' troostte ze hem. 'Het duurt nog even voordat de bijeenkomst begint. Misschien is ze weggeglipt om daar nog over na te denken. Soms komt en gaat ze zoals het haar belieft, toch? Gebruikmakend van haar magie zodat niemand weet waar ze is?'
Tagwen knikte vertwijfeld. 'Soms.'
'Misschien heeft ze dat nu ook weer gedaan. Jij wacht op haar in haar vertrekken en dan ga ik zelf nog op zoek. Ik zal mijn eigen magie gebruiken in een poging een spoor van haar op te pakken. Misschien kan ik iets van haar bewegingen in de lucht oppikken.' Ze klopte hem op de schouder. 'Maak je maar niet ongerust, ze duikt wel weer op.'
Met die bedrieglijke geruststelling om hem te kalmeren, verliet ze de slaapkamer en ging naar de vertrekken van haar medesamenzweerders. Een voor een bracht ze hen op de hoogte dat het plan had gewerkt. Zoals verwacht mopperde elk van hen erover dat ze op eigen houtje gehandeld had, maar hun ontevredenheid was meer een soort tegenwicht tegen Hun euforie. De Aartsrhys was weggewerkt. Nu moesten ze de macht zien te verkrijgen over de Druïden en de burcht. Als het eenmaal bekend was dat de Aartsrhys was verdwenen, dan zouden verwarring en vertwijfeling zich snel van Paranor meester maken. Bij ontstentenis van Grianne Ohmsfords leiderschap zou er een machtsvacuüm ontstaan en niemand zou zich er te snel aan wagen daar in te stappen. Shadea's naam moest als eerste worden genoemd als logische keuze, gedeeltelijk gebaseerd op het feit dat ze er van het begin af aan bij betrokken was en haar bereidheid om actie te ondernemen. Het moest erop lijken dat van iedereen op wie een beroep kon worden gedaan om de leiding over te nemen, zij degene was die de beste papieren had om dit te kunnen doen.
Om het zover te laten komen, moesten niet alleen haar bondgenoten haar lippendienst bewijzen, maar moest ze tevens bewijzen dat ze dit aankon. De beste manier om dat te bereiken was een zondebok aanwijzen die verantwoordelijk werd gesteld voor wat er met de Aartsrhys was gebeurd. Iemand moest de schuld krijgen en ze had al besloten wie dat moest zijn. Haar complotgenoten moesten het gerucht verspreiden dat de Aartsrhys was vermoord en dat de Steentrollen die haar bewaakten hier op een of andere manier voor verantwoordelijk waren. Er was geen enkel bewijs voor, en dat kon ook niet natuurlijk, maar in het heetst van de situatie zouden velen een stok zoeken om mee te slaan. Hier en daar een woord laten vallen was het enige dat daarvoor nodig was. Als er maar genoeg over werd gepraat, zou het gerucht aan kracht winnen en zou dan als logische verklaring worden overgenomen.
Een opgetogen golf ging door Shadea heen toen ze haar bondgenoten verliet en door de burchtgangen terugging naar de slaapvertrekken van de Aartsrhys. Alles gebeurde precies zoals Sen Dunsidan had beloofd, zoals zij had gehoopt, zoals het lot haar steeds maar weer had toegefluisterd. Zij was uitverkoren om de orde te leiden. Zij was uitverkoren om daar macht over uit te oefenen.
'Shadea a'Ru, Aartsrhys!' fluisterde ze tegen de muren en schaduwen die haar gang markeerden.
Ze merkte dat ze zich afvroeg of Grianne Ohmsford al bij kennis was en had ontdekt waar ze zich bevond. Misschien zou de ongelukkige Aartsrhys de kans niet krijgen om bij kennis te komen, maar nog in haar slaap te pakken worden genomen door de bewoners van de plaats waar ze naartoe was verbannen. Misschien was ze al dood.
Shadea wilde dat ze erbij kon zijn om het met eigen ogen te kunnen zien.
Tagwen had de Aartsrhys gedurende nagenoeg de hele periode van de Derde Druïdenraad gediend, en hij dacht dat hij haar net zo goed kende als iedere ander. Zelfs al was hij haar beste vriend en vertrouweling, hij begreep dat ze hem niet alles kon vertellen. Niemand met haar verantwoordelijkheid en macht kon het zich veroorloven iemand volledig te vertrouwen. Maar hij geloofde dat ze als ze over haar problemen wilde praten, haar zorgen met een andere levend wezen wilde delen, als eerste aan hem dacht. Dus vond hij het verontrustend dat ze 's nachts uit haar vertrekken geglipt was, zonder het hem te zeggen. Hoe langer hij erover nadacht, hoe onbehaaglijker hij zich ging voelen. Shadea a'Ru, aan wie hij zo'n hekel had en wie hij zo wantrouwde, kon wel eens gelijk hebben in haar bezorgdheid. Het was niets voor zijn meesteres om niet voor het ontbijt aanwezig te zijn op een dag waarop ze zo'n belangrijke ontmoeting had.
Tagwen was een praktisch man en hij begreep de implicaties van haar afwezigheid maar al te goed. Ze zou de bijeenkomst van vandaag niet zomaar opzijschuiven zonder daar een goede reden voor te hebben. Ze zou nooit overhaast of in paniek handelen, ze bekeek de kwestie eerst van alle kanten en overwoog zorgvuldig de gevolgen van haar keuzes. Als ze haar vertrekken vrijwillig had verlaten, dan had ze daar een goede reden voor. Als ze hem niet in vertrouwen wilde nemen, dan zou ze daar eveneens een goede reden voor hebben. Maar als ze niet snel weer boven water kwam, dan moest hij aanvaarden dat woorden als vrijwillig en keuze niets met de kwestie te maken hadden en dat haar iets verschrikkelijks moest zijn overkomen.
Hij zat voor zijn gevoel een eeuwigheid in haar vertrekken, terwijl zijn bezorgdheid en onbehaaglijkheid toenamen en zijn geduld opraakte. Hij kon in de gangen achter zich de geluiden van toenemende activiteit horen van de Druïden die in de gaten kregen dat er iets mis was. Shadea was niet teruggekeerd van haar zoekactie, een zoektocht waarbij hij totaal geen vertrouwen had op een goede afloop, gezien de mening die de Aartsrhys over haar had. Hij liep de kamer rond, onderzocht alles en probeerde een verklaring te vinden voor wat er was gebeurd. De aanblik van het onopgemaakte bed beviel hem allerminst, alsof ze overhaast was vertrokken.
Maar niemand kon de kamer binnenkomen, zei hij bij zichzelf terwijl hij de angst probeerde af te schudden dat iemand haar had aangevallen. De Trollenwachters waren buitengewoon loyaal, en de Aartsrhys had overal langs de muren beschermingsformules aangebracht om zichzelf veilig te stellen. Als er iets ergs met haar was gebeurd, dan zou er een teken van een worsteling zichtbaar moeten zijn. Bovendien kon geen vijand Paranor ongemerkt binnenglippen. Zou de wachtpost die soms niet hebben gezien en alarm hebben geslagen?
Tenzij de vijand natuurlijk al binnen was. Hij streek hevig over zijn baard toen hij de mogelijkheden langsliep. Sommigen wilden actie tegen haar ondernemen, hoe ondoordacht ook. Shadea a'Ru was er een van. Maar hoe waarschijnlijk was dat, gezien het risico van mislukking en ontdekking? Hij schudde zijn hoofd. Hij kon er niet goed over nadenken. Nog niet althans.
Plotseling kwam het bij hem op dat ze misschien Kermadec was gaan opzoeken. De Steentrol kampeerde nog altijd buiten de muren van de burcht, wachtend om met de Aartsrhys overal naartoe te vertrekken waar ze heen wilde gaan. Dit mysterieuze komen en gaan duidde op iets belangrijks. Ze waren de vorige dag nog niet terug van de ene reis of de volgende werd alweer gepland, dus was het niet onaannemelijk dat zijn meesteres zich daarmee bezighield.
Hij stond op om naar de deur te lopen toen Shadea weer in de hal verscheen en naar binnen stapte.
'Niets,' zei ze terwijl ze haar hoofd gefrustreerd schudde. 'Ik heb overal gezocht in de burcht en op de terreinen eromheen; er is geen enkel spoor van haar dat niet minstens een dag oud is. Het staat me niets aan, Tagwen.' Ze keek hem bedachtzaam aan. 'Hoe betrouwbaar is de Trol Kermadec?'
Tagwen was met afschuw vervuld. 'Volkomen. Hij is een trouwe vriend en is dat altijd geweest.' Hij stond zichzelf toe zich verontwaardigd te tonen. 'Veel betrouwbaarder dan anderen die ik zou kunnen noemen.'
'Toch is hij verantwoordelijk voor de keuze van haar wachtposten, inclusief de twee die gisteravond op wacht stonden en geen idee hebben waar ze is.' Ze boog haar hoofd. 'Hij heeft haar als laatste buiten deze muren gezien, toch? Doe geen moeite het te ontkennen, ze is gezien. Waar ging de bijeenkomst over?'
De Dwerg was woedend. 'Dat gaat je niets aan, Shadea! Ik praat niet over de zaken van de Aartsrhys zonder haar toestemming - met jou of wie dan ook! Wacht maar op haar terugkomst met je vragen!'
Ze keek hem toegeeflijk aan. 'Misschien moet ik het Kermadec vragen, nu zij afwezig is, aangezien jij geen antwoord wil geven. Waarom vraag je hem niet naar haar vertrekken te komen om te bespreken wat er is gebeurd?'
Tagwen realiseerde zich onmiddellijk twee zaken. Ten eerste zou Kermadec nooit een voet in de burcht zetten. Hij had dat enige tijd geleden duidelijk genoeg gesteld en hij was niet van plan voor Shadea a'Ru, die hij sowieso wantrouwde, van gedachten te veranderen. Ten tweede, als hij dwaas genoeg was om de uitnodiging toch te aanvaarden wellicht uit bezorgdheid om de Aartsrhys, dan zou hij niet meer kunnen vertrekken. Shadea a'Ru was op zoek naar iemand die ze de schuld van de verdwijning van de Aartsrhys in de schoenen kon schuiven. Tagwen voelde dat instinctief aan. Waarom ze dat nodig vond - of vond dat het tot haar verantwoordelijkheid behoorde - ontging hem, maar het was duidelijk wat er aan de hand was.
De Steentrollen waren nooit erg populair geweest als beschermers van de Druïden. Voorheen werden hier Elfen voor ingezet, door Galaphile bepaald gedurende de Eerste Druïdenraad. Nadat de Oude Wereld was vernietigd en na duizend jaar barbarisme, had Galaphile, die zelf een Elf was, liever op zijn eigen mensen vertrouwd. Deze Elfenjagers hadden de Druïden beschermd totdat Paranor in handen viel van de Heksenmeester. Toen de Derde Raad bijeenkwam, dacht men weer een beroep te kunnen doen op de Elfen. Maar de Aartsrhys vertrouwde Kylen Elessedil niet voldoende om zich bij de keuze van haar beschermheren op hem te verlaten. Toen hij dood was had ze haar veiligheid al aan Kermadec en zijn Steentrollen toevertrouwd. Misschien voelde ze zich bij hem meer op haar gemak omdat ze geen enkele politieke verplichting had aan Kermadec. Ze hield van de onafhankelijkheid van de Trollen, ze boden haar hun loyaliteit wanneer ze dat nodig vonden en dat deden ze niet lichtvaardig. Als ze eenmaal je bondgenoten waren, dan kon je op ze bouwen.
Niets van deze geschiedenis zou iets aan de huidige situatie kunnen veranderen als Shadea die naar haar hand zou weten te zetten, wat ze duidelijk van plan was. De Steentrollen waren verantwoordelijk voor de veiligheid van de Aartsrhys, en de Aartsrhys was pal onder hun neus verdwenen. Het zou de toveres niet veel moeite kosten de orde ervan te overtuigen dat de schuld volledig voor hun rekening kwam.
Tagwen keek Shadea woedend aan. 'Kermadec komt niet binnen, dat weet je best.'
'Inderdaad,' gaf ze toe. 'Maar als hij dat niet wil, dan zie ik dat als bewijs van zijn medeplichtigheid aan wat er ook gebeurd mag zijn, en zal ik hem samen met al zijn Trollen ontslaan. Ik wil niet hebben dat ze de rest van ons bewaken. Bij de Aartsrhys hebben ze zich niet al te best van hun taak gekweten.' Ze wachtte even en legde een vinger op een wang. 'Als hij weigert de burcht binnen te gaan, dan kan dat betekenen dat hij iets verbergt, Tagwen. Als dat niet het geval is, dan moet hij ons dat vertellen - ons allemaal. Wij zijn immers voor onze veiligheid van hem afhankelijk. Zeg hem dat hij mij tekst en uitleg moet geven, als hij dat kan.'
'Wie geeft je het recht wie dan ook te zeggen wat hij moet doen, Shadea a'Ru?' vroeg de Dwerg. Hij wist van geen wijken. 'Jij bent niet de leider van de Druïdenorde.'
Ze lachte. 'Tijdens de afwezigheid van de Aartsrhys moet iemand dat doen. Mijn naam is al naar voren geschoven. Ik zal de taak naar beste kunnen uitvoeren, maar ik zal hem op me nemen. Minder kan ik niet doen.' Ze keek langs hem heen de lege kamer in. 'Kom, kom, Tagwen. Doe wat ik je zeg.'
Hij wilde weer protesteren, iets zo verschrikkelijks zeggen dat het onverbloemd duidelijk werd hoe hij erover dacht. Toen realiseerde hij zich dat een onvoorzichtig antwoord wellicht precies was waarop ze hoopte. Er was iets verschrikkelijks gaande en hij begon te geloven dat Shadea er een aandeel in had.
Hij hield zich in. Beter om zijn mond te houden. Beter om vrij te blijven. Iemand moest Kermadec vertellen wat er gebeurde, hem voor het gevaar waarschuwen.
Hij knikte kortaf, liep door de deur de gang in, met neergeslagen ogen, zijn wangen vuurrood. Het liefst wilde hij daar zo snel mogelijk vandaan rennen en nooit meer terugkomen. Plotseling werd hij bang, hij keek naar de gezichten van degenen die hij passeerde en las daarop achterdocht en twijfel, en in sommige gevallen regelrechte woede. Zoals Shadea al had gezegd, was het gerucht reeds verspreid. Plannen werden gesmeed en allianties werden gesloten. Als de Aartsrhys niet snel weer zou komen opdagen, zou iedereen Shadea's kant kiezen.
In een opwelling maakte hij een korte omweg langs de verblijven van de Steen trollen aan de noordelijke binnenplaats en vroeg een van de wachtcommandanten om een stuk of tien van zijn mannen naar de noordelijke poort te laten komen, op bevel van de Aartsrhys. De commandant stribbelde niet tegen. Tagwen had zo nu en dan dit soort boodschappen overgebracht; deze was niet ongebruikelijk.
Eenmaal buiten de muren van de burcht liep Tagwen naar de bosrand en riep Kermadec. Hij wist dat de Maturen ergens voorbij de noordelijke poort zijn kamp had opgeslagen. Terwijl hij wachtte streek hij over zijn baard, sloeg zijn armen over elkaar voor zijn zwaargebouwde torso en probeerde te bedenken wat hij kon doen om Shadea ervan te weerhouden de macht over te nemen.
'Stekelbaard!' riep Kermadec lachend uit. Zijn accent ging gepaard met ruwe keelklanken en resoneerde toen hij van onder de bomen naar voren stapte en zijn hand begroetend uitstak. 'Wat is er met je aan de hand? Je ziet eruit alsof je iets zuurs hebt doorgeslikt. Kan je dag nog beter worden, oude Dwerg?'
Tagwen drukte de Trol de hand. 'Zou kunnen. Maar jouw dag ziet er ook niet al te best uit.' Hij wierp snel een blik over zijn schouder. 'Luister goed naar me, Kermadec. Ik weet niet hoeveel tijd we hebben, maar veel is het niet.'
Snel legde hij uit wat er met de Aartsrhys was gebeurd en vervolgens wat hem ertoe had gebracht om Kermadec op te zoeken. De Steentrol luisterde zwijgend en keek verwachtingsvol op toen hij een stuk of tien volledig bewapende Trollen door de poort zag verschijnen.
'Ik dacht dat het maar het beste was om je niet alleen te laten, wat je ook zou besluiten,' legde Tagwen uit. 'Het bevalt me niets wat daarbinnen gebeurt. Shadea is bezig de zaken op zo'n manier naar haar hand te zetten dat ze duidelijk van plan is de macht binnen de orde over te nemen. Wanneer de Aartsrhys weer verschijnt, zal dat snel genoeg weer over zijn, maar ondertussen denk ik dat je gevaar loopt.'
De Maturen knikte. 'Shadea a'Ru zou dit niet durven als ze geen redenen heeft om aan te nemen dat ze zal slagen. Dit voelt niet goed. Ik weet niet wat er met de Aartsrhys is gebeurd, maar ze is hier niet meer geweest sinds ze na onze terugkeer naar binnen is gegaan. Ik denk dat ik je wel mag vertellen dat we bij de ruïnes van het Schedel Koninkrijk zijn geweest, om geruchten te onderzoeken over vreemde vuren en schaduwbewegingen. We hebben er iets van gezien, een duidelijk teken dat er magie aan het werk was. De Aartsrhys wilde de Druïdenschimmen bij de Hadeshorn bezoeken om hun advies in deze kwestie te vragen. Maar ik denk niet dat ze daar zonder mij naartoe is gegaan. Ze had het me in ieder geval laten weten.'
'Of mij, hoewel ze mij waarschijnlijk niet zoveel van haar plannen zou vertellen als jou.' Tagwen keek vertwijfeld. 'Maar ze zou niet zomaar zijn vertrokken.'
'Dan is haar iets overkomen,' zei Kermadec en de woede weerspiegelde in zijn ruwe gelaatstrekken. 'Het kan iets te maken hebben met wat we op de Messcherpte hebben gezien. Of het heeft iets te maken met wat hier gebeurt. Ik vertrouw Shadea niet en haar vrienden ook niet. Of een heleboel van de anderen, als het daarom gaat. Die zijn slechts in naam Druïde, geen vrienden van de Aartsrhys of de Druïdenzaak.'
Tagwen sloeg zijn armen om zich heen. 'Ik weet niet wat ik moet doen, Kermadec,' gaf hij toe.
De Steentrol liep naar de wachtcommandant en sprak een ogenblik zachtjes met hem. De wachtcommandant luisterde, knikte en verdween met zijn mannen weer achter de muren. Kermadec wendde zich weer tot Tagwen.
'Ik trek al de Trollen uit de burcht buiten de poorten terug. We zullen vanaf hier nog een paar dagen de wacht houden. Als de Aartsrhys terugkeert, kunnen de zaken weer hun loop nemen. Als ze niet terugkeert en we worden weggestuurd, dan gaan we. Zolang we de poorten in handen hebben, kunnen we onszelf beschermen. Shadea kan ons naar buiten sturen, maar ze kan niet veel meer doen dan dat.'
'Wees daar niet al te zeker van. Ze heeft machtige magie tot haar beschikking, Kermadec. Zelfs jouw Trollen lopen risico.' De Dwerg wachtte even. 'Je gaat toch niet naar binnen, hè? Beloof me dat je dat niet doet.'
Kermadec gromde. 'Ach, kom nou toch, Tagwen. Je weet wat er zou gebeuren als ik dat deed. Shadea en haar bende zouden me sneller in de ijzers hebben geklonken dan jij met je ogen kunt knipperen. Het zou haar perfect uitkomen te kunnen verkondigen dat ik verantwoordelijk ben voor de verdwijning van de Aartsrhys. Waarheid noch gezond verstand zou het kunnen verhinderen mij op te sluiten totdat de zaken zijn uitgezocht. Bovendien is de kwestie waarschijnlijk al beklonken. Ik word als de boef neergezet, ook al is er geen enkel bewijs. In andere omstandigheden zullen wijzere geesten de boventoon voeren, maar hier niet. Ik heb de Aartsrhys nog gezegd dat ze beter af was wanneer ze iedereen de laan uitstuurde en opnieuw begon. Maar ze wilde niet luisteren. Dat doet ze nooit.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik kan er niets aan doen dat ik denk dat haar koppigheid iets te maken heeft met wat er nu met haar is gebeurd.'
'Op dat punt spreek ik je niet tegen,' zei Tagwen. Hij wilde dat hij vasthoudender was geweest bij haar voorzorgsmaatregelen binnen de muren. Hij wilde dat hij gisteravond in haar slaapkamer was gebleven om de wacht te houden.
'Ik denk dat ik terugga naar de ruïnes van het Schedelgebergte en daar nog eens een kijkje ga nemen,' kondigde Kermadec aan. Zijn hoekige gezicht trok zich samen en zijn ogen dwaalden van de Dwerg weg. 'Misschien zie ik meer, misschien vind ik iets. Ik geloof niet dat ik hier werkeloos kan blijven zitten. Mijn mannen hebben me niet nodig, zij weten wat ze moeten doen.'
'Je wilt vast niet alleen naar het Schedel Koninkrijk gaan,' zei Tagwen terwijl hij zijn hoofd nadrukkelijk schudde. 'Het is daar te gevaarlijk. Dat heb je zelf vaak genoeg gezegd.'
De Maturen knikte. 'Dan ga ik niet alleen. Dan neem ik iemand met me mee, iemand die net zulke geestelijke vermogens en zwarte magie bezit. Maar hoe zit het met jou, Stekelbaard? Jij kunt ook niet terug naar binnen. Shadea zal jou ook in de boeien slaan zodra ze op dat idee komt. Of nog erger. Jij loopt ook gevaar.'
Tagwen staarde hem aan. Het was niet bij hem opgekomen dat hem iets kon overkomen. Maar hij herinnerde zich de blikken die hem toegeworpen waren toen hij een aantal van de Druïden had gepasseerd. Iedereen die in staat was om de Aartsrhys te laten verdwijnen, zou er niet veel moeite mee hebben hem hetzelfde te laten overkomen. Het zou zelfs goed uitkomen, aangezien hij hoogstwaarschijnlijk een rel zou schoppen wanneer ze een nieuwe Aartsrhys wilden benoemen.
Wat, veronderstelde hij, precies was wat Shadea a'Ru op ditzelfde moment aan het proberen was. Dat vooruitzicht verbijsterde hem. En hij kon niets doen om het te voorkomen.
'Ik ga met je mee,' zei hij, niet blij met het vooruitzicht het Schedel Koninkrijk te moeten bezoeken, maar nog minder blij met het idee alleen op Paranor achter te blijven.
Kermadec schudde zijn hoofd. 'Ik heb een beter idee. De Aartsrhys heeft een broer die aan een tussenpost woont, De Verbinding geheten, aan het Regenboogmeer. De familie heeft een luchtschipverhuurbedrijf dat zich verhuurt voor expedities naar de verder afgelegen gebieden van de Vier Landen. Hij en zijn Rovervrouw zijn piloten.'
'Ik weet het,' onderbrak Tagwen hem. 'De Aartsrhys heeft me over hen verteld. Hij heet Bek.'
'Het punt is dat de broer ook over magische krachten beschikt. Hij en zijn zus zijn behoorlijk dik met elkaar, ook al zien ze elkaar tegenwoordig niet vaak. Iemand moet hem vertellen wat er is gebeurd. Hij kan misschien zijn magie gebruiken om haar terug te vinden.'
Tagwen knikte twijfelachtig. 'Het is de moeite waard om het te proberen, veronderstel ik. Zelfs als ze in de tussentijd weer opduikt, dan kan hij haar misschien wat gezond verstand bijbrengen over wat er op Paranor aan de hand is. Dat schijnt ons maar niet te lukken.'
De grote Trol boog zich voorover en legde zijn handen op de robuuste schouders van de Dwerg. 'Niet zo somber, oude vriend. De Aartsrhys is uitstekend in staat om te overleven.'
Tagwen knikte en vroeg zich af of het daar allemaal om draaide, dat zijn meesteres voor haar leven vocht.
'We moeten haar vinden,' zei de Maturen zacht. 'We moeten haar veilig thuisbrengen.'
Shadea had de op wacht staande Trollen bij de slaapkamerdeur van de Aartsrhys weggestuurd en onderzocht de vertrekken zorgvuldig, voor het geval er iets beschuldigends of bruikbaars rondslingerde, toen Iridia Eleri verscheen. De koude, perfecte gelaatstrekken van de Elfentoveres straalden triomf uit en ze knikte tevreden naar haar medesamenzweerder.
'We hebben iedereen benaderd en ze overtuigd, het grootste gedeelte althans,' zei Iridia. 'De meesten zijn bereid je te accepteren als tijdelijke Aartsrhys totdat deze zaak is opgehelderd. Bijna iedereen koestert verdenkingen jegens de Trollen, zich afvragend hoe ze effectief de wacht hebben kunnen houden en dit toch konden laten gebeuren. Er is genoeg verwarring en vertwijfeling waardoor iedereen klaarstaat om degene te beschuldigen naar wie de vinger wijst.' Ze keek om zich heen. 'Heb je iets gevonden?'
Shadea schudde haar hoofd. 'Tagwen heeft haar aantekeningen meegenomen toen hij wegging om mijn boodschap aan Kermadec over te brengen. Ik heb het hem niet zien doen, anders had ik hem er wel van weerhouden. Hij heeft misschien nog wel meer meegenomen, maar het doet er niet toe. We hebben wat we willen. Hij noch de Trol zal hier nog binnenkomen.'
'Wees daar niet al te zeker van.' Iridia's vreemde ogen hadden een harde uitdrukking alsof haar gedachten bij nog duisterder zaken waren. 'De Trollen hebben zich teruggetrokken van de burcht, drommen samen bij de poorten en lopen wacht. Het lijkt erop dat ze moeilijkheden verwachten, maar ze zijn van plan de plek zo lang als ze kunnen in handen te houden.'
Shadea a'Ru knikte langzaam terwijl ze terugstaarde naar Iridia en bedacht dat niets eenvoudig was, zelfs nu niet. 'We laten ze voor dit moment begaan. Zodra ik tot Aartsrhys ben benoemd, zal ik dit zelf afhandelen.'
'Kermadec is niet bij hen. Ik weet niet waar hij naartoe is gegaan. Tagwen is ook verdwenen. Misschien moeten we ze wel gaan zoeken.' Iridia stapte dichterbij en haar stem zakte tot een gefluister. 'We moeten bij onze plannen misschien met nog een ander mogelijk obstakel rekening houden. Haar broer, die naast het Regenboogmeer woont — als hij ontdekt wat er is gebeurd, zou hij zich er misschien mee kunnen gaan bemoeien. Hij beschikt over dezelfde magie als zij en heeft nauwe banden met de Rovers. Hij kan ons een hoop moeilijkheden bezorgen.'
Sen Dunsidan had hetzelfde gezegd. Een ogenblik lang verwonderde Shadea zich over dit toeval en verwierp het toen als niet meer dan dat. Het was logisch dat ze er allemaal over nadachten, ze had het wellicht in een eerder stadium te snel overboord gegooid.
'Weten we waar we haar broer kunnen vinden?'
Iridia knikte. 'Een tussenpost, De Verbinding genaamd.'
Shadea nam haar bij de arm en glimlachte. 'Laten we iemand ernaartoe sturen om hem zelf op de hoogte te brengen.'