Ze zaten in hun auto en reden over de verkeersweg naar Pastorville. Steadman reed zoals gebruikelijk roekeloos en bestuurde de auto alsof de straten van hem alleen waren. We krijgen nog een keer een dodelijk ongeluk, dacht Quayle. Steadman remde voor een rood licht, haalde een verkreukeld pakje Marlboro uit zijn regenjas en stak er een tussen zijn lippen zonder hem aan te steken.

'Wat denk jij?' vroeg hij, terwijl hij door de voorruit naar buiten staarde. 'Volgens mij is ze gek. Ik geloof niet dat ze ze alle zeven op een rijtje heeft, Quayle. Er is ergens iets goed misgegaan.'

'Waarom denk je dat?'

'Je hoeft alleen maar naar haar te kijken, Quayle. Ze is mesjokke.'

Quayle keek naar de bewolkte hemel. Wat een rotweer, dacht hij. 'Ze is een beetje in de war, en ze heeft verdriet. Maar wat zegt dat? De helft van de mensheid is in de war of heeft verdriet. Als ik het in mijn hoofd zou halen om me over al die mensen druk te gaan maken, zou ik stapelgek worden.'

'Goed, maar jij hebt die blik niet gezien die ze me toewierp. Vergif, puur vergif!' Steadman drukte het gaspedaal in en ze schoten onder het groene licht door. Door de plotselinge beweging sloeg Quayles hoofd achterover. Hij greep de deurknop vast.

Ze reden door Pastorville.

'Ik denk dat iedereen verdriet heeft als zijn kind verdrinkt,' zei Quayle. 'En daarna ging haar man er vandoor. Daar raak je toch ook van in de war?'

'Natuurlijk,' zei Steadman. 'Dus wat doen we? Vermisten?'

Quayle haalde zijn schouders op. Hij keek naar de hoofdstraat van Pastorville. Het maakte hem triest als hij eraan dacht dat er zoveel oude gebouwen waren gesloopt, waarvoor kleine glazen kubussen in de plaats waren gekomen. Een paar oude winkelpuien waren blijven staan, maar er zaten winkels in waar ze niet voor gebouwd waren. Hij zag een groep mensen die voor de voedsel-coöperatie dozen aan het versjouwen waren. Hij herinnerde zich dat er eens een schoenmaker in de winkel had gezeten, een vakman, een handwerksman van de oude stempel. Dat soort werk werd nergens meer gedaan in deze wegwerpmaatschappij. Aan het einde van de straat was een bont opgeschilderde gevel waar High There opstond, en waar benodigdheden voor druggebruik werden verkocht. God, dacht hij, voor dit soort winkels is er zelfs een aparte categorie in de Gele Gids. Wat veranderde de wereld. High There was eens een kruidenierszaak geweest die het eigendom was van een Italiaanse immigrantenfamilie. Maar nu niet meer. Hij keek naar een langharig meisje dat het pand uitkwam. Een knap jong ding. Maar tegenwoordig hadden alle knappe jonge meisjes met bloed doorlopen ogen.

'Wat doen we?' vroeg Steadman weer.

Quayle wierp een blik op zijn partner. Steadmans kaak drukte een voortdurende strijdvaardigheid uit, een bepaalde agressieve instelling.

'Gek,' zei Quayle. 'Ik herinner me dat ik de eerste keer dat we daar kwamen ook de foto van dat kind heb opgepakt. Ik heb haar toen een compliment gemaakt voor zo'n mooie dochter. Waarom zei ze toen niets over het ongeluk? Ze deed net of het kind in de achterkamer met haar poppen zat te spelen.'

'Zoals ik al zei, mesjokke. Knettergek. Ze is haar realiteitszin kwijt, Quayle. Zo noemt men dat tegenwoordig. Ooit van gehoord?'

Quayle zweeg. Soms werd hij kotsmisselijk van Steadman, van de manier waarop hij tegen hem praatte en hem probeerde te pesten. Toen dacht hij weer aan het wapen. Dat zat hem het meeste dwars. Een verdwenen wapen. Op de een of andere manier was dat belangrijker dan een verdwenen man.

'Maak er een dossier van. Stop het in een la. Het kan me niet schelen wat je ermee doet. Terwijl jij achter deze Nickfiguur aanhobbelt worden er drugs verkocht op scholen, Quayle. Ik geloof dat je niet goed door hebt wat belangrijker is.'

'Ik maak er een dossier van,' zei Quayle. 'Vandaag of morgen.'

Ze reden langs het gemeentelijke college, langs een kleine buurtkroeg die Happy Hour heette - een verbouwd houten huis - en parkeerden de auto voor het lelijke, uit grijze baksteen opgetrokken Victoriaanse gebouw dat door moest gaan voor het gemeentehuis.

'Liever vandaag dan morgen. Weet je wat het met jou is, Quayle? Je piekert te veel. Op een gegeven moment pieker je je hersens uitje hoofd, dat zul je zien.'

'Ja. En jij zult de eerste zijn die me vertelt dat dat gebeurd is,' zei Quayle.

'Als het al niet gebeurd is,' zei Steadman, die uitstapte en de deur achter zich dichtsloeg.