Ze dacht dat ze beter niet naar het huis had kunnen gaan, dat ze daar niet naar toe had moeten rijden - maar ze had het toch gedaan, dus hoefde ze er eigenlijk niet meer over na te denken. Ze herinnerde zich de eenzame eik voor de deur en hoe het geluid van de regen op de bladeren op honderden verschillende stemmen leek die aan een stuk door een woord fluisterden, steeds maar weer, alleen wist ze niet welk woord dat was. Ze stond naast het zwembad en keek omhoog naar het donkere raam van haar kamer. Ze hoorde de regen op het stilstaande wateroppervlak neergutsen. Ze drukte haar handen tegen haar slapen om te proberen zo de pijn wat te verminderen, maar dat lukte niet. Ze kon een van Spassky's tabletten innemen en dat zou misschien wel helpen - maar ze maakte geen aanstalten om naar binnen te gaan omdat haar aandacht nu door het zwembad in beslag werd genomen. Ze stond er in het donker naar te staren en kon het water nauwelijks zien, maar ze hoorde het geluid dat het maakte in antwoord op de regen.
Ineens werd ze duizelig. Ze kneep haar ogen stijf dicht en bedacht hoe gemakkelijk het zou zijn om in het water te vallen; je gaat gewoon te dicht bij de rand staan, verliest je evenwicht en valt erin. Toen zag ze weer het grimmige beeld voor zich van het kind dat met haar gezicht naar beneden in het helderblauwe water dreef, als een vreemd voorwerp dat naar het filter werd toegezogen, als een blad, iets dat door de wind in het water was terecht gekomen. Ze zag de mouwen van de witte blouse die opgezwollen waren door het water en de slierten blond haar die om het hoofdje uitwaaierden, ze hoorde het meedogenloze zoemen van het filter en het zachte brommen van de pomp - het speelde zich weer achter haar oogleden af en werd overgoten door het verblindende witte zonlicht dat die dag als ijs over het zwembad had gelegen. Ik kan het kind uit het water halen en haar met haar gezicht omhoog op de grond leggen en het leven terugblazen in dat dode gezicht, haar weer tot leven wekken, haar uit de dood doen opstaan, alle klokken terugzetten tot op het moment waarop ze naar de waterkant toeliep, gefascineerd door de verraderlijke blauwe tegels, voor ze uitgleed en viel...
Ze opende haar ogen. Ze dacht: maar zo is het niet gebeurd. Het was anders. Dit had ze gedroomd. Ze had ergens een grens gepasseerd en was in een droom terecht gekomen, en die droom gilde tegen haar. (Nick slaapt zijn roes uit. De blinde man luistert.) Ze had het allemaal gedroomd, van het begin tot het einde. Haar paniek, haar wilde hulpeloosheid, haar verdriet, het loeien van de sirenes van de ambulance en de politie-auto die door de straten scheurden, de mannen die geprobeerd hadden het meisje te redden door op haar ribben te drukken en hun eigen adem in haar slappe mond te blazen - dat heb ik allemaal gedroomd. Ja, dat is wat er gebeurd is.
Maar je kunt die lege slaapkamer toch niet verklaren ?
Of kun je dat wel?
Verward draaide ze haar rug naar het zwembad toe.
Oh ja, daar was best een verklaring voor te vinden. Die was eenvoudig te bedenken ...
Iemand heeft Charlie meegenomen. Iemand heeft haar gestolen.
En ik weet wie, dacht ze.
Ik ken haar naam en ik weet waar ze woont. En ik zal Charlie terughalen.
Ze deed de achterdeur open, liep de donkere keuken in en stond even te luisteren naar de krachteloze stem van de blinde man die haar naam riep. Ik ga niet naar boven, dacht ze, ik ga niet naar hem toe. Hij bestaat al niet meer. Voor mij is hij al dood. De rest is alleen nog maar een formaliteit.