-57-
Hoe langer Jules erover nadacht, hoe meer spijt ze kreeg. Ze was zo gebrand geweest op antwoorden dat ze zich zonder na te denken over de gevolgen op zeer glad ijs had begeven. En nu was ze onderuitgegaan.
Voor de zoveelste keer keek ze op haar mobiel, terwijl ze wist dat het geen enkele zin had. Behalve het feit dat ze hier geen bereik had, was het ding een poosje geleden uitgegaan. Gewoon zomaar. Poef. Uit. Leeg. Ze had hem bijna woedend tegen de muur gesmeten.
Ze dacht aan de doos met spullen van Remi. Had daarin misschien de antwoorden gezeten? Had ze deze toestand, dit hele gedoe met Elijah Schillinger, misschien kunnen voorkomen door meteen te kijken wat het was dat haar broer zo belangrijk had gevonden dat de zusters het alleen aan haar hadden mogen overhandigen?
Onzin. Schillinger had te maken met de zaak waaraan ze werkte. De moord op… dinges. Het was toeval dat hij ook meer leek te weten over vroeger, over haar vader. Was dat trouwens wel zo? Had hij misschien net gedaan alsof, om haar hierheen te lokken? Maar waarom zou hij dat doen? Wat zou zijn motief kunnen zijn? Haar verleden misschien? Hij móést meer weten; die droom dat hij bij hen in de tuin stond was levensecht geweest; ze wist zeker dat hij was voortgekomen uit haar eigen herinneringen. Maar waarom hield Schillinger haar dan vast? Was het misschien omdat hij toch… hoe-heet-hij… dinges vermoord had en dacht er op deze manier mee weg te komen?
Dinges.
Hoe heette hij nou ook alweer? Waarom was ze zijn naam kwijt? Ze vergat nooit namen.
Het liefst wilde Jules heel hard gillen. Ze werd gek in deze kamer. Gek van verveling. Gek van het niets zien. Gek van het niets horen behalve haar eigen verwarde gedachten. Ze stond op en begon heen en weer te lopen. Dit was gewoon wat hij wilde. Dit gele… hok was er gewoon op gemaakt om mensen gek te maken. Zo onderwierp hij hen aan zijn wil. En als het nog lang duurde, zou dat ook met haar gebeuren.
Samuel! Samuel van Bergen!
Opgelucht ademde ze diep in. Zie je wel? Ze werd niet gek. Het waren gewoon de omstandigheden. Alles bij elkaar zorgden die ervoor dat ze niet meer goed kon nadenken.
Samuel van Bergen. En zijn broer Levi. De eerste was dood, de tweede verdwenen. Of ook dood. Misschien had Schillinger hen allebei wel vermoord. Had hij…
Een zacht geluid deed Jules ineens omkijken. Ze liet haar ogen langs de muren glijden, over het plafond, maar zag niets. Toen klonk er een zacht gezoem, gevolgd door een klik. En langzaam, heel langzaam opende de deur zich.
Onwillekeurig liep ze achteruit, tot ze met haar rug tegen de muur stond, verwachtend dat Schillinger, of misschien die Kenneth, binnen zou stappen. Maar het was geen van beiden. Het was een vrouw. Klein en tenger. En Jules herkende haar als de vrouw bij het hek.
Met een paar kleine stappen liep de vrouw tot halverwege de ruimte en keek haar aan, zonder iets te zeggen. Jules zag de angst in haar ogen en ze vermoedde dat het de vrouw al haar moed en wilskracht gekost had om hiernaartoe te komen.
‘Rebekka?’ vroeg Jules zacht.
De vrouw knikte. ‘I-ik wist de code.’ Ze wees over haar schouder. ‘Van het slot. Natania heeft het me verteld.’
‘Dan heeft Natania mij een gunst bewezen,’ zei Jules.
‘We moeten hier zo vlug mogelijk weg,’ zei de vrouw. ‘Als híj het ontdekt, dan… dan…’ Ze maakte haar zin niet af, draaide zich in plaats daarvan om en liep de gang in.
Jules volgde. Haar hoofd leek vol watten te zitten en ze vroeg zich af hoelang ze eigenlijk in die kamer had gezeten. Een uur? Twee uur? Het kon nooit lang zijn, maar toch was ze alle besef van tijd volledig kwijtgeraakt.
Rebekka ging steeds sneller lopen en uiteindelijk stopte ze bij de deur waar Jules eerder door was tegengehouden. Rebekka toetste een code in op het cijferslot en de deur klikte open.
Buiten bleef Jules staan en ademde diep in. Ze keek omhoog naar de lucht en voelde zich meteen een stuk beter toen ze de zon op haar gezicht voelde en de mist in haar hoofd leek op te trekken.
‘Vlug vlug,’ zei Rebekka, terwijl ze Jules bij de hand pakte en meetrok. Maar ze bleef weer staan toen er ineens stemmen klonken. ‘De Meester,’ fluisterde ze.
De stemmen kwamen dichterbij en er verschenen twee mannen om de hoek van het hoofdgebouw. Ze waren nog een eindje weg, maar toch was Schillinger duidelijk te herkennen. En naast hem liep…
Jan Hoffman!
Verrast staarde Jules naar de jonge politieagent, die druk in gesprek met Schillinger verwikkeld was. Wat deed hij hier? Waren ze haar komen zoeken? Waarom hier? Niemand wist dat ze hier was.
Op het moment dat Jules Jan Hoffman zag, zag hij haar ook en aan zijn reactie merkte ze dat hij schrok. Schillinger keek nu ook hun richting op en verbaasd hield hij in. Jan Hoffman verdween vliegensvlug achter het hoofdgebouw. Het was toen dat Jules het besefte: Hij is hier niet met zijn collega’s! Hij is alleen, hij hoort bij hén!
Ze nam razendsnel een besluit. ‘Kom!’ riep ze tegen Rebekka en trok haar mee, weg bij het hoofdgebouw en weg bij Schillinger, die nu op hen af kwam lopen.
‘Nee, nee, dat kan niet!’ stribbelde Rebekka tegen. ‘We kunnen nergens heen!’
‘Jawel,’ zei Jules, terwijl ze Rebekka meesleurde tussen de bomen door. ‘Er zijn mensen de omheining binnengedrongen. Ergens moet een opening in het hek zijn.’
‘Maar waar dan!’ Rebekka’s stem klonk wanhopig. ‘En mijn kinderen. Ik kan mijn kinderen toch niet achterlaten!’ Ze rukte zich los en bleef staan. ‘Ik kan ze niet achterlaten!’ herhaalde ze zacht.
Jules rende nog een klein stukje door, maar bleef toen ook staan. ‘We halen ze later op. Ik ben officier van justitie, ik laat deze hele tent ondersteboven keren.’
‘Maar dat wil ik helemaal niet,’ riep Rebekka. ‘Ik woon hier, dit is mijn thuis!’ En toen, fluisterend: ‘Mijn dochter Isabel… ze trouwt zaterdag!’
Achter hen klonken voetstappen. Krakende takken, bladeren die ruw opzij werden geslagen.
Schillinger!
‘Rebekka, toe,’ drong Jules aan. ‘Ik weet niet wat hij doet als hij je te pakken krijgt.’
Ze zag hoe de vrouw begon te beven. ‘D-dat weet ik ook niet. O, waarom ben ik zo stom geweest! Ik had me nergens mee moeten bemoeien, ik had Natania moeten vergeten!’
Jules liep naar haar toe en pakte haar bij de schouders. ‘Je hebt gedaan wat juist was. Geloof me, Rebekka, je had geen keus.’
Nog steeds bleef Rebekka staan, aarzelend.
Jules aarzelde nu ook. Wat moest ze doen? De vrouw achterlaten en zelf proberen te ontsnappen? Dat kon ze niet. Schillinger was gevaarlijk, ze durfde er niet aan te denken wat hij met Rebekka zou doen.
Hun aarzeling had te lang geduurd. Achter Rebekka doemde Schillinger op. Hij leek niet kwaad, eerder geïrriteerd.
‘Wat heb je gedaan, Rebekka?’ vroeg hij.
Rebekka kromp in elkaar en boog haar hoofd.
‘Had ik je niet gezegd dat je moest gaan rusten?’
Ze knikte.
‘Wat doe je hier dan?’ Hij keek naar Jules. ‘Met haar?’
Jules fronste haar wenkbrauwen. ‘Rebekka heeft…’ begon ze, maar Schillinger liet haar zwijgen door alleen maar zijn hand op te steken.
‘Wat heeft ze je allemaal wijsgemaakt, Rebekka?’ vroeg hij.
Nu keek ze op. ‘Niets, Meester. Ze heeft…’
‘Ze brengt het virus binnen,’ ging Schillinger verder. ‘Hij hield zijn hoofd schuin, terwijl hij naar Jules keek en vervolgde: ‘Net zoals Natania deed. Ze zal onze hele gemeenschap besmetten met haar verdorvenheid.’
‘Hou op met die onzin,’ snauwde Jules. En tegen Rebekka: ‘Er is geen virus. In ieder geval niet een virus zoals hij bedoelt.’
‘Grondregel nummer 1, Rebekka,’ zei Schillinger, Jules negerend. ‘De woorden van…’
‘De woorden van de Meester zijn de Waarheid en de enige Waarheid; nimmer zal daaraan getwijfeld worden,’ vulde Rebekka meteen aan.
‘Twijfel je aan mijn woorden, Rebekka?’ vroeg hij.
De vrouw aarzelde, wist niet goed wat ze moest antwoorden. En het was duidelijk dat Schillinger dat niet accepteerde. Hij hief zijn hand met daarin een pistool en richtte het op Rebekka.
‘Nee!’ riep Jules. Ze sprong naar voren en wilde Schillingers arm omhoogslaan, maar hij was sneller. Met zijn vrije hand greep hij Jules’ pols vast en sleurde haar opzij.
‘Meester?’
Met een ruk keek Jules om, naar twee mannen die tussen de bomen opdoken. Een van hen herkende ze als Kenneth; de ander had ze nog nooit gezien. Ze zagen er verfomfaaid uit, met zwarte vegen op hun kleding. Beiden hadden een houding over zich die Jules als aarzelend zou bestempelen, maar bij de onbekende man zag ze ook iets anders: onbegrip.
Rebekka leek de stem te herkennen, Jules zag het aan haar, en heel even dacht ze dat de vrouw naar de twee mannen toe wilde rennen, maar dat na een korte aarzeling toch maar niet deed.
‘Alexander,’ zei Schillinger zonder het wapen te laten zakken of Jules los te laten. ‘Heb je hen gevonden?’
‘Nee meester,’ zei de man.
‘Ze zijn ontsnapt,’ vulde Kenneth, aan.
‘Ontsnapt?’ herhaalde Schillinger. ‘Je laat wat dat betreft de laatste tijd wel erg veel steken vallen, Kenneth. Ik ben daar helemaal niet over te spreken.’
‘De vrouw is… getraind,’ verdedigde Kenneth zichzelf. ‘Daar had ik niet op gerekend.’
Getraind? Jules’ blik ging van de ene naar de andere man. Wat bedoelde hij daarmee? Was de politie het terrein binnengedrongen? Een arrestatieteam? Was Steven hier?
Ze dacht aan de man die ooit haar eerste liefde was en nu leiding gaf aan een arrestatieteam. Als hij er was, dan zou alles goed komen. Maar meteen bedacht ze dat dat niet kon; Steven had geen vrouw in zijn team. Er was dus geen arrestatieteam. Maar welke vrouw bedoelden ze dan?
‘Meester,’ begon de andere man nu, terwijl hij een stap naar voren deed, zijn blik strak op het wapen in Schillingers hand gericht. ‘Wat… wat is er met Rebekka?’
‘Ze is ontrouw, Alexander. Ze twijfelt. Grondregel nummer 6, twijfel is de basis van alle kwaad. Je hebt gefaald, voor wat betreft je echtgenote.’
Alexander boog zijn hoofd, alsof hij over de woorden van Schillinger moest nadenken, maar keek al snel weer op. ‘Dan moet ik bestraft worden Meester, en Rebekka ook,’ zei hij toen. ‘Maar… maar toch niet… U kunt haar toch niet…’
Schillinger glimlachte. ‘O nee, beste Alexander. Natuurlijk niet. Je hebt gelijk dat niet alleen zij, maar ook jij boete moet doen. En dus mag jij het oplossen.’
‘W-wat?’ zei Alexander. ‘U bedoelt dat ik haar…’
‘Doe wat ik zeg, Alexander. Of draag anders de consequenties.’
Jules hart bonkte op topsnelheid. Ze probeerde haar pols uit Schillingers greep te wringen, maar hij hield haar stevig vast.
‘Meester, ik kan toch niet zomaar… ze is mijn vrouw! En ze is zwanger!’
‘Laat ik het zo stellen,’ ging Schillinger verder, zonder op het protest van Alexander te letten. ‘Als jij het niet doet, laat ik het Kenneth doen. Die draait er zijn hand niet voor om. Want Kenneth is trouw. Trouw aan mij, trouw aan onze gemeenschap. Maar als hij het moet doen, zul jij op dezelfde manier gestraft worden.’
Jules keek naar de man die stoïcijns schuin achter Alexander stond en een rilling trok door haar heen toen ze zijn blik zag. Schillinger had gelijk. Die man zou niet aarzelen om de trekker over te halen. Ze zag Rebekka, die nog steeds bevend voor Schillinger stond en geen woord kon uitbrengen. Jules had medelijden met de vrouw. Medelijden dat overging in woede en opnieuw probeerde ze zich los te trekken. Ze klemde haar kiezen op elkaar toen Schillinger zonder naar haar te kijken de greep om haar pols verstevigde. De smeerlap. Ze overwoog hem te schoppen, maar durfde niet, uit angst dat het pistool dat hij nog steeds op Rebekka gericht hield zou afgaan.
‘Voor Rebekka is het te laat, Alexander,’ begon Schillinger weer. Zijn stem klonk zacht en overredend. ‘Ze is een gevaar voor onze commune.’
Alexander reageerde niet, keek alleen maar naar Rebekka.
‘Ze zal alles verwoesten wat we hebben opgebouwd. Net als Natania. En Lianne. Dat moeten we zien te voorkomen.’
‘Heb je dat ook met Samuel gedaan?’ vroeg Alexander ineens zacht.
‘Wat?’
‘Hem uit de weg geruimd omdat hij alles kon verwoesten?’
Schillingers greep om Jules’ pols leek even te verslappen, maar niet genoeg om zich te kunnen losrukken.
‘Ik heb Samuel geen kwaad gedaan,’ zei Schillinger langzaam.
‘Nee, ook dat heb je Kenneth laten opknappen.’
‘Kenneth?’ Schillingers blik schoot naar de man achter Alexander. ‘Wat bedoel je?’
‘Dat Kenneth de nacht van Samuels dood met de jeep is weggeweest. Ik heb hem gezien.’ Alexander keek naar Rebekka. ‘Ik werd wakker en merkte dat Rebekka niet naast me lag. Ik ging haar zoeken. Ze zat buiten, in het maanlicht, op de rand van het rozenperk. Ik heb een poosje alleen maar naar haar staan kijken. En toen zag ik de jeep terugkomen. Met hem achter het stuur.’ Hij draaide zijn hoofd om naar Kenneth.
Schillinger keek zo verrast dat Jules zeker wist dat hij daar niets van had geweten.
‘Kenneth?’ herhaalde Schillinger. ‘Is dat waar?’
Kenneth aarzelde, ontweek Schillingers blik, en daardoor realiseerde Jules zich ineens dat híj de moordenaar was van Samuel van Bergen. En ook Schillinger werd zich daar eensklaps van bewust; ze zag de blik in zijn ogen veranderen en voor ze besefte wat er gebeurde, richtte hij zijn wapen op Kenneth en haalde de trekker over, om het meteen daarna weer op Rebekka te richten.