-47-

Met een enorme vaart reed Rivka met de gehuurde Citroën C3 de landweg naar de kazerne voorbij. Ze had de hele weg al zo ruw gereden en Harry had haar gevraagd of het niet wat rustiger kon, aangezien hij één gebroken pols wel voldoende vond. Ze had niet geantwoord en in plaats daarvan het gaspedaal nog wat verder ingedrukt.

‘Je bent te ver gereden,’ zei Harry.

‘Ik ga echt onze komst niet aankondigen via de camera bij dat hek, Har,’ zei ze.

‘Camera?’ vroeg hij.

‘Tussen de bomen.’ Ze wierp een korte blik opzij. ‘Denk je nou heus dat ze geen zicht hebben op wie er voor hun deur staat?’

Harry antwoordde niet. Hij hoopte alleen maar dat de rit gauw tot een einde kwam. Hij reed zelf ook niet als een bejaarde, maar zoals Rivka over de weg jakkerde was gewoon levensgevaarlijk. Uiteindelijk stopte ze langs de kant, half in de struiken.

‘We gaan te voet verder,’ zei Rivka en stapte uit.

Harry volgde en niet veel later liep hij achter haar aan door halfhoog struikgewas. Het was stil om hen heen. Alleen het zoemen van vliegen en het gefluit van vogels was te horen.

Na een minuut of tien stopte Rivka aan de rand van het water. Harry herkende de plek ineens: de waterdriesprong, waar de Goaiïngahústersleat uitmondde in de Kromme Ee. Hier had hij ook gestaan, toen hij een week geleden had gekeken of hij op het terrein van de kazerne kon komen.

‘En nu?’ vroeg hij.

Ze wees opzij, naar een klein roeibootje tussen het riet. Het zag er niet erg betrouwbaar uit en Harry staarde er met afgrijzen naar.

‘Je kunt ook gaan zwemmen,’ zei Rivka. Ze wachtte verder niet op hem, maar plonsde met haar voeten door het ondiepe water naar het bootje.

Harry ging achter haar aan en even later duwde Rivka het bootje af. Ze pakte de riemen en roeide met krachtige slagen de ongeveer dertig meter brede sleat over. Daar trokken ze samen het bootje de kant op en draaiden zich toen naar het hek, dat ook hier het terrein omsloot. Alsof al dat water niet voldoende was.

‘Die kant op,’ zei Rivka en wees opzij.

Harry reageerde niet; het leek hem het beste om haar maar gewoon te volgen. Tenslotte was dit haar wereld; sluipen en wegduiken, zorgen dat je niet gezien werd.

‘Ik kan niets garanderen,’ zei Rivka, toen ze na een poosje bleven staan bij een stuk hek dat er slapper uitzag dan de rest.

‘Wat bedoel je?’

‘Bij de stallen hangen camera’s en ik weet niet zeker of ze, behalve bij het toegangshek, ook op andere plaatsen hangen. Ik kan dus niet met zekerheid zeggen dat we niet betrapt gaan worden.’

‘Je bedoelt, omdat ik erbij ben?’

Ze glimlachte. ‘Zoiets ja. Blijf in ieder geval vlak achter me. Let op mijn bewegingen. Als ik zó doe…’ – ze maakte een handgebaar – ‘… dan duik je meteen op je buik en hou je je zo stil mogelijk.’

Harry knikte. Zijn hart begon ineens hinderlijk snel te kloppen. ‘Wat denk je dat ze doen als ze ons betrappen?’ vroeg hij.

‘Dan zorgen ze ervoor dat we verdwijnen.’ Rivka zei het zonder aarzelen.

‘W-wat?’ reageerde Harry.

‘Luister Har, die lui daarbinnen zijn stapelgek. Ik hou ze nu al bijna drie weken in de gaten en ik heb vreemde dingen gezien.’

‘Zoals?’

‘Dat wil je niet weten.’

Harry fronste zijn wenkbrauwen. ‘O nee, Rivka, zo werkt het niet. Vertel op. Ik wil weten waarin ik me begeef.’

‘In een wespennest, Har,’ zei ze. ‘In een fucking wespennest.’ Ze draaide zich van hem af en liep op het hek af. Daar haalde ze een klein tangetje tevoorschijn en maakte daarmee een tiental kleine haakjes los die een opening in het hek gesloten hadden gehouden. Ze boog het metaal vervolgens opzij en creëerde zo een doorgang van zo’n vierkante meter.

‘Volg me op de voet en hou vooral je mond.’

Harry wilde protesteren, zeggen dat hij eerst wilde horen wat ze gezien had, maar ze was al door de opening verdwenen. Hij vloekte zachtjes en kroop toen haastig achter haar aan. De struiken aan de andere kant onttrokken het kapotte hek aan ieders zicht en behoedzaam kwam Harry overeind. Rivka legde haar vinger tegen haar lippen en wenkte hem haar te volgen.