Hoofdstuk 28
Haramis kwam uit haar trance. Haar gezicht zag asgrauw van teleurstelling. 'De Blauwe Vrouwe kan geen manier bedenken waarop we ons actief tegen de indringers kunnen verweren zonder onze principes als Oertovenaars geweld aan te doen. Het is haar, net als mij, verboden levende wezens kwaad te doen en ze mag haar magische krachten alleen voor heilzame en defensieve doeleinden gebruiken.' Het leger voormalige rebellen was te midden van besneeuwde velden gestopt voor een rustpauze. De zon was helemaal op, maar verdwenen achter grijze wolken en er blies een bijtende wind uit het westen, waar de Eeuwige IJskap het binnenland van het wereldcontinent bedekte. Antar, Anigel, Kadya en hun oorspronkelijke gezelschap probeerden zoveel mogelijk uit te rusten op de platgetrapte weg toen Haramis ineens uit het niets was verschenen. Ze vertelde haar zusjes en de koning het droevige nieuws over haar mislukte poging de vloot van de aanvallers tegen te houden en zei dat ze buitengewoon moe was. Vervolgens had Haramis bedacht dat ze de Oertovenares der Zee zou raadplegen om te zien of de Blauwe Vrouwe actieve hulp kon verlenen. Het gesprek had bijna een halfuur geduurd en niets opgeleverd. Nu ook die hoop was vervlogen, ging Haramis vermoeid op een ijzig rotsblok zitten en nam een slok kruidenwijn uit de fles die Shiki de Dorok haar had gebracht.
'Kijk nog eens naar het gevecht in de stad!' smeekte de koning. Zijn vrouw en hij hadden fluisterend een gesprek gevoerd met graaf Gultreyn en heer Balanikar, die er met bezorgde gezichten bij stonden. 'Hebben de piraten het paleis al bedreigd?'
Haramis hief langzaam haar talisman. Terwijl iedereen zweeg, ging ze weer enkele minuten in trance en toen zei ze: 'Het is nog intact. De wapens van de Verdwenen Wezens die ze aan land hebben gebracht, zijn tot nog toe niet in staat gebleken de versterkingen te doorbreken.' 'God zij dank!' riep heer Balanikar uit.
Ik zou hem nog meer danken, wanneer hij deze verschrikkelijke kou een beetje wilde verzachten!' mompelde de oude graaf Gultreyn. 'De wolken pakken zich weer samen en er zit sneeuw in de lucht. Er hoeft niet veel meer te vallen, of de mannen en de dieren blijven steken. We zullen allemaal omkomen - en dat op een plek die normaal gesproken maar een uur rijden van de stad ligt.'
Kun je iets doen om de weg vrij te maken?' vroeg Kadya haar zuster.
De Oertovenares schudde haar hoofd. 'Ik zou een deel van de sneeuw kunnen laten smelten, maar waarschijnlijk niet zoveel dat je er iets aan hebt - vooral niet als het opnieuw gaat sneeuwen. Ik ben zo moe...'
'We staan door slaapgebrek allemaal op het punt van instorten,' zei Anigel. 'Behalve de kinderen. Die hebben in het zadel zitten slapen.' En ze wierp een blik op kroonprins Nikalon en prinses Janeel, die onder het waakzame oog van Jagun in het rond renden en elkaar met sneeuwballen bekogelden.
'De vijand zal zijn zware wapens binnenkort aan land brengen,' zei Haramis. 'Ik moet op de een of andere manier zien uit te rusten en dan doen wat ik kan om Derorguila te verdedigen. Maar ik vrees dat de mannen die de wapens van de Verdwenen Wezens hanteren, de muur van het paleis op veel plaatsen tegelijk gaan aanvallen. Als dat gebeurt, breken ze erdoorheen, wat ik ook doe. Ik wou dat ik helderder kon nadenken en dat ik opbeurender dingen had te zeggen. Maar de beste raad die ik jullie op dit moment kan geven is dat jullie je terugtrekken.'
'Nee!' zei de koning terwijl het bloed naar zijn wangen schoot. 'Ik ga niet op de vlucht!'
Haramis bleef aandringen. 'Het is vierhonderd kilometer naar de voet van het Ohogan-gebergte. Verder landinwaarts is het wel vreselijk koud, maar er ligt niet zoveel sneeuw. De piraten zullen je waarschijnlijk niet achtervolgen wanneer de plundering van Derorguila ze te wachten staat. Je zou je verborgen kunnen houden tot het weer verbetert en het mogelijk is over de Vispir-pas naar Ruwenda te gaan. Wanneer je daar eenmaal bent, kun je je toevlucht zoeken in de Citadel en de andere troepen bij elkaar brengen...'
Plotseling onderbrak Kadya haar met opgetogen gezicht. 'Hara! Ik heb net een prachtig idee gekregen. Ik weet dat de Oertovenares der Zee ons niet metterdaad kan steunen in het gevecht. Maar kunnen jullie niet samen iets doen om deze afgrijselijke sneeuw te laten verdwijnen? Dat is toch zeker geen schending van jullie heilige plicht?' Haramis had met gebogen hoofd zitten praten, totaal uitgeput. Bij de woorden van haar zusje keek ze op, plotseling waakzaam, terwijl hoop haar gezicht verhelderde.
'Ik weet het niet zeker... Het weer is tenslotte een symptoom van het verstoorde evenwicht in de wereld en misschien kunnen wij er geen invloed op uitoefenen. Maar het is te proberen.'
Ze kwam moeizaam overeind, klemde de Drievleugelige Cirkel in haar handen en riep: 'Iriane! Hebt u ons gehoord? Zou het kunnen?' De omstanders slaakten nu verbaasde kreten, want ze werden verblind door een blauwe lichtflits en in zijn kielzog verscheen een massa lichtende belletjes, die steeds groter werd, tot zij groter was dan een man. Binnenin kolkte een azuren mist, bezaaid met piepkleine stervormige lichtpuntjes.
De bellen barstten open en daar stond een kleine gezette glimlachende vrouw, gekleed in ruimvallende blauwe gewaden en met blauw haar, dat op een vreemde manier was opgemaakt en door paarlemoeren kammen bijeen werd gehouden.
'Laten we eens kijken wat we kunnen doen!' zei de Blauwe Vrouwe tegen Haramis. 'Houd mijn hand vast. Vergeet die talisman van jou even. Je bent een Oertovenares met eigen vermogens!' 'Bij Zoto!' riep Antar uit. 'Ze is gekomen! Ze bestaat echt.' Iriane wendde zich tot de koning en snoof geërgerd. 'Twijfel zal je zaak geen goed doen, jongeman. Ik raadje aan te bidden dat de stukken eraf vliegen terwijl je goede schoonzuster en ik ons aan dit karwei gaan wijden. En jullie twee zusjes' - ze knikte naar Anigel en Kadya - 'grijp je barnstenen amuletten en bid mee, ook al zijn jullie niet echt verenigd als Bloembladen van de Levende Trillium. Wat Haramis en ik gaan proberen, zal niet makkelijk zijn. We hebben jullie hulp nodig!' Antar liet zich beschaamd op zijn knieën vallen en boog het hoofd over zijn gevouwen handen. Anigel en Kadya volgden zijn voorbeeld, evenals alle edelen en ridders die eromheen stonden, en zelfs de koningskinderen en Shiki en Jagun. Onder de rustende manschappen werd al snel rondgefluisterd wat er gebeurde en iedereen knielde in de sneeuw en begon te bidden onder de zware wolkenlucht. Eerst gebeurde er niets, behalve dat de uitstralingen van de twee Oertovenaressen intenser werden. Haramis was omgeven door een gouden stralenkrans en Iriane door een blauwe, en waar de uitstralingen zich mengden was de magische nevel puur helder groen. Het groene licht steeg op als een fontein en vormde een lans van smaragd die tot de dreigende stormwolken reikte en erdoorheen ging met de snelheid van een bliksemflits.
Op dat moment, toen het succes binnen handbereik lag, voelde Haramis een kwaadaardige tegenwerking. Een boze macht spande zich tot het uiterste in om de betovering te verijdelen. Orogastus! Ze hoefde hem niet te observeren om te weten dat hij daar was en tegen hen vocht in een poging te verhinderen dat de strenge kou zich aan de bevelen van de twee Oertovenaressen zou onderwerpen. De groene uitstraling in de lucht verbleekte en flikkerde en de wolken werden weer donker. De Blauwe Vrouwe, geschokt door de boosaardigheid van de onverwachte tegenaanval, deinsde achteruit, op het punt zich terug te trekken uit deze gezamenlijke onderneming, die plotseling gevaarlijk bleek. Nee, Iriane! Wacht!
Haramis deed een beroep op het diepste in zichzelf, voorbij het moeras van verlammende moeheid, en vond iets wat Drie was en Eén tegelijk. Ze gebruikte het met haar laatste krachten en doorkliefde het verstikkende kwaad met één machtige slag. Het Drievoudige loste op, maar het had zijn werk gedaan. De gouden en de blauwe gloed zwollen opnieuw en vloeiden weer samen. Groen licht overspoelde de lucht en er klonk zwaar galmend gebeier, als van honderd reusachtige klokken.
Toen was de groene schittering verdwenen.
Iriane en Haramis stonden naast elkaar, ontdaan van hun uitstraling maar met afwachtende gezichten. Een windje stak op... en het was niet snijdend koud zoals tevoren, maar warm. Uit duizenden kelen steeg verbaasd gemompel op. Een gewone bliksemflits knetterde langs de grijze lucht, zich naar alle kanten vertakkend, en donder rolde over de besneeuwde uitgestrektheid van vernielde korenvelden waar het leger rustte.
Het begon te regenen.
Warme regen. Een stortvloed, alsof de sluizen van de hemel waren opengezet. Reusachtige neerkletterende druppels boorden gaten in de sneeuwbergen en vraten aan het ijs. Regen stroomde over de opgeheven bevroren gezichten van ridders en soldaten en ontdooide hun ijzige wapenrusting. Regen viel als snelle zilveren lansen bij bakken uit de hemel, doorweekte de lachende koning en koningin en liet de koningskinderen schreeuwen en dansen van pret. De froniksen zwaaiden met hun koppen, hinnikten van plezier om de plotselinge stijging van de temperatuur en sloegen met hun poten in de plassen die onder hun gespleten hoeven ontstonden.
'Op naar Derorguila!' brulde Antar. Hij sprong in het zadel en hief zijn zwaard. 'Op naar Derorguila!' En hij draafde weg, tussen de mannen door die uit hun knielende houding opstonden en zo luid juichten dat de donder en het geweld van de neerstortende regen er bijna door werden overstemd. Gultreyn en Balanikar en de andere edelen bestegen ook haastig hun froniksen en bereidden hun mannen voor op vertrek.
Iriane glimlachte tegen Haramis. 'Nou, het is gelukt. Daar ben ik blij om. Was dat je ondeugende geliefde die probeerde tussenbeide te komen?'
Haramis was lijkbleek geworden van de verschrikkelijke inspanning. Haar kleren waren doorweekt van de regen en haar zwarte haar hing in slierten, terwijl de Oertovenares der Zee er elegant als altijd uitzag. 'Het was Orogastus. Gelukkig kon hij niet weten dat u erbij was, Iriane. Wanneer u wilt proberen een Blik op hem te krijgen, wees dan op uw hoede, want hij is nu in staat mijn observatie te gebruiken om mij te zien - en het is best mogelijk dat hij dat bij u ook kan.' De Blauwe Vrouwe lachte nerveus. 'Tjonge! Ik denk dat ik mijn nieuwsgierigheid voorlopig maar onder controle houd.' 'Dank u wel voor uw hulp. Als het nodig is, mag ik dan weer een beroep op u doen?'
'Hmm.' Er trokken enkele rimpels in het lichtblauwe voorhoofd. 'Strikt genomen hoort het niet tot mijn taakje bij te staan in aangelegenheden van het land. Maar regen is niet zo verschillend van zeewater, dus kon ik mijn taak een beetje ruim uitleggen - vooral omdat het geen agressieve magie was. In de toekomst zal ik zeker voor je doen wat ik kan, maar alleen als ik binnen de wet blijf. O, ik wou dat we niet zo aan regels vastzaten! Ze maken het leven soms zo moeilijk.'
Ze verdween in een kleine blauwe flits.
Haramis wendde zich nu tot haar zusjes, die met hulp van Shiki en Jagun hun bezittingen bij elkaar raapten. Kadya vroeg: 'Denk je dat we nu een redelijke kans hebben op tijd bij het paleis te zijn?' 'Tot nog toe wordt het alleen aangevallen door kleine groepen Tuzameense krijgers,' antwoordde Haramis. 'De piratentroepen bestoken elders in de stad makkelijker - en winstgevender - doelen. Ja, nu de wegen vrijkomen en de kou tijdelijk is geweerd, denk ik dat je kans maakt op tijd bij het paleis te zijn.'
'Blijf je bij ons, Hara?' vroeg de koningin, die de natte capes van haar twee kinderen vastmaakte. De regen bleef onophoudelijk neerstorten. 'Bescherm je ons tijdens de mars naar de stad?'
De Oertovenares leek diep in gedachten en antwoordde niet meteen. De koning kwam weer aanrijden. 'Nog niet in het zadel, dames? Shiki! Jagun! Breng rijdieren voor de koningin en de vrouwe der Ogen en de kinderen en tuig er ook een op voor de Oertovenares.' De twee inboorlingen renden weg. Maar nu zei Haramis tegen de koning: 'Ik ben doodmoe. Je loopt geen gevaar op de weg naar Derorguila. Ik moet minstens een paar uur slapen om mijn energie weer op peil te brengen. Ik heb nog kracht genoeg om mezelf naar het paleis over te brengen. Wanneer Anigel en jij dat willen, kan ik jullie meenemen.'
'Ik moet deze mannen blijven aanvoeren,' antwoordde Antar. 'Maar ik zou je dankbaar zijn als je mijn vrouw en kinderen meenam, zodat ze veilig zijn in het Zatopaanse bastion. Anigel kan maarschalk Owanon het goede nieuws over de naderende hulptroepen vertellen.' 'Antar, ik wil bij jou blijven...' riep de koningin uit. 'We moeten misschien vechten om het paleisterrein op te komen,' zei hij bestraffend. 'Ik kan geen krijgers missen om je te beschermen. Het plan van de Oertovenares is verstandig. Ik smeek je met haar mee te gaan.'
Schoorvoetend gaf Anigel toe. Ze riep de kroonprins en de prinses en Haramis hield haar mantel open.
Maar toen de koningin en de kinderen dicht tegen haar aan stonden, zei de Oertovenares plotseling: 'Er is nog plaats... Kadi! Kom jij ook mee. In deze crisis moeten wij drie Bloembladen van de Levende Trillium bij elkaar blijven.'
Kadya deed haar mond open om tegen te spreken, maar Haramis ging door: 'In het komende gevecht kunnen we de Oertovenares der Zee niet om hulp vragen. Jullie tweeën zullen mij van ganser harte moeten bijstaan. Zonder jullie steun zou ik nooit in staat zijn geweest Orogastus af te weren en het te laten regenen. Maar onze Trillium-verbintenis was van voorbijgaande aard, geen hechte vereniging. Wanneer we kans willen maken de tovenaar en zijn bondgenoten eens en voor altijd te verslaan, zullen we het beter moeten doen.'
'Ik zweer je trouw tot de dood,' bevestigde Kadya ferm en nam haar plaats in onder de cape.
Maar Anigel leek merkwaardig afwezig. 'Die geweldige kou,' zei ze zacht, naar Haramis opkijkend, 'die is niet echt weg uit ons hele land, wel? Alleen tijdelijk verbannen uit dit kleine gebied.' Haramis knikte met tegenzin.
'Hoe kunnen we dan ooit overwinnen?' vroeg Anigel. 'Binnen drie uur ben ik in Derorguila,' zei koning Antar tegen haar, 'en met deze extra versterkingen zijn onze kansen erg toegenomen. Lieveling, wees niet zo mismoedig!'
Haramis sloot haar ogen. De koning had het belang van de klaaglijke vraag van zijn vrouw niet onderkend, maar Haramis wel. Ze wist geen antwoord op de vraag en het kon haar op dit moment ook niet schelen. Alles wat ze wilde was uitrusten. Met de grootste moeite haalde ze zich een kristallen beeld van de koninklijke zitkamer in het Zatopaanse bastion voor de geest.
'Vaarwel!' riep de koning. 'Als de Drieënige het wil, zien we jullie binnen een paar uur.'
Het kristallen beeld werd werkelijkheid.
Haramis durfde weer te ademen. Ze waren veilig overgekomen. De kinderen begonnen opgewonden te roepen en Kadya en Anigel stapten onder de cape uit. Het was kil en ongezellig in het vertrek, want het vuur was uitgegaan. Ze waren allemaal doorweekt. Haramis vroeg zich af of ze nog een beetje magische kracht overhad... Ja. In de haard begon een reusachtig vuur te brullen. Haar kleren en die van alle anderen werden droog en warm. Anigel, Kadya en de kinderen slaakten kreten van eerbiedige bewondering. 'Ik zal de bedienden laten komen,' zei de koningin tegen de Oertovenares, 'dan kunnen ze meteen mijn bed voor je opmaken.' Maar Haramis had al een bank met kussens ontdekt. Ze ging erop liggen en viel onmiddellijk in een droomloze slaap. De barnsteen in haar talisman gloeide zo zwakjes dat hij nauwelijks leek te leven.
'Meester! Meester! Word wakker!' De Purperen Stem pakte een slappe hand met zilveren handschoen en drukte hem tegen zijn voorhoofd. 'Meester, kom terug! Kom tot leven, dierbare meester! O... Duistere Machten, breng hem tot leven!'
Orogastus was in de koninklijke salon van het vlaggenschip op de grond gevallen. Nu kreunde hij en er kwam beweging in zijn lichaam. De Purperen Stem haastte zich het sterremasker van de tovenaar los te maken en te verwijderen en legde toen kussens onder zijn hoofd. 'Blijf daar niet zo staan, jongen!' voegde hij Tolo toe. 'Ga cognac halen!' De instructie van de prins in koninklijke etiquette was op vreemde wijze onderbroken. Terwijl hij verlamd op de reistroon van koning Ledavardis zat, was hij getuige geweest van het verbazingwekkende magische gevecht. Orogastus had een korte pauze ingelast om koning Antar te observeren en hij had blijkbaar ontdekt dat er bedreigende magische activiteit gaande was. Badend in een groene gloed en met ogen die schitterden als twee witte lichtbakens, leek hij met onzichtbare demonen te vechten. Hij schreeuwde en sloeg naar hen met zijn talisman. En toen was hij in elkaar gezakt. Dat de tovenaar kwetsbaar kon zijn, was een verbijsterende ontdekking voor Tolo. Daar moest hij nog eens uitgebreid over nadenken.
De jongen liep onvast naar een buffet, plensde wat cognac in een gouden roemer en bracht die naar de assistent van de meester. 'Wat is er gebeurd?' vroeg Tolo. 'Is hij gewond?'
'Magie,' zei de Stem kortaf. 'Oertovenares Haramis begon een kolossale magische handeling te verrichten: verandering van het weer. De meester ontdekte toevallig wat er gaande was en probeerde roet in het eten te gooien. Maar... het is hem niet gelukt. Geheel onverklaarbaar.'
'Niet gelukt,' reageerde Orogastus zwakjes. Zijn ogen gingen knipperend open. De Stem drukte de roemer cognac tegen zijn lippen en hij dronk een paar slokjes. De stem van de tovenaar klonk verdoofd en verbijsterd. 'Het was gewoon toeval dat ik eraan dacht koning Antar te observeren en dat ik merkte dat het weer in de buurt van het leger overlopers op het punt stond te veranderen. Ik nam onmiddellijk aan dat Haramis de troepen vergezelde, hoewel ik haar aanwezigheid niet kon bevestigen met mijn Blik. Ik heb me tot het uiterste ingespannen het koude weer te handhaven, zodat de hulptroepen de stad niet makkelijk zouden kunnen bereiken.' Zijn gezicht vertrok door plotselinge pijn. 'Maar ik kon het niet, en net voor ik werd verslagen, zag ik... zag ik...'
'Wat, meester?' De Stem maakte de gesp van de zware cape van de tovenaar los, liet hem wat makkelijker liggen en gaf hem nog een slok cognac.
'Ik heb Haramis gezien. En... wie was dat? De andere twee Bloembladen van de Levende Trillium, dat zeker. Maar het leek bijna of er nog iemand bij was.' Orogastus schudde zijn hoofd. 'Maar wie?' Hij fronste zijn voorhoofd en mompelde een verwensing. 'Mijn hersens lijken wel pap!'
'Kunnen we de sneeuwstorm niet terug laten komen?' vroeg de Stem. 'U beheerst de storm! De ijzige winden gehoorzamen u en zaaien dood en verderf onder uw vijanden! Wanneer u bent uitgerust en op krachten gekomen, kunt u toch zeker...'
Orogastus stak een hand op. 'Mijn Stem, ik heb koning Ledavardis en de andere naïeve Raktumiërs laten geloven dat het hardvochtige weer dat Laboruwenda heeft geteisterd door mij was opgeroepen. Maar tegenover jou hoef ik de schijn niet op te houden. Ja, ik kan kleine stormen veroorzaken, bliksem laten flitsen, wervelwinden laten ontstaan en orkanen scheppen om onze schepen voort te drijven. Maar het veroorzaken van wijdverbreide chaos door aanhoudend slecht weer gaat mijn krachten te boven - en die van Oertovenares Haramis zelf ook. Om je de waarheid te zeggen, weet ik niet waarom het klimaat zo totaal uit de hand is gelopen. Ik heb van tijd tot tijd weleens over het raadsel nagedacht, maar het steeds weer ter zijde geschoven omdat de stormen in mijn kraam te pas kwamen. Maar deze mislukte poging van mij... daar begrijp ik niets van! In de magische schermutselingen die we eerder op de dag hadden leken Haramis en ik ongeveer even sterk. Vervolgens werd ze heel moe en na onze doorbreking van de havenblokkade heeft ze zich teruggetrokken. Ze had dit gevecht niet moeten winnen!'
'Hoe verklaart u het dan, meester?'
'Ze heeft hulp gekregen van haar zusters. Daar weet ik zeker. Maar de Trillium van koningin Anigel is nog steeds bloedrood, dus beschikt de Levende Bloem niet over haar volledige vermogen. En toch ben ik verslagen.'
Orogastus hees zich overeind tot hij zat. Hij nam de roemer over van zijn helper en dronk hem leeg, kuchte vervolgens en drukte zijn vingers tegen zijn voorhoofd. 'Ze hebben warme lucht en regen getoverd. Alleen in een bepaald gebied, ten zuiden van Derorguila. Dat vervloekte leger van drieduizend man uit de provincie gaat nu natuurlijk snel naar de stad en zal proberen zich bij de troepen in het paleis te voegen. We moeten onmiddellijk aan wal gaan en het bevel overnemen. Het kabouterkoninkje en zijn mannen zullen aangepord moeten worden om het plunderen te laten schieten en zich weer aan de oorlogvoering te wijden. En ik moet mijn tweede talisman terughebben van de Gele Stem. Ik zal ze allebei nodig hebben om Haramis te overwinnen.'
Hij kreunde weer toen hij overeind kwam en leek toen voor het eerst sinds hij onwel was geworden prins Tolivar op te merken. 'Laat me een ogenblik alleen, mijn Purperen Stem, en neem de jongen mee. Laat een boot klaarmaken om ons naar de wal te brengen. We zullen mijn Tuzameense lijfwacht nodig hebben. En denk erom dat je de sterrekist meeneemt. Als het mij lukt Haramis te vinden en haar te verslaan, moet ik onmiddellijk haar talisman in bezit nemen.' De Stem boog. 'Ik gehoorzaam, meester.' Tolo liep snel achter hem aan.
Orogastus trok het Drielobbige Brandende Oog uit zijn schede, keerde het om en hield het omhoog bij het botte lemmet. 'Talisman, geef mij eerlijk antwoord.'
De zwarte lob met het zilverige oog ging wijd open. Dat zal ik doen als de vraag niet onbeschaamd is.
'Wie waren de personen die Oertovenares Haramis hebben geholpen bij het toveren van de warme regen?'
De Vrouwe der Ogen, Kadya. En de koningin van Laboruwenda, Anigel. 'Ja? Ja? Ik weet dat er nog een derde was! Wie was dat?' De Oertovenares der Zee, Iriane.
'Bij de beenderen van Bondanus!' riep de tovenaar uit. 'Nog een Oertovenares? Kan dat?' De vraag is onbeschaamd.
Orogastus vloekte krachtig. 'Vertel me naar waarheid: hoeveel Oertovenaars zijn er in leven?'
Eén van hei land, één van de zee en één van het firmament. 'Hoe kan ik hen zien en met hen spreken?'
Op het ogenblik willen ze geen van allen met u praten en ze willen u evenmin een Blik op hen gunnen. Wanneer hij er zin in heeft zal Denby, de Oertovenaar van de Hemel, in de toekomst mogelijk met u willen spreken. Op dit moment is hij niet in u geïnteresseerd.
Orogastus slikte een volgende vloek in en zei honingzoet: 'Doe mijn hartelijkste groeten aan Denby, de vermaarde Oertovenaar van de Hemel. Ik wacht in alle nederigheid tot het hem schikt.' Het is gebeurd. Het oog ging langzaam dicht.
Orogastus bleef nog enkele ogenblikken koortsachtig nadenken. Toen schoof hij zijn talisman in de schede, pakte zijn cape en masker en maakte zich op om aan wal te gaan voor het gevecht.