Hoofdstuk 6
De zeevulkanen tussen de Vlamgordel Eilanden en de Rook Eilanden kwamen tot uitbarstingen. Slapende vulkanen op het vasteland waren ook onheilspellend gaan roken en de gebieden eromheen sidderden. In het Ohogan-gebergte en de andere niet-vulkanische bergketens ten zuiden van het Schiereiland die aan de Eeuwige IJskap grensden, begonnen zich sneeuwstormen voor te doen die ongebruikelijk waren voor de tijd van het jaar. In de laaggelegen gebieden en op het hoge moerassige plateau van Ruwenda raasden ongewone onweersbuien, en de zuidelijke en oostelijke zeeën werden door huilende rukwinden opgejaagd.
Toen op de avond van de ontvoering het rampspoedige weer en de krampen in de vurige ingewanden van de wereld begonnen, merkte Haramis het vrijwel meteen. In de loop der jaren had ze een bijzondere gevoeligheid ontwikkeld: het mystieke inzicht dat de Oertovenares waarschuwde wanneer er iets mis was in haar land of met haar volk. Ze werd bevangen door een diepgaande ongerustheid, die niet helemaal kon worden toegeschreven aan de schokkende gebeurtenissen tijdens de kroningsplechtigheid waarover Anigel haar had ingelicht. Toen Haramis had vastgesteld dat ze niet onmiddellijk iets kon doen om Antar of de ontvoerde kinderen te helpen, onderzocht ze in de uren daarna met behulp van haar talisman de landen van het Schiereiland en de andere naties daarachter. Ze bestudeerde de ongewone onweersbuien, de aardbevingen en landverschuivingen, de uitbarstende vulkanen, het nerveuze gedrag van de wilde dieren, en ze wist dat het niet alleen bijverschijnselen waren van de magische onweersbui die Portolanus had opgeroepen om zijn vlucht uit Zinora te vergemakkelijken. Er was iets anders aan het gebeuren, iets veel ergers. Ze vroeg de Drievleugelige Cirkel om een verklaring. De talisman toonde haar weer een beeld van een bloedrode Trillium - en hij sprak ook.
Nu is het evenwicht van de wereld waarlijk verstoord, want de wedergeboren erfgenaam van de Sterremensen heeft twee elementen van de grote Scepter van Macht binnen bereik. Pas op, Oertovenares van het land! Ga te rade bij uw soortgenoten en herstel uw onvolkomenheden. Laat uw vruchteloze studie en ontoereikend onderzoek varen en ga tot actie over. Anders zullen de Sterremensen uiteindelijk toch zegevieren en is het helen van twaalf maal honderd jaar voor niets geweest. De stem zweeg en Haramis staarde in verstomd ongeloof naar het beeld van de Bloedrode Trillium tot het in het niets verdween. Toen maakten haar eerdere gevoelens van angst plaats voor verontwaardiging. Ze stond op van haar tafel in de bibliotheek en begon boos voor het vuur heen en weer te lopen.
Te rade gaan bij wie? Bij haar dwaze drielingzusjes? Haar onvolkomenheden herstellen?
Haar leven dat ze aan studie en dienstbaarheid had gewijd - vruchteloos?
Haar voortdurende liefdevolle toezicht op Laboruwenda en de delen van de wereld die er invloed op hadden - ontoereikend? Hoe durfde de talisman haar zo te beledigen! Ze deed wat ze kon en dat had ze steeds gedaan in de twaalf jaar dat ze de positie van Oertovenares bekleedde. Ruwenda en Labornok waren in vrede verenigd, de mensen welvarend en de inboorlingen... Nou, de meesten waren veel beter af dan ooit tevoren. Als de wereld uit zijn evenwicht was, dan was dat toch zeker de schuld van de boze tovenaar Portolanus, en niet de hare!
En waarom had de talisman alleen op de onvolkomenheden van Haramis zelf gewezen? Waarom had hij niet, in plaats van haar op te dragen bij haar zusters te rade te gaan, ook hun tekortkomingen genoemd, nu die zoveel opvallender waren?
Neem Kadya! Altijd ongeduldig in het rond rennen, altijd simpele oplossingen aandragen voor de ingewikkelde problemen rond de verhouding tussen mensen en Volk. Arrogant in haar rechtschapenheid, altijd roeren in zaken die je beter rustig kon laten pruttelen. Door onvoorzichtigheid en domheid was ze haar kostbare talisman kwijtgeraakt - en nu was hij binnen bereik van Portolanus. En dan Anigel, die mooie, brave koningin - ze regeerde met zo'n hardnekkig opgewekte omzichtigheid, dat het belachelijk was. Ze negeerde de ontevredenheid in Labornok en de duidelijke onrechtvaardigheden in Ruwenda in de blije veronderstelling dat die zichzelf wel zouden genezen. Haar echtgenoot, die verstandiger was, had geprobeerd haar te waarschuwen voor wat er gaande was, maar keer op keer had ze zijn zorgen als ongegrond weggewuifd. En hij, die haar redeloos liefhad en geen onenigheid wilde tussen hen, had zichzelf wijsgemaakt dat ze gelijk had. Arme koning Antar, zo verblind door aanbidding!
En de drie koningskinderen, die geleerd hadden dat het leven een prachtig weefsel van vrede en vreugde was, die vertroeteld werden en overmatig beschermd - behalve wanneer ze bescherming het meest nodig hadden! En nu waren de koning-echtgenoot en de kinderen alle drie ontvoerd en werden ze vastgehouden voor een losprijs, gingen hun levens verloren, tenzij Anigel haar magische talisman aan Portolanus afstond.
En dat zou ze doen! Ze was zwak en sentimenteel genoeg om het te doen!
Heren der Lucht, wat een stel imbecielen waren haar zusjes! Wat had Oertovenares Binah bezield om te denken dat ze instrumenten met grote magische kracht waard waren? Waarom waren de drie talismans niet allemaal aan haar zorgen toevertrouwd?
Haramis wist dat zij ze veilig had kunnen bewaren. En als ze de drie onderdelen had gehad, had ze die nu bijeen kunnen voegen in de Scepter van Macht om meteen met Portolanus af te rekenen, wie hij ook was. Maar in de huidige onmogelijke situatie... kon ze zich net zo goed overgeven als angstig hier in de toren blijven wachten tot de tovenaar van Tuzamen haar, gewapend met de andere twee talismans, te lijf zou gaan.
'Grote God en Heren der Lucht, bewaar me,' fluisterde ze en ze voelde tranen in haar ogen prikken. 'De wereld begint uiteen te vallen - niet alleen dit kleine Schiereiland waarover ik heb gewaakt - en ik gedraag me als aan verachtelijke dwaas, geef mijn zusters de schuld van de ramp en sta klaar om me zelfs zonder tegenstribbelen aan Portolanus over te geven!' Ga tot actie over.
Haramis bleef abrupt staan, bijna huilend van vruchteloze razernij. 'Actie? Wat voor soort actie? Moet ik op de rug van een lammergier naar het zuiden vliegen en op het schip van de piratenkoningin een confrontatie met de tovenaar aangaan? Tegen de tijd dat ik daar ben, heeft hij Kadya's talisman vast al lang in handen - met hem verbonden door die vervloekte sterrekist! Waarom heb je hem dat ding gegeven? Waarom heb je hem de Kimilon laten vinden? Waarom heb je Orogastus in leven gelaten?'
Een krachtige windstoot brulde door de schoorsteen en blies een regen van vonken in haar richting als een goddelijke waarschuwing. Een vonk brandde haar hand en gillend liet ze de talisman aan zijn ketting vallen. De brandwond was onbetekenend. Binnensmonds mompelend begon ze de gloeiende vonken die op het haardkleed smeulden uit te trappen, intussen pogend haar kalmte te herwinnen. Toen regelde ze de luchtafvoer, liet zich op het kleed zakken en staarde door haar tranen heen naar de vlammen.
Het kreunen van de storm rond de kantelen van de toren klonk als een gezongen begrafenishymne, en de gedachte aan muziek bracht een plotselinge schrijnende herinnering aan de goede oude Uzun, de Nyssomu-harp- en fluitspeler, dierbare vriend uit haar jeugd. Grappige, wijze, oude Uzun, met zijn onuitputtelijke voorraad verhalen, die haar trouw had vergezeld op haar talismanqueeste, tot zijn zwakke lichamelijke gezondheid hem had gedwongen terug te keren. Uzun, die vijf jaar geleden veilig derwaarts was gegaan en haar had achtergelaten zonder iemand om iets aan toe te vertrouwen, iemand om haar te accepteren en van haar te houden ondanks haar tekortkomingen. Ze had geen enkele echte vriend. Haar enige gezelschap waren de geïntimideerde Vispi-bedienden, die haar Witte Vrouwe noemden en geloofden dat ze dezelfde macht en wijsheid bezat als Binah, omdat ze haar mantel droeg.
Hoe lachwekkend... Ondanks al haar studeren wist ze nog zo vreselijk weinig over de macht van haar talisman. Het leek erop dat ze nog jarenlang zou moeten voortsukkelen om stukje bij beetje te ontdekken hoe ze hem moest gebruiken. Oertovenares Binah was ongelooflijk oud geworden en kon zelfs zonder een talisman grootse magie bedrijven, maar ze had haar opvolgster geen handboek over magie nagelaten. Haramis had haar best gedaan, maar nu een tijd van rampspoed was aangebroken, was ze hulpeloos en werden haar pogingen bespot door het raadselachtige ding dat om haar hals hing. Anderen. Ga te rade bij anderen van uw soort. Anderen...?
Haar voorhoofd rimpelde zich, werd toen weer glad. Voor het eerst drongen de woorden die de talisman had gesproken tot haar door en kregen ze betekenis. Anderen? Niet haar zusters dus, maar... maar... Dat kon niet! Dat zou Binah haar toch verteld hebben! Maar als Binah het niet had geweten?
Haramis keerde zich af van het vuur, veegde de tranen uit haar ogen en hief met trillende handen de talisman weer op. Ze vroeg: 'Ben ik de enige Oertovenares ter wereld?'
Nee.
Ze slaakte een kreet. 'Vlug! Laat me er nog één zien! Het geeft niet wie!'
De cirkel vulde zich met parelige mist. Maar weer ontstonden die merkwaardige kolkingen die eerder hadden aangeduid dat Portolanus tegen observatie werd beschermd door sterke magie. Ze kreunde. 'Natuurlijk. Zij zijn ook beschermd, net als ik.' Ze sprak de talisman weer aan. 'Hoeveel Oertovenaressen zijn er?' Eén van het land, één van de zee, en één van het firmament. Het was duidelijk! Zijzelf was zeker de Oertovenares van het land, dus bleven er twee anderen over. 'Zou... zou één van hen met me willen praten? Me willen helpen?' Alleen als u erheen gaat. 'Hoe kan ik ze vinden?'
Er zijn twee manieren: De eerste is dat u wordt uitgenodigd. De tweede manier kan worden uitgevonden op de Onbereikbare Kimilon.
Haramis slaakte een kreet van vreugde. 'De Drieënige God zij dank! Ik ga er meteen heen!'
De deur van de bibliotheek ging open en Magira keek onzeker naar binnen. Achter haar stonden nog een paar lange Vispi. 'Witte Vrouwe? Hebt u geroepen? We dachten dat we een kreet van pijn hoorden...'
Haramis schudde haar hoofd, stralend van opwinding. 'Er kwam alleen maar een vonk uit de haard tegen mijn hand. Het betekent niets. Maar ik ben blij dat jullie hier zijn. Waarschuw de voorhouders! Zodra het morgen licht is, vlieg ik naar de Kimilon. Laat onze gast Shiki meteen bij me komen, dan kan ik hem vragen of hij me wil vergezellen. Maak voedselvoorraden klaar, draagbare onderkomens en wat nog meer nodig is voor de reis plus een verblijf van minstens tien dagen in de ijzige wildernis.'
'Maar, vrouwe!' riep Magira verbijsterd uit. 'De magische storm! En als de vulkanen langs de zeekust vuur spuwen, barsten die op de Kimilon dan misschien ook niet uit?'
'Wat voor bui Portolanus ook oproept, daar kan ik me tegen wapenen,' verklaarde Haramis. 'Zoveel heb ik wel geleerd van mijn bestudering van de talisman. En wat de vulkanen en andere storingen betreft, ik vertrouw erop dat ik ook die kan kalmeren wanneer ze mij of de mijnen bedreigen. Ik moet deze tocht maken, wil ik me teweerstellen tegen de bedreiging die Portolanus voor de wereld vormt. Ga nu en doe wat ik jullie heb gezegd.'
Ze ging weer aan tafel zitten en hield de talisman voor zich uit. Voordat ze zelf op avontuur ging, moest ze haar blik nog eens laten gaan over de chaotische toestand in het zuiden en Anigel van advies dienen. Als de koningin op eigen houtje ging handelen, maakte ze er vast een puinhoop van! Maar eerst de middelste zuster. 'Laat me Kadya zien,' beval de Oertovenares.
Ze zag een verregende nauwe straat in een smerige stad - Zinoraans naar de stijl van de gebouwen te oordelen - en een zeehaven, gezien het buitengewoon grote aantal herbergen in de buurt, vele met nautische voorstellingen op hun uithangborden. Kadya, Jagun en meer dan een dozijn lange, woest ogende Wyvilo stampten over de keien. Ze droegen hun spullen in zakken over hun schouder en keken allemaal grimmig. Het was duidelijk dat ze nog geen boot hadden kunnen vinden om hen naar de Windverlaten Eilanden terug te brengen. Haramis legde twee vingers op de ingelegde Trillium-barnsteen in haar talisman en sloot haar ogen. Het beeld van haar zuster met haar vrienden vulde nu haar hele geest. Ze voelde de regen neerkletteren in Kurzwe, hoorde de windklokjes van de herberg en het droevige krassen van gestrande pothi-vogels, en rook de zeewind en de stank van de vieze straatjes.
Kadya! Kadya! Ik ben het, Haramis. Hoor je me?
De uitdrukking op het gezicht van haar zusje veranderde niet. Het was duidelijk dat Kadya's gedachten geheel in beslag werden genomen door haar eigen problemen en niet openstonden voor geestelijk contact met Haramis.
De Oertovenares zuchtte, opende haar ogen en bande het beeld uit. 'Misschien kan ik proberen Kadya in haar dromen aan te spreken. Er moet een manier zijn om over grote afstand met haar te communiceren, zelfs nu ze haar talisman niet heeft.'
Nu moest ze de piraten en Anigel weer bekijken. Haramis pakte een vel perkament met een kaart van de Zinoraanse kust, rolde hem uit en zette de hoeken vast met een boek, de kandelaar, een zwarte kubus van de Verdwenen Wezens waar geheimzinnige liederen uit kwamen wanneer men op de knop drukte, en een lege theebeker. Toen deed ze een verzoek aan de talisman.
'Laat me duidelijk het schip van koningin Ganondri zien in een beeld dat van bovenaf is genomen, zodat ik ook zicht heb op vasteland of eilanden in de buurt. Plaats het beeld zodanig, dat het zuiden naar mij toe is gekeerd en het noorden van me af.'
Weer sloot ze haar ogen. Het beeld dat in haar geest tot leven kwam was niet zo gemakkelijk te begrijpen als de sierlijke kaarten op de nu buiten werking geraakte ijsspiegel van Orogastus. De talisman had zich verzet tegen haar pogingen hem te leren een schaal aan te duiden en landen, rivieren en andere aardrijkskundige gegevens te benoemen. Maar jaren geleden had ze geleerd hoe ze de meer anonieme overzichten die de talisman wel gaf, moest uitleggen. Met behulp van de grote voorraad plattegronden en kaarten in de bibliotheek wist ze het gebied dat ze zag precies te plaatsen.
Het was vanavond de tweede keer dat ze de positie van de trireem van de piratenkoningin bekeek. Omdat het donker en stormachtig was, kreeg ze een beeld zonder de heldere kleuren die bij daglicht zouden zijn getoond. Het was een beeld in grijze en zwarte tinten. Het Raktumische vlaggenschip was een stip tussen twee eilandjes, nauwelijks zichtbaar en duidelijk ver vooruit op de vier andere vaartuigen die het eerder op de avond hadden begeleid. Links was een deel van een grote landmassa te zien. Haramis moest de vormen van het gebied in haar hoofd prenten en vervolgens de kaart bestuderen tot ze de positie van het schip had bepaald.
'Ha! Ik heb je!' Het schip bevond zich meer dan driehonderd mijl ten zuid-zuidwesten van Taloazin. Zoals ze al had gevreesd, was het niet op weg naar huis, maar koerste het linea recta op de Windverlaten Eilanden af, met Portolanus en de gevangenen aan boord. Ze tekende de positie van het Raktumische vlaggenschip aan op de kaart. Vervolgens beval ze de talisman haar de andere Raktumische vaartuigen te tonen, en het Tuzameense schip van Portolanus, en ook Anigels vloot van vier die ze achtervolgde. De andere naties hadden met het oog op de dodelijke waterspuiten ervan afgezien aan de jacht deel te nemen. De tragere Raktumische schepen en het eenzame Tuzameense vaartuig lagen ongeveer zestig mijl achter op de trireem, en terwijl het vaartuig van de piratenkoningin voortvloog op de storm, werd de afstand steeds groter. Anigels vlaggenschip lag een kleine vijftig mijl achter op de piraten, en haar escorte van drie schepen raakte achterop.
Laat me nu koning Antar zien,' beval Haramis de talisman. Ze zag bijna hetzelfde als ze drie uur tevoren had gezien. Hij lag nog steeds bewusteloos in een primitieve roeierskooi in een smerig deel van het ruim, aan handen en voeten gebonden en bewaakt door een stel schurken. Haramis schudde medelijdend haar hoofd en vroeg een beeld van de drie kinderen.
Ze bevonden zich niet meer in de hut die was toebedeeld aan de verraderlijke vrouwe Sharice, maar waren in een propvol donker hok gestopt met de deur op slot. Hun beeld schommelde heftig op en neer met de bewegingen van het schip in de storm. Zo nu en dan klonk een bonkend geluid en er was voortdurend kraken van hout te horen. Grote bergen vochtige, roestige kettingen met enorme schakels staken uit boven de dunne matjes waarop Nikalon, Janeel en Tolivar lagen te slapen. Hun feestkleren zaten vol vuil- en roestvlekken. 'Het kettinghok in de boeg van het schip: daar zijn ze opgesloten. Arme kleintjes! Ani's hart moet breken wanneer ze door haar talisman naar ze kijkt. Maar ze lijken in ieder geval ongedeerd.' Ze riep een beeld op van haar zusje. De koningin vormde een trieste aanblik. Gehuld in een leren zeemansjas klemde ze zich op het achterdek van het Laboruwendiaanse vlaggenschip vast aan de reling met het gezicht in de wind. Haar talisman, het Driehoofdige Monster, stond op haar hoofd en het was duidelijk dat Haramis Anigels eigen observatie van haar verloren dierbaren had onderbroken. 'Hara! Hoe ver zijn we van hen af?' vroeg de koningin. 'Ik kan de afstand niet afleiden uit wat de talisman me laat zien.'
'Je moetje kapitein zeggen een beetje van koers te veranderen,' antwoordde de Oertovenares. Vervolgens beschreef ze de exacte positie en koers van de Raktumische vloot. 'De tovenaar en de piraten stevenen met geweldige vaart op de Windverlaten Eilanden af, niet op de thuishaven, zoals we eerst dachten. Ze zitten achter Kadi's verloren talisman aan, en deze duivelse wind die Portolanus heeft opgeroepen, brengt hen waarschijnlijk in minder dan drie dagen bij Vergadereiland, als hij aanhoudt.'
'We halen ze nooit in.' Anigels ogen verraadden wanhoop. 'Er is nog een kans. Als de trireem eenmaal de open zee tussen het vasteland en de eilanden oversteekt, krijgt hij te maken met de windstilte die daar altijd heerst. Ze worden niet voor niets de Windverlaten Eilanden genoemd! Ik betwijfel of je zelfs met toverij een betrouwbare bries kunt oproepen in die doolhof van zeerotsen, eilanden, ondiepten en riffen. Jouw schip is minder zwaar dan het Raktumische en je roeiers zijn vrije, willige mensen. Misschien kun je ze roeiend inhalen.'
'Is Kadi al weggevaren van Kurzwe?'
'Helaas niet. Ze doet blijkbaar nog steeds pogingen een schip te charteren. Ik heb weer geprobeerd haar aan te roepen, maar zonder succes. Ani, jij moet het proberen. Jij ligt haar nader aan het hart dan ik...'
'Dat moetje niet zeggen! Ze houdt evenveel van jou als van mij, en ik weet dat jij net zoveel van haar houdt.'
Haramis zuchtte. 'Doe in ieder geval je best. Als zij onmiddellijk uit Kurzwe zou vertrekken met een snel schip, zou ze voor Portolanus op de plek kunnen zijn waar ze haar talisman is kwijtgeraakt.' 'Maar oorspronkelijk waren we van plan met behulp van mijn talisman die van Kadi uit de diepte op te roepen. Hoe kan zij hem zonder mijn hulp terugkrijgen?'
'Dat weet ik niet. Het is al voldoende wanneer ze Portolanus kan verhinderen hem te bemachtigen tot jij met je schepen arriveert. Probeer
tegen Kadi te spreken als ze slaapt. Misschien is ze dan ontvankelijker. Ze móet eerder bij de talisman zijn dan de tovenaar!' 'Goed. Ik zal het met al mijn krachten proberen. Maar blijf over ons waken en blijf ons leiden, Hara.'
De Oertovenares aarzelde. 'Ik heb een nieuw plan om Portolanus te verslaan, maar ik wil er nog niets over zeggen. Wees niet verdrietig als ik van nu af aan niet meer zo vaak tegen je spreek. Maar roep me onmiddellijk op als je me dringend nodig hebt.' Anigels gezicht klaarde op. 'Een nieuw plan? O, Hara, vertel!' De Oertovenares schudde haar hoofd. 'Het kan vergeefs zijn als Portolanus Kadi's talisman te pakken krijgt, of die van jou. Je weet nog wel dat de tovenaar een tweede maal naar de Kimilon is gegaan en van daar alleen een geheimzinnige kist heeft meegenomen. Ik heb mijn talisman gevraagd wat voor kist dat is - en hij heeft me verteld dat het ding in staat is de talismans los te maken van hun eigenaars. Hij hoeft ze alleen maar in de kist te leggen en de passende betovering op te roepen.'
'Bedoel je dat de tovenaar ongestraft onze talismans kan aanraken?' 'Misschien is het nog erger: misschien kan hij ze aan zichzelf binden en ze gebruiken, wanneer ze eenmaal los zijn van ons.' 'Bij de Bloem...!'
'Ani, lieverd, ik weet dat je lijdt onder het lot van je lieve man en kinderen. Maar je moetje niet laten verleiden tot het betalen van de losprijs die Portolanus eist. Hij bedriegt je zeker als hij zegt dat hij Antar en de kinderen ongedeerd terug zal geven in ruil voor je talisman. Onze enige hoop is het bevrijden van de gevangenen. Zweer me dat je niet zult toegeven aan de tovenaar.'
'Ik... ik zal standvastig zijn. Heer Owanon en zijn dappere ridders zullen mij helpen Antar en de kinderen op de een of andere manier uit de handen van de piraten te redden. Ach, kon ik maar zo dicht bij die verderfelijke tovenaar komen dat mijn Driehoofdige Monster hem kan verpletteren! Hij had mijn dierbaren nooit kunnen ontvoeren als ik had beseft wat hij van plan was.'
Haramis voegde haar zusje nog enkele geruststellende woorden toe en liet toen het beeld verdwijnen. Ze stond op van tafel, liep naar een kast met vele opgerolde kaarten en beval haar talisman er een te zoeken van het ijskapgebied ten westen van Tuzamen. Maar blijkbaar bestond er niet zo'n kaart. Haramis rommelde in de vakjes en ontdekte kaarten van Tuzamen zelf (hoewel geen van alle erg gedetailleerd) en een kaart van de bergketen waar het Dorok-volk leefde. Er was niets waar de Onbereikbare Kimilon op stond.
Haramis had de plek natuurlijk ontdekt met behulp van haar talisman. Ze was geschrokken bij de aanblik van de kleine enclave vol rokende vulkanen, omgeven door gletsjers. Maar ze had geen kans gezien de exacte ligging te bepalen, en in de uitgebreide bibliotheek was geen boek te vinden dat er iets over zei. Het leek nu duidelijk dat Oertovenares Binah de Kimilon uiteindelijk niet als bewaarplaats had gebruikt. Misschien dateerde hij uit de tijd voordat zij in functie kwam en was hij onvoorstelbaar oud. Of misschien behoorde de plek toe aan iemand anders, de Oertovenares der Zee of de Oertovenares van het Firmament...
Er werd zacht gekrabd op de deur van de bibliotheek. 'Binnen,' zei Haramis. Ze liet de kaarten liggen en verwelkomde Shiki.
De stevig gebouwde kleine inboorling was de ontberingen die hij zeven dagen tevoren had geleden bijna helemaal te boven. Zijn enorme ogen waren helder goudgeel, zonder adertjes, en zijn gezicht met de bijna menselijke trekken en zijn handen herstelden aardig van de bevriezing. De beide opstaande oren zaten nog in het verband: de puntjes waren afgevroren. De Vispi-bedienden van de Toren hadden nieuwe kleren voor hem gemaakt. Aan een ketting om zijn hals droeg hij trots een medaillon met een afbeelding van de Zwarte Trillium van de Oertovenares, ten teken dat hij zich in haar dienst had gesteld. 'Magira zegt dat u naar de Kimilon wilt, Witte Vrouwe.' 'Als je me de weg wilt wijzen, Shiki. Mijn kaarten en magische kunsten geven mij geen helder beeld van de ligging. De plek wordt kennelijk beschermd door een betovering en door kilometers ijs eromheen.' De kleine man knikte met een ernstig gezicht. 'Ik wil u daar graag heen brengen en mijn leven voor u geven als de Heren der Lucht dat eisen. Geen taak zou mij meer vreugde geven dan u te helpen de smerige tovenaar te verslaan die mijn familie en mijn vrienden heeft vermoord. Zullen anderen van het Bergvolk ons begeleiden op de voorvlucht?'
'Nee. Alleen jij en ik gaan. En misschien... moeten we nog verder reizen dan de Kimilon voor onze tocht voorbij is. Naar plaatsen die nog niemand van het Volk of het mensenras heeft gezien. Angstaanjagende plaatsen.'
Shiki stak glimlachend zijn drievingerige hand uit. 'Ik ben bereid, Witte Vrouwe. We zijn allebei sterk en we zullen gaan waarheen we moeten en samen veilig terugkeren. Dat weet ik zeker.' Haramis klemde Shiki's hand in de hare en glimlachte op haar beurt. 'Jij weet precies welke voorraden we nodig hebben. Wil je naar de voorhouders gaan en zorgen dat morgenochtend vroeg alles klaar is voor ons vertrek?'
'Dat doe ik.' Hij knikte vrolijk en was verdwenen. Ga tot actie over.
Dat had de talisman bevolen. Geen studie meer, geen observaties of overpeinzingen. In een vroegere periode van haar leven was ze tot lichamelijk zware activiteit gedwongen geweest, voortgetrokken door gevaarlijk berggebied door de vliegende zaadjes van de Zwarte Trillium, die haar naar haar talisman hadden geleid. Maar nu waren er geen magische zaadjes om haar te helpen - slechts één enkele kwetsbare kleine man die door een gelukkig toeval naar haar toren was gekomen.
Toeval? O,
Haramis...
'Stil,' zei ze beslist. Ze stopte haar talisman weg in haar japon, draaide de kandelaar uit en liep naar de deur van de bibliotheek. Maar plotseling kwam een gedachte bij haar op: hoe moest ze tot Kadya spreken? Natuurlijk!
'Haramis, sufferd die je bent!' riep ze hardop.
Toen hief ze haar talisman en begon hem opdrachten te geven.