Hoofdstuk 10
De Oertovenares en Shiki de Dorok vlogen in westelijke richting over het Ohogan-voorgebergte van Labornok. Het was de eerste etappe van hun reis naar de Kimilon. Ze zaten ieder op een reusachtige zwart-witte lammergier en twee extra vogels droegen hun voorraden. De Oertovenares bracht de storm die om hen heen woedde zelfs nog beter tot bedaren dan Portolanus had gedaan. Shiki vond het wonderbaarlijk hoe warm en comfortabel hij zich voelde - en hoe snel de voors konden vliegen - in de magische bel van rust die de grote tovenares met haar almachtige talisman opriep.
In het begin was Shiki zo onder de indruk van de Oertovenares dat hij nauwelijks tegen haar durfde te praten. Tijdens hun vlucht bewaarde hij een eerbiedig stilzwijgen om haar geheimzinnige gedachtengang niet te verstoren, en toen ze die avond neerdaalden om te rusten, gedroeg hij zich nederig en verlegen. Uit een magisch apparaat toverde ze warm voedsel voor hen beiden te voorschijn, en toen ze daarna in hun twee piepkleine slaaptenten lagen, waar de reusachtige vogels zich omheen hadden genesteld, bleef de talisman hen tegen de elementen beschermen.
Midden in de nacht werd Shiki half wakker. Hij dacht vreemde geluiden te horen, geluiden die een mens maakt wanneer hij heel verdrietig is. Maar toen hij iets riep, hield het zachte geluid op, en hij zei bij zichzelf dat hij zich dingen verbeeldde, dat het alleen het gekreun van de wind was. 's Morgens was hij het helemaal vergeten en tijdens de volgende nachten die ze in de bergen doorbrachten, sliep hij ongestoord door.
Tegen de tijd dat ze over het Latoosh-gebergte van Raktum waren gevlogen en de grens van de Eeuwige IJskap zelf hadden bereikt, ging de onnatuurlijke storm die Portolanus had opgeroepen eindelijk liggen en klaarde de lucht op. De vliegende voors bleven onvermoeibaar klapwieken over verblindende ijsvelden, die slechts zelden werden onderbroken door bergen, die omhoogstaken in de stille onmetelijkheid van het binnengebied van de IJskap.
De Oertovenares bestuurde haar voor net zo ervaren als Shiki zijn nieuwe vogel die de plaats van zijn gestorven vriend had ingenomen, en zonder erbij te denken complimenteerde hij haar met haar bedrevenheid. Ze was niet beledigd over deze vrijheid, maar leek zelfs graag bereid met hem te praten. Ze vertelde dat ze meestal op de rug van een voor reisde, wanneer ze zo nu en dan haar Toren verliet om haar twee zusters te bezoeken of persoonlijk te spreken met mensen of Volk die haar hulp inriepen. Ze had lang geleden geleerd op voors te vliegen, zei ze, voor ze Oertovenares was, en de Vispi-vrouw Magira, die nu huishoudster van de Toren was, had het haar bijgebracht. Dit was al weer een verrassing voor Shiki, die had aangenomen dat de Witte Vrouwe een godin was, die alles kon zonder het te leren. Daar moest ze om lachen, en ze vertelde hem iets over haar leven: dat ze nog maar twaalf jaar Oertovenares was en pas begon te leren hoe ze haar werk goed moest doen. Verlegen vroeg Shiki haar toen wat voor soort werk ze voor haar beschermelingen deed. Ze gaf zonder omhaal antwoord en vertelde hoe ze ruzies beslechtte, verdwenen personen hielp opsporen, aanvoerders die in de knoop zaten adviseerde en op duizend manieren iedereen begeleidde en bewaakte die haar te hulp riep en op haar vertrouwde.
Shiki was verbijsterd toen ze toegaf dat er problemen waren die ze niet kon oplossen. (Dit verbaasde hem bijna net zoals zijn eerdere ontdekking dat ze at en dronk als een gewoon mens, zorgde dat haar lichaam rust kreeg en zich soms zelfs versliep.) Hij was nog meer geschokt toen ze bekende niet precies te weten wat ze op de Onbereikbare Kimilon dacht te ontdekken, alleen dat het belangrijk was; en dat ze er als een berg tegen opzag naar die plek te gaan en ontzettend blij was met zijn gezelschap.
De kleine Dorok begon nu door te krijgen dat hij de Witte Vrouwe aanvankelijk verkeerd had beoordeeld. Magie bedrijven deed ze inderdaad, maar ze was geen ontoegankelijke godin of zelfs een van de legendarische Sindona, te verheven om bang te zijn of zich zorgen te maken zoals gewone mensen. Deze Oertovenares was daarentegen een mens van vlees en bloed met gevoelens die erg op de zijne leken, iemand die onzeker van zichzelf was en behoefte had aan troost en vriendschap. En zo durfde hij steeds meer op een gewone manier met haar te praten en zelfs grapjes te maken. Op haar beurt vroeg zij hem bijzonderheden over zijn leven in de Tazumeense bergen, en hij vertelde haar hoe zijn vrouw en hij op verspreid liggende landjes ferolplanten hadden verbouwd, planten die goed gedijen in de door geisers verwarmde vallei waar zijn dorp lag, en die voedzame wortels leveren en vruchten waar je een opwekkende drank van kunt maken. In het winterseizoen had hij worrams en andere pelsdieren gevangen, terwijl zijn vrouw mooie wollen doeken en sjaals weefde, die met zijn bontvellen verkocht werden aan de mensen in de lage landen. Droevig vertelde Shiki hoe zijn stamgenoten sedert onheuglijke tijden bevriend waren geweest met de reusachtige lammergieren; hoe ze ertegen spraken in de taal zonder woorden en erop vlogen als ze andere dorpen van het Volk in de bergen van Tuzamen wilden bezoeken. 'Maar, zoals ik u al heb verteld,' voegde hij eraan toe, 'nu kunnen wij Dorok en de voors geen vrienden meer zijn vanwege die vuile tovenaar.' En hij wachtte tot de Oertovenares hem zou geruststellen, hem zou zeggen dat ze alles in orde zou brengen door met Portolanus af te rekenen.
Maar ze zei niets, streek alleen over haar talisman en staarde met somber, gesloten gelaat over de onherbergzame ijskap waar de voors overheen vlogen. Die nacht hoorde Shiki weer de vage geluiden die hem aan huilen deden denken, maar het niet konden zijn. Zeven dagen nadat ze de Toren van de Oertovenares hadden verlaten, zagen de reizigers iets wat leek op een hoge donkere heuvel met een merkwaardige ronde vorm. Hij verrees aan de horizon achter de bijna ononderbroken uitgestrektheid van sneeuw en ijs. Toen ze dichterbij kwamen, leek de massa eerder op deels grijze, deels inktzwarte donderwolken, die kookten en wervelden en toch veel dichter leken dan de gewone wolken die regen of sneeuw aankondigden. Zo nu en dan lichtten spookachtige rode flitsen op in hun diepten. 'Dat is de Kimilon,' zei Shiki tegen de Oertovenares, 'de plek die wij Dorok kennen als het Land van IJs en Vuur. Meestal bestaat de grote wolk die het plateau omhult voornamelijk uit damp, met maar een beetje rook en as, maar ik vrees dat veel vulkanen nu uitbarstingen hebben. We moeten bidden, Witte Vrouwe, dat de gesmolten lava het bekken in het midden niet heeft overstroomd. Want daar staat het vreemde gebouw dat u wilt zien, waar tovenaar Portolanus heeft gewoond. Kan uw talisman zeggen of het veilig is het bekken binnen te gaan?'
Haramis trok haar stafje vanonder haar cape te voorschijn en vroeg het haar een heldere Blik op de Onbereikbare Kimilon te geven. Toen ze in de Toren had geprobeerd de plek te bekijken, werden details van het binnenste altijd door dikke wolken aan het oog onttrokken, zodat ze geen zicht kon krijgen op wat zich op de grond bevond. Ook nu was het beeld in de Drievleugelige Cirkel donker en liet het weinig meer zien dan zij met het blote oog had kunnen waarnemen, wanneer ze er recht boven had gevlogen en door de woelige rook omlaag had gekeken. 'Ik ben bang dat we pas kunnen zien wat er met de oude opslagplaats is gebeurd, als we er zijn,' zei Haramis. 'De Kimilon is een plek die door sterke magie wordt beheerst. Ik verbaas me erover dat jouw stamgenoten van het bestaan af wisten.'
De kleine man haalde de schouders op. 'In onze oudste legenden wordt het Land van Vuur en IJs een heilige plaats van de Verdwenen Wezens genoemd. Van tijd tot tijd voelde een van onze Dorok-helden zich door een onweerstaanbare innerlijke drang gedwongen erheen te vliegen op een voor. Maar hij wist dat hij daar niets moest aanraken, of hij zou zijn huis nooit terugzien. Degenen die de verleiding weerstonden, kwamen veilig terug. Een paar helden zijn nooit weergekeerd en er werd verteld dat ze waren bezweken voor de aantrekkingskracht van de verboden toverkracht van de plek en daar zijn gebleven, veranderd in standbeelden van ijs. Zo werden de oude verhalen levend gehouden in de geesten van de Dorok en werd de weg naar de Kimilon keer op keer in het geheugen van het Volk geprent.' 'Ik vraag me af,' peinsde Haramis, 'of jouw stamgenoten misschien eens de dienaren zijn geweest van een reeds lang vergeten Oertovenares, en op haar verzoek gevaarlijke oude instrumenten naar de Kimilon vervoerden. Jullie zijn zeer verwant aan het Vispi-volk van het Ohogan-gebergte, en die hebben mijn voorgangster, Oertovenares Binah, sedert onheuglijke tijden gediend.'
'Witte Vrouwe, over zo'n functie is mij niets bekend. Wij Dorok hebben altijd geloofd dat de Oertovenares ver van ons land woonde en zich weinig om ons bekommerde. Het was wijlen mijn geliefde voor Nunusio die mij eraan herinnerde dat u de voogdes en beschermvrouwe van alle Volk bent en die erop aandrong dat ik naar u toe zou gaan.'
Haramis voelde een veelbetekenende prikkeling aan de onderkant van haar schedel. De lammergieren! Ze had er nooit aan gedacht ze om raad te vragen... Hiluro!
Ik hoor u, Witte Vrouwe, en antwoord.
Spreek zó tegen me dat Shiki en de andere vogels het niet verstaan. Dat zal ik doen.
Hiluro, weet je of er buiten mij nog andere Oertovenaars in leven zijn? Ja. De Vrouwe der Zee, die in uitgestrektheden van het noorderlicht leeft, en de Heer van het Firmament, die in de lucht woont. Deze twee en uzelf zijn de enigen die over zijn van de grote Raad van Oertovenaars die de Verdwenen Wezens hebben ingesteld om zich te verweren tegen de boze Sterremensen. Over deze andere twee Oertovenaars weet ik niets meer dan hun titel en verblijfplaats, en het feit dat ze in leven zullen blijven en hun werk voortzetten zolang de Ster het evenwicht van de wereld bedreigt. Dank je, Hilaro.
Dit was tenminste iets meer dan de talisman haar al had verteld en Haramis dacht erover na terwijl ze de Kimilon steeds dichter naderden. Eindelijk, toen de ondergaande zon een roze sluier over de Eeuwige IJskap legde en de aswolken op wonderlijke wijze verlichtte, waren ze er.
De Onbereikbare Kimilon was een klein plateau met een doorsnee van ongeveer vijftien kilometer, ingesloten door een twaalftal vulkanen. Uit vijf daarvan, die schouder aan schouder in het westen lagen, stroomde zwarte rook en schoten zo nu en dan vurige rode brokken lava de lucht in. Smalle stroompjes gesmolten rots liepen over de flanken. Twee andere vulkanen stootten alleen witte dampen uit, die zich vermengden met de donkere pluimen van hun buren, en de rest hield zich slapend. De actieve vulkanen zagen er angstaanjagend uit en hun gerommel leek op een aanhoudende onweersbui. Shiki merkte tot zijn verbazing dat de hand waarmee de Oertovenares haar talisman vasthield trilde.
'De wind verdrijft de rook en de as uit het binnenste van de Kimilon,' zei Haramis tegen Shiki. 'Dat is tenminste goed nieuws.'
De vier lammergieren vlogen door een steile kloof aan de oostkant van het plateau. Brede gletsjers met strepen van as en roet bedekten de uitgewerkte vulkanen. De bodem van de kloof bestond uit hardgeworden lava - soms hoekig en vol gaten als slakken, soms gladder, met vormen die deden denken aan geweldige donkere kabels of bergen kussens of uitgegoten beslag dat in zwarte rots was veranderd. In het midden van de diepte lag een vrij groot meer, dat de boze hemel weerspiegelde. Het werd gevoed door stromen smeltwater van de ijsvelden op de slapende vulkanen. Hete bronnen spoten en sisten achter de westelijke oever van het meer, een gebied waar de grond vol dampende barsten zat en waar hete modderpoelen pruttelden als vaten veelkleurige verf. De grond aan de oostelijke oever leek vast, hoewel er grote bergen witte as lagen, en op de rotsen groeiden mossen. Er stonden ook een paar lage iele struikjes en andere soorten planten met bladeren die verschrompeld en verkleurd waren door de giftige dampen van de vulkanen.
Aan de voet van een hoge zwarte rots stond het gebouw. De vier voors cirkelden een keer om het meer en daalden toen, om ten slotte bij het bouwwerk te landen. Er hing een scherpe, vieze, maar draaglijke zwavelgeur in de atmosfeer en de lucht was vochtig en heel warm. Een lichte asregen daalde aanhoudend neer en wervelde over de grond door onregelmatige windvlagen. Toen de Oertovenares en haar kleine metgezel afstegen, knersten kleine stukjes puimsteen onder hun voeten. De grond leek te trillen en een zacht, bijna melodieus gerommel vermengde zich met het sissen van de hete bronnen en het geluid van ruisend water.
'We kunnen hier niet lang blijven, Shiki,' besliste Haramis. 'Ik zal proberen voort te maken met mijn onderzoekingen.' 'Zou... zou u het prettig vinden ais ik meeging?' bood hij aan. 'Als demonen deze plek bewaken, zoals onze legenden vertellen, wil ik u graag met mijn leven verdedigen.' Hij trok een lang mes uit de schede en hield het met beide handen omhoog, zodat het lemmet rood glansde in het lavalicht.
Haramis keek diep geroerd op hem neer. Hij kende haar nauwelijks en was vast nog banger dan zij. En toch wist ze zeker dat hij zijn aanbod uit vriendschap had gedaan, niet alleen uit plichtsbesef. Ze legde een hand op zijn schouder. 'Lieve Shiki, omdat je zo'n goed hart hebt, heb je ontdekt dat ik bang ben voor wat ik op deze plek misschien vind. Maar je moet begrijpen dat ik geen vrees koester voor monsters of demonen of enige andere vorm van levensbedreiging van buitenaf. Dit gebouw is tenslotte neergezet door een Oertovenares zoals ikzelf. Ik mag daar binnengaan en het onderzoeken. Het onbekende ding dat ik zoek - en dat ik zal herkennen als ik het zie - schrikt mij af omdat het betrekking heeft op het diepste van mijn hart en ziel, en m dat innerlijke gebied kan niemand anders me begeleiden dan ikzelf.
och zou ik het prettig vinden als je zo ver mogelijk met me meeging. Maar bergje wapen weg, mijn vriend.'
Hij stak zijn mes weer in de schede. 'Wij Dorok hebben een gezegde: wanneer je een monster bevecht met een goede metgezel, is het kleiner dan wanneer je het alleen te lijf moet.'
Maar nu glimlachte ze alleen en ging op het geheimzinnige gebouw af met Shiki vlak bij zich.
Het gebouw was geheel opgetrokken uit zwarte lavasteen, zoals de rots waar het in overging, en was ongeveer zo groot als een schuur, met een steil oplopend dak van leistenen, waarlangs zowel sneeuw als neervallende as omlaaggleed. Alleen aan de voorkant, ter weerszijden van de smalle deur, zaten twee ramen met vele kleine ruitjes die in lood waren gezet, diep weggedoken in de muur die bijna een meter dik was. De deur was van metaal, zonder klink of knop, en toen ze hem aanraakte, ging hij niet open.
Ze haalde haar talisman aan zijn halsketting voor de dag en tikte er zacht mee tegen de deur, terwijl ze zei: 'Talisman, bescherm ons beiden tegen alle kwaad en laat ons binnen.'
Onmiddellijk zwaaide de deur open. Binnen was het aardedonker. Haramis liep naar binnen en riep verlichting op. Meteen ging een aantal muurlampen aan, die op dezelfde manier licht gaven als de vlamloze kristallen overal in haar Toren. Shiki bleef een beetje achter toen zij binnenging. In deze kamer had de verbannen Portolanus kennelijk gewoond. Een gewaad van stijf materiaal en een paar versleten sandalen lagen verlaten op de grond en een cape en brede punthoed van hetzelfde materiaal waren in een hoek gegooid. In tegenstelling tot deze primitieve kledingstukken was het meubilair in de kamer buitengewoon mooi en verfijnd. Een tafel, twee stoelen, een bed en verschillende kasten en commodes van onbekend glanzend lichtbruin materiaal waren uitgevoerd in een stijl die Haramis nog nooit had gezien: één en al sierlijke rondingen zonder een teken van naden, alsof de voorwerpen in de vorm waren gegroeid in plaats van door een meubelmaker vervaardigd. Op het bed lagen kussens die op twee enorme zeepbellen leken en dekens van heel sterk vliesdun doorzichtig materiaal dat merkwaardig weelderig aanvoelde. Ze waren op de een of andere manier aan het bed vastgemaakt, zodat ze er niet af konden. Naast het bed stond een vreemde smalle kast van materiaal dat zo glad was als gepolijst been, maar zo hard als metaal. Op de licht aflopende bovenkant zaten een groot grijs vierkant en vele kleinere vierkanten in verschillende kleuren, allemaal versierd met vreemde symbolen die in laagreliëf waren uitgesneden. Aan de andere kant van de kamer, naast de tafel en stoelen, stond een vierkant voorwerp waar vele rechthoeken in verschillende maten schijnbaar op waren getekend. Binnen een lijst aan de voorkant zaten tien cirkels, kleiner dan een platina kroon, vlak bij elkaar, en ook deze waren getooid met geheimzinnige tekens. 'Die prachtige dingen zijn vast door de Verdwenen Wezens gemaakt!' fluisterde Shiki.
'Daar heb je ongetwijfeld gelijk in. En nu zullen we eens kijken wat je met die geheimzinnige instrumenten kunt doen.' Ze raakte het rare nachtkastje aan met haar talisman en stelde tegelijkertijd in gedachten
een vraag, zoals ze had geleerd toen ze andere oude apparaten in de Grot van het Zwarte IJs onderzocht. De talisman sprak: Dit is een bibliotheek. Men moet die op de volgende manier raadplegen... 'Wacht even,' zei Haramis. Vervolgens tikte ze het vierkante ding bij de tafel aan.
Dit is een keuken. Hij bevat een verzameling pannen en apparatuur en kan eten koken, het verwarmen of koud maken, en het tot in het oneindige conserveren. Het vak met bestek opent men...
'Wacht even,' zei Haramis. Ze raakte een voorwerp ter grootte van een ruime kist aan. Het deksel sprong onmiddellijk open en onthulde glinsterende veelhoeken en cirkels, die in onbegrijpelijke patronen waren gerangschikt.
Dit is een muzikale ontwerper, die de geluiden van welk instrument ook kan reproduceren en ze samenvoegen zoals de componist dat wil... 'Wacht even,' zei Haramis.
Ze liep naar een binnendeur, die gemakkelijk openging. Lichten gingen aan toen ze een ruim vertrek in liep, dat kennelijk de meeste ruimte in het gebouw besloeg. Er stonden stellingen open planken die tot het hoge plafond reikten, met smalle gangen ertussen, en de planken stonden vol vreemd gevormde apparaten en dozen in alle maten. Een dikke laag stof bedekte de planken en de voorwerpen die erop stonden en hier en daar - waar een voorwerp was verwijderd - waren schone lege plekken te zien.
Haramis en Shiki drentelden door de gangetjes en bekeken vol verbazing de apparaten. Van tijd tot tijd raakte de Oertovenares een instrument aan met haar talisman en liet ze alle soorten verbazingwekkende voorwerpen benoemen - alles wat je maar kon bedenken op het gebied van gereedschap, verschrikkelijke wapens, vreemde wetenschappelijke apparatuur, instrumenten voor fabricage (maar natuurlijk mankeerden hier de ruwe materialen die ze bruikbaar zouden hebben gemaakt voor de verbannen tovenaar), apparaten die konden onderwijzen, plezier geven en zelfs genezen.
'Wat fantastisch!' riep Shiki uit. 'Het moet Portolanus erg hebben gespeten dat hij al deze dingen niet kon meenemen.' 'Ik denk dat we de Heren der Lucht dankbaar moeten zijn dat hij dat niet heeft gedaan,' merkte Haramis grimmig op. 'De hemel mag trouwens weten hoe die grotere apparaten ooit hierheen zijn gebracht.' Terwijl ze naar de muur aan de rotskant liepen, raadpleegde ze haar talisman weer: 'Is dit echt de geheime bergplaats van een Oertovenaar?'
Ja.
'Wie heeft hem gebouwd?'
Brianro, de Oertovenaar van het Land, heeft hem laten bouwen nadat de opslagplaats die gebruikt werd door voorgaande Oertovenaars was overstroomd door lava en niet meer gebruikt kon worden.
‘Vertel me waar Drianro woonde, en waarom deze plek niet is gebuikt door Oertovenares Binah.'
Drianro is tweeduizend en driehonderdzes jaar geleden geboren. Hij is plotseling gestorven en heeft verzuimd zijn opvolger, Oertovenares Binah, te vertellen waar deze bergplaats van oude instrumenten op de Onbereikbare Kimilon ligt. Haramis hield haar adem in. De talisman, die haar gedachten las, zoals hij zo vaak leek te doen, gaf antwoord op haar volgende onuitgesproken vraag:
Oertovenares Binah heeft duizend en vierhonderdzesentachtig jaar geleefd en haar heilige functie duizend en vierhonderdvierenzestig jaar bekleed. 'Bij de Bloem! En is het mijn lot zo lang te leven?' Dat is een onbeschaamde vraag.
Haramis' mond verstrakte. Hoe vaak had de talisman haar al niet met dat ellendige zinnetje berispt, wanneer ze iets vroeg waarop hij geen antwoord wist! Maar haar ergernis verdween vrijwel meteen. Verbazing kwam weer over haar toen ze naar de duizenden geheimzinnige apparaten keek en ze stelde haar talisman de volgende vraag: 'Al deze dingen... werden ze als mogelijk schadelijk beschouwd, zodat ze hierheen verbannen moesten worden?'
Sommige vond Oertovenaar Drianro gewoon niet passen bij de inheemse cultuur, andere vond hij riskant.
'Zijn het magische instrumenten of alleen apparaten?'
Ze maken deel uit van een oude wetenschap die sommigen magie zouden noemen.
'Maar bestaat er echte magie?'
Dat is een onbeschaamde vraag.
'Bah!' riep Haramis uit. 'Wanneer houd je eindelijk eens op mij te bespotten wanneer ik probeer tot de kern van de zaak te komen? Tot de kern zelf van mijn taak als Oertovenares?' De vragen zijn...
'Wacht even,' onderbrak ze gefrustreerd en ze liet het stafje aan de halsketting vallen.
Shiki had met open mond en een ongelovige blik in zijn ogen haar gesprek met de talisman aangehoord.
'Wees niet geschokt, mijn vriend,' merkte ze vinnig op. 'Magie kan ontzagwekkend zijn - maar ook vervelend en frustrerend, vooral voor degenen die zijn gedwongen haar eigenschappen zonder hulp van een leermeester te leren kennen. Ik ben hier gekomen in de hoop dat ik juist dat gebrek zou kunnen verhelpen.'
Shiki glimlachte een beetje nerveus. 'Had u gehoopt een magisch boek of apparaat te vinden dat u zou kunnen instrueren?' 'Nee. Ik zoek naar iets meer bijzonders. En aangezien het dat ding niet heeft behaagd zich aan mij te vertonen, zal ik het moeten oproepen.' Ze hief haar talisman weer op en zei luid: 'Als hier een instrument is waarmee ik met andere Oertovenaars op de wereld kan communiceren, laat het dan zien!' Ze hoorden een geluidje.
Het was als de trilling van een kristallen glas waartegen met een vingernagel wordt getikt: hoog, zuiver en vibrerend. Haramis keek verwilderd om zich heen naar de planken vol geheimzinnige voorwerpen.
Waar kwam het geluid vandaan? Terwijl ze nog probeerde de bron te ontdekken, begon het weg te sterven.
Shiki had zijn leren muts afgetrokken, zodat zijn opstaande oren met hun afgevroren punten scherper konden horen. 'Hierheen!' riep hij uit en hij rende weg met de Oertovenares op zijn hielen. Ze liepen langs het deel van de muur dat het verst van de ingang lag. Hij was van ruwe lavasteen en kennelijk deel van de rotswand. Shiki stond ten slotte stil bij een plek waar niets bijzonders aan te zien was, wees naar de grond en zei: 'Hier!'
Haramis tikte met haar talisman op het stoffige rotsoppervlak. Weer klingelde de hoge toon - en een gedeelte van de vloer werd zo doorzichtig als dunne rook en verdween toen, een gat achterlatend met een doorsnee van ruim een meter en ondoordringbaar zwart in zijn diepte. Er kwam muffe lucht uitstromen, die het stof in de opslagruimte in beweging bracht en Haramis en Shiki deed niezen.
Haramis vroeg om verlichting in het gat, maar er gebeurde niets. Het bleef volkomen donker en er kwam geen wind meer uit, alleen de muzikale toon die hen nog flauw in de oren klonk.
Haramis sprak haar talisman aan: 'Wat is dit voor opening? Waar gaat dit heen?'
Dit is een viaduct en het voert naar de plek waarheen men is geroepen. 'Ben ik geroepen hier binnen te gaan?'
Ja. De Oertovenares van het Land is opgeroepen door de Oertovenares der Zee voor een instructief verblijf van driemaal tien dagen en driemaal tien nachten. Haramis slaakte een lange zucht. Haar gezicht straalde. 'Dit is wat ik verwachtte... hoopte te vinden! De Drieënige God zij dank!' Ze zou meteen de ingang van het viaduct zijn binnengegaan als Shiki niet verdrietig had gepiept: 'Wat moet ik? Zal ik hier wachten tot u terugkomt, Witte Vrouwe?'
Haramis schaamde zich over haar onnadenkendheid. Streng zei ze tegen de talisman: 'Ik kan mijn goede bediende Shiki niet dertig dagen op deze verschrikkelijke Kimilon achterlaten. En ik moet ook aan onze trouwe lammergieren denken.'
Shiki de Dorok moet ergens anders heen, waar zijn aanwezigheid is vereist. Hij zal voor de Oertovenares van het Land het viaduct binnengaan. De vier voors die u hier hebben gebracht, zijn al opgestegen voor de thuisreis. O! riep Shiki uit. 'We worden hier achtergelaten... net als de boze tovenaar!'
Stil,' zei Haramis berispend. 'Dat worden we helemaal niet... Talisman, waar stuur je Shiki heen?'
Waar hij heen moet. '
‘O. ik word dol van jou! riep Haramis uit. Toen kalmeerde ze en zei tegen Shiki: 'Probeer niet bang te zijn. Ik weet zeker dat de talisman ons geen van beiden kwaad wil doen. Ik... ik kan alleen maar aannemen dat er een plek is waar je nuttig bezig kunt zijn terwijl ik studeer, at die plek niet bij mij is, en dat we daarom uit elkaar moeten. Zul je dapper het viaduct ingaan en doen wat de talisman je vraagt?'
De kleine man boog zijn hoofd. 'Het is uw talisman en ik ben uw dienaar, Witte Vrouwe.' Hij pakte een van haar handen en drukte er een kus op. Toen zette hij zijn leren muts stevig op zijn oren en ging de donkere ingang binnen.
Er klonk een harde bel en Shiki de Dorok verdween. Haramis riep hem na, maar ze hoorde niet eens haar stem weerkaatsen, alleen het talmende natrillen van de bel.
Nu is het mijn beurt, zei ze bij zichzelf. En toen kwam plotseling een vreselijke gedachte bij haar op. Was Portolanus ook opgeroepen? Was hij tweemaal opgeroepen?
Hadden de Drievoudige Scepter en de aparte talismans die hem vormden een doel dat veel verder lag dan ze ooit had gedroomd? Ze voelde een groot verlangen bij zich opkomen raad te vragen aan haar drielingzusters, hun alles over dit mysterie te vertellen, hun te vragen haar hun kracht en vastbeslotenheid mee te geven nu ze het onbekende tegemoet ging. Strijdlustige Kadya! Liefdevolle, standvastige Anigel! En ik, die de aanvoerder zou moeten zijn, ben de weifelende. Nee, besloot ze. Ik ga hun lasten niet verzwaren om mijn last lichter te maken. Ik houd op met dit vervloekte weifelen en volg het voorbeeld van de goede oude Shiki...
Ze greep haar talisman met beide handen en stapte in het gat dat het viaduct werd genoemd. Een ogenblik was ze omgeven door verstikkende duisternis, hing ze in het niets. Haar geest leek met een geweldige melodieuze uitbarsting pijnloos uiteen te spatten. Toen voelde ze meteen iets onder haar voeten. Bewegende kiezels. Het was nog steeds donker om haar heen, maar ze wist dat dat gewoon nacht was, niet een magische uitbanning van licht. Terwijl haar ogen zich langzaam aanpasten, zag ze dat er zelfs sterren waren, nauwelijks zichtbaar in een hemel die doortrokken leek van een merkwaardige donkerrode gloed. En geluid, golfjes die tegen het zand klotsten, zacht heen en weer ruisten. Een scherpe bries met iets van diepe kilte raakte haar gezicht. Een zeekust.
In het water dreven kolossale dingen die glinsterden als spookschepen, maar groter waren dan iets wat mensen kunnen maken. Ze waren zo groot als eilanden, zo groot als kleine bergen, en ze hadden allemaal een lichte groenige of blauwe uitstraling. De golfjes hadden schuimkoppen die ook lichtgevend waren.
En nu veranderde de rood-zwarte hemel. Aan de verre horizon verscheen een paarlemoeren oplichtende straal - en vervolgens verschenen er langzaam meer, tot het er vijf waren, die als spookachtige vingers deinden. Ze verbreedden zich, werden een schitterende waaier van roze, wit en groen licht, die vervolgens uitvloeide tot lichtende draperieën. Het bovenlicht bescheen de reusachtige ijsbergen in zee en verlichtte het vreemde landschap achter Haramis, een verlaten uitgestrektheid met kale heuvels zonder bomen en hier en daar een plek glimmende sneeuw. De wind kwam op.
'Waar ben ik?' fluisterde Haramis. Aan de kust van de Noorderlicht Zee.
Daar kwam dus dat fantastische licht in de hemel vandaan! Het was het noorderlicht, een zeldzaam natuurverschijnsel waarover ze had gelezen, maar dat ze niet had verwacht ooit te zullen aanschouwen, omdat het alleen in de verre noordelijke gebieden van de wereld wordt gezien. De steeds wisselende kleuren waren zo prachtig dat ze bijna vergat waarvoor ze was gekomen...
Maar dat moetje niet doen, Haramis. Je hebt zoveel te leren.
Ze slaakte een scherpe kreet. Het was niet haar talisman die haar in de taal zonder woorden toesprak. 'Bent u het, Oertovenares der Zee?' riep ze. 'Waar bent u?'
Volg de Weg van het Licht.
Het noorderlicht werd nu in al zijn glorie in de zee weerspiegeld. Op een speciale plek dicht in haar buurt leek het water bijna vast te worden, te veranderen in een stevig oppervlak dat flonkerde als helder ijs, bezaaid met miljoenen diamantjes. Terwijl ze stond te kijken, werd het ijzige pad langer, tot het zich uitstrekte van de kust tot de hoogste van de lichtende ijsbergen.
Zal het mij houden? vroeg Haramis zich af. Ze huiverde in de felle wind, stak toen een voet uit. Het ijs tinkelde zacht, maar bleef heel. Ze deed nog een stap. Aan weerskanten van het smalle glinsterende pad rimpelde het zwarte water, maar de Weg van het Licht zelf was zo stevig als staal.
Haramis trok haar mantel van Oertovenares om zich heen en begon de zee in te lopen.