Hoofdstuk 21

Een patroon van prismatische lichtbundels vulde de geest van Haramis als een tapijt van noorderlicht. Het scheen haar toe dat ze deze lichtstralen dag in dag uit opdrachten had gegeven, ze had gedwongen concrete vormen aan te nemen wanneer de Oertovenares der Zee haar het teken gaf. Ze riep een klein kristallen kasteel op en het verscheen... en leek vervolgens onder haar ogen tastbaar en echt te worden. Ze liet het verdwijnen en beval de lichtbundels een gezadeld rijdier te vor­men. Een froniks nam gestalte aan, een wezen dat schitterde in alle kleuren van de regenboog. Het veranderde in een dier van vlees en bloed dat haar grappig verbaasd aankeek en met zijn horens schudde, tot zij het verwees naar het niets van waaruit het gekomen was. Haramis schiep het ene ding na het andere... en ook plek na plek, want als de Drievleugelige Cirkel de juiste opdrachten kreeg, was hij zelf een magisch viaduct dat de eigenaar in een oogwenk overal heen kon brengen. Maar Iriane liet haar leerling alleen naar saaie, onbewoonde delen van de wereld reizen, die zij zelf ontwierp. Dit waren moeilijke lessen voor Haramis en ze moest niet worden afgeleid door mensen of zelfs bekende plekjes.

Toen dit deel van haar opleiding net was begonnen, waren de glinste­rende dingen die zij 'schiep' en de plekjes die zij liet ontstaan vaak niet op de goede manier opgeroepen en dan lieten de kristallen beelden zich niet naar werkelijkheid vertalen. Maar onder leiding van Iriane leerde Haramis ten slotte de scheppende kracht meestal beheersen. Het ging al heel goed; als ze nu maar de valkuilen van overmoed wist te vermijden, zou ze die talisman van haar nog wel onder controle krijgen!

'Je beheerst hem nog lang niet,' merkte Irianes stem vinnig op. 'Maar je bent niet meer de domoor die zich destijds bij mijn ijsberg aandien­de...! Pas op dat je niet arrogant of onbesuisd wordt. Dan komt er misschien nog eens een tijd dat je je functie met ere vervult.'

Dat hoop k,' zei Haramis zo nederig als ze kon.

Het wonderbaarlijke palet van kneedbaar gekleurd licht begon te do­ven en donker te worden. Haramis bevond zich in het meditatievertrek op haar knieën, die erge pijn deden. De Oertovenares der Zee stond op van het krukje waarop ze had gezeten, rekte zich uit en gaap­te.

'O, wat ben ik moe, kind... en wat heb ik een honger. Kom, laten we gaan eten. Ik heb vanavond een heerlijke stoofschotel van sucbri, vers uit het Groenmoeras in je geboorteland, en nevelbessentaartjes die je ook kent en lekker zult vinden.'

Haramis kwam moeizaam overeind en rangschikte haar witte Oertovenaarscape om haar schouders. 'Ik vrees dat ik niet veel kan eten. Ik ben te moe. Ik kan alleen maar aan slapen denken! Als u maar niet zo'n harde leermeester was en me langer in bed liet liggen...' 'Vannacht mag je zo lang slapen als je wilt. Je cursus is afgelopen.' Haramis slaakte een ongeruste kreet. 'Maar ik heb nog niet echt ge­leerd de hoogste magische krachten te beheersen.' Iriane maakte een geringschattend gebaar en voerde haar leerling een van de aquariumgangen in. 'De driemaal tien nachten van je verblijf zijn voorbij. Ik kan je niet meer leren. Je hebt al veel meer magische krachten tot je beschikking dan ik ooit heb gehad, met en zonder je ta­lisman. De rest zul je mettertijd leren.' 'Maar hoe kan dat...?'

'Neem het nu maar van me aan.' Op Irianes vriendelijke ronde ge­zicht met zijn blauwige bleekheid lag een lieve, raadselachtige glim­lach. De twee vrouwen liepen de lichtende, doorzichtige gang door en kwamen in de plezierige schemer van de kamer met de levende muur­schildering.

'Sedert de tijd van de Verdwenen Wezens,' ging Iriane door, 'heeft geen andere Oertovenaar dan jij een deel van de Scepter van Macht bezeten of zoveel geweten over zijn gebruik. De Verdwenen Wezens waren er bang voor, maar dat kun jij je niet permitteren. Je hebt nu een geweldige verantwoordelijkheid. Je moetje magische krachten zo gebruiken dat het evenwicht van de wereld wordt hersteld en dat de andere twee delen van de Scepter niet ten dienste van het kwaad wor­den aangewend.'

Haramis probeerde haar grote ongerustheid te verbergen. Ze zette zich aan de eettafel terwijl Iriane het eten ging halen. Het werd op een geheimzinnige manier klaargemaakt en Haramis had er nooit aan ge­dacht te vragen hoe. Toen de Oertovenares der Zee terugkwam met de geurige schotels, nam Haramis alleen maar kleine hapjes. 'Ik ben niet alleen moe,' zei ze toen Iriane haar aanspoorde meer te eten, 'ik ben ook vervuld van een verschrikkelijk gevoel van naderend onheil... Staat u mij toe mijn zusters aan te spreken?' 'Je hebt mijn toestemming nergens meer voor nodig, Oertovenares van het Land,' zei Iriane plechtig. 'Maar ik zal de ene vraag die aan je hart knaagt beantwoorden: ja, de talisman die het Driehoofdige Mon­ster wordt genoemd is betaald als losprijs voor koning Antar. Tove­naar Orogastus heeft hem nu in zijn bezit en hij heeft hem aan zich verbonden.'

'Lieve God... dat vreesde ik al! Waarom hebt u me niet verteld wat er gebeurde? Misschien had ik haar kunnen tegenhouden!' Iriane knabbelde rustig verder aan een bessentaartje. 'Je had haar niet kunnen tegenhouden. En als ik je training in de magie op een be­langrijk ogenblik had onderbroken, zou je concentratie een onherstel­bare knauw hebben gekregen, net op het moment dat je het eindelijk begon te begrijpen.'

Haramis was rood van opwinding opgesprongen. 'Als Orogastus twee talismans heeft en ik maar één, is hij mij dan niet de baas?' 'Alleen als hij zijn talisman zo goed leert kennen als jij de jouwe. En dan nog is jouw talisman de sleutel tot de Scepter, zoals ik je heb ver­teld.'

'Allebei mijn zusters hebben hun talisman kunnen gebruiken om te do­den, maar ik denk dat het per ongeluk is gegaan, zonder dat ze het echt wilden. Ik neem aan dat Orogastus misschien ook ongewild de dood kan veroorzaken. Maar zou hij in staat zijn mij opzettelijk te doden?' Iriane schudde haar hoofd. 'Tot dusver mist hij de magische kennis om jou opzettelijk dodelijke schade toe te brengen met zijn talismans.' 'Maar ik... heb ik de macht hém te doden?'

'Geen Oertovenaar mag opzettelijk de dood veroorzaken van een an­der denkend wezen. Ik weet niet of je hem op indirecte manier zou kunnen doden. Daar is in mijn naslagwerken niets over te vinden. De Verdwenen Wezens zijn vast heel behoedzaam met zulke dingen om­gegaan. Denby zegt dat hij het ook niet weet, maar misschien is dat een leugen. Er is waarschijnlijk maar één plek waar je er misschien achter kunt komen: het oude Oord der Kennis, waar de Verdwenen Wezens hun grootste universiteit hadden. De Sterremensen hebben geprobeerd het te vernietigen met een verschrikkelijk wapen, juist voor de held Varcour kans zag hen te verslaan en in de verstrooiing te drijven. De bovengrondse gebouwen zijn verwoest, maar er bestaat nog een doolhof van ondergrondse bouwwerken, bewaakt door niet- menselijke wezens die Sindona heten.'

'Ik heb over hen en over het Oord der Kennis gehoord. Mijn zuster Kadya heeft daar haar talisman ontvangen - en ze was weer op weg erheen toen ik haar de laatste keer sprak. Er is daar een zekere Sindo­na die de Leermeesteres wordt genoemd...'

Iriane knikte. 'Ga haar opzoeken. Misschien kan zij je meer over de Scepter vertellen. Het zijn de Sindona geweest die honderdtwintig eeuwen geleden opdracht kregen de Scepter te breken en de drie delen te verbergen. Aangezien ze geen wezens van vlees en bloed waren, wist men dat ze niet in de verleiding zouden komen de talismans voor eigen gebruik te behouden of kennis erover door te geven aan de ver­keerde mensen.'

Haramis onderdrukte een huivering en trok haar witte cape om zich heen. 'Iriane, zou u het heel erg vinden als ik meteen naar het Oord der Kennis ging?'

De Oertovenares der Zee depte haar lippen met een blauw servet en stond op. 'Natuurlijk niet. Maar ik heb hier iets wat je maar beter mee kunt nemen.' Ze ging naar de werktafel in de hoek van de kamer. 'Weet je nog dat ik je heb verteld hoe Orogastus aan de dood is ont­snapt en naar de Onbereikbare Kimilon is gestuurd?'

'Met behulp van een apparaat dat u een Leidstar noemde.' 'Precies! En hier is zij.'

De Oertovenares had tussen de verzameling vreemde voorwerpen op de werkbank gerommeld. Nu hield ze een zeshoek op met een door­snee van minder dan een halve meter, en gemaakt van een donker me­taal. In het middelpunt zat een kleine ster met veel stralen. 'Ik heb haar heimelijk van de Kimilon teruggehaald, vlak nadat Orogastus daar bewusteloos was aangekomen. Hij weet niet eens dat zij bestaat. Sedertdien heb ik de Leidstar bewaard om te zorgen dat zij niet ten kwade werd gebruikt.'

Haramis keek haar niet-begrijpend aan. 'Zodat Orogastus haar niet op de een of andere manier zou gebruiken om de Kimilon te ontvluch­ten, bedoelt u?'

'Nee, nee... laat ook maar!' Vreemd genoeg verkeerde Iriane in ver­warring. 'Onthoud hoe het werkt: wanneer een van de Sterremensen gevaar loopt dat de magie van zijn eigen ziel tegen hem wordt gekeerd door de Scepter van Macht (en dat is de manier waarop de Scepter doodt), trekt deze Leidstar het voorgenomen slachtoffer naar zich toe, voor het magische vuur uit, en redt zo zijn leven.' De Oertovenares der Zee overhandigde Haramis de dunne zeshoek. 'Maar wat moet ik ermee?' informeerde Haramis verbaasd. 'Om te beginnen de ster uit zijn handen houden,' zei Iriane scherp. 'Wanneer hij het instrument ooit te pakken krijgt en erachter komt waarvoor het bedoeld is, zal hij praktisch onschendbaar zijn! Mis­schien weet de Leermeesteres een veilige bergplaats. In ieder geval is de Leidstar nu jouw verantwoordelijkheid en jij moetje erover ontfer­men.'

'Maar zou het niet het makkelijkst zijn haar eenvoudig te vernieti­gen?'

'Probeer het maar eens,' nodigde de Blauwe Vrouwe haar uit. 'Ik heb het geprobeerd en de ster weerstond iedere poging! Misschien heb jij, met de krachten van je talisman, meer geluk.'

Haramis beval de Leidstar voor haar in de lucht te blijven hangen. De ster gehoorzaamde. Toen gaf zij haar opdracht zich op te lossen, ter­wijl ze zich voorstelde hoe haar kristallen vorm tot kleurig stof ver­ging.

De ster bleef onveranderd in blauwe schemer zweven. Haramis pro­beerde nog eens het instrument te vernietigen, maar het bleef koppig heel en het sterretje twinkelde in het middelpunt. 'Zie je wel?' zei Iriane schouderophalend. 'Van dat sterretje gaan af­werende magische krachten uit. Je moet een andere manier vinden om de Leidstar veilig op te bergen.'

Haramis plukte de zeshoek uit de lucht. 'Misschien heeft de Leer­meesteres in het Oord der Kennis een idee... Maar nu moet ik gaan.' De twee vrouwen, de een lang, met donker haar en in het wit gekleed, de ander rond en gehuld in glinsterende azuren draperieën, keken el­kaar plotseling zwijgend aan. Toen nam Iriane Haramis' handen in de hare, trok haar naar zich toe en drukte een vochtige kus op haar voorhoofd.

'Vergeet me niet, lieve Haramis, Oertovenares van het Land. Ik zal al­tijd je goede vriendin zijn en je zuster in het werk. Als je ooit in ver­schrikkelijke nood verkeert, roep me dan aan, en ik zal doen wat ik kan.' 'Dank u voor wat u al hebt gedaan.' Haramis omhelsde haar ook. 'Ik hoop dat we elkaar op een gelukkiger dag weerzien.' Ze liep weg met de Leidstar onder haar linkerarm. Met haar rechter­hand omklemde ze de talisman. Ze knikte een laatste keer en ver­dween.

Iriane zuchtte en schudde haar hoofd. Toen riep ze Grigri, ging weer aan tafel zitten en deelde de rest van de taartjes met hem.

De melodieuze tonen die een reis door de ruimte aanduidden, klonken in Haramis' geest. Even zag ze een tafereel dat uit schitterende dia­manten leek gehouwen - toen werd het werkelijkheid. Ze stond in een groot helder verlicht vertrek, dat opviel door zijn stilte. Toen ze zich omdraaide, zag ze een diepe vijver met een laag witmarmeren muur­tje eromheen. Het plaveisel onder haar voeten bestond uit staalblauwe tegels. Tegenover de vijver was een marmeren trap die omhoogvoerde naar de bron van het licht. Op alle brede treden stonden aan weers­kanten figuren die op standbeelden leken. De Sindona.

Haramis ging op het dichtstbijzijnde paar af. Ze waren ruim een hoofd groter dan zij, maar zagen er verder uit als mannelijke en vrou­welijke beeltenissen, geschapen door een meesterbeeldhouwer. Hun lichamen vertoonden geen spoor van haren, poriën, rimpels of onge­rechtigheden. Ze waren volmaakt glad, helemaal ivoorkleurig, en ze leken op gepolijst been. De donkere ogen van de Sindona waren net ingezette stenen en in de pupillen ging het gouden glimmertje schuil dat Haramis met de Verdwenen Wezens was gaan associëren. Hun bleke, vredige gezichten werden overschaduwd door rijkbewerkte kroonhelmen met open vizier. Deze helmen en drie riemen - twee over de borst gekruist en één om het middel - waren alles wat ze droe­gen. De helmen en riemen waren bezet met kleine glimmende schub­ben in vele verschillende tinten blauw, zeegroen en groen. De kledij was afgezet met gouden schubben in sierlijke ontwerpen. Haramis raakte een van de beelden aan met haar talisman en meteen weken zijn gebeeldhouwde lippen vaneen en sprak hij in galmende to­nen die eerder klonken als een muziekinstrument dan als een menselij­ke stem.

'Welkom in het Oord der Kennis, Oertovenares. Wat wenst u?' 'Ik wil de Leermeesteres graag raadplegen,' antwoordde Haramis. De Sindona knikte en stak een hand op om langs de trap omhoog te wijzen. Hoewel het beeld bewoog, leek het zo hard als steen te blijven en Haramis was vol bewondering voor de vindingrijkheid van dege­nen die het hadden geschapen.

'De Leermeesteres wacht u boven in de tuin, Oertovenares. Ga alstu­blieft naar boven.'

'Dank u,' zei ze en liep langzaam over de brede treden naar boven, in­tussen de niet-menselijke wezens bekijkend. Ze verschilden allemaal enigszins van elkaar. Het waren niet gewoon apparaten, ook geen we­zens van vlees en bloed, maar iets totaal anders. 'Waarom zijn jullie gemaakt?' vroeg ze.

'Om diensten te verrichten,' antwoordden tientallen zachte stemmen, en het geluid was even adembenemend als een zoet akkoord van een groot orkest. 'Wij zijn de wachters, de boodschappers en de dragers. Sommigen onder ons onderwijzen, anderen zijn troosters, en sommi­gen nemen leven weg volgens de Dodelijke Uitspraak.' 'Dóden jullie?'

'Sommige wachters hebben dat vermogen.'

'Grote God!' mompelde Haramis, sneller naar boven klimmend. Ver­bijsterende nieuwe gedachten vlogen rond in haar geest als kleurige vlinders. Konden deze vreemde Sindona misschien bondgenoten te­gen het kwaad van Orogastus zijn?

'Wij zijn geschapen om de Ster te bestrijden.' De Sindona leken haar gedachten te lezen. 'De meesten van ons zijn omgekomen toen hij eeu­wen geleden voor het eerst werd verslagen. De Sindona die over zijn, verdedigen het Oord der Kennis.'

Haramis bleef stokstijf staan en een geweldig idee kwam bij haar op. 'En zouden jullie mij volgen wanneer ik jullie opdracht gaf de wereld nog eens te verdedigen tegen de bedreiging door een Sterreman van deze tijd?'

'Alleen de voltallige Raad van Oertovenaars kan ons een nieuwe taak opdragen,' zuchtten de bewegingloze wachters.

Haramis zag haar idee in rook opgaan, evenals de hoop die ze erdoor had gekregen. De hele Raad? Maar ze waren allang dood...! Nou ja, het was maar een idee.

Ten slotte kwam ze op een met licht overgoten open plek waar witte paden zich slingerden tussen overvloedige bloembedden, bloeiende struiken en sierlijke bomen. Hier en daar lagen vijvers als edelstenen in keurig bijgehouden grasperken, verbonden door stroompjes die on­der elegante marmeren bruggetjes door kabbelden. Tussen het groen stonden banken, ook van witte steen, grotten met bloemen eromheen, open tuinhuisjes en met druiventrossen behangen prielen. Eén be­paald pad scheen Haramis te wenken en ze volgde het tot ze bij een sierlijke belvédère kwam met een koepel die op slanke zuilen rustte. Eromheen stonden struiken met overvloedige purperen, witte en felro­ze bloesem die de lucht met een heerlijke geur vervulde. Maar er waren geen insecten op zoek naar honing, geen vogels die zongen in de bomen, geen rondscharrelende diertjes die er met de vruchten vandoor gingen. Het was vreemd stil, op het murmelen van de beekjes en het zachte geritsel van bladeren in de wind na. Haramis keek omhoog in de verblindende hemel en zag geen wolken - en geen zon. Plotseling herinnerde ze zich dat Iriane had gezegd dat het Oord der Kennis onder de grond lag...

'Is het echt waar?' vroeg ze bij zichzelf. Ze knielde om een bed ge­mengde bloemen met felle kleuren te bekijken en herkende er niet één. De vormen van de bomen kwamen haar ook niet bekend voor en het gras zag er exotisch uit, ongewoon fijn en zo dicht en veerkrachtig als een tapijt. Ieder grasblaadje had een gladde snede in plaats van de fïjngetande van alle grassoorten die zij kende... 'Gegroet, dochter van de Drievoudige.'

Haramis schrok op bij het horen van de stem, die menselijk klonk. Ze keek op van het gras en zag een vrouw uit de belvédère naar haar toe­komen.

Een vrouw? Nee, niet echt. Hoewel ze een normale gestalte had en ge­kleed was in soepele pastelkleurige dunne stof. Haar onbedekte armen en gezicht glommen niet-menselijk ivoorwit en op haar hoofd droeg ze nauwsluitend kapje van glanzend goud, dat was gesneden in de vorm van een korte, krullende coiffure. Ze was een Sindona, zoals de andere wachters.

'Ik ben de Leermeesteres,' zei ze en haar gezicht glimlachte, terwijl het tegelijkertijd zo hard bleef als steen. 'Ik sta tot uw dienst, Oertovenares Haramis. Misschien wilt u meekomen naar die uitzichtkoepel, waar we in de koelte van de schaduw kunnen zitten en u mij op uw ge­mak mag ondervragen.'

Haramis volgde haar over het pad. In het kleine overkoepelde gebouw stonden een witmarmeren tafel en twee rieten stoelen met roodbruine fluwelen kussens. Een kristallen karaf met een roze drank en één glas halfvol ijsbolletjes stonden klaar. De Leermeesteres beduidde haar gast te gaan zitten, schonk de drank uit over het ijs en gaf het tinkelen­de glas aan Haramis.

'Misschien vindt u deze manier om vruchtensap op te dienen vreemd, maar onze vroegere heersers, de Verdwenen Wezens, vonden het erg lekker.'

'Dank voor uw gastvrijheid, Leermeesteres.'

Haramis nam een slokje. Het ongewone gevoel van ijs op haar lippen, tegelijk met gekoeld vruchtensap, was heerlijk verfrissend. Onverhoeds kwam de dwaze gedachte bij haar op dat ze in de Grot van het Zwarte IJs tussen de oude apparaten naar een ijsmaker moest zoeken als ze eindelijk weer thuis was op de Bromberg...

Zich de ernst van de situatie te binnen brengend keek Haramis de Leermeesteres in het rustige gelaat en begon haar ondervraging. 'Is het waar dat u en uw soortgenoten zijn geschapen door de Verdwenen Wezens en dat u niet echt leeft?'

We zijn gemaakt door de leden van de oorspronkelijke Raad van Oertovenaars. We leven, maar niet op dezelfde manier als wezens met een ziel, zoals mensen en Volk. We brengen geen kinderen voort en als we sterven, vermengt onze geest zich met die van de overlevenden onder ons. Ik ben de enige levende Leermeesteres, maar in mij huizen de geesten van tweehonderd Leermeesters die korter hebben geleefd. Wanneer ik sterf, moet ik overgaan in een wachter of drager of bood­schapper of trooster en zijn taak delen. Zo zal het gaan tot er nog maar één Sindona over is, en wanneer die doodgaat, zijn we eindelijk uitge­storven, zoals de laatste gloeiende kool van een groot vuur ten slotte tot as vergaat.'

'Hoe... hoeveel Sindona zijn er nog?' informeerde Haramis. 'Driehonderdeenentwintig. En dan zijn er nog zeventien bedienden, twaalf dragers, vijf boodschappers en twee vertroosters. Maar de laatsten verblijven bij de Oertovenaar van de Hemel en kunnen zonder zijn toe­stemming niets doen voor de Oertovenaressen van het Land of de Zee.' 'Die Oertovenaar van de Hemel!' Haramis was zeer geïnteresseerd. 'Wat kunt u me over hem vertellen? Mijn vriendin, de Oertovenares der Zee, zei dat hij Denby heet en wilde alleen vertellen dat hij een ge­reserveerd iemand is, die zich weinig met wereldse zaken inlaat. Toch lijkt mij dat het zijn plicht is de mensheid te beschermen en te leiden, als hij een echte Oertovenaar is. Wanneer ik het hem zou vragen, zou hij me dan hulp verlenen?'

'Dat weet ik niet. Ik kan u niets over hem vertellen zonder zijn uit­drukkelijke toestemming... en die verleent hij niet. Ook is hij op dit moment niet geneigd verwikkeld te raken in zaken die het land en de zee betreffen. Dat zegt hij tenminste.'

Haramis keek de Leermeesteres scherp aan. 'Hebt u hem dat zojuist gevraagd?'

Haramis kookte inwendig. Weer een verwachting de bodem ingesla­gen! Wilde dan niemand haar helpen actief tegenstand te bieden aan Orogastus?

'Jawel,' antwoordde de Leermeesteres onverwacht. 'Mensen en Volk, Sindona en Oertovenaars, de planten en dieren op aarde, de lucht zelf, het water, de rotsen en de meteoorstenen van het firmament - al­lemaal geven ze misschien gevolg aan uw vraag om hulp als die op de juiste manier wordt gesteld, op het juiste ogenblik.' 'Kunt u me leren hoe ik die hulp moet oproepen?' 'Het spijt me. Dat is kennis die alleen u kunt ontdekken. Uw talisman moet u daarbij helpen.'

'Ik begrijp het.' Haramis raakte niet weinig geïrriteerd, maar ze ging onvervaard door met haar andere vragen. 'Vertel me alstublieft: is Orogastus sterker dan ik omdat hij twee talismans van de Scepter van Macht bezit, terwijl ik er maar één heb?'

'Orogastus is niet sterker - behalve wat zijn natuurlijke gaven be­treft.'

Verbijsterd riep Haramis uit: 'Bedoelt u dat hij slimmer is dan ik?' 'Niet slimmer. Hij is wijzer en ervarener en zijn geest werkt afstande­lijker en logischer door zijn toewijding aan de Duistere Machten. Maar u, Oertovenares van het Land, bergt grotere mogelijkheden in u omdat u een dochter van de Drievoudige bent.'

'Mijn zusters... maar hun bloemen zijn bloedrood geworden.' 'Wanneer hun amuletten de Zwarte Trillium weer in hun hart dra­gen, zullen ze opnieuw in staat zijn tot grootse onzelfzuchtige daden. En in staat zich weer bij u te voegen als dochters van de Drievoudi­ge... Bloembladen van de Levende Trillium. Tot op dat ogenblik zijn ze verbannen naar de grauwe massa.'

Haramis knikte. 'En dus zijn Orogastus en ik in feite gelijken in magi­sche kracht?'

'Dat is niet helemaal waar. Maar zolang twee delen van de Drievoudi­ge Scepter aan de Ster kleven en één aan de Bloem, blijft de wereld uit haar evenwicht, met alle gevaren van dien... tot de talismans die Oro­gastus onrechtmatig in zijn bezit heeft hem worden ontnomen en de Drie Bloembladen van de Levende Trillium zich verenigen om zijn Duistere Machten tegen hem te keren.' 'Maar hoe moet dat?'

'Daarin kan ik u geen raad geven. Het hangt te zeer van het toeval af. Maar ik vermoed dat met de vervulling geen hogere magie gemoeid is, eerder een meer menselijke handeling.'

'Kunt u me helemaal niet helpen erachter te komen hoe ik de meeste kans maak Orogastus te overwinnen?' smeekte Haramis. 'Kan ik hem niet... op de een of andere manier bekeren van zijn Duistere Mach­ten?'

'Liefde is toegestaan,' zei de Leermeesteres raadselachtig. 'Aanbid­ding niet. En over bekering heb ik geen inlichtingen. Hij is een Sterremens en zijn voorgangers zijn hun boze overtuigingen trouw gebleven tot de dood. Het hart van Orogastus ken ik niet.' 'Ik ook niet,' mompelde Haramis. 'Maar mijn eigen hart ook niet, zo helpe mij God!' Abrupt schudde ze de gevaarlijke bui van zelfmedelij­den af, die haar van haar doel dreigde te verwijderen, en ze werd weer rustig en zakelijk. 'Leermeesteres, wanneer ik hier ben vertrokken, zal mijn zuster Anigel mijn hulp vragen bij de verdediging van haar land tegen boosaardige indringers. Ik heb al kunnen vaststellen dat een grote vloot oorlogsschepen binnenkort vanuit Raktum uitvaart. Orogastus en koning Ledavardis zijn van plan de noordelijke hoofd­stad van Laboruwenda te belegeren. Ik heb mijn zuster koningin Ani­gel op de hoogte gebracht van het gevaar en ze heeft me gesmeekt haar magische hulp te verlenen. Is het verstandig wanneer ik haar meteen ga helpen, of kan ik me beter helemaal concentreren op het probleem van Orogastus en de talismans?'

'Uw eerste zorg,' zei de Sindona-vrouw, 'is niet Anigel, maar uw an­dere zuster, Kadya, die mij enkele dagen geleden is komen raadplegen over een manier om koningin Anigel te verhinderen haar talisman af te geven. Toen ik Kadya vertelde dat de losprijs voor Antar zeker be­taald zou worden, was ze buiten zichzelf van razernij. Ik heb haar aangeraden zich met Anigel te verzoenen en zich in uw dienst te stel­len. Die raad verwierp Kadya onmiddellijk. Ze is nu op weg naar een inboorlingendorp aan de Boven-Mutar. Wanneer ze daar aankomt, zal ze proberen de dappere kleine Uisgu van de Doornige Hel en het Goudmoeras om zich heen te verzamelen. Ze is ook van plan de Uisgu een Roep te laten zenden naar de Nyssomu, de Wyvilo en de Glismak - en ze hoopt zelfs de verschrikkelijke Skritek voor haar zaak te winnen. Wanneer een grote massa Volk op de been is, wil Kadya, de Vrouwe der Ogen, heel Ruwenda bezetten en er een onschendbaar thuisland voor inboorlingen van maken.'

'Zou ze oorlog willen voeren tegen de menselijke bewoners?' Haramis was ontzet. 'O, nee! Niet nu de Twee Tronen enerzijds Var te hulp moeten komen en anderzijds zich moeten verdedigen tegen Raktum en Tuzamen...'

'Kadya rekent erop dat die labiele situatie haar kans op een overwin­ning vergroot.'

'O, dat dwaze heethoofd...! Ik denk dat ik haar een beetje verstand moet bijbrengen. En vervolgens zien wat ik kan doen om Anigel en Antar te helpen. Daarna zal ik tijd hebben om met Orogastus af te re­kenen...'

'Oertovenares, u begrijpt het nog steeds niet! U kunt niets doen tegen de Sterreman zonder dat Kadya en Anigel beiden van ganser harte aan uw kant staan.'

'Bij de Bloem, ik had het kunnen weten!' Haramis balde haar vuisten en liet het hoofd hangen, zodat de kap van haar staatsiemantel de smart en frustratie verborg die haar overweldigden. Ze waren onontkoombaar Drie. Ze waren voor altijd Eén. Haar talis­man noch haar pas verworven Oertovenaarskrachten konden de Ster overwinnen... alleen de Levende Zwarte Trillium kon dat. Ze schoof haar gevoelens van zich af en ontmoette weer de geduldige niet-menselijke blik van de Leermeesteres. 'Dank u. Nu weet ik wat er moet gebeuren. Ik zal meteen naar Kadya gaan.' Ze stond op van haar stoel en het zeshoekige bord dat de Leidstar heette, kletterde op de marmeren vloer van de belvédère. Ze was het helemaal vergeten. Terwijl ze het opraapte, vroeg Haramis: 'U weet vast wat dit is. Kunt u me vertellen of het vernietigd kan worden?' 'U kunt dat niet doen. De Sindona ook niet. Alleen de Sterreraad of de voltallige Raad van Oertovenaars kunnen het.' Ze was weer tegen een muur gelopen! Haramis tuitte grimmig haar lip­pen. 'Vertel me dan hoe ik de Leidstar zo kan opbergen dat Orogastus haar niet weer kan gebruiken om de straf voor zijn misdaden te ontgaan.' Voor het eerst weifelde de Leermeesteres voordat ze antwoordde. 'Wanneer u de ster op de bodem van de zee legt, of in een werkende vulkaan gooit of midden in een gletsjerkloof laat vallen, sterft degene die erdoor wordt aangetrokken in plaats van dat hij wordt gespaard.' Haramis voelde haar keel samentrekken. 'Ik had gehoopt... dat u een plek wist om de Leidstar neer te leggen waar Orogastus levend voor­goed gevangen blijft. Misschien hier, in deze vesting van sterke magi­sche krachten, waar de wachters ervoor zouden kunnen waken dat hij niet door zijn helpers wordt gered.'

Weer aarzelde de Leermeesteres. Toen zei ze: 'Er is maar één plek die dienst zou kunnen doen. Ga mee.'

Ze liep snel een van de paden op. Haramis volgde, bijna op een hol­letje, met de Leidstar onder een arm geklemd. Het tweetal kwam bij een bosje treurbomen met lichtgroene blaadjes, waaronder een rotstuin lag met exotische schaduwplanten. Hun bloemen hadden vreem­de vormen en ongezond felle kleuren; ze waren bijna lichtgevend in de groene schemering.

Aan de andere kant van de rotstuin zat een gat in de grond, omgeven door een kring grote witte stenen.

De Leermeesteres wees naar het gat. 'Dit is de Kloof der Gevangen­schap. Hij kan alleen worden bereikt door een onderaardse schacht met steile wanden die zo glad zijn als glas en doordrenkt met de mach­tigste magische krachten van het Oord der Kennis. Tijdens de oorlo­gen tussen de Sterremensen en onze Verdwenen heersers werden be­paalde gevangenen door de Raad van Oertovenaars opgesloten in een grot aan de voet van de schacht tot ze werden berecht en ofwel genade kregen of de doodstraf, die ten uitvoer werd gelegd door de Wachters van de Dodelijke Uitspraak.'

'Dat lijkt precies de goede plek!' riep Haramis uit. 'Zou Orogastus er gevangen kunnen blijven?'

'Wanneer hij beroofd zou zijn van zijn machtige talismans wel. In de Kloof der Gevangenschap zou hij eindeloos kunnen voortleven onder ons toezicht.'

'Ik zal de grot bekijken,' zei Haramis, 'en als hij zo geschikt is als u zegt, zal ik de Leidstar daar neerleggen.'

De Leermeesteres knikte. 'Hebt u nog andere vragen aan mij, Oertovenares?'

Haramis glimlachte weemoedig. 'Maar één, en ik begin de hoop te verliezen dat ik ooit een antwoord krijg: is het echte magie die de Zwarte Trillium en de Drievoudige Scepter met macht bekleedt, of een oude wetenschap?'

'Het is magie.'

'O...! En wat is magie?'

'Datgene wat de werkelijkheid waarheid en schoonheid schenkt en de lichamelijke en geestelijke universums één maakt.' 'Daar... daar zal ik over nadenken,' zei Haramis. Ze legde haar hand op haar borst, zodat hij het stafje raakte van de Drievleugelige Cirkel, die aan een platina ketting om haar hals hing. Tussen de piepkleine zilverige vleugels gloeide de barnstenen amulet met de zwarte Bloem in zijn hart helder. 'Ik heb op dit moment geen vragen meer, Leer­meesteres. Dank voor uw hulp.'

De Sindona-vrouw maakte een vormelijke buiging, draaide zich om en liep weg zonder nog een woord te zeggen.

Haramis zei tegen haar talisman: Breng me naar de bodem van de Kloof der Gevangenschap.

Klokjes klingelden. Het nu vertrouwde kristallen beeld bleef even hangen en veranderde toen in werkelijkheid. Ze stond in iets wat een reusachtige grot leek. Het was er heel warm en vochtig. Een gedeelte van het dak bestond uit tastbare rots waar stalactieten in de vorm van doorzichtige pegels en pilaren afdropen; voor het overige was er zwar­te leegte, waar in het midden een oneindig verre ster flauw leek te twinkelen. Haramis wist meteen dat dit de steile schacht was die naar de oppervlakte voerde en dat het lichtende speldenprikje de ver weg ge­legen opening van de Kloof aangaf.

Flakkerend donkerrood licht dat uit duistere hoeken en gaten scheen, verlichtte de grot. Haramis liep naar een heldere holte en gluurde naar binnen. Ze zag nog een grot, veel kleiner en dieper, waarvan de bodem werd gevormd door een rivier van lichtgevend magma. Ze trok zich terug en ging de Kloof zelf nog wat verder verkennen. Ze ontdek­te donkere waterpoelen en vele merkwaardige rotsformaties. Er waren ook halfvergane resten van menselijk verblijf: zwartgeblakerde ringen van steen waar op vuur was gekookt, gebroken aardewerken kannen, borden, olielampen, schimmelende matrassen en een boek dat tot stof uiteenviel toen ze het even aanraakte.

En op een muur die gladder was dan de andere, was met een roetig stokje een uitdagende veelstralige Ster getekend.

Verder restten geen sporen van die gevangenen van twaalfduizend jaar geleden. Hadden sommigen hier hun leven beëindigd? Haramis liet haar Blik ver in het rond zwerven. Ze zag dat de gevangenisruimte ko­lossaal was, met veel alkoven die getuigden van een zekere privéruimte voor individuele gevangenen. Maar er waren geen beenderen of gra­ven met namen te vinden. Toch sprak Haramis een gebed uit voor de­genen die in dit verschrikkelijke strafoord hadden geleefd en geleden, al hadden ze hun lot verdiend. En terwijl ze over hun langvervlogen el­lende nadacht, werd ze ongewild aan haar eigen moeilijkheden herin­nerd. Ze stond alleen in de lugubere Kloof en bad ook voor zichzelf. 'Lieve God, geef me de kracht en het geestelijke vermogen die ik no­dig heb om Orogastus te overwinnen! Eens ben ik bijna voor die man bezweken. Laat mij nu sterk zijn en hem weerstaan! Ik kan niet an­ders dan van hem houden en toch moet ik een manier vinden om zijn boosaardige plannen te dwarsbomen. Help mij!'

Maar het gebed leek nutteloos en zij vond er geen troost in. Diep in haar hart wist ze dat er maar twee manieren waren om de tovenaar te dwarsbomen: hem doden of hem voor altijd van de aarde verbannen. Haramis besefte dat ze, als Oertovenares, niet in staat zou zijn hem te doden.

Kon ze hem dan verbannen naar dit verschrikkelijke oord, waarbij vergeleken de Onbereikbare Kimilon een paradijs was...? Twee tonelen uit haar jeugd kwamen haar weer in gedachten: het beeld van haar moeder, koningin Kalanthe, doorboord met een zwaard, haar levensbloed weggevloeid aan de voeten van de tovenaar; en het beeld van haar vader, koning Kreyn, aan stukken gescheurd in zijn eigen troonzaal op last van diezelfde tovenaar.

Zou ik Orogastus hierheen kunnen verbannen?

'Ja,' zei ze hardop. Ze bukte zich en legde de Leidstar op de bodem van de grot.

Toen omklemde ze haar talisman en vroeg hem haar naar Kadya te brengen.