EPILOOG
Maar de laatste droeve herinnering hangt in de lucht en drijft soms als een mistbank over ons heen, zij neemt het zonlicht weg en werpt een kille schaduw over de herinnering aan gelukkiger tijden. We hebben vreugden gekend die zo intens waren dat wij ze niet kunnen beschrijven en er is verdriet geweest waar ik liever niet op inga; en met dit in gedachten zeg ik: Klim als je wilt, maar bedenk dat moed en kracht niets betekenen zonder voorzichtigheid en dat een ogenblik van onwaakzaamheid iemand voor de rest van zijn leven ongelukkig kan maken. Doe niets haastig; let op elke stap; en bedenk bij het begin hoe de afloop zal kunnen zijn.
—EDWARD WHYMPER, SCRAMBLES AMONGST THE ALPS
Wij slapen door het geluid heen van het draaiorgel van de tijd; wij worden wakker, als wij ooit wakker worden, door de stilte van God. En als wij dan ontwaken aan de verre kust waar tijd nog een aanvang moet nemen en het stralend duister uitstijgt boven de heuvels van de tijd, is het moment gekomen om dingen als verstand en wil terzijde te schuiven; dan is het moment gekomen om zo snel mogelijk huiswaarts te keren.
Er zijn geen gebeurtenissen, er zijn slechts gedachten en de zware slagen die het hart worden toegebracht en waar het hart door leert, wie te beminnen en waar. De rest is alleen maar kletspraat, een verhaaltje voor andere tijden.
—ANNIE DILLARD, HOLY THE FIRM
De helikopter ploetert twok-twok-twokkend omhoog langs de bovenste helling van Mount Healy. Op het moment dat we over een modderkleurige bergkam heen komen wijst de hoogtemeter vijfduizend voet aan, de aarde valt onder ons weg en de voorruit van plexiglas wordt gevuld met een adembenemend uitzicht over de taiga. In de verte kan ik de Stampede Trail onderscheiden als een vage, kronkelende streep die van oost naar west door het landschap loopt.
Billie McCandless zit voorin naast de piloot; Walt en ik nemen de achterste plaatsen in. Tien moeilijke maanden zijn verstreken sinds Sam McCandless bij hen in Chesapeake Beach aan de deur kwam om te vertellen dat Chris dood was. Het moment is nu gekomen, vinden zij, om naar de plek te gaan waar hun zoon zijn einde heeft gevonden en die met eigen ogen te zien.
Walt heeft de afgelopen tien dagen in Fairbanks doorgebracht, waar hij in opdracht van de NASA werkte aan het ontwikkelen van een radarsysteem aan boord van vliegtuigen dat helpers bij reddingsoperaties in staat moet stellen de wrakstukken van een neergestort toestel op te sporen in een dichtbebost gebied van honderden kilometers in het vierkant. De laatste dagen is hij afwezig, prikkelbaar, gespannen. Billie, die twee dagen geleden in Alaska aankwam, vertrouwde mij toe dat hij zich maar met moeite neer had kunnen leggen bij het plan om naar de bus te gaan. Anders dan je zou verwachten, zegt zij dat zijzelf er heel rustig onder is en geconcentreerd en dat zij al een poosje uitkijkt naar deze tocht.
Pas op het laatste moment werd besloten om met een helikopter te gaan. Billie had de tocht graag over land gemaakt om de Stampede Trail te volgen zoals Chris dat had gedaan. Met het oog daarop had zij contact opgenomen met Butch Killian, de mijnwerker uit Healy die erbij was toen het lichaam van Chris werd gevonden, en hij was bereid om Walt en Billie met zijn terreinwagen naar de bus te brengen. Maar gisteren belde Killian naar hun hotel om te zeggen dat het water in de Teklanika nog altijd hoog stond—té hoog, was hij bang, om veilig over te kunnen steken, zelfs met zijn Argo, een amfibievoertuig met acht wielen. Vandaar de helikopter.
Zevenhonderd meter onder de glijders van het toestel ligt een groengevlekt kleed van moeras en sparrenbos over het golvend landschap uitgespreid. De Teklanika ziet eruit als een lang, bruin lint, dat achteloos over het land is uitgeworpen. Bij de samenvloeiing van twee kleinere rivieren komt iets met een onnatuurlijk helle kleur in zicht: de Fairbanks-bus 142. Het heeft ons vijftien minuten gekost om een afstand af te leggen waar Chris lopend vier dagen over heeft gedaan.
De helikopter komt met veel lawaai aan de grond, de piloot zet de motor uit en met een kleine sprong staan we op de zanderige aarde. Even later stijgt het toestel weer op in een door de propellerbladen opgeworpen wervelstorm en laat ons in een formidabele stilte achter. Een drietal Vlaamse gaaien kakelt vanuit een nabije esp als Walt en Billie op tien meter afstand van de bus staan en zonder iets te zeggen kijken naar het daar zo detonerend voertuig.
‘Hij is kleiner,’ zegt Billie ten slotte, ‘dan ik dacht. De bus bedoel ik.’ En daarna, nadat zij zich heeft omgedraaid om de omgeving te bekijken: ‘Wat een mooie plek. Het is niet te geloven hoeveel dit mij doet denken aan waar ik ben opgegroeid. Ooh Walt, het is net de Upper Peninsula! Chris moet het fijn hebben gevonden om hier te zijn.’
‘Ik heb reden zat om een hekel te hebben aan Alaska, ja?’ zegt Walt nors. ‘Maar ik geef toe—het is hier wel mooi. Ik begrijp wat Chris erin gezien heeft.’
Het eerste halfuur lopen Walt en Billie langzaam rond het vervallen voertuig, dalen op hun gemak af naar de Sushana en kijken rond in het nabijgelegen bos.
Billie gaat als eerste de bus in. Als Walt terugkomt van de rivier ziet hij haar zitten op de matras waarop Chris gestorven is, terwijl zij het aftandse interieur van het voertuig in zich opneemt. Langdurig kijkt zij naar de laarzen van haar zoon bij de kachel, naar zijn handschrift op de wanden, zijn tandenborstel. Maar nu zijn er geen tranen meer. Zij speurt tussen de rommel op de tafel en buigt zich voorover om een lepel met een opvallend bloemmotief te bekijken. ‘Walt, kijk eens,’ zegt zij. ‘Dit is het zilver dat we in Annandale hadden.’
Voor in de bus neemt Billie een versleten spijkerbroek met opgezette stukken van Chris op en drukt die met gesloten ogen tegen haar gezicht. ‘Ruik eens,’ zegt zij met een droeve glimlach tegen haar man. ‘Hij ruikt nog net zo als Chris.’ Na een lange stilte zegt zij, voornamelijk tegen zichzelf: ‘Hij moet heel moedig zijn geweest en heel sterk om er zelf geen einde aan te maken.’
Billie en Walt lopen daarna twee uur lang de bus in en uit. Walt brengt aan de binnenkant van de deur een herinneringsteken aan, een eenvoudige koperen plaquette waarop enkele woorden staan. Billie zet daaronder een boeket neer van wilgenroosjes, monnikskap, duizendblad en sparrentakken. Onder het bed achter in de bus zet zij een koffer neer met eerstehulpmiddelen, eten in blik en andere benodigdheden voor noodgevallen, een briefje vraagt aan degene die het leest: ‘bel je ouders zo vlug mogelijk.’ In de koffer zit ook een bijbel die van Chris geweest is toen hij klein was, ook al, zegt zij, ‘sinds we hem verloren hebben, heb ik niet meer gebeden.’
Walt is in gedachten en zegt weinig, maar hij lijkt zich meer op zijn gemak te voelen dan hij in dagen is geweest. ‘Ik wist niet hoe ik hierop zou reageren,’ zegt hij met een gebaar naar de bus. ‘Maar nu ben ik blij dat we gegaan zijn.’ Door het korte bezoek kan hij, zegt hij, iets beter begrijpen waarom zijn jongen naar deze streek getrokken is. Er is nog altijd veel in Chris wat hij niet kan begrijpen en dat zal ook altijd wel zo blijven, maar zijn verbijstering is nu toch iets minder groot. En hij is dankbaar voor die geringe troost.
‘Het is goed om te weten dat Chris hier is geweest,’ zegt Billie, ‘om zeker te weten dat hij een tijd bij deze rivier is geweest, dat hij op dit stukje grond heeft gestaan. We zijn in de afgelopen drie jaar op zoveel plaatsen geweest waarvan we ons afvroegen of Chris daar misschien geweest was. Het was vreselijk om dat niet te weten—om niets te weten.
Een heleboel mensen hebben tegen me gezegd dat ze Chris bewonderden om wat hij wilde doen. Als hij was blijven leven, zou ik het daar mee eens zijn. Maar hij leeft niet meer en je krijgt hem met geen mogelijkheid meer terug. Je kan er niets meer aan doen. Aan de meeste dingen valt nog wel iets te doen, maar niet aan dit. Ik geloof dat je nooit over het verlies van een kind heen kunt komen. Het feit dat Chris er niet meer is doet elke dag weer heel veel pijn. Het is heel moeilijk. De ene dag gaat het beter dan de andere, maar elke dag zal moeilijk blijven zolang ik leef.’
Plotseling wordt de stilte verbroken door het roffelend geluid van de helikopter, die vanuit de wolken in cirkels naar beneden komt en landt op een stuk grond vol wilgenroosjes. We klimmen erin; het toestel baant zich een weg omhoog en blijft even hangen voordat het steil naar één kant hangend naar het zuidoosten vliegt. Het dak van de bus is nog enkele minuten tussen de lage bomen te zien, een kleine glimpje wit in een grote groene zee, dat kleiner en kleiner wordt en dan verdwijnt.
EINDE