7

CARTHAGE

Er waren een paar boeken…Een ervan was Pilgrim’s Progress, over een man die zijn familie de rug had toegekeerd, er werd niet bij gezegd waarom. Ik heb er af en toe hele stukken in gelezen. De opmerkingen waren interessant, maar hard.

 

—MARK TWAIN, DE LOTGEVALLEN VAN HUCKLEBERRY FINN

Het is waar dat veel creatieve mensen niet in staat zijn om een volwassen relatie met anderen aan te gaan, waardoor zij soms buitengewoon geïsoleerd leven. Het is ook waar dat in sommige gevallen een traumatische gebeurtenis, een vroege scheiding of verlies, bij de in aanleg creatieve mens heeft geleid tot het ontwikkelen van kanten in zijn persoonlijkheid die in betrekkelijke eenzaamheid hun vervulling kunnen vinden. Maar dat wil niet zeggen dat eenzame, creatieve bezigheden op zichzelf ziekelijk zijn…

[Ver]mijdingsgedrag is een reactie die tot doel heeft het jonge kind voor gedragsstoornissen te behoeden. Als wij die visie op het volwassen leven toepassen, zien we dat een kind met vermijdingsgedrag zich heel goed kan ontwikkelen tot een persoon wiens eerste behoefte bestaat in het vinden van enige zin en regelmaat in het leven zonder daarbij geheel of in hoofdzaak van intermenselijke relaties afhankelijk te zijn.

 

—ANTHONY STORR, SOLITUDE: A RETURN TO THE SELF

De grote John Deere 802.0 staat ver van de bewoonde wereld, omgeven door een halfgemaaid veld met sorghum, roerloos in het schuin invallend avondlicht. De bemodderde sportschoenen van Wayne Westerberg steken uit de mond van de combine alsof hij door de machine, een gigantisch reptiel dat zijn prooi inslikt, met huid en haar verzwolgen wordt. ‘Geef me die klotesleutel even aan, ja?’ klinkt een geïrriteerde, gedempte stem uit het inwendige van de machine. ‘Of heb je ‘t te druk met niksen verdomme en met je handen in je zakken staan?’ De combine heeft het voor de derde keer in drie dagen begeven en Westerberg doet verwoede pogingen om een moeilijk bereikbare manchet nog te vervangen voordat het duister invalt.

Een uur later komt hij na een geslaagde ingreep, onder het vet en het kaf, te voorschijn. ‘Sorry dat ik zo tekeerging,’ verontschuldigt Westerberg zich. ‘We hebben te veel dagen van achttien uur gemaakt. Ik begin een beetje kribbig te worden, geloof ik, omdat het al zo laat in het seizoen is en we nog te weinig mensen hebben ook. We hadden gehoopt dat Alex tegen deze tijd hier weer op het werk zou zijn.’ Vijftig dagen zijn verstreken sinds het lijk van McCandless bij de Stampede Trail in Alaska is gevonden.

Zeven maanden eerder liep McCandless op een koude middag in maart op zijn gemak het kantoor van de graansilo in Carthage binnen met de mededeling dat hij klaar was om aan de slag te gaan. ‘We zaten net het werk voor de volgende ochtend in te delen,’ herinnert Westerberg zich, ‘en daar komt Alex binnen met een grote, oude rugzak aan zijn schouders.’ Hij zei tegen Westerberg dat hij tot 15 april wilde blijven, net lang genoeg om nog wat extra reisgeld te verdienen. Hij had wat nieuwe spullen nodig, zei hij, omdat hij naar Alaska ging. McCandless beloofde dat hij op tijd voor de najaarsoogst in South Dakota terug zou komen, maar dat hij eind april in Fairbanks wilde zijn om toch zolang mogelijk in het noorden te kunnen blijven.

In die vier weken in Carthage werkte McCandless hard en deed hij vuil, eentonig werk waar niemand anders zin in had: opslagplaatsen schoonmaken, ongedierte verdelgen, schilderen, grasmaaien. Om hem uit waardering een karwei te geven waar iets meer vaardigheid voor nodig was, probeerde Westerberg hem bij te brengen hoe hij een voorlader moest bedienen. ‘Alex had eigenlijk nooit met machines gewerkt,’ zegt Westerberg en schudt het hoofd, ‘en het was nogal komisch om te zien hoe hij het bedienen van de koppeling en al die andere hendels in zijn vingers probeerde te krijgen. Hij had nou niet bepaald gevoel voor techniek.’

McCandless was evenmin begiftigd met een overdaad aan praktisch inzicht. Velen die hem hebben gekend, vertelden ongevraagd dat hij, zogezegd, vaak door de bomen het bos niet meer kon zien. ‘Alex was geen volslagen warhoofd of zo,’ zegt Westerberg, ‘begrijp me niet verkeerd. Maar sommige dingen drongen gewoon niet tot hem door. Ik herinner me nog dat ik een keer het huis inkwam en naar de keuken liep en een afschuwelijke stank rook. Ik bedoel, het rook daar echt heel vies. Ik deed de magnetron open en de hele bodem was bedekt met ranzig vet. Alex had er een kip in gebraden en het was niet bij hem opgekomen dat het vet weg moest kunnen lopen.

Niet dat hij te lui was om hem schoon te maken—Alex hield alles altijd schoon en netjes—hij had alleen geen erg in dat vet.’

Kort nadat McCandless in dat voorjaar terugkwam naar Carthage, stelde Westerberg hem voor aan Gail Borah, een kleine, droef kijkende vrouw, tenger als een riet, met fijne trekken en lang, blond haar, met wie hij een langdurige aan-uit-verhouding had. Zij is vijfendertig, gescheiden, moeder van twee tieners en met McCandless raakte zij al snel op goede voet. ‘In het begin was hij wat verlegen,’ zegt Borah. ‘Door zijn manier van doen leek hij het moeilijk te vinden om onder de mensen te komen. Ik dacht dat dat alleen maar kwam doordat hij zo lang alleen geweest was.

Ik vroeg Alex haast elke avond te eten,’ gaat Borah verder. ‘Hij was een grote eter. Liet nooit iets liggen op zijn bord. Nooit. Hij kon ook goed koken. Een paar keer vroeg hij of ik naar Waynes huis wou komen en dan kookte hij voor allemaal. Kookte heel veel rijst. Je zou denken dat hij daar weleens genoeg van kreeg, maar dat was nooit zo. Zei dat hij een maand op alleen maar twaalf kilo rijst kon leven.

Alex praatte heel wat af als we samen waren,’ herinnert Borah zich. ‘Ernstige dingen, alsof hij zijn hart wilde luchten. Hij zei dat hij mij dingen kon vertellen die hij aan niemand anders kwijt kon. Je kon merken dat er iets aan hem knaagde. Het was duidelijk dat hij het met zijn familie niet al te best kon vinden, maar hij zei haast nooit iets over ze, behalve dan over Carine, zijn zusje. Hij zei dat ze heel goed met elkaar konden opschieten. Zei dat ze mooi was, dat als ze over straat liep, de mannen hun hoofd omdraaiden om naar haar te kijken.’

Westerberg van zijn kant bemoeide zich niet met de familieproblemen van McCandless. ‘Wat hij ook voor reden had om de pest aan ze te hebben, ik dacht het zal wel een goeie reden zijn. Maar nu hij dood is, weet ik het niet meer. Als Alex nu hier zat zou ik hem weleens goed willen uitkafferen: ‘Wat denk je wel? Al die tijd niet met je familie praten, ze als oud vuil behandelen!’ Een van de jongens die voor me werken, heeft verdomme niet eens ouders, maar je hoort hem nooit verbitterd praten. Wat het ook geweest mag zijn met Alex’ familie, ik kan je verzekeren dat ik het allemaal veel erger heb gezien. Voor zover ik Alex ken, geloof ik dat er tussen hen en zijn vader iets is gebeurd wat hem dwars is blijven zitten.’

Later zou blijken dat dit vermoeden van Westerberg een vrij juiste analyse was van de verhouding tussen Chris en Walt McCandless. Vader en zoon waren beiden onverzettelijk en overgevoelig van aard. Door de behoefte van Walt om de zaken in handen te houden en de uitzonderlijk vrijgevochten aard van Chris, was een tweespalt onvermijdelijk. Op de middelbare school en later als student onderwierp Chris zich in verbluffende mate aan het gezag van zijn vader, maar inwendig maakte hij zich kwaad. Hij peinsde langdurig over wat hij als morele tekortkomingen van zijn vader zag, over de schijnheiligheid in de leefwijze van zijn ouders, de tirannie van hun veeleisende liefde. Ten slotte kwam Chris in opstand—en toen hij dat eindelijk deed, was het met voor hem typerende onmatigheid.

Kort voor zijn verdwijning noemde Chris tegenover Carine het gedrag van zijn ouders ‘zo onredelijk, zo tiranniek, zo lomp en beledigend dat de grens voor mij nu echt bereikt is’. Hij ging verder:

Omdat ze me toch nooit serieus zullen nemen laat ik ze een paar maanden na mijn afstuderen nog in de waan dat ze gelijk hebben, ik ga doen alsof ik ‘de dingen van hun kant begin te zien’ en onze omgang weer normaler wordt. En dan, als het juiste moment gekomen is, ban ik ze met één plotselinge, snelle actie voorgoed uit mijn bestaan. Ik wijs ze voor eens en altijd als mijn ouders af en ik praat nooit meer met ze, zolang ik leef. Dan breek ik met ze voor eens en altijd, voorgoed.

De kilte die Westerberg vermoedde tussen Alex en zijn ouders, vormde een schril contrast met de warmte die Alex in Carthage uitstraalde. Als hij in de juiste stemming was kon hij heel hartelijk en voorkomend zijn en dan nam hij heel wat mensen voor zich in. Er lag post op hem te wachten toen hij weer terugkwam in South Dakota, brieven en kaarten van mensen die hij onderweg ontmoet had, en daarbij waren ook, herinnert Westerberg zich, ‘brieven van een meisje dat vreselijk verliefd op hem was, iemand die hij in een of ander Timboektoe had leren kennen—iets van een camping geloof ik’. Maar McCandless sprak met Westerberg of Borah nooit over enige romance.

‘Ik kan me niet herinneren dat ik Alex ooit over een vriendinnetje heb horen praten,’ zegt Westerberg. ‘Maar hij zei weleens dat hij ooit zou willen trouwen en een gezin zou willen hebben. Je kon merken dat hij een relatie niet lichtvaardig opnam. Het was geen jongen die op stap gaat en meisjes oppikt om er alleen maar mee naar bed te gaan.’

Ook voor Borah was het duidelijk dat McCandless weinig tijd in het aflopen van bars voor alleenstaanden had gestoken. ‘Op een avond gingen we met een heel stel naar een bar in Madison,’ zegt Borah, ‘en het was heel moeilijk om hem op de dansvloer te krijgen. Maar toen hij zover was, ging hij ook niet meer zitten. We hadden dikke pret. Na de dood van Alex en al die dingen, zei Carine tegen mij dat ik, voor zover zij wist, een van de weinige meisjes was met wie hij ooit gedanst had.’

Op de middelbare school had McCandless met twee of drie leden van het andere geslacht nauwere betrekkingen gehad en Carine herinnert zich dat hij een keer midden in de nacht dronken thuiskwam en probeerde een meisje mee naar zijn kamer te nemen (ze stommelden met zoveel kabaal de trap op dat Billie wakker werd en het meisje naar huis stuurde). Maar er zijn weinig aanwijzingen dat hij als tiener seksueel actief was en nog minder om te doen vermoeden dat hij na de middelbare school met een vrouw geslapen heeft. (Evenmin overigens is er reden om aan te nemen dat hij ooit seksueel intiem geweest is met een man.) Het lijkt erop dat McCandless zich weliswaar tot vrouwen aangetrokken voelde, maar dat hij praktisch of volledig celibatair gebleven is, zo kuis als een monnik.

Kuisheid en morele zuiverheid waren deugden waar McCandless zich vaak en langdurig op bezon. Een van de boeken die in de bus bij zijn stoffelijk overschot zijn gevonden, was een verzameling verhalen van Tolstoj, waarin ook ‘De Kreutzersonate’ voorkomt, de geschiedenis van de edelman die asceet wordt en ‘de lusten des vlezes’ afzweert. Een aantal van dergelijke passages zijn in het beduimelde boek onderstreept of van een sterretje voorzien, terwijl de kantlijn daar gevuld is met cryptische aantekeningen in het gemakkelijk te herkennen handschrift van McCandless. En in het hoofdstuk ‘Hogere wetten’ in Walden van Thoreau, waarvan ook een exemplaar in de bus gevonden is, zette McCandless een cirkel rond ‘Door kuisheid staat de mens in bloei; en wat wij Begaafdheid, Heidendom, Heiligheid en dergelijke noemen, zijn daarvan slechts de verschillende vruchten’.

Wij Amerikanen raken opgewonden van seks, zijn er bezeten van, vinden het afschuwelijk. Als iemand die ogenschijnlijk gezond is, en dan vooral een gezonde jonge man, zich liever onthoudt van de vleselijke lusten, zijn we verbaasd en kijken wij misprijzend. We vinden het verdacht.

Maar de seksuele onschuld die bij McCandless blijkbaar aanwezig was, hoort bij een persoonlijkheidstype dat onze samenleving zegt te bewonderen, zeker als het om bekende aanhangers van dat principe gaat. Zijn ambivalentie tegenover seks komt overeen met die van befaamde figuren die doelbewust de wildernis hebben omhelsd—en van wie Thoreau (die zijn hele leven maagd is gebleven) en de natuurkenner John Muir de meest bekende zijn—om maar te zwijgen van talloze minder bekende pelgrims, zoekers, buitenbeentjes en avonturiers. Zoals velen die zich aangetrokken voelden tot de wildernis, lijkt ook McCandless gedreven te zijn geweest door een vorm van lust die voor een seksueel- verlangen in de plaats kwam. Zijn hunkering was in zekere zin te sterk om door menselijk contact geblust te kunnen worden. McCandless werd misschien weleens in verleiding gebracht door de toevlucht die een vrouw kon bieden, maar die verbleekte bij de mogelijkheid van een heftige eenwording met de natuur, de kosmos zelf. En dat dreef hem naar het noorden, naar Alaska.

McCandless verzekerde zowel Westerberg als Borah dat hij na zijn verblijf in het noorden weer naar South Dakota zou komen, in ieder geval voor de duur van het najaar. Daarna zou hij wel weer zien.

‘Ik had het idee dat die escapade naar Alaska zijn laatste grote avontuur moest worden,’ zegt Westerberg, ‘en dat hij daarna een geregelder leven wou gaan leiden. Hij zei dat hij een boek over zijn reizen zou gaan schrijven. Hij hield van Carthage. Geen mens dacht dat hij, met zijn opleiding, zijn hele leven bij een silo zou blijven werken. Maar hij was wel van plan om hier weer voor een poosje terug te komen, om ons te helpen op de silo en uit te zoeken voor zichzelf wat hij daarna zou gaan doen.’

In dat voorjaar zag McCandless echter maar één ding: Alaska. Als hij maar even de kans kreeg, begon hij over die tocht. Hij zocht ervaren jagers in de stad op en vroeg hun om tips voor het besluipen van wild, het prepareren van dieren, het conserveren van vlees. Borah bracht hem met de auto naar de K-mart in Mitchell, waar hij nog wat laatste uitrustingsstukken wilde kopen.

Half april had Westerberg veel werk en weinig mensen. Hij vroeg daarom aan McCandless om zijn vertrek wat uit te stellen en nog een week of twee te blijven werken. McCandless wou er niet van horen. ‘Als Alex iets besloten had, viel er niet meer aan te tornen,’ zegt Westerberg klagelijk. ‘Ik heb hem zelfs een ticket voor Fairbanks aangeboden, waardoor hij nog een dag of tien hier had kunnen werken en toch eind april in Alaska had kunnen zijn, maar hij zei: ‘Nee, ik wil liften naar het noorden. Vliegen zou niet eerlijk zijn. Het zou de hele tocht bederven.’

Twee dagen voordat McCandless naar het noorden zou vertrekken, vroeg Mary Westerberg, Waynes moeder, of Alex bij haar wilde komen eten. ‘Mijn moeder heeft het niet zo op de meeste mensen die hier werken,’ zegt Westerberg, ‘en ze zat ook niet echt te popelen om Alex te leren kennen. Maar ik hield vol, ik zei tegen haar: ‘Je moet die jongen leren kennen,’ en daarom heeft ze hem ten slotte voor het avondeten uitgenodigd. Het was meteen raak tussen die twee. Zij hebben vijf uur lang onafgebroken met elkaar gepraat.’

‘Hij had iets fascinerends,’ zegt mevrouw Westerberg, die aan de gewreven notenhouten tafel zit waaraan McCandless die avond heeft gezeten. ‘Alex kwam op mij veel ouder dan vierentwintig over. Bij alles wat ik zei, wilde hij precies weten wat ik bedoelde, waarom ik zus of zo dacht. Hij wilde van alles aan de weet komen. Hij was, in tegenstelling tot de meeste mensen, iemand die vanuit een overtuiging wilde leven.

We hebben vier uur lang gepraat over boeken; er zijn niet zoveel mensen in Carthage die graag over boeken praten. Hij ging maar door en door over Mark Twain. Tjee, het was leuk om hem op bezoek te hebben; ik wou dat er geen eind kwam aan die avond. Ik keek er heel erg naar uit om hem in het najaar weer te zien. Ik kan hem niet uit mijn gedachten krijgen. Zijn gezicht zie ik steeds weer voor me—hij zat in dezelfde stoel waar u nu in zit. En als ik nou bedenk dat ik hem maar een paar uur meegemaakt heb, verbaast het me dat zijn dood mij zo heeft aangesproken.’

In de Cabaret ging McCandless er op zijn laatste avond in Carthage met de mensen van Westerberg flink tegenaan. De Jack Daniels vloeide rijkelijk. Tot ieders verbazing—hij had nooit verteld dat hij kon spelen—kroop McCandless achter de piano en begon er simpele country-deuntjes uit te rammen, daarna ragtime en ten slofte nummers van Tony Bennett. En hij was niet zomaar een zatlap die zijn denkbeeldige talent opdringt aan een gehoor dat daar niet onderuit kan. ‘Alex,’ zegt Gail Borah, ‘kon echt spelen. Ik bedoel hij was goed. We waren er allemaal ondersteboven van.’

Op de ochtend van 15 april kwam iedereen naar de graansilo om McCandless uit te zwaaien. Hij had een zware rugzak. In een van zijn laarzen zat ongeveer duizend dollar weggestopt. Hij liet zijn dagboek en zijn fotoalbum voor de zekerheid bij Westerberg achter en gaf hem de leren riem die hij in de woestijn had gemaakt.

‘Alex kon aan de bar van de Cabaret urenlang bezig zijn met ons die riem uit te leggen,’ zegt Westerberg, ‘alsof hij hiërogliefen voor ons vertaalde. Achter elk plaatje dat hij in die riem gesneden had zat, een heel verhaal.’

Toen McCandless Borah, vertelt zij, ten afscheid omhelsde, ‘zag ik dat hij moest huilen. Dat maakte me angstig. Ik dacht: hij zou niet huilen als hij niet van plan was grote risico’s te nemen en niet het idee had dat hij misschien niet terug zou komen. Toen kreeg ik voor het eerst het nare gevoel dat we Alex misschien nooit meer zouden zien.’

Een grote tractor met oplegger stond voor de deur; Rod Wolf, een werknemer van Westerberg, moest een lading zonnebloempitten naar Enderlin, North Dakota, brengen en hij had er geen bezwaar tegen om McCandless tot aan Interstate 94 mee te nemen.

‘Toen hij uitstapte had hij dat grote hakmes van hem aan zijn schouder hangen,’ zegt Wolf. ‘Ik dacht, Jezus, als ze dat zien, neemt niemand hem mee. Maar ik ben er niet over begonnen. Ik heb hem alleen maar een hand gegeven, hem het beste gewenst en gezegd dat hij wel moest schrijven.’

Dat deed McCandless. Een week later kreeg Westerberg een kaartje met het poststempel van Montana erop:

18 april. Vanochtend met een goederentrein aangekomen in Whitefish. Het gaat lekker vlug. Vandaag ga ik de grens over en trek naar het noorden naar Alaska. Doe iedereen de groeten.

 

HOU JE TAAI, ALEX

Begin mei kreeg Westerberg nog een kaart, dit keer uit Alaska, met een foto van een ijsbeer. Hij was afgestempeld op 27 april 1992, ‘Groeten uit Fairbanks!’ stond erop en aan de achterzijde:

Dit is het laatste wat je van me hoort Wayne. Ben twee dagen geleden hier aangekomen. Het was heel moeilijk om in Yukon Territory een lift te krijgen. Maar nu ben ik er dan toch.

Stuur als je wilt alle post terug naar de afzender. Het kan heel lang duren voordat ik weer terug ben in het zuiden. Als dit avontuur slecht afloopt en je nooit meer wat van me hoort moet je weten dat je een geweldige man bent. Ik trek nu de onbewoonde wereld in.

 

ALEX.

Diezelfde dag stuurde McCandless een kaart met een soortgelijke boodschap naar Jan Burres en Bob:

Dag mensen!

Dit is het laatste wat jullie van me horen. Ik trek nu de onbewoonde wereld in om in de vrije natuur te leven. Hou je goed, het was fantastisch om jullie te kennen.

 

ALEXANDER