25
‘Gaat het een beetje?’ vroeg Henry nadat ze ongeveer vierhonderd meter hadden gelopen. ‘Ga ik te snel voor je?’
‘Het gaat wel,’ antwoordde ze, hoewel er voortdurend twijgjes en kiezels in haar blote voetzolen drukten en het hobbelige terrein kramp in haar kuiten veroorzaakte. Verbazingwekkend genoeg deed haar enkel totaal geen pijn.
‘Waar zijn die leuke schoenen van je gebleven?’
‘Ik heb die rotdingen weggegooid.’
Hij lachte. ‘Heel verstandig. Niet echt geschikt om in de Adirondacks mee te wandelen. Hoewel ik moet toegeven dat ze je behoorlijk goed stonden.’
Brianne glimlachte. ‘Dank je.’
‘En waarschijnlijk hebben ze een klein fortuin gekost.’
‘Laat dat klein maar weg.’ Ze zuchtte en de glimlach vervaagde al snel. ‘Mijn moeder zal me vermoorden.’
‘Ja, ik kan me zo voorstellen dat ze niet erg in haar sas zal zijn door dit hele gedoe.’
Ze zuchtte opnieuw. Ze had de parkopzichter al verteld dat ze er met Tyler stiekem tussenuit was geknepen, maar niet dat ze eerder die middag op heterdaad waren betrapt; en dat Tyler zijn auto in een greppel had gereden, maar niet dat hij had gedronken en daarna met Hayden op de vuist was gegaan, en dat ze daarna in de bossen waren verdwaald. En dat de koene ridder, zogenaamd om hulp te halen, haar vervolgens had achtergelaten en niet meer was teruggekeerd.
Ja, Henry had gelijk. Haar moeder zou bepaald niet in haar sas zijn. ‘Misschien dat je eerst even met haar kunt praten, haar een beetje kunt bewerken.’
Henry grijnsde verlegen. ‘Ik kan het proberen.’
Wat een leuke opzichter toch als hij glimlachte. Ze realiseerde zich dat ze wilde weten of hij een vriendin had. Hoewel haar moeder hem ongetwijfeld te oud zou vinden voor haar, dacht ze nu al geïrriteerd. Toch was hij een verantwoordelijke, hardwerkende opzichter, die haar verdomme net op tijd uit de klauwen van een beer had weten te redden. Dat betekende toch wel iets? ‘Zijn we er bijna?’ vroeg ze tien minuten later terwijl ze haar best deed niet zeurderig te klinken.
‘Het zal niet lang meer duren.’
‘Je weet echt de weg?’
Henry lachte. ‘Ik zou kunnen antwoorden dat ik mijn hand er niet voor omdraai,’ grapte hij, ‘maar ik zou het vervelend vinden als je weer moet braken.’
Met een stuurse blik probeerde ze niet meer aan de wasachtige dode vingers van de afgehakte hand in de hare te denken. ‘Als er tenminste nog iets in mijn maag zit om uit te braken.’
Henry kneep zijn ogen iets toe. ‘Wanneer heb je voor het laatst iets gegeten?’
‘Sinds het ontbijt, gisterochtend.’
‘Je hebt dus vierentwintig uur niets binnengekregen?’
Brianne haalde haar schouders op, alsof het geen probleem was. Ze had de hotdogs geweigerd die gisteravond boven het vuur werden gegrild, ook al roken ze verrukkelijk. ‘Ik ben vegetariër,’ had ze haar moeder er stekelig nog eens op gewezen, hoewel ze beiden wisten dat daar strikt gesproken dan wel in de verste verte niets van klopte. De waarheid was dat ze het veel leuker vond om zich een vegetariër te noemen dan er werkelijk een te zijn; dat ze niets lekkerder vond dan een goed stuk sappig rood vlees; en dat ze nu rammelde van de honger. ‘Ik heb eigenlijk best wel honger,’ moest ze een paar minuten later toegeven.
‘Als we in het huisje zijn regelen we wat te eten voor je,’ beloofde Henry.
‘Het huisje?’
‘We kunnen het elk moment te zien krijgen.’ Als op een teken doemde er achter een rij kalende bomen opeens een onverhard pad op, met helemaal aan het eind, als een fata morgana, een kleine blokhut.
‘O, nee!’ riep ze. ‘Dat moet het huisje zijn waar Tyler het over had.’
Opeens bleef Henry staan. ‘Heeft Tyler je over een huisje verteld?’
Snel vertelde ze hem enkele dingen die ze tot nu toe in haar verhaal had weggelaten: dat zij en Tyler ruzie hadden gekregen en hij briesend was weggelopen en even later weer was verschenen met het nieuws dat hij anderhalve kilometer verderop een weg en een cottage had gevonden, dat ze vanwege haar zere enkel niet had kunnen lopen, wat dus de reden was waarom Tyler in zijn eentje poolshoogte was gaan nemen. ‘Van wie is dat huisje?’ vroeg ze.
‘Van mij,’ antwoordde Henry.
‘Van jou?’
‘Nou, eigenlijk van mijn ouders. Ik heb het na hun overlijden geërfd.’ Hij liep weer verder. ‘Auto-ongeluk.’ Hij wierp de woorden losjes over zijn schouder voordat ze ook maar een vraag had kunnen stellen.
‘Wat erg. Gecondoleerd.’
‘Dank je. Maar ja, zo is het leven, hè. De beste mensen overkomen soms de ergste dingen.’
Brianne vertraagde haar pas. Zou ze zelf ook zo luchthartig zijn als haar ouders iets zou overkomen? ‘Maar, eh, was jij hier gisteravond ook? In het huisje, bedoel ik.’
‘Yep.’
‘En je hebt Tyler helemaal niet gezien? Niemand die op een deur of raam heeft geklopt?’
‘Ik denk dat hij een andere bedoelde,’ antwoordde Henry terwijl ze over het pad naar de blokhut sjokten.
‘Dat zal dan wel.’ Brianne keek om zich heen, maar zag verder geen andere blokhutten. Dus waar hing Tyler dan in vredesnaam uit? ‘En je hebt helemaal niemand om hulp horen roepen?’ vroeg ze terwijl ze de opzichter zijn hoofd zag schudden.
‘Niemand, behalve jou,’ antwoordde hij lachend. ‘Je hebt een paar flinke longen, meisje.’
Maar als Tyler het huisje niet had weten te bereiken en hij ook niet als door een wonder op de hoofdweg was gestuit, dan betekende dit dat hij nog altijd als een blindeman ergens door de bossen zwierf. En als Henry haar al van anderhalve kilometer afstand had horen gillen, dan moest Tyler haar toch ook hebben gehoord? Dus waarom had hij niet gereageerd? ‘O god,’ zei ze, en verschrikt bleef ze staan. ‘Stel dat die beer hem te pakken krijgt.’ Waarna zich al meteen een nog afschuwelijker gedachte aandiende: stel dat die beer hem inderdaad te pakken had gekrégen.
‘Die hand is niet van Tyler,’ zei Henry, alsof hij haar gedachten kon lezen. ‘Ik garandeer je, Brianne, die is niet van hem.’
Ze knikte, hoewel ze niet helemaal overtuigd was. Ze bleef angstvallig achteromkijken terwijl ze het huisje naderden, dat, zo zag ze, was opgebouwd uit grote ronde, donkerbruin geschilderde dennenstammen met wit geschilderde kopse kanten. Een rij oranje en witte impatiens sierde de basis van het huisje en aan de luifel van bruin canvas hing een windgong die tinkelde in de zachte bries. Vlakbij was het speelse gekabbel van een beekje te horen. Het enige wat nog ontbreekt is peperkoek, schoot het door haar heen. ‘Vind je het niet vervelend om hier helemaal in je eentje te wonen?’
‘Ik vind het heerlijk. En ik ben trouwens niet alleen.’
‘Nee?’
‘Ik heb vogels, herten, bloemen en de beek. En, uiteraard, Nikki,’ antwoordde hij terwijl de deur openging en een jonge vrouw met een chagrijnige blik en gekleed in een bloemetjesjurk die haar op z’n minst een paar maten te groot was naar buiten stapte.
‘Dus, wat doen we nu?’ vroeg Val.
‘Ú doet in elk geval niets,’ gaf de hoofdopzichter haar overduidelijk te verstaan. Hij heette Mike Jones: lang, stevig gebouwd, met een hoekige kaaklijn en net zo rechtdoorzee als zijn naam suggereerde. Op en top de belichaming van de held, van zijn golvende bruine haar en zijn grote, chocoladebruine ogen tot zijn rechte neus en volle maar strenge lippen. Alleen een vage mosterdvlek op de manchet van zijn netjes gestreken, beige overhemd stelde haar gerust dat ze desalniettemin met een mens van doen had, in plaats van een ontsnapte cartoonfiguur uit een Disney-tekenfilm. Ergens in het afgelopen halfuur leek hij zomaar vanuit het niets te zijn opgedoken, maar in werkelijkheid kwam hij waarschijnlijk gewoon uit een van de kantoren, achter, die haar nog niet waren opgevallen. Waarna hij geroutineerd het onderzoek op zich had genomen, hoewel het nog niet helemaal duidelijk was wat hij nu precies onderzocht. ‘We nemen het van hieraf over.’
‘Wat precies?’ wilde Val weten.
‘We zetten alles in het werk om uw dochter op te sporen, mevrouw Rowe. Ik heb een team samengesteld om de bossen te doorzoeken…’
‘Zijn uw zoekteams er al in geslaagd om David Gowan op te sporen?’
Mike Jones keek even naar de andere aanwezige opzichters. ‘Voor ons staat het min of meer vast dat meneer Gowan zich niet langer in de regio bevindt.’
‘Het antwoord is dus nee. Jullie hebben hem niet gevonden.’
‘We gaan er met vrij grote zekerheid van uit dat hij maandag weer gewoon op zijn werk is…’
‘Zoals ook Henry Voight vandaag op zijn werk verscheen?’
‘We duwden af van het onderwerp, mevrouw Rowe.’
‘Ik dacht het niet,’ reageerde ze fel, om meteen door te pakken voordat hij kon protesteren. ‘Luister. Er worden drie mensen vermist: David Gowan, Henry Voight en mijn dochter. Alle drie zijn ze de afgelopen dagen op mysterieuze wijze verdwenen. Belangrijker nog, er patrouilleert hier iemand rond die zich voordoet als een parkopzichter en het uniform draagt dat hoogstwaarschijnlijk aan de vermiste Henry Voight toebehoort. Iets wat mij, tja, ik weet niet, hoor, toch wel een beetje aan kwade opzet doet denken.’
‘Ik geloof niet dat we voorbarige conclusies moeten trekken…’
‘Deze man heeft zelfs met mijn dochter en mijn vriendin hier gesproken,’ onderbrak Val hem terwijl ze naar Jennifer wees. ‘Gisteravond.’
‘En mevrouw Logan heeft ons een signalement gegeven van de man met wie zij heeft gesproken,’ onderbrak Mike Jones haar op zijn beurt, ‘en dat signalement zal worden vrijgegeven…’
‘Mooi,’ reageerde Val, beseffend dat ze voor het eerst Jennifers achternaam hoorde en dat ze er dus al aan gewend was geraakt haar als die andere mevrouw Rowe te beschouwen; dat ze in een gênant opzicht aan elkaar verwant waren. ‘Wat doet u nog meer? Hebt u de fbi al gebeld?’
‘Ik geloof echt niet dat dit nu al nodig is.’
‘Wanneer dénkt u dat het nodig zal zijn?’
‘Mevrouw Rowe, ik begrijp uw bezorgdheid,’ antwoordde Mike Jones. ‘Echt. Ik heb zelf dochters van die leeftijd, dus geloof me, ik weet wat u moet doormaken. Maar laten we de feiten onder ogen zien. Om te beginnen werd uw dochter gistermiddag door onze opzichters aangetroffen op een openbare plek waar ze met haar vriendje seks aan het bedrijven was.’
‘Ja. Fijn dat u me daar even aan herinnert.’
‘Feit nummer twee is dat ze gisteravond van de camping is weggeglipt om deze jongeman te treffen. Tamelijk vrijwillig, uit wat ik begrepen heb.’
‘Ja. Ik weerleg helemaal niets…’
‘Feit nummer drie is dat er een ruzie heeft plaatsgevonden met de zoon van deze meneer,’ vervolgde Mike Jones met een knikje naar Gary, die met kaarsrechte rug naast Val stond. ‘Een ruzie die hem bewusteloos naast de weg deed belanden.’
‘Brianne was helemaal niet verantwoordelijk voor wat Tyler Currington Hayden heeft aangedaan,’ zei Val met een blik naar Gary, hopend op bijval. Maar die wendde snel zijn blik af, niet bereid haar aan te kijken. Wat betekende dat, vroeg ze zich af. Dat hij Brianne op z’n minst deels verantwoordelijk achtte, dat hij misschien toch een aanklacht tegen haar zou indienen?
‘Hoe het ook zij, mevrouw Rowe, uw dochter is daarna samen met deze jongeman in een auto weggereden. U kunt dus op z’n minst wel begrijpen dat ze wel eens helemaal geen haast kon hebben om terug te komen en de consequenties te aanvaarden. Wellicht is ze bang…’
‘Brianne is helemaal nergens bang voor,’ onderbrak ze hem.
Onverschrokken, hoorde ze Gary in gedachten weer zeggen. Weer keek ze even opzij naar hem, terwijl ze zich afvroeg of hij misschien hetzelfde dacht. Maar hij staarde naar de grond en keek niet op.
‘Ik zeg alleen dat het waarschijnlijker is dat uw dochter zich gewoon te veel schaamt om u op dit moment onder ogen te komen. Net als dat David Gowen zich te veel schaamt om zijn vrouw…’
‘En Henry Voight? Waar schaamt hij zich voor?’
‘Dat zullen we onderzoeken.’
‘En ondertussen moeten wij hier maar zitten wachten?’
‘Nou, eigenlijk zou ik u willen adviseren om terug te gaan naar het campingkantoor. Dat u ter plekke bent als uw dochter besluit om terug te keren, en waar ik u telefonisch kan bereiken zodra ik iets hoor.’
‘En als u niets hoort?’
‘We wachten tot het eind van de middag. Als uw dochter dan nog niet is opgedoken, waarschuwen we de state troopers.’
‘Waarom kan dat nu niet?’ drong Val aan.
Een telefoon rinkelde. Even later verscheen Steve Severin, die zich naar Mike Jones toe boog. ‘Ze hebben Tyler Curringtons auto gevonden,’ meldde hij.
‘Ik ken jou, toch?’ zei Brianne tegen het meisje terwijl ze een paar stappen vooruit deed en haar ogen afschermde tegen het licht van de zon, die plots weer achter de wolken tevoorschijn kwam.
Nikki’s ogen gleden van Brianne naar Henry en terug. ‘Ik dacht het niet.’
‘Ja hoor. Ik heb jullie in het hotel gezien,’ reageerde Brianne nu ze Nikki herkende als de jonge vrouw die buiten voor de liften tegen haar moeder op was geknald toen ze net waren gearriveerd en haar bijna omver had gelopen.
‘Nee. Lijkt me onwaarschijnlijk.’ Opnieuw keek Nikki even naar Henry.
‘Je zou het anders best geweest kunnen zijn, hoor,’ reageerde hij luchtig. ‘We eten er wel eens.’
‘Ja. Dan krijgen we wat geld van mijn oma. Dan zegt ze dat we het er maar eens van moeten nemen. In dat opzicht is ze best cool.’
‘Je oma?’
Lui gebaarde ze met een duim naar het huisje achter haar. ‘Hier woont ze.’
Briannes ogen schoten naar Henry en ze zag hem verstarren. Had hij zojuist niet verteld dat dit zíjn cottage was, dat zijn ouders het na hun dood aan hem hadden nagelaten?
De beste mensen overkomen soms de ergste dingen: ze herinnerde zich zijn woorden nog helder, hoewel het best mogelijk was dat ze zijn opmerkingen verkeerd had geïnterpreteerd. Ze was doodop en bovendien rammelde ze van de honger en ze snakte naar wat water. Onder deze omstandigheden raakte je maar al te gemakkelijk in verwarring.
‘Afijn, ik kan me jou anders niet herinneren,’ zei Nikki.
‘Ik was samen met mijn moeder en haar vrienden.’
‘Klinkt als een gezellige boel.’ Nikki deed geen enkele moeite om haar sarcasme toe te dekken. ‘Kom verder,’ zei ze en ze stapte naar binnen.
Brianne volgde het meisje de blokhut in, met Henry vlak achter haar. Al meteen werd ze overweldigd door een stank die ze nog nooit eerder had geroken. Ze probeerde het thuis te brengen, maar moest het opgeven. Met de rug van haar hand tegen haar neus deinsde ze terug. ‘O, mijn god, wat is dat?’
‘Volgens ons een dood dier,’ antwoordde Henry met een woeste blik naar Nikki. ‘Ik dacht dat jij zou sprayen?’
‘Heb ik ook gedaan,’ antwoordde ze. ‘Met English Garden.’
‘Afgelopen week waren er wat wasberen aan het vechten,’ zei Henry. ‘Volgens ons is er ten minste eentje onder de vloer gekropen om daar de pijp uit te gaan.’
‘Kenny belooft al de hele tijd dat hij ze gaat uitgraven, maar…’
‘Wie is Kenny?’ vroeg Brianne.
Nikki verbleekte.
‘Een vriend van me,’ legde Henry uit. ‘Hij draait zijn hand er niet voor om, maar heeft het de laatste tijd alleen een beetje druk met andere dingen.’
‘Hoe kunnen jullie dit verdragen?’
‘We merken het eigenlijk niet meer zo,’ antwoordde Nikki. ‘Als de wind uit een bepaalde hoek waait is het erger.’
‘Je went eraan,’ voegde Henry eraan toe.
Langzaam liet Brianne haar hand zakken en haar blik gleed door de kamer. Wat een zwijnenstal, dacht ze met haar moeders stem. Overal lag stof. Vuile borden vulden de gootsteen, overal lag bestek, zelfs op de keukenvloer. De kussens op de bank lagen helemaal scheef. Een groot vloerkleed lag opgerold voor een stenen haard die tot de rand vol lag met as. De onderkant van het kleed vertoonde vlekken die nog vers, ja, zelfs vochtig leken. Ze kon zich niet voorstellen dat iemands oma in zo’n bende kon wonen.
Zelfs haar eigen oma niet.
Natuurlijk betaalde haar moeder een werkster om het appartement van haar grootmoeder één keer in de week min of meer netjes en schoon te houden. Maar ‘netjes’ en ‘schoon’ vormden hier duidelijk geen prioriteiten, waar alles meer dan een beetje ‘merkwaardig’ leek. Inclusief deze meid, Nikki, dacht Brianne, met haar te grote bloemetjesjurk met de ouderwetse broche terloops in de plooien boven haar linkerborst vastgespeld. ‘Vind je niet dat we beter even de camping kunnen bellen?’ opperde ze. ‘Mijn moeder weet zich waarschijnlijk geen raad meer.’
‘Wordt aan gewerkt,’ antwoordde Henry terwijl hij zijn telefoon omhooghield en wat toetsen indrukte. ‘Schat, kun jij misschien iets te eten regelen voor onze gast?’
‘Er is niet zoveel meer over,’ antwoordde Nikki.
‘Geeft niks. Ik heb niet zo’n honger,’ zei Brianne. Haar eetlust was al grotendeels verdwenen op het moment dat ze over de drempel was gestapt. ‘Maar een glas water zou wel lekker zijn. Ik sterf van de dorst.’
Nikki schoot in de lach, alsof Brianne iets heel grappigs had gezegd. Traag slenterde ze naar de keuken, waar ze in de kastjes lukraak naar een glas zocht, alsof ze niet zeker wist waar ze stonden.
Laat het alsjeblieft een schoon glas zijn, bad Brianne. Opgelucht zag ze dat het meisje ten slotte ergens achter in het kastje boven de gootsteen een glas vond. Ze keek toe terwijl Nikki het met water vulde en met een gestrekte arm terug naar de woonkamer liep. Een dunne, kronkelige rode streep liep vanaf de onderkant van haar elleboog naar haar pols, als een tatoeage. Of opgedroogd bloed, schoot het door Briannes hoofd. Had Nikki zichzelf gesneden?
‘Ik weet alleen niet hoe koud het is,’ zei Nikki terwijl Brianne het glas naar haar lippen bracht en in één teug alles naar binnen klokte.
‘Rustig aan,’ waarschuwde Henry. ‘Anders word je weer misselijk.’ Daarna, in de telefoon: ‘Ja, hallo. Ja, met Henry Voight, parkopzichter. Ik ben op zoek naar mevrouw…?’ Hij keek even naar Brianne.
‘Valerie Rowe,’ antwoordde ze snel. ‘r-o-w-e.’
‘Valerie Rowe,’ herhaalde hij. ‘Ik geloof dat zij samen met haar vrienden de afgelopen nacht bij u heeft doorgebracht. Inderdaad. Natuurlijk, ik blijf even aan de lijn.’
‘Zou ik misschien nog een glas water mogen?’
‘Waarom zet je niet wat perzik-bosbessenthee voor haar?’ opperde Henry. ‘Thee is goed voor je.’
‘Nee, hoeft niet. Echt. Da’s weer zo’n gedoe.’
‘Nee hoor. Ik heb al heet water,’ zei Nikki en ze gebaarde naar de bank. ‘Ga zitten, maak het je gemakkelijk.’
Brianne had aan een half woord genoeg. Ondanks de rommel en de nog altijd doordringende stank, of misschien juist daarom, had ze moeite om overeind te blijven. Ze liet zich op de bank ploffen, en de vermoeidheid drukte als een zware deken op haar schouders. Had ze zich ooit zo uitgeput gevoeld? Haar hoofd draaide zich naar de slaapkamers, achter in de blokhut, en opnieuw vroeg ze zich af wat er met Tyler was gebeurd en hoe lekker het zou zijn om zich in een heerlijk zacht bed te kunnen uitrekken en ongestoord een paar uurtjes te kunnen slapen voordat ze haar moeder onder ogen moest komen. ‘Slaapt je oma nog?’
‘Mijn oma?’ Nikki deed een theezakje in een kopje en vulde het met het hete water uit de ketel. Stiekem deed ze er twee pilletjes Percodan bij.
Brianne vroeg zich onwillekeurig af hoe lang dat water al in die ketel had gezeten, als het tenminste nog heet was. ‘Sorry, ik dacht dat je net zei dat dit huisje van je oma was.’ Voor de tweede keer deze ochtend kreeg ze het gevoel alsof ze wellicht hallucineerde, dat dit hele intermezzo onderdeel van weer een andere ietwat sinistere droom uitmaakte.
‘Ze is een paar dagen weg. Alsjeblieft,’ zei Nikki en ze reikte haar de thee aan. ‘Drink op.’ Aandachtig keek ze toe terwijl Brianne in één lange teug bijna alle thee opdronk. ‘Hoe smaakt-ie?’
‘Heerlijk.’ Hoewel de thee gewoon lauw was en eerder bitter smaakte dan zoet. Maar ze had zoveel dorst dat ze zonder aandringen ook het laatste beetje opdronk. ‘Dank je.’ Ze keek even naar Henry. ‘Hebben ze mijn moeder al gevonden?’
Alvorens iets te zeggen staarde hij haar een moment aan. Hij bracht zijn hand met daarin de telefoon omlaag en antwoordde op fluisterzachte toon: ‘Alles komt in orde, Brianne. Je moet vooral niet in paniek raken…’
‘Is er iets met mijn moeder gebeurd? Is ze gewond?’ Brianne probeerde overeind te komen, maar het leek wel of er gewichten om haar enkels zaten. Ze viel terug tegen de kussens, niet in staat op te staan.
‘Je moeder maakt het prima.’
‘Wat is er dan aan de hand?’
Een korte stilte. Daarna: ‘Klaarblijkelijk is ze een uur geleden met haar vrienden van de camping vertrokken.’
‘Wat bedoel je? Hebben ze uitgecheckt?’
‘In alle vroegte. Ze zeiden dat ze vroeg op huis aan gingen. Volgens de campingbeheerder leken ze behoorlijk ontstemd…’
‘Kan me niet schelen hoe ontstemd ze zijn,’ protesteerde Brianne. ‘Mij zouden ze nooit achterlaten.’
‘Ik vind het echt heel vervelend, maar het lijkt wel degelijk zo te zijn.’
‘Wat? Nee, dit is gewoon één groot misverstand. Waarschijnlijk zijn ze gewoon teruggegaan naar het hotel om op mijn vader te wachten.’
‘Zal ik anders even voor je bellen?’ Zonder op haar reactie te wachten drukte hij al meteen een reeks toetsen in.
Ze probeerde zichzelf gerust te stellen met de gedachte dat het niet ongewoon was dat een parkopzichter het telefoonnummer van The Lodge aan Shadow Creek uit zijn hoofd kende, en dat hij geen spier had vertrokken toen Nikki zei dat het stinkende huisje aan haar oma toebehoorde, en dat er helemaal niets vreemds was aan dit meisje in de veel te grote jurk en haar bittere thee. En dat haar hoofd tolde omdat ze gewoon moe was, klaar. Dat ze zich inderdaad dingen aan het verbeelden was.
‘De hotelmanager zegt dat hij niets meer van je moeder heeft gehoord sinds ze gisteren heeft uitgecheckt,’ vertelde Henry haar. Zijn stem dreef haar bewustzijn binnen en vervaagde weer.
‘En wat nu?’ vroeg ze. Ze herkende haar eigen stem nog maar nauwelijks en wist met moeite haar ogen open te houden.
‘Eerst ga jij even een dutje doen. Daarna neem je een douche, kam je je haren en poets je je tanden. Dat je er voor mama weer piekfijn uitziet. En dan rijden Nikki en ik je terug naar de stad.’
‘Kan dat niet nu meteen?’
‘Nee, daar ben je veel te moe voor,’ antwoordde Henry, die steeds dichterbij kwam, totdat ze zijn warme adem langs haar lippen voelde strijken. ‘Brianne,’ fluisterde hij terwijl haar oogleden knipperend dichtvielen. ‘Brianne, kun je me horen?’
Ze opende haar mond om te antwoorden, maar er kwam geen geluid.
Vervolgens hoorde en zag ze niets meer.