10
‘Oké, en hoe zou jij dit beschrijven als je er in de New York Times over schreef?’ vroeg James terwijl de drie vrienden over de steile, beboste bergkammen van Prospect Mountain wandelden.
Val bleef staan op een grote, platte rots die uitkeek over het dal, en schikte de breedgerande zonnehoed die ze eerder die ochtend in de cadeaushop van het hotel had aangeschaft. ‘Waarschijnlijk iets als: “Het spectaculaire uitzicht omvat de ruim vijftig kilometer lange uitgestrektheid van het kristalheldere, glinsterend blauwe water van Lake George, zo’n zeshonderd meter lager, en kilometer na kilometer van geurende, altijdgroene bomen en een verscheidenheid aan loofbomen die als vuurwerk uit de flanken van de omliggende bergen lijken te schieten.”’
James nam zijn eigen hoed af en zwaaide deze op en neer voor zijn gezicht alsof het een waaier was. ‘Je haalt me de woorden uit de mond.’
‘Het is écht spectaculair.’ Van onder de rand van haar zwarte honkbalpetje, met zijn rode Welcome to the Adirondacks-logo, speurden Melissa’s ogen de horizon af. ‘Hoewel het me verrast dat het zo warm is.’
‘Dat krijg je als je een zwart t-shirt draagt,’ merkte Val op. ‘Je weet dat zwart de warmte vasthoudt. Hoe bevallen de schoenen?’ Val had haar vrienden meegenomen naar een van de talloze winkels van het hotel om geschikte kleding en schoeisel te kopen voor hun wandeltocht over Prospect Mountain, alles op rekening van de kamer. Het was het minste wat Evan kon doen na de vreselijke scène met hun dochter eerder deze ochtend, zo had ze gemeend.
‘De schoenen zijn geweldig,’ zei Melissa. ‘Ik verga alleen van de pijn in mijn voeten.’
‘Ik begin kramp te krijgen in mijn kuiten,’ klaagde James.
‘Jij bent danser,’ reageerde Val. ‘Zou je niet gewend moeten zijn aan wat lichaamsbeweging?’
‘Ik ben gewend aan dansen, niet aan klimmen. En ik dans niet meer, weet je nog? De enige lichaamsbeweging die ik tegenwoordig nog krijg is bij het zoeken naar mooie, oude namaakjuwelen.’
‘En daar komt weinig klimmen bij kijken,’ viel Melissa hem bij.
‘Nou, vertel ons nog maar wat meer over de boeiende plantenwereld,’ drong James aan, en in een poging om het zich gemakkelijk te maken hurkte hij neer op een groot stuk ruig gesteente.
‘Jij wilt alleen maar even zitten.’
‘Klopt helemaal. Kom maar op. Deze benen hebben behoefte aan wat rust.’
‘De mijne ook,’ zei Melissa. ‘Wat zeggen we van een pauze van vijf minuutjes?’
‘We zijn al bijna twee uur hierboven. Dat is wel even genoeg natuur voor deze homoseksuele stadsjongen. Zullen we dan maar terug naar The Lodge? Daar gebeuren alle leuke dingen.’
‘Ik geloof dat ik voorlopig wel even genoeg leuke dingen heb meegemaakt,’ merkte Val op.
‘O, maar je was geweldig. Ja toch, Melissa?’ vroeg James. ‘Zoals die BlackBerry door de kamer vloog…’
‘… en die arme Jennifer bijna onthoofdde,’ vulde Melissa liefdevol aan.
‘… die bijna net zo hard gilde als Brianne.’
‘Niemand gilt zo hard als Brianne,’ zei Val, die haar best deed om de herinnering aan die afschuwelijke geluiden uit te wissen. ‘Ik kan gewoon niet geloven dat ik haar heb geslagen.’
‘Ze had het wel verdiend,’ vond Melissa. ‘Ik had haar bijna zelf een tik gegeven.’
‘Ze haat me.’
‘Ze is zestien,’ hielp Melissa haar eraan herinneren. ‘Ze hóórt je te haten.’
‘Ik had haar niet alleen moeten achterlaten. Ik had erop moeten staan dat ze met ons meeging.’
‘Wat deze wandeltocht zelfs nog leuker gemaakt zou hebben,’ zei James.
‘Bovendien, ze is niet alleen,’ bracht Melissa haar in herinnering. ‘Ze is bij Jennifer.’
‘Fantastisch. Haar nieuwe beste vriendin. En sinds wanneer noemen we haar niet meer “De Slet”?’
‘Ja, sorry hoor. Heb je dan liever dat ze haar haat?’
‘Liever haar dan mij.’
‘Dan moet je maar eens nokken met dat sarcasme van je en beginnen met haar het graf in te prijzen,’ zei Melissa. ‘Dat heb ik gedaan met schoonmoeder nummer twee.’
Val keek haar vriendin vragend aan, wachtend tot ze zou vervolgen.
Melissa was haar direct ter wille. ‘Ze was een dragonder van heb ik jou daar. Haatte me van meet af aan. Maakte mijn leven tot een hel. In het begin vocht ik nog terug, maar het leek haar alleen maar meer op te winden. Alsof het een soort wedstrijd was wie het snelst de meeste snerende opmerkingen kon maken. Tot ik op een dag gewoon besloot om dat spelletje niet langer mee te spelen. In plaats daarvan zou ik de liefste, aardigste schoondochter zijn die een schoonmoeder zich maar kon wensen. Ik zou die ouwe heks met mededogen versmoren. En dat lukte. Twee maanden later kreeg ze een hartaanval en ze overleed. Het was geweldig.’ Melissa’s glimlach nam de gehele benedenhelft van haar gezicht in.
‘Dat zeg je alleen maar om mij een goed gevoel te bezorgen.’
‘En, werkt het?’
‘Ja,’ lachte Val. ‘God, wanneer ben ik toch zo’n akelig mens geworden?’
‘Je bent altijd al akelig geweest,’ zei James.
‘Hij heeft gelijk,’ beaamde Melissa. ‘Dat ben je.’
‘Dank je, jongens. Nu voel ik me een stuk beter.’
‘Geen dank.’
‘Nou, vertel ons nog wat meer over waar we hier in jezusnaam zijn, zodat we zo direct kunnen aftaaien.’ James gebaarde naar het dal aan hun voeten. ‘Je hebt vijf minuten.’
Oké, dacht Val, en ze deed haar best om voldoende geografische details van dit gebied uit haar geheugen op te diepen, om maar niet te hoeven denken aan de gebeurtenissen in de hotelkamer. ‘Het Adirondack Park is het grootste park op het vasteland van de Verenigde Staten,’ begon ze, terugdenkend aan de keren dat zij en Evan door deze zelfde bossen hadden gewandeld. ‘Het heeft de vorm van een reusachtig ovaal en is groter dan Yellowstone, Yosemite, Glacier en de Grand Canyon bij elkaar. Bijna tweeënhalf miljoen hectare, kun je het je voorstellen? Het is in feite groter dan veel van de aangrenzende staten. Een luisterrijk tapijt van weilanden, meren, rivieren, bossen, bergpieken en kleine dorpen.’
‘Een luisterrijk tapijt,’ herhaalde James. ‘Dat klinkt best goed.’
‘Als mijn geheugen me niet in de steek laat zijn er alleen al rond Lake George meer dan vijfduizend openbare en particuliere kampeerterreinen,’ vervolgde Val al bladerend door het onzichtbare archief in haar brein, waar dit soort informatie in plukjes opgeslagen lag. Zij en Evan hadden er op minstens een stuk of zes hun tentje opgezet. Val kende deze bossen net zo goed als de straten in de stad.
‘En minstens zoveel zwarte vliegen,’ zei Melissa terwijl ze verscheidene exemplaren van deze irritante insecten weg uit haar gezicht en van haar hals mepte.
‘Oké, ik heb voorlopig in elk geval genoeg natuur gezien,’ zei James. ‘Tijd om terug te rijden naar het hotel en wat te luieren rond een beschaafde betonnen bak met chloorwater. Ik denk dat ik me zelfs door Evan laat trakteren op dat mooie zwemoutfitje dat ik vanmorgen in de cadeaushop heb zien liggen, dat met die springende dolfijnen.’
‘Och, kom op, jongens. Jullie willen toch zeker nog niet terug…’
‘Ja, echt wel,’ zei James. ‘Toch, Melissa?’
Melissa knikte. ‘Hoe zeggen ze dat ook alweer, “te veel van het goede”?’
Kun je ooit te veel van het goede hebben, vroeg Val zich af, maar ze besloot er maar niet tegenin te gaan. Haar vrienden hadden zich al sportief genoeg getoond door hun eigen plannen uit te stellen en haar naar de bergen te vergezellen, door in te stemmen met een wandeltocht om haar een tijdje uit de buurt van Jennifer en Brianne te houden zodat iedereen hopelijk kalmeerde; ze hadden haar gesteund toen ze zich als een trut gedroeg, wat de laatste tijd bijna voortdurend het geval leek, en hadden intussen hun best gedaan om haar moreel hoog en haar gezonde verstand intact te houden.
Daar is het te laat voor, dacht ze. ‘Oké, laten we teruglopen.’
En precies op dat moment hoorden ze een ritselend geluid tussen de bomen om hen heen.
‘Zeg me alsjeblieft dat dat geen beer is,’ zei James.
‘Mocht dat wel zo zijn,’ waarschuwde Val, ‘blijf dan gewoon heel stil staan en loop daarna langzaam achteruit. Wat je verder ook doet, niet gaan rennen.’
‘Maak je nou een geintje? Maakt ze een geintje?’ vroeg James aan Melissa.
‘En niet in een boom klimmen. Beren zijn uitstekende klimmers.’
Het geritsel kwam dichterbij.
‘Dit gebeurt echt niet!’ riep James geschrokken nu er een paar takken uiteen werden geduwd.
Opeens stond er een jongeman voor hun neus. Lang, onbeholpen en met een gladde huid. Hij droeg een ruitjeshemd en een kakibroek, en zijn lange donkere haar hing in een paardenstaart in zijn nek. ‘O,’ zei hij, schijnbaar net zo verschrikt als zij. ‘Neem me niet kwalijk. Ik had niet in de gaten dat er nog iemand was.’
‘Ze dachten dat je een beer was,’ zei James.
De jongen lachte. ‘Alleen als ik honger heb.’
Val merkte dat ze staarde naar de kuiltjes in de wangen van de jongeman. Ik ken die kuiltjes, dacht ze, terwijl ze probeerde te bedenken hoe dat mogelijk was. Is hij een vriend van Brianne, vroeg ze zich af. Hij oogde ouder dan zij, maar misschien hadden ze op dezelfde school gezeten of wie weet zelfs samen in een toneelstuk gespeeld. ‘Ken ik jou?’ vroeg ze, en ze staarde doordringend in zijn lichtbruine ogen.
De jongen beantwoordde haar blik al net zo doordringend. ‘Nee, ik geloof van niet, hoor.’
‘Misschien ken je mijn dochter dan. Brianne, Brianne Rowe?’
Hij schudde van nee. ‘Nee, die naam komt me niet bekend voor.’
‘Ze zit op Erasmus High in Brooklyn.’
‘Ik kom uit Connecticut.’
Connecticut? Val kende niemand die in Connecticut woonde. ‘Sorry. Je komt me alleen zo bekend voor.’
‘Hayden!’ riep een verre stem. ‘Waar zit je in godsnaam?’
‘Hierzo, pa!’ riep de jongen boven het geluid uit van weer wat takken die opzij werden geduwd en droge twijgjes die werden platgetrapt.
Even later dook uit het dichte gebladerte nog een gestalte op. Hij ademde zwaar en zijn voorhoofd glinsterde van het zweet van zijn inspanningen. ‘Je moet wat langzamer lopen, kameraad. Je ouweheer is niet meer zo jong. Hallo,’ groette hij toen hij de anderen zag staan.
Dit geloof ik niet, dacht Val. Hoe groot kan het toeval zijn? ‘Gary?’ vroeg ze. ‘Gary Parker?’
‘Pardon.’ De man kneep met zijn ogen tegen het zonlicht. ‘Ken ik u?’
Val rukte de hoed van haar hoofd en schudde vlug haar samengeklitte haren los. ‘Valerie. Valerie Marcus. Tenminste, zo heette ik vroeger. Ik zat op Lincoln High. Wij zaten samen in het zwemteam.’
‘Krijg nou wat!’ riep Gary Parker. ‘Dat is wel… hoe lang geleden?’
‘Dat moet wel twintig jaar zijn.’
‘Valerie Marcus,’ herhaalde hij terwijl hij zijn hoofd met uitdunnend bruin haar schudde. ‘Lieve hemel, hoe is het met jóú?’
‘Prima. Niet te geloven hoe ontzettend je zoon op jou lijkt toen je zo oud was.’
‘Dat jij je dat nog kunt herinneren…’
Tja, dat kan ik zelf ook niet geloven, dacht ze. Hoewel ze samen in het zwemteam hadden gezeten en een paar jaar in dezelfde klas, hadden ze tijdens hun gehele schoolperiode op Lincoln High misschien een stuk of zes zinnen met elkaar uitgewisseld. In feite had Gary Parker de afgelopen minuut meer tegen haar gezegd dan in hun hele laatste jaar op school. ‘Dit zijn mijn vrienden, James en Melissa.’
‘Aangenaam,’ zei Gary, een gevoel dat snel werd gedeeld door Melissa en James. ‘En ik neem aan dat jullie al kennis hebben gemaakt met mijn zoon, Hayden?’
‘Ze dachten dat ik een beer was.’
‘Een begrijpelijke vergissing.’ Gary trok even hartelijk aan de paardenstaart van zijn zoon, om zich vervolgens weer met een ondeugende twinkeling in zijn lichtbruine ogen tot Val te wenden. ‘En, kom je hier wel vaker?’
Val glimlachte. ‘Eigenlijk wel, ja. Of beter gezegd, ik kwám hier wel vaker. Het is al weer een paar jaar geleden. En jij?’
‘Wanneer ik maar kan. Prachtig is het hier, hè?’
‘Ja, zeker. Je zoon zei net dat jullie in Connecticut wonen?’
‘Inmiddels al bijna twintig jaar. Daar ben ik direct nadat ik van school kwam naartoe verhuisd.’
‘Je had een volledige sportbeurs, als ik het me goed herinner,’ zei Val.
‘Jij hebt een indrukwekkend geheugen, zeg!’
‘Dank je, maar ik heb nooit zeker geweten of dat nu een zegen of een vloek is.’
‘Waarschijnlijk een beetje van allebei.’
‘Waarschijnlijk,’ erkende ze. ‘En, wat deed je besluiten om voor Connecticut te kiezen?’
‘Ik leerde een meisje kennen.’
‘Natuurlijk.’ Ook dat kon ze zich herinneren: Gary had nooit enige moeite ondervonden om vrouwelijk gezelschap aan te trekken. Het viel haar op dat Melissa en James zich tijdens de afgelopen paar zinnen op discrete afstand hadden teruggetrokken en nu met Gary’s zoon een loos gesprekje aanknoopten.
‘We deden allebei bestuurskunde als hoofdvak. Ruthies vader was aandelenhandelaar en had zijn eigen zaak in Connecticut. We trouwden, ik kwam in het familiebedrijf, we kregen eerst een zoon en toen een dochter. En daarna, het spijt me dit te moeten zeggen, een tamelijk nare echtscheiding.’ Hij begon zachter te praten. ‘Dat is nu vijf jaar geleden. Ik ging weg bij het bedrijf, maar bleef in Connecticut wonen om in de buurt van de kinderen te zijn.’
‘En in wat voor zaken zit je tegenwoordig?’ vroeg Val, niet de vraag die ze eigenlijk wilde stellen, want die zou hebben geluid: vanwaar die nare echtscheiding? Onmiddellijk gevolgd door: hoe naar precies?
‘Zelfde branche,’ antwoordde Gary op de enige hardop gestelde vraag. ‘Alleen ditmaal met een wat meer begripvolle baas: mezelf.’
Val kon het er helemaal mee eens zijn. ‘Het is fijn om eigen baas te zijn.’
‘En hoe zit het met jou? Getrouwd? Gescheiden? Kinderen? Carrière?’
‘Het hele rijtje, ja,’ antwoordde Val. ‘Getrouwd. Gescheiden. Of bijna, in elk geval. Eén dochter. En een verlopen carrière.’
‘Welke carrière? Hoe verlopen?’
‘Ik heb wat reisverhalen geschreven voor The New York Times en een paar andere bladen.’
‘O ja? Waarom ben je daarmee gestopt? Ik durf te wedden dat je daar een kei in was.’
‘Waarom denk je dat?’
‘Omdat je goed was in alles wat je deed.’
‘Hoe kom je daar nou bij?’ vroeg ze, terwijl ze de onverwachte aandrang om in tranen uit te barsten terug dwong.
‘Omdat je altijd onverschrokken was.’
‘O ja?’ Ik was eerder doodsbenauwd, dacht ze.
‘Neem je me nu in de maling? Ik herinner me je bij zwemwedstrijden. Jij was zo’n mager klein ding, alleen maar armen en benen, je was nog niet volgroeid.’ Hij zweeg even en hoestte ongemakkelijk in zijn hand. ‘Maar je was altijd enorm gretig. Je vlinderslag was ongebruikelijk, om het nog zachtjes uit te drukken. Je bezat veel meer enthousiasme dan techniek. En toch won je verdorie elke wedstrijd waar je aan deelnam.’
Ze glimlachte. Het was op aandrang van haar moeder geweest dat ze op zwemmen was gegaan. Nog steeds bewaarde haar moeder in een van haar kasten een schoenendoos vol medailles, hoewel ze waarschijnlijk was vergeten waar.
‘En op de atletiekbaan en in het veld was het al hetzelfde liedje. Jij was echt competitief ingesteld.’
‘Niet meer zo erg, hoor,’ zei Val, denkend aan Jennifer.
‘Maar nog steeds behoorlijk atletisch, zie ik wel.’
‘Het zal wel. En jij?’
‘Niet echt. Ik ski een beetje, eigenlijk vooral langlaufen. Voor jou is het vast alleen bergaf of niets.’
Ja, het is alleen maar bergaf gegaan, dacht Val. ‘Geloof het of niet, maar vroeger heb ik aan heliskiën gedaan.’
Ik zie mezelf toch echt niet uit een helikopter springen en dan een berg af skiën, hoorde ze Jennifer zeggen, bijna direct gevolgd door: Ik hou er niet van als ik geen vaste grond onder mijn voeten voel. Wat zag Evan toch in die meid?
‘O, dat geloof ik best.’ Vol bewondering schudde Gary zijn hoofd. ‘Onverschrokken.’
‘Nou, vroeger misschien.’
‘Een echtscheiding kan je echt flink van slag brengen,’ zei hij. ‘Maar geen zorgen. Je moed zal terugkeren.’
Val keek even naar haar vrienden en ving een blik van rusteloos ongeduld op het gezicht van Gary’s zoon. ‘Volgens mij wil Hayden graag verder.’
‘Ach ja, de jeugd,’ zei Gary met een glimlach. ‘Ze denken altijd dat de volgende stop beter is dan waar ze nu zijn.’
‘Moeten we hem niet vertellen dat het alleen maar erger wordt?’
‘En dan de lol bederven van toekijken hoe hij daar zelf achter komt?’ Hij veegde wat verse zweetpareltjes van zijn voorhoofd af. ‘Ouder worden is niks.’
‘Je zou denken dat we in elk geval wat knapper konden worden,’ zei Val.
Gary lachte. ‘Dat is jou wel gelukt.’
Nu was het haar beurt om te lachen. ‘Nou, dat betwijfel ik, maar toch bedankt. Dat was aardig van je.’
‘Ik zeg nooit iets wat ik niet meen.’
‘Dat kan niet goed zijn.’ Ze stak haar hand uit. ‘Nou, tot ziens, Gary Parker. Ik vond het echt leuk om je weer eens tegen het lijf te lopen.’
Hij hield haar hand een paar lange seconden vast. Ze voelde een onverwachte opwinding door haar lichaam trekken. ‘Insgelijks.’
Hayden kwam aangelopen, met Melissa en James in zijn kielzog. ‘Pa, we moeten verder, anders zijn er straks geen tenten meer over.’
‘Ik heb me door hem laten overhalen om vannacht te kamperen,’ legde Gary uit.
‘Kamperen?’ vroeg James met een zichtbare huivering. ‘Zo van rondom een kampvuur zitten en op de grond slapen?’
‘Niets voor jou?’
‘James houdt van de geneugten dezer wereld,’ zei Melissa.
‘In tegenstelling tot de insecten dezer wereld,’ legde James uit.
Iedereen lachte.
‘Wij verblijven in The Lodge. In het dal aan Shadow Creek,’ verduidelijkte James ongevraagd. ‘Primitiever hoeft het voor mij niet, hoor.’
‘Geweldig hotel,’ zei Gary. ‘Nou, geniet van jullie verblijf. Wie weet lopen we elkaar nog wel weer eens tegen het lijf.’
‘Hou je taai,’ zei Val.
‘Pa…’ Hayden wenkte.
‘Niet vergeten,’ fluisterde Gary tegen Val. ‘Onverschrokken.’ Hij zwaaide de anderen gedag, draaide zich om en liep achter zijn zoon aan.
‘Wat een bink!’ zei James. ‘Type stoere, ruwe diamant. Wat vind jij, Val?’
‘Ik denk dat ik zover ben om terug te gaan,’ reageerde ze.
‘Valt het je op dat ze mijn vraag niet beantwoordt?’ vroeg James.
‘Ja, dat valt me op,’ zei Melissa.
‘Komen jullie nog of hoe zit ’t?’
‘Ga maar voor,’ zeiden Melissa en James in koor.