Wettige riten

(samen met James MacCreigh) 

 

1

 

De sterren waren al te voorschijn gekomen, hoewel de zon nog maar net onder de horizon weggedoken was en de westelijke hemel nog van bloeddoorlopen goud was achter de Sierra Nevada.

'Hé!' krijste Russell Harley. 'Kom terug!'

Maar de motor van de oude Ford, die nog maar op één been liep, maakte te veel lawaai; de bestuurder hoorde hem niet. Harley vloekte toen hij de oude kar sterk overhellend op zijn halfplatte banden over de zandsporen weg zag rijden. Zijn achterlicht riep hem een rood nee toe. Nee, vanavond kom je niet meer weg; nee, je zult hier moeten blijven en het zelf uitvechten.

Harley gromde en klom de verandatrap van het oude houten huis weer op. Toch was het stevig gebouwd. Hoewel de trap wel een halve eeuw oud was kraakten de treden niet onder hem en er zaten ook geen barsten in.

Harley pakte de zakken op die hij had laten vallen toen hij zo plotseling van idee veranderd was - van imitatieleer en door en door versleten waren ze - en sleepte ze het huis binnen. Hij gooide ze op een bestofte sofa en keek om zich heen.

Het was verstikkend heet en de kamer was helemaal doordrongen van de geur van de woestijn buiten. Harley nieste.

'Water,' zei hij hardop. 'Dat heb ik nodig.'

Hij had door alle kamers van de benedenverdieping gezworven voor hij ineens stil bleef staan en zichzelf een klap voor zijn hoofd gaf. Sanitair, natuurlijk was er geen sanitair in dit gat, dertien kilometer ver in de woestijn! Een put, dat was nog het beste waar hij op hopen kon...

Als er al een was.

Het begon donker te worden. Ook geen elektrisch licht natuurlijk. Geïrriteerd strompelde hij door de donkere kamers naar de achterkant van het huis. De hordeur piepte met een metalig geluid toen hij hem openduwde. Bij de deur hing een emmer. Hij pakte hem op, keerde hem om en schudde het losse zand eruit. Hij keek uit over de 'achtertuin': ongeveer tienduizend zichtbare ares heuvelachtig zand, rots en stukken grond met artemisia en roodgevlamde ocotillo.

Geen bron.

Die ouwe gek moet toch ergens water vandaan gehaald hebben, dacht hij woest. Koppig klom hij het achtertrapje af en liep de woestijn in. Boven zijn hoofd fonkelden de sterren verblindend, wel een biljard waren er, maar de zonsondergang was al helemaal voorbij en hij kon maar heel vaag voor zich uit zien. De stilte was moordend. Alleen een zwak fluisterend briesje over het zand, en het geschuifel van zijn schoenen.

Hij ving een zwak sterrenschijnsel op dat op het dichtstbijzijnde bosje artemisia viel. Daar was een plas water, gevangen in de hoek van twee reusachtige keien. Hij staarde er bedenkelijk naar, haalde toen zijn schouders op. Het was water. Beter dan niets. Hij dompelde de emmer in de kleine plas. Omdat hij niets van de juiste werkwijze wist, kwam de emmer voor wel een kwart vol met los zand te zitten toen hij hem over de bodem haalde. Toen hij hem, tot de rand toe vol, naar zijn lippen bracht, spuwde hij de eerste slok uit en vloekte als een ketter.

Toen gebruikte hij zijn hoofd. Hij zette de emmer weer neer, wachtte even tot de zandkorrels naar de bodem gezakt waren, schepte water in zijn handen en bracht het naar zijn lippen...

Pets. SISS. Pets. SISS. Pets. SISS...

'Wel verdomme!' Harley stond op, keek plotseling verbijsterd om zich heen. Het klonk als water dat ergens vandaan omlaagdrupte en op een roodgloeiende kachel terechtkwam, zodat het onmiddellijk in sissende stoom veranderde. Hij zag niets, alleen het zand en de artemisia en die plas lauw, walgelijk smakend water.

Pets. SISS

Toen zag hij het, en zijn ogen puilden uit hun kassen. Het druppelde van uit het niets, één druppel per seconde, een kleverige, donkere druppel die dikker dan water was, die traag op de grond viel, als een langzame uitdaging van de zwaartekracht. En zodra een druppel de grond raakte, rolde hij sissend rond en verdween dan. Het was misschien twee en een halve meter bij hem vandaan, nog net zichtbaar in het sterrenlicht.

En toen: 'Maak dat je van mijn land komt!' klonk zomaar uit het niets de stem.

 

Harley maakte dat hij wegkwam. Tegen de tijd dat hij, drie uur later, bij Rebel Butte aankwam, was hij nog maar nauwelijks in staat om te lopen en wenste hij wanhopig dat hij zijn vertrek tenminste lang genoeg uitgesteld had om, ondanks alle duivelen uit de hel, tenminste nog één flinke slok water te kunnen nemen. Maar de eerste vijf kilometer had hij gehold. Aan aanmoedigingen had het hem niet ontbroken. Met een huivering herinnerde hij zich hoe de heldere woestijnlucht rondom dat ongelooflijke gesijpel van vocht een melkwitte vorm aangenomen had en dreigend op hem af was gekomen.

En toen hij bij de eerste met petroleumlampen verlichte saloon van Rebel Butte kwam en naar binnen was gewankeld, was de gefascineerd starende blik van de saloonhouder naar de voorkant van zijn voddige overjas ruim voldoende bewijs voor hem dat hij niet plotseling krankzinnig geworden was, of dronken van de ongewone sensatie van frisse woestijnlucht. Het zat over zijn hele voorkant, en hoe harder hij wreef hoe hardnekkiger het bleef en hoe kleveriger het werd. Bloed!

'Whisky!' zei hij met een gesmoorde stem, terwijl hij naar de bar wankelde. Hij haalde een tot op de draad versleten dollarbiljet uit zijn zak en legde het met een klap op het mahoniehout.

Het spelletje eenentwintigen achter in de gelagkamer was ineens opgehouden. Harley was zich scherp bewust van de blikken van de spelers, de barkeeper en de lange magere man die tegen de bar geleund stond. Ze keken allemaal naar hem.

De barman verbrak de betovering. Hij pakte zonder ernaar te kijken een fles van ergens achter hem, en zette hem op de bar voor Harley neer. Uit een kruik schonk hij een glas water en zette dat met een changeant glas naast de fles.

'Ik had je natuurlijk wel kunnen vertellen dat dat gebeuren zou,' zei hij achteloos. 'Maar je zou me toch niet geloofd hebben. Je moest Hank zelf ontmoeten voor je zou geloven dat hij er was.'

Harley herinnerde zich dat hij dorst had en dronk het glas water leeg, toen schonk hij zich een flinke scheut whisky in en sloeg die achterover zonder te wachten tot het water weer bijgevuld was. Het was goed de whisky naar beneden te voelen lopen, bijna goed genoeg om een eind aan zijn inwendig gebeef te maken.

'Waar heb je het over?' zei hij eindelijk. Hij wrong zijn lichaam in een rare bocht en leunde over de bar heen om tenminste gedeeltelijk de vlekken op zijn jas te verbergen. De saloonkeeper lachte.

'Die ouwe Hank,' zei hij. 'Ik wist direct al wie jij was, zelfs al voordat Tom terugkwam en me zei waar hij je heengebracht had. Ik wist dat je die deugniet van een neef van Zeb Harley was, en dat je gekomen was om Harley Hall in te pikken en te verkopen voor hij goed en wel koud in het graf lag.'

De eenentwintigers zaten nog steeds naar hem te kijken, zag Russell Harley. Alleen de magere man een eindje verder aan de bar scheen zich van hem afgekeerd te hebben. Hij was bezig zich nog een borrel in te schenken, en ging helemaal in die bezigheid op.

Harley werd rood. 'Moet je horen,' zei hij, 'ik ben hier niet om raad gekomen. Ik wilde gewoon een borrel. En ik betaal ervoor. Bemoei je er dus niet mee.'

De barkeeper haalde zijn schouders op. Hij draaide hem de rug toe en liep naar de tafel van de eenentwintigers. Na een paar seconden draaide een van de spelers zich ook weer om en gooide een kaart op tafel. De anderen bekenden kleur.

Harley begon er net toe over te hellen zijn trots maar opzij te zetten en weer met de saloonhouder te praten - hij scheen wel iets te weten van wat Harley meegemaakt had en zou weieens van nut kunnen zijn - toen de lange magere man hem op zijn schouder tikte. Harley draaide zich snel om en liet haast zijn glas vallen. Hij was zo in gedachten verzonken en zo schrikachtig dat hij hem niet aan had zien komen.

'Jongeman,' zei de magere, 'mijn naam is Nicholls. Kom maar eens mee, meneertje, dan zullen we hier weleens eventjes over praten. Ik heb zo'n idee dat we elkaar weleens van dienst zouden kunnen zijn.'

 

Zelfs de twaalf-cilinderwagen van Nicholls reed hotsend en botsend als een hooikar over de zandsporen die naar het huis leidden dat de ouwe Zeb - lachend - Harley Hall genoemd had.

Russell Harley draaide zich om en staarde naar de stapel spullen die in de open bagageruimte lagen. 'Het bevalt me niet,' klaagde hij. 'Ik heb nooit iets met geesten te maken gehad. Hoe moet ik weten of dat spul werkt?'

Nicholls glimlachte. 'U zult me op mijn woord moeten geloven. Ik heb wel eerder met geesten te maken gehad. Je zou kunnen zeggen dat ik een zekere bevoegdheid heb om als geestenverdelger op te treden, als ik zou willen.'

Harley bromde: 'En toch bevalt het me niet.'

Nicholls keek hem scherp aan: 'Maar het vooruitzicht dat je Harley Hall in eigendom krijgt bevalt je wel, niet? En dan al het geld gaan zoeken dat je overleden oom daar ergens in de buurt verstopt moet hebben?' Harley haalde zijn schouders op. 'Nou, reken maar dat dat je bevalt,' zei Nicholls, met zijn ogen weer op de weg gericht. 'En daar heb je alle reden voor. Volgens de plaatselijke geruchten moet het een behoorlijk hoog bedrag zijn, jongeman.'

'En daar komen jouw belangen op de proppen, denk ik,' zei Harley gemelijk. 'Ik vind het geld - dat hoe dan ook van mij is - en geef er wat van aan jou. Hoeveel?'

'Daar praten we later nog wel over,' zei Nicholls. Met een afwezige glimlach keek hij voor zich uit.

'Daar praten we nu over!'

De glimlach verdween van Nicholls gezicht. 'Nee,' zei hij. 'Dat doen we niet. Ik bewijs je een dienst, jonge Harley. Vergeet dat niet. Als tegenprestatie - doe jij wat ik zeg, helemaal!'

Dat verwerkte Harley zorgvuldig, en het bekwam hem niet best. Hij wachtte een paar ogenblikken en ging toen op iets anders over.

'Ik ben hier nog eens geweest toen de ouwe nog leefde,' zei hij. 'Hij zei niets over een geest.'

'Misschien was hij bang dat je hem, nou ja, een beetje eigenaardig zou vinden,' zei Nicholls. 'En misschien was dat ook wel zo. Wanneer was je hier?'

'O, een hele tijd geleden,' zei Harley ontwijkend. 'Maar ik ben er een hele dag en een stuk van de nacht geweest. De ouwe was totaal geschift, maar hij hield geen geesten op zolder.'

'Die geest was een vriend van hem,' zei Nicholls. 'Dat zal die meneer die de bar beheert je vast wel verteld hebben. Wijlen je oom was een soort kluizenaar. Hij leefde in dat huis, mijlen ver van alles verwijderd, kwam haast nooit naar de stad en weerde alle vriendschappelijke omgang. Maar een heremiet was hij toch niet direct. Hij had Hank als gezelschap.'

'Leuk gezelschap.'

Nicholls boog ernstig zijn hoofd. 'Ach, ik weet het niet,' zei hij. 'Naar men zegt konden ze best met elkaar opschieten. Ze speelden bezique en schaak, Hank schijnt een groot beziquespeler geweest te zijn. Volgens de plaatselijke geruchten is dat zijn dood geworden. Hij betrapte iemand op valsspelen en vocht het op het pistool met hem uit. Hij verloor. Een kogel ging dwars door zijn strot en hij stierf nogal bloederig.' Hij draaide het stuur om, waarbij hij zijn hele gewicht in moest zetten, slaagde erin de wagen uit de sporen van de 'weg' te krijgen en stuurde hem hotsend en botsend over het zand, waarin geen enkel spoor aangegeven was, naar het oude houten huis waar ze heen moesten.

'Dat verklaart natuurlijk al dat bloed als hij verschijnt,' besloot hij, terwijl hij voor de veranda stopte.

Harley opende langzaam het portier, stapte uit en wierp een ongeruste blik op het oude vervallen huis. Nicholls zette de motor af, stapte uit en liep regelrecht naar de achterkant van de wagen.

'Kom,' zei hij, terwijl hij van alles uit de achterbak haalde. 'Help me eens een handje. Ik ben niet van plan al die rommel alleen te dragen.'

Harley kwam schoorvoetend naar hen toe en keek met tegenzin naar het merkwaardige assortiment, dat uit gedroogde takkenbossen, stukken gekleurd touw, pijpjes krijt, onverkwikkelijke bosjes verlepte kruiden, gebleekte botten van kleine dieren en een paar nog minder aangename dingen bestond.

Pets. SISS.Pets. SISS...

'Hij is hier!' schreeuwde Harley. 'Luister! Hij staat hier ergens naar ons te kijken.'

'Ha!'

Het was een lage, onaangename en... onlichamelijke lach. Harley keek wanhopig zoekend om zich heen naar het verraderlijk sijpelende bloed. En hij vond het; het kwam uit de lucht, vlak naast de wagen, daalde gracieus naar de grond en verdween daar sissend.

'Ik zie je wel, hoor,' zei de stem bars, 'Russell, waardeloos brok verderf dat je bent. Ik moet al even weinig van jou hebben als jij van mij moest hebben. Dood of levend, dit is mijn land! Ik heb het met je oom gedeeld, jeugdige schooier, maar met jou zal ik het niet delen. Maak dat je weg komt!'

Harley voelde zijn knieën verslappen en wankelde duizelig naar de achterbumper, waar hij ging zitten. 'Nicholls...' zei hij verward.

'Ach man, verman je toch,' zei Nicholls geïrriteerd. Hij gooide Harley een kluwen opzichtig rood en groen gekleurd bindgaren met merkwaardige knopen toe. Toen ging hij voor het uit de lucht sijpelende bloed staan en maakte een paar snelle handbewegingen in de lucht. Zijn lippen bewogen geluidloos, zag Harry, maar er kwamen geen woorden uit.

Van de plaats waar de oorsprong van de bloeddruppels was kwam een snik en een kort afgebeten gekrijs. Nicholls klapte krachtig in zijn handen en wendde zich toen tot de jonge Harley.

'Pak dat touw dat je in je handen hebt en span het om het huis,' zei hij. 'Er helemaal omheen, en zorg er voor dat het precies over het midden van de deuren en ramen gaat. Veel is het niet, maar het zal hem wel tegenhouden tot we het goeie materiaal opgezet hebben.'

Harley knikte, wees toen met een stijve vinger naar de bloeddruppels, die nu nog woedender sisten en dampten dan eerst. 'En dat? wist hij er met moeite uit te krijgen.

Nicholls grijnsde zelfvoldaan. 'Ik hou hem hier tot Sint-Juttemis vast als het moet,' zei hij. 'Opschieten!'

 

Harley ademde ongemerkt een long vol verderfelijke witte rook in en hoestte tot de tranen hem over zijn wangen rolden. Toen hij weer tot zichzelf kwam keek hij naar Nicholls, die geluidloos in een groen leren boek zat te lezen waarvan de bladen vol ezelsoren zaten... Hij zei: 'Kan ik nou ophouden met roeren?'

Nicholls vertrok zijn gezicht tot een woedende grimas en schudde zijn hoofd zonder naar hem op te kijken. Hij las rustig verder, en zijn lippen vormden lettergrepen die in geen enkele taal voorkwamen die Harley ooit gehoord had; toen klapte hij het boek dicht en wiste zijn voorhoofd af.

'Prima,' zei hij. 'Tot nu toe gaat alles goed.' Hij stapte naar de windkant van de kookpot waar Harley in stond te roeren en tuurde er voorzichtig in.

'Dat is wel zowat klaar,' zei hij. 'Neem hem van het vuur en laat het een beetje afkoelen.'

Harley tilde de pot van het vuur en kneep toen met zijn linkerhand in zijn pijnlijke biceps. Het spul had de consistentie van een walgelijke groene brij.

'Wat nu?' vroeg hij.

Nicholls gaf geen antwoord. Hij keek lichtelijk verbaasd op bij het plotselinge triomfantelijke gekrijs dat van buiten kwam, gevolgd door het gehuil van een ijzige wind.

'Hank is zeker losgebroken,' zei hij achteloos. 'Ik geloof niet dat hij ons iets doen kan, maar we moesten toch maar liever opschieten.' Hij scharrelde wat in de al sterk geslonken stapel rommel die hij uit de wagen meegebracht had en haalde er een verfkwast uit. 'Smeer dit spul om alle ramen en deuren heen. Allemaal, behalve de voordeur. Want daar heb ik wat anders voor. 'Hij wees naar iets dat de vooras van een oude T-Ford leek te zijn. 'Laat dat op de drempel liggen. Koud ijzer. Jij kunt er gewoon overheen stappen, maar Hank zal er niet voorbij kunnen. Het is al op de juiste manier behandeld met de allerbeste thaumaturgy.'

'Er gewoon overheen stappen,' herhaalde Harley. 'Waarom zou ik er overheen willen stappen? Hij is daar buiten.'

'Hij zal je geen kwaad doen,' zei Nicholls. 'Je neemt een amulet mee - die daar - en dat houdt hem wel op een afstand. Hij zal je trouwens waarschijnlijk toch al niet veel kwaad kunnen doen, want hij is maar een geest van een lagere orde, die zich niet tot een behoorlijke dichtheid kan materialiseren. Maar ik zou toch maar geen risico nemen, pak die amulet mee en blijf niet te lang buiten. Het zal hem niet eeuwig op een afstand houden, niet langer dan een half uur. Mocht je ooit naar buiten moeten gaan en een beetje lang wegblijven, hang dan dat bosje kruiden om je nek.' Nicholls glimlachte. 'Maar dat is alleen maar voor noodgevallen. Het werkt volgens het duivels-drekprincipe. Geesten kunnen niet in de buurt komen - maar zelf zul je het ook niet zo fijn vinden. Het heeft - ha - een nogal sterke geur.'

Hij boog zich weer voorzichtig over de pot en snoof. Hij nieste.

'Zo, nou is het wel koud genoeg,' zei hij. 'Schiet op, voor het hard wordt. Begin maar met het spul boven erop te smeren - en zorg dat je geen één raam overslaat.'

'Wat ga jij doen?'

'Ik,' zei Nicholls bits, 'ik blijf hier. Schiet op.'

Maar hij bleef niet. Toen Harley met zijn onaangename taak klaar was en weer beneden kwam, riep hij Nicholls' naam, maar de man was weg. Harley liep naar de deur en keek naar buiten; de auto was ook weg.

Hij haalde zijn schouders op. 'Ach, nou ja,' zei hij, en begon de stofhoezen van de meubels af te nemen.

 

2

 

Ergens in zijn koude juridische brein overwoog advocaat Turnbull de betrekkelijke gelijksoortigheid van nachtmerrie en krankzinnigheid.

Hij staarde naar de pluchen stoel tegenover hem, en zag met kennelijk onbehagen hoe dat merkwaardig gewichtsloze, op merkwaardige wijze uit het niets te voorschijn komende druppelend straaltje roodheid verdween zodra het op de vloer terechtkwam, maar toch lange, modderbruine strepen achterliet die op de bekleding van zijn stoel bleven kleven. Het geluid was ook erg onaangenaam: Pets. SISS.Pets. SISS...

De stem vervolgde ongeduldig: 'Naar de hel met jullie menselijke domheid! Al ben ik dan een geest, de hemel weet dat ik niet probeer bij je te komen spoken. Zo belangrijk ben je niet voor me, makker. Begrijp me goed, ik ben hier voor zaken.'

Turnbull leerde dat je met een uitgedroogde tong geen droge lippen kunt bevochtigen. 'Een juridische zaak?'

'Jazeker. Het feit dat ik op een gewelddadige manier aan mijn eind gekomen ben en mijn bestaan op astraal niveau voort moet zetten betekent nog niet dat ik mijn wettige rechten verloren heb. Of wel soms?'

De advocaat schudde verbijsterd zijn hoofd. Hij zei: 'Het zou wel heel wat makkelijker voor me zijn als u niet onzichtbaar was. Kunt u daar niet iets aan doen?'

Het was even stil. 'Tja, ik zou me natuurlijk wel een minuutje kunnen materialiseren,' zei de stem. 'Dat is zwaar werk, verdomd zwaar, voor mij. Een heleboel van ons, astrale wezens, kunnen het met evenveel gemak doen als uit je bed vallen, maar... Nou ja, als het dan moet zal ik het maar gelijk proberen.'

In de lucht boven de fauteuil begon iets te flikkeren, en een melkachtige, dunne damp condenseerde zich tot een ontastbare, zittende gestalte. Turnbull vond het helemaal niet plezierig toen hij zag dat, dwars door de gedaante heen, de omtrekken van de stoel nog wazig zichtbaar waren. De gedaante verdichtte zich. Net toen de gelaatstrekken vorm aan begonnen te nemen - net toen Turnbulls uitpuilende ogen een ver vooruitstekende haakneus en een kroezige baard waarnamen - verdunde de verschijning zich weer en spatte met een zacht plopje uiteen.

De stem zei zwakjes: 'Ik had niet gedacht dat het me zo slecht af zou gaan. Ik heb het lang niet gedaan. Ik denk dat dit de eerste materialisatie bij daglicht is die ik in vijfenzeventig jaar gedaan heb.'

De advocaat zette zijn bril zonder randen recht en kuchte.

Alle duivels uit de hel, dacht hij, en het ergste is nog dat ik erin geloof!

'Och, nou ja,' zei hij hardop. Toen, voordat de bezoeker er aanstoot aan kon nemen, ging hij haastig verder: 'Maar wat wilt u nu eigenlijk precies? Ik ben maar een kleinsteeds advocaatje, ziet u. Mijn werk betreft alleen routine...'

'Ik weet alles van uw werk af,' zei de stem. 'U kunt mijn geval behandelen, het is een landkwestie. Ik wil Russell Harley een proces aandoen.'

'Harley?' Turnbull streek met zijn vinger over zijn wang. 'Soms familie van Zeb Harley?'

'Zijn neef, en ook nog zijn erfgenaam.'

Turnbull knikte. 'Ja, nu weet ik het weer. De familie van mijn vrouw woont in Rebel Butte, en ik ben er geweest. Ook toevallig dat u nu net bij mij komt...'

De stem lachte. 'Dat was niet toevallig,' zei hij zacht.

'O.' Turnbull zweeg een ogenblik. Toen zei hij: 'Ik begrijp het.' Hij wierp een scherpe blik op de stoel. 'Processen kosten geld, meneer... Ik geloof niet dat u uw naam genoemd hebt?'

'Hank Jenkins,' kwam de stem haastig. 'Dat weet ik. Zou... laat eens kijken. Zou zeshonderdvijftig dollar genoeg zijn?'

Turnbull slikte. 'Dat denk ik wel,' zei hij op betrekkelijk ongeëmotioneerde toon; betrekkelijk als je rekent wat hij dacht.

'Laten we dan zeggen dat we dat als voorschot beschouwen. Het geval wil dat ik een aanzienlijk bedrag aan goud verborgen heb toen ik nog was, dat wil zeggen voor ik een astraal wezen werd. Ik weet heel zeker dat niemand daar aan geweest is. U zult het wel een schat van onbekende herkomst moeten noemen, denk ik, en de helft ervan aan de staat geven, maar alles bij elkaar liggen er toch wel zo'n dertienhonderd dollar.'

Turnbull knikte oordeelkundig. 'Aangenomen dat we uw schat kunnen vinden,' zei hij, 'geloof ik wel dat het ruim voldoende zal zijn.' Hij leunde achterover in zijn stoel en zette een juridisch gezicht. Zijn zelfverzekerdheid was weer teruggekeerd.

En na een half uur zei hij langzaam: 'Ik zal uw proces voeren.'

 

Vroeger had rechter Lawrence Gimbel altijd van zijn werk gehouden. Maar zijn dertien eervolle jaren in de rechterstoel verloren al hun glans voor hem toen hij met een vermoeide grimas zijn hamer pakte. Deze zaak was veel te verwarrend naar zijn smaak.

De griffier hield zijn toespraak en de volgepakte rechtszaal ging en masse zitten. Gimbel hield heel even zijn hand voor zijn ogen voor hij het woord nam.

'Is de advocaat voor de eiser gereed?'

'Jazeker, edelachtbare.' Turnbull, die alleen aan zijn tafel zat, stond op en maakte een buiging.

'De advocaat voor de gedaagde?'

'Gereed, edelachtbare!' zei Fred Wilson op afgebeten toon. Hij keek met gretige belangstelling naar Turnbull en zijn eenzame tafel, boog zich toen naar zijn cliënt over en fluisterde Russell Harley iets in zijn oor. De jongen knikte somber en haalde toen zijn schouders op.

Gimbel zei: 'Ik meen te begrijpen dat de advocaten voor beide partijen in deze zaak van Henry Jenkins versus Russell Joseph Harley afgezien hebben van juryrechtspraak.'

Beide juristen knikten. Gimbel vervolgde: 'Met het oog op het ongebruikelijke karakter van deze zaak, komt het me voor dat het noodzakelijk zal blijken het proces met een zekere hoeveelheid informaliteit te voeren. Het enige doel van dit hof is te komen tot de ware feiten die aan de orde zijn, en vonnis te wijzen in overeenstemming met de wetten die op deze feiten van toepassing zijn. Ik zal niet op de geijkte vormen staan. Maar dat neemt niet weg dat ik geen enkele ordeverstoring of onnodige onregelmatigheden zal tolereren. Het publiek zij er vriendelijk aan herinnerd dat het hier bij wijze van privilege is. Iedere vorm van betoging zal ontruiming van de zaal tot gevolg hebben.'

Hij keek streng naar de witte gezichten die dom naar hem opkeken. Toen onderdrukte hij een zucht en zei: 'De advocaat van de eiser kan beginnen.'

Turnbull stond snel op en keek de rechter aan.

'Edelachtbare,' zei hij, 'het is onze bedoeling aan te tonen dat mijn cliënt, Henry Jenkins, door gedaagde van zijn gegronde rechten beroofd is. Meneer Jenkins heeft, krachtens een ononderbroken vestiging van meer dan twintig jaar in het pand, gelegen aan Route 22, dertien kilometer ten noorden van de stad Rebel Butte, dit met volledige voorkennis van de wettige eigenaar, zekere rechten verkregen. In de juridische terminologie plegen we deze te omschrijven als de rechten van acquisitief verjaringseigendom. De leek zou de term gewoonterecht gebruiken, krakersrechten.'

Gimbel vouwde zijn handen en probeerde zich te ontspannen. Krakersrechten - voor een geest! Hij zuchtte, maar luisterde oplettend toen Turnbull verderging.

'Bij de dood van Zebulon Harley, de eigenaar van het huis in kwestie - misschien beter bekend onder de naam Harley Hall - heeft gedaagde de eigendomstitel geërfd. Zijn recht hierop willen wij niet betwisten. Maar mijn cliënt heeft een billijkheidsrecht in Harley Hall; het recht op een vrij en volledig bestaan. Gedaagde heeft mijn cliënt met geweld verdreven, met behulp van middelen die mijn cliënt grote geestelijke ellende hebben bezorgd, en zelfs zijn bestaan in gevaar gebracht hebben.'

Gimbel knikte. Als die zaak tenminste nog maar ergens een precedent had... Maar dat had hij niet; grimmig herinnerde hij zich de uren die hij doorgebracht had met in alle mogelijke onwaarschijnlijke wetboeken te bladeren om maar iets, wat dan ook, te vinden dat op deze zaak betrekking kon hebben. Toen had hij het maar beter geoordeeld de zaak maar gelijk helemaal onontvankelijk te verklaren - een rechter kon het zich niet permitteren zich uit te laten lachen, niet als hij ook maar enige ambitie had. En algemeen gelach, dat was wel ongeveer de enige zekerheid die die zaak op kon leveren. Maar Wilson had er zo'n herrie over gemaakt dat de beroepstrots van de rechter het gewonnen had. Hij had Wilson trouwens nooit gemogen.

'U kunt uw getuigen voor laten komen,' zei hij.

Turnbull knikte. Hij zei tegen de griffier: 'Roep Henry Jenkins naar de getuigenbank.'

Wilson was al overeind gevlogen voordat de griffier zijn mond open had kunnen doen.

'Protest!' bulkte hij. 'De zogenaamde Henry Jenkins kan niet als getuige optreden!'

'Waarom niet?' wilde Turnbull weten.

'Omdat hij dood is!'

De rechter pakte met zijn ene hand de hamer, en met de andere zijn voorhoofd. Hij klopte op de tafel om de zaal tot stilte te manen.

Turnbull stond er glimlachend bij. "Vanzelfsprekend kunt u wel een bewijs voor die bewering overleggen,' zei hij.

Wilson snauwde: 'Jazeker wel.' Hij verwees naar zijn instructie. 'De zogenaamde Henry Jenkins is de geest, geestverschijning of spookgestalte van een zekere Hank Jenkins, die een eeuw geleden in dit gebied naar goud zocht. Hij werd gedood door een kogel in zijn keel uit het pistool van een zekere Lange Tom Cooper, en werd op 14 september 1850 legaal dood verklaard. Cooper werd voor die moord opgehangen. Wat voor hocus-pocus u nu ook als bewijs van het tegendeel mag produceren, de status van zijn legale dood blijft volledig van kracht.'

'Wat voor bewijs hebt u voor de veronderstelling dat mijn cliënt identiek zou zijn aan die Hank Jenkins?' vroeg Turnbull grimmig.

'Ontkent u dat?'

Turnbull haalde zijn schouders op. 'Ik ontken niets. Ik onderga geen kruisverhoor. Bovendien is het enige en eerste vereiste voor een getuige dat hij de waarde van een eed begrijpt. Henry Jenkins werd door John Quincy Fitzjames, hoogleraar in de psychologie aan de universiteit van Zuid-Californië aan een test onderworpen. De resultaten - ik heb hier de beëdigde verklaring van dr. Fitzjames, die ik als bewijsstuk zal overleggen - tonen duidelijk aan dat het intelligentiequotiënt van mijn cliënt behoorlijk boven normaal is, en dat een psychiatrisch onderzoek geen belangrijke afwijkingen aan de dag brengt die nadelig zouden zijn voor zijn geldigheid als getuige. Ik sta erop dat mijn cliënt toestemming krijgt ten behoeve van zijn eigen zaak te getuigen.'

'Maar hij is dood!' krijste Wilson. 'Hij is op dit ogenblik onzichtbaar!'

'Mijn cliënt,' zei Turnbull stijfjes, 'is op dit ogenblik niet aanwezig. Dit verklaart ongetwijfeld wat u zijn onzichtbaarheid noemt.' Hij wachtte even tot het waarderende gemompel dat door de zaal ging weer geluwd was. Het ging voortreffelijk, dacht hij glimlachend. 'Ik heb hier nog een beëdigde verklaring,' zei hij. 'Deze is getekend door Elihu James en Terence MacRae, die respectievelijk aan het hoofd van de fysische en de biologische faculteit van dezelfde universiteit staan. Hierin wordt verklaard dat mijn cliënt alle essentiële verschijnselen van leven vertoont. Ik ben bereid zo nodig alle drie mijn getuigen-deskundigen in de getuigenbank te roepen.'

Wilson keek woest maar zei niets. Rechter Gimbel boog zich naar voren.

'Ik zie geen mogelijkheid de eiser het recht tot getuigen te ontzeggen,' zei hij. 'Als de drie deskundigen die deze rapporten opgesteld hebben bereid zijn in de getuigenbank de daarin vervatte feiten te bevestigen, dan mag Henry Jenkins getuigenis afleggen.'

Wilson zette zich zwaar in zijn stoel. De drie deskundigen spraken kort - en droog. Wilson onderwierp hen alleen maar aan het meest formele kruisverhoor.

 

De rechter kondigde een kort reces aan. Buiten in de gang staken Wilson en zijn klant een sigaret op en keken elkaar met weinig sympathie aan.

'Ik voel me volstrekt belachelijk,' zei Russell Harley. 'Een proces voeren tegen een geest.'

'De geest heeft het proces aanhangig gemaakt,' bracht Wilson hem in herinnering. 'Als we het nog maar een paar weken langer uit hadden kunnen houden, tot er een andere rechter zitting had, dan had ik dit hele geval zo onontvankelijk kunnen laten verklaren.'

'Waarom konden we dan niet wachten?'

'Omdat u zo'n haast had, verdomme!' zei Wilson. 'U en die idioot van een Nicholls, zo vol vertrouwen dat het nooit tot een proces komen zou.'

Harley haalde zijn schouders op en dacht er treurig aan hoe het hun niet gelukt was de geest van Hank Jenkins volledig uit te bannen. Het was een troep geworden. Jenkins had op de een of andere manier weten te ontsnappen uit de betoverde cirkel die ze om hem getrokken hadden, en waarin ze hem vast hoopten te houden tot het proces wegens verstek van eiser niet door zou gaan.

'Dan is er nog iets,' zei Wilson. 'Waar is Nicholls?'

Harley haalde weer zijn schouders op. 'Weet ik niet. De laatste keer dat ik hem gezien heb was in uw kantoor. Hij kwam me opzoeken vlak nadat de hulpsheriff de dagvaarding op mijn deur kwam plakken. Hij heeft me bij u gebracht, zei dat iemand u bij hem aanbevolen had. Toen hebben u en hij en ik nog een poosje over de zaak zitten praten. Hij ging weg nadat hij me nog wat geld geleend had om me met de betaling van uw voorschot tegemoet te komen. Daarna heb ik hem niet meer gezien.'

'Ik zou weleens willen weten wie mij bij hem aanbevolen heeft,' zei Wilson grimmig. 'Ik denk niet dat hij ooit nog iemand anders aan zal bevelen. Ik mag dit zaakje niet - en u mag ik ook niet zo.'

Harley bromde maar zei niets. Hij smeet zijn sigaret weg. Het ding smaakte naar het vuilnis dat om zijn nek hing, alles smaakte daarnaar. Nicholls had niet gelogen toen hij zei dat Harley het bosje kruiden dat de geest van de oude Jenkins op een afstand zou houden niet zo fijn zou vinden. Het stonk.

De griffier kwam de gang in en brulde iets, en de mensen begonnen weer naar binnen te druppelen. Harley en zijn advocaat volgden.

Ton de zitting weer hervat was, zei de griffier: 'Henry Jenkins!'

Turnbull stond onmiddellijk op. Hij opende de deur van de kamer van de rechter, fluisterde iets. Toen stapte hij achteruit, als om iets door te laten.

Pets. SISS.Pets. SISS...

Op slag stokte ieders adem toen het griezelig uit het niets verschijnende sijpelende straaltje bloed langzaam door de open ruimte naar de getuigenbank bewoog. Dit was de geest, de eiser in het absoluut meest absurde proces uit de hele geschiedenis van de jurisprudentie.

'Goed, Hank,' fluisterde Turnbull. 'Je zult je lang genoeg moeten materialiseren om te zorgen dat de griffier je kan beëdigen.'

De griffier deinsde angstig terug voor de kolom van melkachtige mist die ineens voor hem opdoemde, vaag humanoïde van vorm. Een spookachtige hand, half doorschijnend, kwam naar voren en raakte de bijbel aan. De stem van de griffier beefde toen hij de eed afnam en het antwoord van ergens in het centrum van de wolkkolom hoorde komen.

De nevel zweefde terug naar de getuigenbank, maakte een merkwaardige buiging ongeveer op heuphoogte en verdween toen met een zacht plofje in het niets.

De rechter beukte woest met zijn hamer. Het verschrikte geroezemoes dat onder het publiek opgerezen was stierf weer weg.

'Ik wil u nog eens waarschuwen,' verklaarde hij, 'dat onordelijkheid niet getolereerd zal worden. De advocaat voor eiser kan beginnen.'

Turnbull liep naar de getuigenbank en richtte zich tot de leegte daarin.

'Uw naam?'

'Mijn naam is Henry Jenkins.'

'Uw beroep?'

Het bleef even stil. 'Ik heb geen beroep. Misschien zou je kunnen zeggen dat ik met pensioen ben.'

'Meneer Jenkins, wat is precies uw relatie met het pand dat Harley Hall genoemd wordt?'

'Ik heb het negentig jaar lang bewoond.'

'Hebt u in die tijd kennisgemaakt met wijlen Zebulon Harley, de eigenaar van de Hall?'

'Ik heb Zeb heel goed gekend, ja.'

Turnbull knikte. 'Wanneer hebt u kennis met hem gemaakt?' vroeg hij.

'In de lente van 1907. Zeb had net zijn vrouw verloren. Daarna ging hij het hele jaar door in Harley Hall wonen. Hij werd, nou ja, min of meer een soort kluizenaar. Voor die tijd hadden we elkaar nooit ontmoet, want hij kwam maar zelden naar de Hall. Maar toen werden we vrienden.'

'Hoelang heeft die vriendschap geduurd?'

'Tot hij stierf, afgelopen herfst. Ik was bij hem toen hij stierf. Ik heb nog een paar aandenkens die hij me toen nagelaten heeft.' Duidelijk klonk een nostalgische zucht uit de getuigenbank, die nu ruimschoots met een modderig rode vloeistof bespetterd was. De vallende druppels schenen een seconde lang te aarzelen, en het sissende geluid dat ze maakten klonk gedempt als door een krachtige emotie.

Turnbull vervolgde: 'Uw verhouding met hem was dus goed?'

'Ik zou ze zelfs uitstekend willen noemen,' antwoordde de leegte krachtig. 'Elke avond zaten we bij elkaar. Als we geen bezique of schaak of cribbage speelden, dan zaten we gewoon over het nieuws van de dag te kletsen. Ik heb het boek nog dat we gebruikten om onze schaak- en beziquespelletjes in te noteren. Zeb schreef zelf de punten op, in zijn eigen handschrift.'

 

Turnbull liet de getuige een ogenblik in de steek. Glimlachend keek hij de rechter aan. 'Als bewijsstuk kan ik het genoemde boek overleggen,' zei hij. 'Ook een ring, die door wijlen meneer Harley aan eiser geschonken is, en een exemplaar van de toneelstukken van Gilbert en Sullivan. Voorin dit boek is in Harley's eigen handschrift geschreven: "Voor de ouwe Hank".'

Hij richtte zich weer tot de lege, van bloed druipende getuigenbank.

Hij zei: 'Heeft in al die jaren van uw relatie Zebulon Harley u ooit verzocht weg te gaan of huur te betalen?'

'Natuurlijk niet. Dat is niets voor Zeb!'

Turnbull knikte. 'Uitstekend,' zei hij. 'Nu nog een of twee vragen. Wilt u ons in uw eigen woorden vertellen wat er na de dood van Zebulon Harley gebeurd is, dat voor u aanleiding was om dit proces aanhangig te maken?'

'Nou, in januari kwam de jonge Harley...'

'U bedoelt Russell Joseph Harley, de gedaagde?'

'Ja. Hij kwam op 5 januari naar Harley Hall. Ik verzocht hem weg te gaan, wat hij deed. De volgende dag kwam hij terug met een andere man bij zich. Ze legden een talisman op de drempel van de hoofdingang, en even later verzegelden ze iedere drempel en vensterbank van de Hall met een substantie die schadelijk voor me is. Die activiteiten ging nog gepaard met verscheidene van de dodelijkste formules uit de Ars Magicorum. Bovendien maakte hij er nog een uitsluitingscirkel met een straal van ruim anderhalve kilometer bij, die helemaal om de hall heen liep.'

'O juist,' zei de advocaat. 'Wilt u het hof de uitwerking van die activiteiten uitleggen?'

'Tja,' zei de stem peinzend, 'het is een beetje moeilijk om dat in woorden uit te drukken. Ik kan niet voorbij die cirkel zonder dat het me verschrikkelijk veel energie kost. En zelfs als het me lukte dan kon ik nog het huis niet binnen vanwege de talisman en de verzegelingen.'

'Kon u er door de lucht binnenkomen? Via een schoorsteen misschien?'

'Nee. De uitsluitingscirkel is eigenlijk een bol. Ik weet wel zo goed als zeker dat de inspanning me vernietigen zou.'

'Dan was u dus inderdaad volkomen buitengesloten van het huis dat u negentig jaar bewoond hebt, en dit ten gevolge van de opzettelijke handelingen van Russell Joseph Harley, de gedaagde, en een ongenoemde medeplichtige van hem.'

'Zo is het.'

Turnbull straalde. 'Dank u. Dat is alles.'

Hij wendde zich tot Wilson, wiens gezicht gedurende het hele verhoor een studie in onbuigzame hardheid geweest was. 'De getuige staat tot uw beschikking,' zei hij.

Wilson sprong overeind en stapte naar de getuigenbank.

Strijdlustig zei hij: 'U zei dat uw naam Henry Jenkins is?'

'Ja.'

'Dat is uw naam nu, zult u bedoelen. Hoe was uw naam eerst?'

'Eerst?' Er klonk oprechte verbazing in de stem die van ergens boven de sijpelende bloeddruppels kwam. 'Hoe eerst?'

Wilson keek dreigend: 'Doe niet net of u van niets weet,' zei hij bits. 'Voordat u gestorven bent natuurlijk.'

'Protest!' Turnbull vloog met een woedende blik op Wilson overeind. 'De advocaat voor de verdediging heeft niet het recht over een hypothetische dood van mijn cliënt te spreken!'

Gimbel hief vermoeid zijn hand op en brak de woorden af die zich al op Wilsons lippen vormden. 'Protest toegestaan,' zei hij. 'Er is geen bewijs geleverd dat eiser dezelfde persoon is als de goudzoeker die in 1850 gedood werd, of wie anders ook.'

Wilsons mond vertrok zich tot een zure grijns. Op een wat lager toontje ging hij verder.

'U zegt, meneer Jenkins, dat u Harley Hall negentig jaar lang bewoond hebt.'

'Volgende maand wordt het negentig jaar. De Hall werd - tenminste in zijn tegenwoordige vorm - pas in 1876 gebouwd, maar ik bewoonde het huis dat daarvoor op die plaats stond.'

'Wat deed u voor die tijd?'

'Voor die tijd?' De stem zweeg een ogenblik, zei toen weifelend: 'Dat kan ik me niet meer herinneren.'

'U staat onder ede!' stoof Wilson op.

De stem werd krachtiger. 'Negentig jaar is een hele tijd,' zei hij. 'Ik kan het me niet meer herinneren.'

'Laat eens kijken of ik uw geheugen niet een beetje op kan frissen. Is het waar dat eenentwintig jaar geleden, in het zelfde jaar waarin u volgens uw bewering met uw bewoning van Harley Hall begon, Hank Jenkins in een pistoolduel gedood werd?'

'Dat kan best waar zijn, als u het zegt. Ik kan het me niet herinneren.'

'Herinnert u zich wel dat het schieten op nog geen vijftien meter van de huidige ligging van Harley Hall plaatsvond?'

'Kan best zijn.'

'Goed dan,' donderde Wilson, 'is het niet een vaststaand feit dat toen Hank Jenkins op gewelddadige wijze stierf zijn geest tot ontstaan kwam? Dat die geest toen gedoemd was zich tot in alle eeuwigheid op de plaats van zijn dood op te blijven houden?'

Uiterst kalm zei de stem: 'Daar heb ik geen weet van.'

'Ontkent u dat het in deze streek algemeen bekend is dat de geest van Hank Jenkins zich in Harley Hall ophoudt?'

'Protest!' schreeuwde Turnbull. 'Volksmening is geen bewijs.'

'Protest toegestaan. Griffier, schrap de vraag.'

Wilson, tot het uiterste gebracht, verloor zijn zelfbeheersing. Met een gevaarlijk onevenwichtige stem zei hij: 'Meineed is een strafrechtelijke overtreding. Meneer Jenkins, ontkent u dat u de geest van Hank Jenkins bent?'

De toon klonk verbaasd. 'Welzeker.'

'U bent toch een geest, niet?'

Stijfjes: 'Ik ben een wezen op astraal niveau.'

'Dat is meen ik wat men een geest noemt?'

'Kan ik het helpen hoe het genoemd wordt. Ik heb u ook op allerlei manieren horen noemen. Is dat een bewijs?'

Uit het publiek steeg een geweldig gelach op. Gimbel beukte met de hamer op de tafel.

'Getuige,' zei hij, 'dient zich te beperken tot het beantwoorden van vragen.'

Wilson bulderde: 'Ondanks wat u zegt is het toch waar, niet, dat u alleen maar de geest ben van een menselijk wezen dat op gewelddadige wijze aan zijn eind gekomen is?'

De stem van boven de bloeddruppels antwoordde: 'Ik herhaal dat ik een wezen op astraal niveau ben. Ik ben me er niet van bewust dat ik ooit een menselijk wezen geweest ben.'

De advocaat richtte zich met een verbitterd gezicht tot de rechter.

'Edelachtbare,' zei hij, 'ik verzoek u de getuige te willen gelasten op te houden verstoppertje met woorden te spelen. Het is volkomen duidelijk dat getuige een geest is, en dat hij dus, ipso facto, het overblijfsel van een menselijk wezen is. Verder zijn er sterke aanwijzingen dat hij de geest is van de Hank Jenkins die in 1850 gedood werd. Maar dit punt is niet essentieel. Wat wel duidelijk vaststaat is dat hij de geest is van iemand die dood is, en dus niet bevoegd om als getuige op te treden! Ik eis dat zijn getuigenis geschrapt wordt!'

 

Turnbull nam onmiddellijk het woord. 'Wil de advocaat voor de verdediging zo goed zijn de autoriteit te citeren die hem het recht geeft mijn cliënt als geest te brandmerken - en dit ondanks de herhaalde verklaring van mijn cliënt dat hij een wezen op astraal niveau is? Wat is de juridische definitie van een geest?'

Rechter Gimbel glimlachte. 'De advocaat voor de verdediging kan doorgaan met zijn getuigenverhoor,' zei hij.

Wilsons gezicht liep donkerrood aan. Met een grote halsdoek wiste hij zijn voorhoofd af en keek toen woedend naar het druppende, sissende, sijpelende straaltje bloed.

'Wat u ook zijn mag,' zei hij, 'geef me antwoord op deze vraag: 'Kunt u dwars door een muur gaan?'

'O ja. Zeker.' De stem die uit het niets kwam klonk nu duidelijk verbaasd. 'Maar het is niet zo makkelijk als sommige mensen denken. Het kost beslist een heleboel inspanning.'

'Doet er niet toe. Kunt u het?'

'Ja.'

'Zoudt u met materiële middelen vastgebonden kunnen worden? Zouden handboeien u vasthouden? Of touwen, kettingen, gevangenismuren, of een hermetisch gesloten stalen kist?'

Jenkins kreeg niet de kans om te antwoorden. Turnbull, die gevaar rook, kwam haastig tussenbeide. 'Ik teken protest aan tegen deze wijze van ondervragen. Dit is volkomen irrelevant.'

'Integendeel,' riep Wilson luid, 'het staat in nauw verband met de bevoegdheden van de zogeheten Henry Jenkins als getuige! Ik eis dat hij deze vraag beantwoordt.'

Rechter Gimbel zei: 'Protest afgewezen. Getuige zal de vraag beantwoorden.'

De stem uit de stoel zei hooghartig: 'Ik heb er niets op tegen om te antwoorden. Materiële barrières betekenen over het algemeen niets voor me.'

De advocaat voor de verdediging richtte zich triomfantelijk op.

'Heel goed,' zei hij tevreden. 'Heel goed.' Toen, snel en bijtend, tegen de rechter: 'Ik voer aan, edelachtbare, dat de zogenoemde Henry Jenkins geen legale status als getuige voor de rechtbank heeft. Het begrip voor wat een eed inhoudt is duidelijk van geen enkele waarde als schending van die eed geen bestraffing tot gevolg kan hebben. De verklaringen van een man die ongestraft meineed kan plegen hebben geen waarde. Ik eis dat ze geschrapt worden!'

Turnbull was in twee stappen voor de tafel van de rechter.

'Dat had ik al verwacht, edelachtbare,' zei hij snel. 'Maar de aard zelf van deze zaak maakt wel duidelijk dat mijn cliënt zeer bepaald in zijn bewegingsvrijheid beperkt kan worden - toverformules, pentagrammen, talismans, amuletten, uitsluitingscirkels en wat al niet meer. Ik heb hier - en ik ben bereid die aan de gerechtsdienaar van het hof te overleggen - een lijst van de verschillende methoden om de bewegingsvrijheid van een astraal wezen gedurende perioden die van enkele momenten tot de eeuwigheid gaan tot een zeer bepaald gebied te beperken. Bovendien heb ik ook nog, voor de aanvang van dit proces, een schuldbekentenis voor een bedrag van vijfduizend dollar getekend, die ik bereid ben te verspelen in het geval dat mijn cliënt, als hij aan enige overtreding in zijn optreden als getuige schuldig bevonden mocht worden, in zijn bewegingsvrijheid zou worden beperkt en toch zou ontsnappen.'

Gimbels gezicht klaarde, na een kort moment van ontsteltenis, langzaam op. Hij knikte. 'Het hof neemt genoegen met de verklaring van de advocaat voor eiser,' verklaarde hij. 'Er schijnt geen twijfel aan te bestaan dat eiser voor welke onjuiste verklaring ook gestraft kan worden, en de motie van de verdediging wordt dus afgewezen.'

Wilson keek woest, maar haalde zijn schouders op. 'Vooruit dan maar,' zei hij. 'Dat is dan alles.'

'U kunt van uw plaats komen, meneer Jenkins,' zei Gimbel, en hij keek geboeid toe toen de van bloed druipende kolom zich verhief en over de vloer door de gang en de deur uitzweefde.

Turnbull kwam weer naar de tafel van de rechter toe. Hij zei: 'Ik zou de volgende aantekeningen, het dagboek van wijlen Zebulon Harley, als bewijsstuk over willen leggen. Het werd in de afgelopen herfst door Harley zelf aan mijn cliënt geschonken. Ik wil in het bijzonder de aandacht vragen voor het gedeelte van de zesde april negentienhonderdenzeventien, waarin hij de deelname van de Verenigde Staten aan de eerste wereldoorlog vermeldt, en tevens de resultaten noteert van een serie van elf beziquespelletjes, gespeeld met een personage dat hij als Ouwe Hank identificeert. Met permissie van het hof zal ik het gedeelte voor die dag voorlezen, en ook nog verscheidene gedeelten voor de daaropvolgende vier jaren. Let op de verwijzingen naar iemand die afwisselend genoemd wordt als Jenkins, Hank Jenkins en - in een buitengewoon veelbetekenende passage - de ouwe onzichtbare.'

Wilson zat gedurende het langdurige voorlezen van Harley's dagboek zwijgend te broeien. Zijn gezicht was woedend, maar hij lette voortdurend scherp op, en toen het voorlezen afgelopen was sprong hij overeind.

'Ik zou graag willen weten,' vroeg hij, 'of de advocaat voor eiser ook in het bezit is van dagboeken van na negentienhonderdtwintig?'

Turnbull schudde zijn hoofd. 'Harley heeft blijkbaar nooit een dagboek bijgehouden, afgezien dan van de vier jaren die hierin voorkomen.'

'Dan verzoek ik het hof te weigeren dit dagboek als bewijsstuk te aanvaarden, en wel op twee punten,' zei Wilson. Hij hief twee vingers op om de punten af te tikken. 'In de eerste plaats is het aangevoerde bewijs van weinig waarde. De weinige vage en onbevredigende verwijzingen naar Jenkins beschrijven hem nergens specifiek als wat hij is - geest, astraal wezen of wat u maar wilt. Ten tweede heeft het bewijs, zelfs wanneer we dit eerste punt over het hoofd zouden zien, uitsluitend betrekking op de jaren tot negentienhonderdeenentwintig. De zaak zelf houdt zich alleen bezig met de veronderstelde bewoning van Harley Hall door de zogenaamde Jenkins in de afgelopen twintig jaren - na eenentwintig. Het is dus wel duidelijk dat het bewijs irrelevant is.'

Gimbel keek Turnbull aan, die kalm glimlachte.

'De verwijzing naar de ouwe onzichtbare is verre van vaag,' zei hij. 'Het is een duidelijke aanwijzing voor het astrale karakter van mijn cliënt. Bovendien is het bewijs voor de vriendschap van mijn cliënt met wijlen meneer Zebulon Harley vóór negentienhonderdeenentwintig volkomen relevant, aangezien men natuurlijk mag aannemen dat een dergelijke vriendschap, eenmaal gevestigd, voor onbepaalde tijd is blijven voortduren. Behalve natuurlijk als de verdediging in staat zou zijn een bewijs voor het tegendeel aan te voeren.'

Rechter Gimbel zei: 'Het dagboek wordt als bewijsstuk aanvaard.'

Turnbull zei: 'Ik beëindig mijn pleidooi.'

Een gegons van stemmen weerklonk in de rechtszaal terwijl de rechter het dagboek doorkeek en het vervolgens aan de griffier gaf om het te stempelen en in te laten schrijven.

Gimbel zei: 'De verdedigende partij kan zijn zaak inleiden.'

Wilson stond op. Hij zei tegen de griffier: 'Russell Joseph Harley.'

Maar de jonge Harley stribbelde tegen. 'Niks daarvan,' zei hij, terwijl hij op de getuigenbank wees. 'Dat ding zit helemaal vol met bloed! U verwacht toch zeker niet dat ik in die grote plas bloed ga zitten, niet?'

Rechter Gimbel boog zich naar voren om de stoel te bekijken. Het traag druppende straaltje bloed van de verschijning die daar zijn getuigenverklaring afgelegd had, had zijn sporen achtergelaten. Een modderkleurig bruin over de hele voorzijde van de stoel. Gimbel vroeg zich af hoe de geest het klaarspeelde zijn voorraad vloeistof voortdurend aan te vullen, maar gaf het op.

'Ik begrijp uw standpunt,' zei hij. 'Goed, het begint toch al een beetje laat te worden. De griffier zal de aanwezige getuigenbank weghalen en door een andere vervangen. Intussen verklaar ik de zitting opgeschort tot morgenochtend om tien uur.'

 

3

 

Russell Harley merkte wel dat de rug van de liftjongen een en al weerzin en afkeuring uitstraalde, en hij fronste zijn voorhoofd. Hij wist best dat hij geen populaire gast in het hotel was. Maar waar hij zich in vergiste was, dat hij dacht dat dat verderfelijke bosje kruiden om zijn nek er de oorzaak van was. Zijn verfoeilijke persoonlijkheid had heel wat meer met de kille houding van de hoteldirectie en zijn medegasten te maken.

Hij liep naar de bar en negeerde de hoofden die zich verbaasd omdraaiden om de stinkende kometenstaart die hij bij het langskomen achter zich liet te volgen. Hij ging de salon vol rood leer en chroom binnen en keek zoekend rond naar advocaat Wilson.

En knipperde verbaasd met zijn ogen toen hij hem zag. Wilson was niet alleen. Een lange donkere figuur zat bij hem in de nis, met zijn rug naar Harley toe. Maar alleen die rug was al genoeg voor herkenning. Nicholls!

Wilson had hem al gezien. 'Hé, dag Harley,' zei hij, een en al glimlach en minzaamheid in het bijzijn van de man met het geld. 'Kom erbij zitten. Meneer Nicholls kwam net bij me langs, dus heb ik hem maar meegebracht.'

'Dag,' zei Harley somber, en Nicholls knikte. Zijn wangspieren klopten, en hij scheen erg gespannen te zijn, voelde zich kennelijk merkwaardig slecht op zijn gemak in Harley's aanwezigheid. Toch was er wel een kleine twinkeling in de blik die hij de jonge Harley toewierp, en zijn stem klonk vriendelijk genoeg - hoewel wel wat hooghartig - toen hij zei:

'Dag, Harley. Hoe gaat het met het proces?'

'Dat moet je hem vragen,' zei Harley, en hij wees met zijn duim naar Wilson terwijl hij zijn knieën onder het tafeltje van de nis schoof en ging zitten. 'Hij is de advocaat. Hij hoort dit soort dingen te weten.'

'Weet hij het dan niet?'

Harley haalde zijn schouders op en rekte zijn nek om de serveerster te zoeken. 'Och, dat zal wel, ja ... Een rye met water!' Hij bekeek het meisje goedkeurend toen ze hem toeknikte en naar de bar liep, daarna richtte hij zijn aandacht weer op Nicholls. 'De moeilijkheid is,' zei hij, 'dat Wilson misschien wel denkt dat hij het weet, maar ik geloof dat hij het helemaal mis heeft.'

Wilson fronste zijn voorhoofd. 'Insinueert u soms...' begon hij, maar Nicholls hief zijn hand op.

'Laten we nou niet gaan kibbelen,' zei Nicholls. 'Als u mijn vraag eens beantwoordde. Ik ben hier bij betrokken, en ik wil het weten. Hoe gaat het met het proces?'

Wilson zette zijn openhartigste gezicht. 'Eerlijk gezegd niet zo best,' zei hij. 'Ik ben bang dat de rechter aan de andere kant staat. Als u naar me geluisterd had en de zaak had opgehouden tot er een andere rechter kwam...'

'Ik had geen tijd om de zaak op te houden,' zei Nicholls. 'Ik moet binnen een paar dagen ergens anders zijn. Ik zou nu zelfs al onderweg moeten zijn. Denkt u dat we het proces kunnen verliezen?'

Harley lachte hard. Terwijl Wilson hem woedend aankeek nam hij zijn borrel van het dienblad van de serveerster en sloeg hem achterover. De glimlach bleef nog op zijn gezicht terwijl hij luisterde hoe Wilson vriendelijk zei:

'Het gevaar is behoorlijk groot, ja.'

'Hm.' Nicholls bekeek vol belangstelling zijn vingernagels. 'Misschien heb ik de verkeerde advocaat gekozen.'

'Dat heb je zeker.' Harley wenkte de serveerster en bestelde nog een borrel. 'Wilt u weten wat ik er verder nog van denk? Ik denk dat u de verkeerde cliënt gekozen hebt, gespeld s-t-r-o-m-a-n. Ik begin hier balen van te krijgen. Dat verdomde ding om mijn nek stinkt als de hel. Hoe moet ik trouwens weten of het ergens voor dient? Voor zover ik het zien kan stinkt het alleen maar, en meer niet.'

'Het helpt,' zei Nicholls kort en bondig. 'Ik zou je niet graag aan willen raden zonder dat ding rond te lopen. Wijlen Hank Jenkins is niet zo'n heel sterke geest - een sterke zou je helemaal verscheuren en je kruiden als toetje opeten - maar zonder de bescherming van wat je nu om je nek draagt zou je wel een heel ongemakkelijk leven krijgen zodra Jenkins te horen kreeg dat je het niet meer droeg.'

Hij zette het glas rode wijn, waarvan hij alleen maar de geur opgesnoven had zonder ervan te drinken, neer en keek Wilson scherp aan. 'Ik heb mijn geld hierin gestopt,' zei hij. 'Ik had gehoopt dat jij de juridische kant van de zaak zou kunnen behartigen. Maar ik zie dat ik meer moet doen. Luister nu goed, want ik ben niet van plan dit nog eens te herhalen. Er zit een aspect aan deze zaak dat jij met je afgestompte juridische scherpzinnigheid over het hoofd gezien hebt. Jenkins beweert dat hij een astraal wezen is, wat hij ongetwijfeld is. Als je nu eens, in plaats van te proberen te bewijzen dat hij een geest is, en dus officieel dood verklaard, en dus niet bevoegd om te getuigen, zoals jij gedaan hebt, als je nu eens dit deed...'

En hij sprak snel en zakelijk verder.

En toen hij hen een tijdje later verliet, en Wilson Harley naar zijn kamer bracht en hem in bed gooide, voelde de advocaat zich voor het eerst sinds dagen weer gelukkig.

 

Russell Joseph Harley, een beetje katterig en heel erg zenuwachtig, werd als eerste getuige ten behoeve van zijn eigen zaak naar de getuigenbank geroepen.

Wilson zei: 'Uw naam?'

'Russell Joseph Harley.'

'U bent de neef van wijlen Zebulon Harley, die u het pand bekend onder de naam Harley Hall nagelaten heeft?'

'Ja.'

Wilson wendde zich tot de rechter. 'Ik lever dit exemplaar van het testament van wijlen meneer Zebulon Harley als bewijsstuk in. Al zijn bezittingen worden nagelaten aan zijn neef en enige levende verwant, de gedaagde.'

Turnbull sprak vanaf zijn katheder: 'De eiser betwist op geen enkele manier het aandeel van gedaagde in Harley Hall.'

Wilson vervolgde: 'U hebt een deel van uw kinderjaren in Harley Hall doorgebracht, is het niet, en als volwassene het zo nu en dan bezocht?'

'Ja.'

'Heeft ooit iets in de vorm van een geest, spook of astraal wezen zich in Harley Hall aan u gemanifesteerd?'

'Nee. Dan zou ik het me nog wel herinneren.'

'Heeft wijlen uw oom het ooit met u over dergelijke verschijningen gehad?'

'Hij? Nee.'

'Dat is alles.'

Turnbull kwam naar voren voor het kruisverhoor.

'Wanneer hebt u uw oom het laatst voor zijn dood nog gezien, meneer Harley?'

'Dat was in negentienhonderdachtendertig. In september, zo om en nabij de tiende of de elfde van de maand.'

'Hoelang bent u toen bij hem geweest?'

Harley bloosde onwillekeurig. 'O eh... één dagje maar,' zei hij.

'En wanneer hebt u hem voor die tijd gezien?'

'Nou, niet meer sinds ik nog heel jong was. Mijn ouders zijn in negentientwintig naar Pennsylvanië verhuisd.'

'En is er vanaf dat moment - afgezien dan van dat bezoekje van één dag in negentienhonderdachtendertig - nog sprake van enige communicatie tussen uw oom en uzelf geweest?'

'Nee, ik geloof het niet. Hij was een nogal rare vogel, eenzelvig. Niet helemaal goed snik, denk ik.'

'Nou, u bent wel een liefhebbende neef. Maar rekening houdend met wat u net gezegd hebt, is het dan zo verbazingwekkend dat uw oom u nooit iets over meneer Jenkins verteld heeft? Daar kreeg hij niet veel kans voor, niet?'

'In negentienachtendertig had hij de kans, maar hij deed het niet,' zei Harley uitdagend.

Turnbull haalde zijn schouders op. 'Ik ben klaar,' zei hij.

Gimbel kreeg een verveelde uitdrukking op zijn gezicht. Hij had wel wat meer vuurwerk verwacht. Hij zei: 'Heeft de verdediging nog meer getuigen?'

Wilson glimlachte grimmig. 'Jazeker, edelachtbare,' zei hij. Dit was zijn grote moment, en hij glimlachte nog eens toen hij minzaam zei: 'Ik zou meneer Henry Jenkins naar de getuigenbank willen roepen.'

&nbnsp;

In de verbijsterde stilte die volgde boog rechter Gimbel zich naar voren. 'Bedoelt u dat u eiser als getuige voor de verdediging wilt laten voorkomen?'

Uiterst kalm: 'Jazeker, edelachtbare.'

Gimbel vertrok zijn gezicht. 'Laat Henry Jenkins voorkomen,' zei hij vermoeid tegen de griffier, en liet zich toen weer achterover in zijn stoel zakken.

Turnbull keek nogal geschrokken. Hij beet op zijn lip, probeerde tot een besluit te komen of hij protest aan zou tekenen tegen die verbazingwekkende procedure, maar haalde tenslotte maar zijn schouders op toen de griffier de naam van de geest schreeuwde.

Turnbull snelde door de gang, de deur uit. Vanuit de antichambre was zijn stem te horen, toen keerde hij wat langzamer terug. Achter hem aan kwam het sijpelende straaltje bloeddruppels: Pets. SISS.Pets. SISS...

'Eén ogenblikje,' zei Gimbel, die weer tot zichzelf kwam. 'Ik heb er geen bezwaar tegen dat u getuigenis aflegt, meneer Jenkins, maar we mogen niet iedere keer dat u getuigt de staat nodeloos op kosten jagen doordat de getuigenbank opnieuw gestoffeerd moet worden. Deurwaarder, haal even een soort kleedje of zoiets om over de stoel te leggen voordat meneer Jenkins de eed afgenomen wordt.'

Een zeildoek werd haastig te voorschijn gehaald en over de stoel gelegd; Jenkins materialiseerde zich net lang genoeg om de eed af te leggen en ging toen zitten.

'Vertelt u me eens, meneer Jenkins,' zei hij, 'hoeveel astrale wezens - zo noemt u zichzelf toch, meen ik - zijn er eigenlijk?'

'Dat zou ik niet weten. Vele miljarden.'

'Met andere woorden, evenveel als er mensen op gewelddadige wijze aan hun eind gekomen zijn?'

Turnbull stond plotseling hevig opgewonden op, maar de geest wist de val keurig te vermijden. 'Dat weet ik niet. Ik weet alleen dat er miljarden zijn.'

De glimlach, van de advocaat, een glimlach als van de kat-die-net-de-kanarie-opgegeten-heeft, verflauwde niet. 'En al die miljarden zijn voortdurend om ons heen, overal, alleen onzichtbaar. Is het zo?'

'Welnee. Er blijven er maar heel weinig op aarde. En daarvan zijn er nog minder die zich met mensen bemoeien. De meeste mensen zijn gewoon heel oninteressant voor ons.'

'Goed, hoeveel dacht u dan dat er op aarde zijn? Ongeveer honderdduizend?'

'Misschien nog wel wat meer. Maar het lijkt me er niet ver naast.'

Turnbull kwam plotseling tussenbeide. 'Ik zou graag het belang van deze vragen willen weten. Ik maak bezwaar tegen deze hele wijze van ondervragen als zijnde volkomen irrelevant.'

Wilson was een studie van juridische waardigheid. Hij antwoordde: 'Ik probeer enkele feiten van grotere waarde aan het licht te brengen, edelachtbare. Dit zou de hele aard van de zaak kunnen wijzigen. Ik verzoek u nog een paar ogenblikjes geduld te hebben.'

'De advocaat voor de verdediging kan doorgaan,' zei Gimbel nors.

Wilson ontblootte grijnzend zijn hoektanden. Hij richtte zich weer tot het druipende bloed voor hem. 'Nu zou volgens de bewering van uw advocaat wijlen meneer Harley zo'n astraal wezen gedurende twintig jaar of langer, met zijn volledige medeweten en goedvinden, toestemming hebben gegeven zijn huis te bewonen. Dat lijkt me volstrekt onwaarschijnlijk, maar zullen we voor het ogenblik aannemen dat dat inderdaad het geval was?'

'Jazeker! Het is de waarheid.'

'Vertelt u me dan eens, meneer Jenkins, hebt u vingers?'

'Heb ik ... wat?'

'U hoort me toch!' snauwde Wilson. 'Hebt u vingers, vingers van vlees en bloed, die in staat zijn een indruk achter te laten?'

'Nou eh, nee. Ik ...'

Wilson ging haastig door. 'Of hebt u een foto van uzelf - of specimina van uw handschrift - of wat voor materiële identificatie ook? Hebt u iets van dien aard?'

De stem klonk duidelijk knorrig: 'Wat bedoelt u toch?'

Wilsons stem werd bars en dreigend: 'Ik bedoel, kunt u bewijzen dat u het astrale wezen bent dat naar beweerd wordt Zebulon Harley's pand bewoond heeft? Was u het - of was het een ander van die onkarakteristieke, gezichtsloze, ontastbare onbekenden - een van die honderdduizenden die, naar u zelf toegeeft, over het hele aardoppervlak verspreid zijn, ronddolen waar ze willen, ongehinderd door sloten of tralies? Kunt u bewijzen dat u iemand in het bijzonder bent?'

'Edelachtbare!' Turnbulls stem klonk bijna als een krijsende gil toen hij eindelijk vaste grond meende te voelen. 'De identiteit van mijn cliënt is nooit ter sprake gekomen!'

'Dat komt hij dan nu!' brulde Wilson. 'De advocaat van de tegenpartij heeft een personage naar voren gebracht dat hij Henry Jenkins noemt. Wie is die Jenkins? Wat is hij? Is hij wel een individu, of soms een collectieve aggregatie van die mysterieuze astrale wezens die, naar men ons wil laten geloven, overal aanwezig zijn maar die we nooit te zien krijgen? Als hij een individu is, is hij dan het individu? En hoe moeten we dat weten, zelfs als hij beweert dat hij het is? Laat hem met bewijzen komen, foto's, een geboortebewijs, vingerafdrukken. Laat hem met identificatiegetuigen komen die beide geesten gekend hebben en bereid zijn te zweren dat die geesten een en dezelfde geest zijn. Wanneer deze factoren ontbreken is er geen enkele grond om rechtsingang te verlenen! Edelachtbare, ik verzoek het hof een onmiddellijk oordeel ten gunste van de gedaagde uit te spreken!'

Rechter Gimbel staarde Turnbull aan. 'Hebt u nog iets te zeggen?' vroeg hij. 'Het lijkt me dat voor het standpunt van de verdediging alles te zeggen is. Zolang u niet een of ander bewijs voor de identiteit van uw cliënt naar voren weet te brengen, heb ik geen andere keus dan het verzoek van de verdediging in te willigen.'

Een ogenblik was de stilte totaal. Wilson triomfantelijk, Turnbull woedend teleurgesteld.

Hoe kon je een geest identificeren?

En toen kwam de lichtelijk geamuseerde stem uit de getuigenbank.

'Het is nu wel ver genoeg gegaan,' zei hij boven het gesis en gespetter van zijn eigen sijpelende bloed uit. 'Ik geloof dat ik een bewijs kan leveren waar het hof genoegen mee zal nemen.'

Wilsons gezicht betrok met de snelheid van een tornado. Turnbull hield zijn adem in, bang om te hopen.

Rechter Gimbel zei: 'U bent onder ede. Begint u maar.'

Er was geen enkel ander geluid in de rechtszaal te horen toen de stem zei: 'Meneer Harley hier had het over een bezoek aan zijn oom in negentienachtendertig. Daar kan ik voor instaan. Ze brachten een hele avond en een dag samen door. Ze waren niet alleen. Ik was er ook bij.'

Niemand keek naar Russell Harley, anders hadden ze misschien kunnen zien hoe ziekelijk bleek zijn gezicht plotseling werd.

Meedogenloos ging de stem verder. 'Misschien had ik geen luistervinkje moeten spelen, maar de ouwe Zeb had toch nooit geheimen voor me. Ik luisterde naar wat ze aan het bepraten waren. De jonge Harley werkte in die tijd voor een bank in Philadelphia. Zijn eerste echte baan. Hij had geld nodig, en hard ook. Er was een te kort in zijn afdeling. Een vrouw, die Sally heette...'

'Wacht eens even!' riep Wilson. 'Dit heeft niets met uw identificatie te maken. Ter zake alstublieft!'

Maar Turnbull begon het te begrijpen. Hij schreeuwde ook, bijna te opgewonden om samenhangend te zijn. 'Edelachtbare, mijn cliënt moet de gelegenheid krijgen om door te spreken. Als hij kennis blijkt te hebben van een intiem gesprek tussen wijlen meneer Harley en gedaagde, dan zou dat zeker als bewijs dienen voor het feit dat hij het vertrouwen van meneer Harley genoot, en dus, Q.E.D., dat hij niemand anders is dan het astrale wezen dat zo lange tijd Harley Hall bewoond heeft!'

Gimbel knikte heftig. 'Ik wil er de advocaat voor de verdediging nog wel aan herinneren dat dit zijn eigen getuige is. Meneer Jenkins, gaat u door.'

 

Weer begon de stem: 'Zoals ik al zei, de vrouw heette...'

'Hou toch je bek, verdomme!' schreeuwde Harley. Hij sprong op, wendde zich smekend tot de rechter. 'Hij verdraait het! Laat hem ophouden! Ja, ik wist dat mijn oom een geest had. Hij is het, oké, vervloekt zij zijn zwarte ziel! Hij mag het huis hebben als hij wil, ik hoepel op. Ik verdwijn uit die hele vervloekte staat!'

Hij eindigde met een onverstaanbaar gebrabbel en draaide zich woest om. Alleen de tussenkomst van een politieman voorkwam dat hij de rechtszaal uitrende.

Gebeuk van de hamer en ingespannen werken van de griffier en zijn staf herstelden de orde in de rechtszaal. Toen de toestand in het vertrek weer vrijwel normaal was, zei rechter Gimbel, kwaad en zwetend: 'Wat mij betreft is de identificatie van de getuige volledig. Heeft de verdediger verder nog bewijzen in te brengen?'

Wilson haalde gemelijk zijn schouders op. 'Nee, edelachtbare.'

'De advocaat voor eiser?'

'Niets, edelachtbare. Ik beëindig mijn pleidooi.'

Gimbel woelde met zijn hand in zijn spaarzame haren en knipperde met zijn ogen. 'In dat geval,' zei hij, 'wijs ik vonnis ten gunste van de eiser. Hierbij wordt bevel gegeven dat gedaagde, Russell Joseph Harley, alle toverformules, pentagrammen, talismans en andere geestenbezweringsmiddelen van huis en erf van Harley Hall verwijdert; dat hij ook in de toekomst na zal laten om ook maar enige poging van welke aard ook, te doen om de bewoner te verdrijven; en dat Henry Jenkins, de eiser, voor de volledige duur van zijn natuurlijke... eh... bestaan permissie zal krijgen het als Harley Hall aangeduide pand volledig te gebruiken en te bewonen.'

De hamer beukte weer. 'De zaak is afgehandeld.'

 

'Trek het je maar niet zo aan,' zei een vriendelijke stem achter Russell Harley. Korzelig draaide hij zich om. Nicholls kwam achter hem aan de rechtszaal uit en de straat op, met Wilson op sleeptouw.

Nicholls zei: 'Je hebt het proces verloren, maar je leven heb je nog. Neem een borrel van me. Hier dan maar.'

Hij loodste hen naar een cocktailbar en liet hen plaatsnemen voor ze zelfs maar een kans kregen om tegenwerpingen te maken. Hij wierp een blik op zijn dure polshorloge. 'Ik heb maar een paar minuutjes,' zei hij. 'Dan moet ik toch echt weg. Het is dringend.'

Hij riep een barman en bestelde een rondje. Toen keek hij de jonge Harley aan en glimlachte breed terwijl hij een bankbiljet op de bar liet vallen om de borrels te betalen.

'Harley,' zei hij, 'ik heb een motto waar je goed aan zou doen het op zulke momenten als deze te onthouden. Ik zal het je cadeau doen als je wilt.'

'En dat is?'

'Het ergste komt nog.'

Harley gaf een grauw en sloeg zonder iets terug te zeggen zijn borrel achterover. Wilson zei: 'Wat ik niet snap is, waarom ze niet voor de openbare behandeling bij ons gekomen zijn met de gegevens over die verrukkelijk onwettige cliënt waar u mij mee opgescheept hebt? Dan hadden we het buiten de rechtbank om moeten schikken.'

Nicholls haalde zijn schouders op. 'Daar hadden ze hun redenen voor,' zei hij. 'Eén geval van geestenverdrijving meer of minder doet er per slot van rekening niet veel toe. Maar gerechtelijke processen scheppen precedenten. Jij bent toch een soortement advocaat, Wilson; snap je wat ik bedoel?'

'Precedenten?' Wilson keek hem een ogenblik met open mond aan; toen sperde hij zijn ogen open.

'Ik zie al dat je me begrijpt.' Nicholls knikte. 'Van nu af aan heeft in deze staat - en krachtens een speciale clausule in de grondwet in iedere staat van het land - een geest wettig het recht om in een huis te spoken!'

'Grote hemel!' zei Wilson. Hij begon te lachen, niet hard, maar uit het diepst van zijn borstkas.

Harley staarde Nicholls aan. 'Vertel me nu eens eens en voor al,' fluisterde hij, 'wat hebt u hiermee voor?'

Nicholls glimlachte weer.

'Denk daar maar eens eventjes over na,' zei hij luchtigjes. 'Dan zul je het wel beginnen te begrijpen.' Hij snoof nog eens aan zijn wijn, zette toen zachtjes het glas neer...

En verdween.