Met 'Erfelijkheid' kwam ik weer op het omslag.

In verband met dat verhaal kan ik me nog het beste een commentaar herinneren dat ik van een jonge knaap kreeg die Scott Feldman heette (hij was toen nog een tiener, maar later, als Scott Meredith, zou hij een van de belangrijkste literaire agenten op dit gebied worden). Hij vond het verhaal niet goed omdat ik er in het begin twee figuren in op had laten treden die later helemaal uit het verhaal verdwenen en waar ook nooit meer iets van gehoord werd.

Toen ik daar op gewezen was, kwam het me voor dat dit inderdaad een belangrijke fout was, en ik vroeg me af waarom noch Campbell noch Pohl er iets van gezegd hadden. Ik heb nooit de moed op kunnen brengen om ernaar te vragen.

Maar het had wel tot gevolg dat ik daarna mijn verhalen nauwkeuriger overlas, en tot het besef kwam dat schrijven niet alleen maar bestaat uit inspiratie en alles opschrijven wat in je opkomt. Je moet jezelf wel degelijk van die fijne technische vraagjes stellen, zoals: 'Wat moet ik met deze figuur doen nu ik de moeite genomen heb gebruik van hem te maken?'

 

Omstreeks de tijd dat Campbell 'Erfelijkheid' afwees en Pohl het aannam, schreef ik 'History' ('Geschiedenis'). Weer gebeurde het zelfde. Ik leverde het op 31 september bij Campbell in. Het werd geweigerd, en later nam Pohl het.