HET BESTE PAARD VAN STAL

Politie Plaza, Haven-Stad, de Lagere Elementen

Iedereen in Politie Plaza had het over niets anders dan over de sonde van Zito. In werkelijkheid werden ze hierdoor ook wel een beetje afgeleid van de recente gebeurtenissen. De elfBI verloor niet veel agenten in het veld. En nu zelfs twee in één dienst. Foaly had het er heel moeilijk mee, vooral met het verlies van Holly Short. Een vriendin verliezen terwijl ze haar plicht vervulde was één ding, maar dat die vriendin ook nog eens ten onrechte van moord werd beschuldigd was ondraaglijk. Foaly kon de gedachte niet aan dat het Volk zich Holly voor altijd als een koelbloedige moordenaar zou herinneren. Kapitein Short was onschuldig. En dat niet alleen, nee, ze was een onderscheiden held, en ze verdiende het ook om zo in de herinnering voort te leven.

Aan de wand kwam een communicatiescherm flakkerend tot leven; het was een van zijn technisch assistenten in de buitenpost. De puntoren van de elf trilden van opwinding.

‘De sonde is nu tot op drieëntachtig kilometer gedaald. Niet te geloven dat de mens al zo ver is gekomen.’

Foaly kon het ook niet geloven. In theorie had het nog tientallen jaren moeten duren voordat de mens een laser had ontwikkeld die zo geavanceerd was dat hij de aardkorst kon doorboren zonder meteen een half continent te frituren. Giovanni Zito was blijkbaar gewoon doorgegaan en had de laser ontwikkeld zonder zich zorgen te maken over Foaly’s toekomstverwachtingen voor zijn soort.

Foaly had er bijna spijt van dat hij het project van Zito moest stopzetten. De Siciliaan was een van de helderste sprankjes hoop die het menselijk ras bezat. Zijn plan om de energie van de buitenste kern te gebruiken was heel goed, maar bracht wel met zich mee dat de elfenwereld aan het licht zou treden, en die prijs was te hoog.

‘Hou hem goed in de gaten,’ zei hij, en hij probeerde geïnteresseerd te klinken. ‘Vooral wanneer hij evenwijdig aan de E7 loopt. Ik verwacht geen problemen, maar hou toch je ogen open, voor het geval dat.’

‘Ja, meneer. O, en we hebben kapitein Zwets op lijn twee, vanaf de oppervlakte.’

In de ogen van de centaur verscheen een minuscuul vonkje van belangstelling. Zwets, de vleugelelf, had Turf Graafmans de kans gegeven een elfBI-shuttle te stelen. Turf was op dezelfde dag ontsnapt dat zijn vrienden uit het korps waren gedood. Toeval? Misschien. Misschien ook niet.

Foaly opende een scherm naar de oppervlakte. Daarin zag hij de borstkas van Zwets.

Foaly zuchtte. ‘Mokkul! Je zweeft. Kom naar beneden, zodat ik je kan zien.’

‘Sorry,’ zei Mokkul, terwijl hij op de grond landde. ‘Ik ben een beetje geëmotioneerd. Commandant Kelp heeft me aan een verschrikkelijk kruisverhoor onderworpen.’

‘Wat wil je dan, Mokkul? Een omhelzing en een kus? Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.’

Zwets’ vleugels wapperden achter hem omhoog. Het kostte hem enorme moeite om aan de grond te blijven. ‘Ik heb een boodschap voor je, van Turf Graafmans.’

Foaly verzette zich tegen de neiging om te hinniken. Turf had ongetwijfeld een paar beledigende woorden voor hem.

‘Steek van wal. Vertel me maar eens wat onze vuilbekkende vriend over me denkt.’

‘Dit blijft tussen ons, hè? Ik wil niet met pensioen gestuurd worden op grond van het feit dat ik labiel ben.’

‘Ja, Mokkul, dit blijft tussen ons. Iedereen heeft het recht zo nu en dan even labiel te zijn. Vandaag zeker.’

‘Het is eigenlijk belachelijk. Ik geloof er geen woord van.’ Mokkul probeerde zelfverzekerd te grinniken.

Foaly’s geduld was op. ‘Wat is er belachelijk? Wat geloof je niet? Zeg op, Mokkul, anders grijp ik je via deze communicatieverbinding en trek ik het uit je.’

‘Zijn we veilig?’

‘Ja!’ krijste de centaur. ‘We zijn veilig. Vertel op. Wat heeft Turf gezegd?’

Mokkul haalde diep adem en bij het uitblazen zei hij het. ‘Opal Koboi is terug.’

Foaly’s lach begon ergens bij zijn hoeven en nam qua kracht en intensiteit toe tot hij via zijn mond naar buiten barstte. ‘Opal is terug! Koboi is terug! Nu begrijp ik het. Turf heeft jou zozeer bewerkt dat jij hem de shuttle liet stelen. Hij heeft gebruikgemaakt van je angst dat Opal wakker zou worden en je bent erin getuind. Opal is terug, laat me niet lachen.’

‘Dat zei hij,’ zei Mokkul pruilerig. ‘En je hoeft niet zo hard te lachen. Je spuugt tegen het scherm. Ik heb ook gevoelens, hoor.’

Foaly’s lach stierf weg. Het was eigenlijk helemaal geen lach, het was alleen een uitbarsting van emoties. Voornamelijk van verdriet, vermengd met een beetje frustratie.

‘Oké, Mokkul. Ik neem het jou niet kwalijk. Turf heeft wel slimmere vleugelelfen dan jij om de tuin geleid.’

Het duurde even voordat Mokkul doorhad dat hij beledigd werd.

‘Dat zou kunnen,’ zei hij gekrenkt. ‘Misschien heb je ongelijk.

Het zóú kunnen, hoor. Misschien heeft Opal Koboi jou wel om de tuin geleid.’

Foaly opende een ander scherm op zijn wand. ‘Nee, Zwets, dat bestaat niet. Opal kan niet terug zijn, want ik kijk op dit moment naar haar.’

Livebeelden vanuit de Argon-kliniek bevestigden dat Opal inderdaad nog steeds in haar comaharnas hing. Een paar minuten geleden hadden ze bij haar DNA afgenomen.

Mokkuls nukkigheid verdween als sneeuw voor de zon. ‘Niet te geloven,’ mompelde hij. ‘Turf deed heel overtuigend. Ik dacht eigenlijk dat Holly in gevaar verkeerde.’

Foaly trok met zijn staart. ‘Wat? Heeft Turf gezegd dat Holly in gevaar was? Maar Holly is er niet meer. Ze is dood.’

‘Ja,’ zei Mokkul knorrig. ‘Turf kletst wel meer uit zijn nek, neem ik aan. Dat was niet beledigend bedoeld.’

Natuurlijk. Opal zou Holly natuurlijk de schuld geven voor Julius. Zo’n wreed detail was echt iets voor Opal. Ware het niet dat ze voor zijn neus hing, in haar harnas. DNA liegt nooit.

Mokkul tikte aan zijn kant op het scherm, om de aandacht van Foaly te trekken.

‘Luister, Foaly, niet vergeten wat je me hebt beloofd. Dit blijft tussen ons. Niemand anders hoeft te weten dat ik door een dwerg bedrogen ben. Anders zit ik na een proppengevecht woelmuizencurry van het trottoir te schrapen.’

Foaly sloot het scherm afwezig. ‘Ja, tuurlijk. Tussen ons. Prima.’

Opal was nog steeds in hechtenis. Zoveel was zeker. Ze kon toch ook niet ontsnapt zijn? Als ze dat wel was, dan was deze sonde misschien wel veel onheilspellender dan hij op het eerste gezicht leek. Ze kon niet ontsnapt zijn. Dat was uitgesloten.

Maar Foaly was paranoïde genoeg om het niet los te kunnen laten. Voor de zekerheid kon hij wel een paar testjes doen. Hij hoorde er eigenlijk toestemming voor te vragen, maar als hij het bij het verkeerde eind had, hoefde niemand er iets van te weten.

En als hij gelijk had zou niemand zich om die paar uur computertijd druk maken.

De centaur deed een snelle zoekopdracht in de database van de surveillantie en koos de beelden uit de toegangstunnel naar de schacht waar Julius was gestorven. Hij moest even iets controleren.

Schacht, niet in kaart gebracht, vier kilometer onder Zuid-Italië

De gestolen shuttle ging in volle vaart naar de oppervlakte. Holly vloog zo snel ze kon zonder de versnellingsbak op te blazen of tegen een wand van de schacht te pletter te slaan. Het mocht dan allemaal om tijd draaien, maar aan het zootje ongeregeld in de shuttle had niemand meer iets als het eerst als grove paté van de muur geschraapt moest worden.

‘Die oude brikken worden voornamelijk gebruikt voor de wisseling van de wacht,’ legde Holly uit. ‘De elfBI heeft deze tweedehands gekocht op een veiling van criminele goederen. Hij is opgevoerd om de voertuigen van de douane te kunnen ontlopen. Vroeger was hij van een kerriesmokkelaar.’

Artemis snoof. In de cockpit hing nog steeds een vage gele geur.

‘Waarom zou iemand kerrie willen smokkelen?’

‘Extra hete kerrie is niet toegestaan in Haven. Omdat we onder de grond leven moeten we voorzichtig zijn met de uitstoot, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Artemis begreep wat ze bedoelde en besloot er maar niet verder op door te gaan.

‘We moeten de shuttle van Opal zien te lokaliseren voordat we ons boven de grond wagen en onze positie prijsgeven.’

Holly ging naar de kant, naast een plas zwarte olie, waarvan het oppervlak door de neerwaartse luchtstroom van de shuttle rimpelingen vertoonde.

‘Artemis, ik geloof dat ik al gezegd heb dat het een onzichtbare shuttle is. Hij kan door niets of niemand worden waargenomen. We beschikken niet over sensoren die zo geavanceerd zijn dat ze hem kunnen zien. Al zitten Opal en haar hulpjes om de hoek in hun shuttle, dan nog pikken onze computers het signaal niet op.’

Artemis boog zich voorover naar de wijzertjes op het dashboard. ‘Je benadert het op de verkeerde manier, Holly. We moeten erachter zien te komen waar de shuttle níét is.’

Artemis voerde een paar scans uit, op zoek naar sporen van bepaalde gassen binnen een straal van zo’n honderdtwintig kilometer. ‘We kunnen er wel van uitgaan dat de onzichtbare shuttle zich heel dicht bij de E7 bevindt. Misschien zit hij wel precies bij het begin, maar dan moeten we nog steeds een heel groot gebied afzoeken, vooral als we het alleen met onze ogen moeten doen.’

‘Dat zeg ik de hele tijd al. Maar ga verder, want je gaat ongetwijfeld iets zeggen.’

‘Ik gebruik de beperkte sensorschotels van deze shuttle om vanaf hier omhoog de schacht te scannen, naar de oppervlakte, en dan een kilometer of vijftig naar beneden.’

‘Waar ga je dan op scannen?’ vroeg Holly geërgerd. ‘Op een gat in de lucht?’

Artemis grijnsde. ‘Precies. Kijk, normale ruimte is gevuld met diverse gassen: zuurstof, waterstof enzovoort; de onzichtbare shuttle zorgt ervoor dat die gassen in de romp van het ruimtevaartuig niet kunnen worden opgespoord. Dus als we een stukje ruimte vinden zonder de gebruikelijke gassen…’

‘Dan hebben we de onzichtbare shuttle gevonden,’ zei Holly. ‘Precies.’

De computer maakte de scan snel af en bouwde op het scherm een model van het omringende gebied na. De gassen werden in verschillende rondtollende tinten afgebeeld.

Artemis gaf de computer de opdracht om naar afwijkingen te zoeken. Hij vond er drie, waaronder een met een abnormaal hoge verzadiging van koolstofmonoxide.

‘Dat is waarschijnlijk een luchthaven. Veel uitlaatgassen.’

De tweede afwijking was een groot stuk met alleen sporenelementen van gassen.

‘Een vacuüm – vermoedelijk een computerfabriek,’ nam Artemis aan.

De derde afwijking was een klein stukje, vlak buiten de rand van de E7 waar zo te zien helemaal geen gassen zaten.

‘Dat is ’m. Het volume klopt precies. Hij zit aan de noordkant van de ingang tot de schacht.’

‘Goed gedaan,’ zei Holly, en ze gaf hem zachtjes een stoot tegen zijn schouder. ‘We gaan erheen.’

‘Je weet natuurlijk wel dat Foaly ons meteen in de gaten heeft, zodra we onze neus in het grote schachtenstelsel steken.’

Holly gunde de motoren een paar seconden de tijd om warm te worden. ‘Het is te laat om ons daar nog zorgen over te maken. Haven ligt op meer dan duizend kilometer afstand. Tegen de tijd dat iemand hier aankomt, zijn wij óf helden óf criminelen.’

‘Criminelen zijn we al,’ zei Artemis.

‘Dat klopt,’ beaamde Holly. ‘Maar misschien zijn we zo meteen wel criminelen waar niemand meer achteraanzit.’

Politie Plaza, de Lagere Elementen

Opal Koboi was terug. Hoe kon dat in ’s hemelsnaam? Die gedachte knaagde aan Foaly’s ordelijke geest en verstoorde elke gedachtereeks die hij op een rijtje probeerde te krijgen. Hij zou geen rust kennen voordat hij het zeker wist, hoe dan ook.

Het eerste wat hij ging bekijken waren de videobeelden uit de E37. Als je aannam dat Koboi inderdaad in leven was, verklaarde dat wel een aantal details. Om te beginnen was de vreemde nevel die op alle banden te zien was gemaakt om iets te verbergen, en dus niet zomaar een storing. Het wegvallen van het geluidssignaal kon ook door Koboi geregeld zijn om datgene wat Holly en Julius in de tunnel tegen elkaar zeiden te verhullen. En de rampzalige explosie kon aan Koboi toe te schrijven zijn, en niet aan Holly. Die mogelijkheid bracht Foaly een overweldigend gevoel van rust, maar hij beheerste zich. Hij had nog niets bewezen.

Foaly speelde de band via een paar filters af, maar dat gaf geen resultaat. Het vreemde wazige gedeelte wilde maar niet scherp in beeld komen, zich laten klonen of verplaatsen. Dat was op zichzelf al vreemd. Als de wazige plek alleen maar een computerstoring was, had Foaly er iets aan moeten kunnen doen. Maar de onduidelijke plek wilde van geen wijken weten en stootte alles af wat Foaly erop afvuurde.

Je mag het hightechgedeelte dan allemaal nagelopen hebben, dacht de centaur, maar hoe zit het met de goeie ouwe lowtech?

Foaly zoomde in op een paar tellen voor de explosie. De wazige plek had zich naar de borstkas van Julius verplaatst, en verdomd, de commandant leek er zo nu en dan zelfs naar te kijken. Zat daar soms een explosiemechanisme onder? Zo ja, dan moest die van op afstand tot ontploffing zijn gebracht. Het signaal voor de storing werd waarschijnlijk met dezelfde afstandsbediening verzonden. Het bevel tot ontploffing zou alle andere signalen wegvagen, inclusief die van de storing. Dit betekende dat datgene wat zich op Julius’ borstkas bevond, een duizendste van een seconde voor de explosie zichtbaar zou worden. Dat was niet zo lang dat een elfenoog het ook kon waarnemen, maar een camera zou het prima kunnen zien.

Foaly spoelde versneld vooruit naar de explosie en draaide de band toen beeldje voor beeldje terug. Het was verschrikkelijk om te zien hoe zijn vriend door de terugspoelende film weer stukje bij beetje in elkaar werd gezet. De centaur probeerde er geen aandacht aan te besteden, maar zich op de band te concentreren. De vlammen krompen van oranje pluimen ineen tot witte vegen, en trokken zich uiteindelijk terug in een oranje minizon. Toen verscheen er iets, één enkel beeldje lang. Foaly schoot erlangs, maar ging er toen naar terug. Daar! Op Julius’ borstkas, precies waar daarnet nog die wazige plek zat. Een of ander apparaatje.

Foaly ramde met zijn vingers op de knop om te vergroten. Op Julius’ borstkas zat met octobanden een metalen paneeltje van dertig vierkante centimeter vastgebonden. De camera had het gedurende één beeldje geregistreerd. Minder dan een duizendste van een seconde, en daarom hadden de onderzoekers het ook over het hoofd gezien. Op de voorkant van het paneel zat een plasmascherm. Iemand had vlak voordat de commandant stierf nog contact met hem gehad. Die iemand wilde niet afgeluisterd worden, vandaar die geluidsstoring. Jammer genoeg was er nu niets meer op het scherm te zien, aangezien het signaal tot ontploffing dat de storing had verbroken ook het beeldsignaal had verstoord.

Ik weet wie het is, dacht Foaly. Het is Opal Koboi, terug uit het voorgeborchte. Maar hij moest bewijzen hebben. De centaur werd door Ark Sool net zomin op zijn woord geloofd als een dwerg die ontkent een wind te hebben gelaten.

Foaly keek woedend naar de livebeelden uit het Argon-instituut. Daar lag ze. Opal Koboi, nog steeds diep in coma. Op het oog.

Hoe heb je het ’m geflikt? Hoe is het je gelukt je plaats door een andere elf te laten innemen?

Met plastische chirurgie alleen was je er niet. Daarmee veranderde je het DNA niet. Foaly trok een la van zijn bureau open en haalde een instrument te voorschijn dat op twee miniatuurgootsteenontstoppers leek.

Er was maar één manier om erachter te komen wat er gaande was. Hij zou het gewoon aan Opal zelf moeten vragen.

Toen Foaly bij de kliniek arriveerde, wilde dokter Argon hem eigenlijk niet bij Opal binnenlaten.

‘Mejuffrouw Koboi verkeert in een toestand van diepe catatonie,’ zei de gnoom chagrijnig. ‘We weten niet wat voor effect uw apparaat op haar psyche zal hebben. Het is moeilijk, schier onmogelijk, om een lekenelf uit te leggen wat voor schade dergelijke opgedrongen prikkels van buitenaf aan de zich herstellende geest kunnen veroorzaken.’

Foaly hinnikte zachtjes. ‘U had er anders geen problemen mee om televisieploegen binnen te laten. Ik neem aan dat die beter betalen dan de elfBI. Ik hoop van harte dat u Opal niet als uw privébezit beschouwt, dokter. Ze is een gevangene van de staat, en ik kan haar te allen tijde naar een gewone gevangenis laten overbrengen.’

‘Nou, vijf minuten dan,’ zei Jerbal Argon, terwijl hij de beveiligingscode van de deur intikte.

Foaly klepperde achter hem aan en legde met een dreun zijn aktetas op de tafel. Opal wiegde zachtjes heen en weer in de tocht van de deuropening. Zo te zien was het beslist Opal. Zelfs van zo dichtbij, met de gelaatstrekken scherp in beeld, had Foaly durven zweren dat dit zijn oude vijand was. Dezelfde Opal met wie hij op school altijd om de eerste prijs had gestreden. Dezelfde Opal die er op een haar na in was geslaagd hem de schuld te geven van de koboldenopstand.

‘Haal haar naar beneden,’ beval hij.

Argon zette een bed onder het tuig. Bij elke stap die hij zette klaagde hij. ‘Ik hoor eigenlijk geen lichamelijke arbeid te doen,’ kreunde hij. ‘’t Is mijn been, hè. Niemand heeft enig idee hoeveel pijn ik heb. Niemand. De tovenaars kunnen niets voor me doen.’

‘Voor dit soort dingen hebt u toch personeel?’

‘Normaal gesproken wel, ja,’ zei Argon, en hij liet het tuig zakken. ‘Maar mijn bewaarders zijn met verlof. Allebei tegelijkertijd. Normaal gesproken zou ik dat nooit goed gevonden hebben, maar goede elfenmedewerkers zijn moeilijk te vinden.’

Foaly spitste zijn oren. ‘Elfen? Zijn uw bewaarders elfen?’

‘Ja. We zijn hier in de kliniek erg trots op hen – het zijn wel een beetje beroemdheden. De elfentweeling. En ze hebben natuurlijk diep respect voor me.’

Foaly pakte met trillende handen zijn instrumenten uit. Alles leek op zijn plaats te vallen. Eerst Mokkul, toen dat vreemde apparaatje op Julius’ borstkas, nu elfenbewaarders met verlof. Hij had nog één stukje van de puzzel nodig.

‘Wat hebt u daar?’ vroeg Argon bezorgd. ‘Toch niet iets wat schade kan veroorzaken, hè?’

Foaly hield het hoofd van de bewusteloze elf schuin naar achteren. ‘Maakt u zich geen zorgen, Argon. Alleen een Retimager. Ik ga niet verder naar binnen dan de oogballen.’

Hij hield de ogen van de elf één voor één open en zette de ontstopperachtige doppen luchtdicht op de oogkassen. ‘Ieder beeld wordt op het netvlies opgeslagen. Dit laat een spoor van microkrasjes achter die je kunt vergroten en lezen.’

‘Ik weet heus wel wat een Retimager is,’ zei Argon vinnig. ‘Ik lees zo nu en dan ook wel eens een wetenschappelijk tijdschrift, hoor. Dus dan weet u wat Opal voor het laatst gezien heeft. Wat heeft dat voor zin?’

Foaly verbond de oognappen met een computer aan de wand. ‘Dat zullen we zien,’ zei hij, in een poging eerder raadselachtig dan wanhopig te klinken.

Hij opende het programma van de Retimager op het plasmascherm en er verschenen twee donkere beelden.

‘Het linker- en het rechteroog,’ legde Foaly uit, en hij tikte op een toets tot de twee beelden elkaar overlapten. Het beeld stelde duidelijk een hoofd voor, van opzij gezien, maar het was nog te donker om te kunnen zeggen wie het was.

‘O, o, wat geniaal,’ zei Argon sarcastisch. ‘Zal ik de televisie bellen? Of zal ik maar gewoon flauwvallen van ontzag?’

Foaly sloeg geen acht op hem. ‘Lichter en duidelijker maken,’ zei hij tegen de computer.

Een computergestuurd penseel veegde over het scherm, waarna er een lichter en scherper beeld te voorschijn kwam.

‘Het is een elf,’ mompelde Foaly. ‘Maar ik heb nog steeds niet genoeg details.’ Hij krabde aan zijn kin. ‘Computer, vergelijk dit beeld met patiënt Koboi, Opal.’

Op een apart scherm verscheen een foto van Opal. Die nam een andere afmeting aan en draaide rond tot de nieuwe foto in precies dezelfde hoek stond als het origineel. Tussen de foto’s schoten rode pijlen heen en weer, ter verbinding van de identieke punten. Na een paar tellen stond de ruimte tussen de twee foto’s helemaal vol met rode lijnen.

‘Zijn dit twee foto’s van dezelfde persoon?’ vroeg Foaly. ‘Inderdaad,’ zei de computer. ‘Hoewel er een foutkans van nul komma vijf procent is.’

Foaly drukte op de knop om te printen. ‘Die kans neem ik op de koop toe.’

Argon ging wat dichter bij het scherm staan, alsof hij verdoofd was. Zijn gezicht was bleek en toen hij zich realiseerde wat de foto impliceerde werd hij nog veel bleker.

‘Ze heeft zichzelf van opzij gezien,’ fluisterde hij. ‘Dat betekent…’

‘Dat er twee Opal Kobois waren,’ maakte Foaly zijn zin voor hem af. ‘De echte hebt u laten ontsnappen. En dit omhulsel hier kan dus alleen maar…’

‘Een kloon zijn.’

‘Precies,’ zei Foaly, en hij haalde de kopie uit de printer. ‘Ze heeft zichzelf laten klonen, en toen zijn uw bewaarders zo onder uw neus met haar de deur uit gelopen.’

‘Lieve hemel.’

‘“Lieve hemel” is een beetje zwak uitgedrukt. Misschien is het nu een goed moment om de televisie te bellen of om van ontzag flauw te vallen.’

Argon koos voor dat tweede en zakte in een hoopje op de grond in elkaar. Zijn dromen over roem en rijkdom waren opeens in rook opgegaan, en dat was hem allemaal een beetje te veel.

Foaly stapte over hem heen en legde de hele weg naar Politie Plaza in galop af.

E7, Zuid-Italië

Opal Koboi moest geduld hebben, en dat lukte haar niet al te best. In de Argon-kliniek had ze haar geduld tot de laatste druppel opgemaakt. En nu wilde ze dat alles meteen gebeurde. Jammer genoeg zakt honderd miljoen ton erts slechts met vijf centimeter per seconde door de Aarde, en daar kan niemand iets aan veranderen.

Opal besloot de tijd te verdrijven door toe te kijken hoe Holly Short doodging. Die stompzinnige kapitein. Wie dacht ze wel dat ze was, met haar korte koppie en haar schattige, hartvormige mondje? Opal bekeek zichzelf eens even in een spiegelend oppervlak. Kijk, dat was nog eens schoonheid. Dat was een gezicht dat zijn eigen muntsoort verdiende, en het was heel goed mogelijk dat het die ook binnenkort zou krijgen.

‘Mervall,’ zei ze vinnig. ‘Breng me de band met de Elf Wereldwonderen. Ik heb iets nodig om me op te vrolijken.’

‘Ik kom eraan, juffrouw Koboi,’ zei Merv. ‘Wilt u dat ik eerst het eten klaarmaak of dat ik u meteen de band breng?’

Opal rolde tegen haar spiegelbeeld met haar ogen. ‘Wat zei ik nou net?’

‘U zei dat ik de band moest brengen.’

‘Dus wat denk je dat je moet doen, Mervall, lieveling van me?’

‘Ik denk dat ik de band moet brengen,’ zei Merv.

‘Je bent geniaal, Merv. Echt geniaal.’

Merv liep het keukentje van de shuttle uit en haalde een band uit de recorder. De film stond ook wel op de harde schijf van de computer, maar juffrouw Koboi had haar persoonlijke favorieten ook graag op band, zodat ze overal en altijd opgevrolijkt kon worden. Tot de hoogtepunten uit het verleden behoorden de zenuwinzinking van haar vader, de aanval op Politie Plaza en Foaly die in de controlekamer van de elfBI zijn ogen uit zijn kop zat te janken.

Merv gaf de diskette aan Opal.

‘En?’ zei de piepkleine elf.

Merv stond even met zijn mond vol tanden, maar toen wist hij het weer. Een van Opals nieuwe voorschriften was dat de gebroeders Brill moesten buigen wanneer ze op hun leider af kwamen. Hij zette zijn trots opzij en boog diep, vanuit zijn middel.

‘Dat is beter. Goed, en moest jij nu niet weer de keuken in?’

Merv liep, nog steeds buigend, achteruit. De afgelopen paar uur was het een en al trots opzij zetten geweest. Opal was niet tevreden over de dienstverlening en het respect dat de gebroeders Brill haar betoonden, dus had ze een lijst met regels opgesteld. Hiertoe behoorden onder andere het zonet genoemde buigen, Opal nooit recht in de ogen kijken, de shuttle uit gaan als je een wind moest laten en niet te luidruchtig nadenken binnen drie meter van hun opdrachtgever.

‘Want ik weet namelijk wat jullie denken,’ had Opal met zachte, bevende stem gezegd. ‘Ik zie jullie gedachten door jullie hoofd vliegen. Op dit moment verbazen jullie je erover dat ik zo vreselijk mooi ben.’

‘Eng hoor,’ fluisterde Merv, terwijl hij zich stiekem afvroeg of Opal ze inderdaad zag vliegen. Ze was echt niet helemaal lekker bezig met al dat gedoe over het veranderen van haar soort en over de wereldmacht. Scant en hij zouden haar al lang in de steek gelaten hebben, ware het niet dat ze had beloofd dat zij Barbados mochten hebben wanneer zij eenmaal koningin van de Aarde was. Dat, en het feit dat Opal, als ze nu bij haar weg zouden gaan, de gebroeders Brill aan haar wraaklijstje zou toevoegen.

Merv liep het keukentje in en ging verder met zijn pogingen om het eten voor juffrouw Koboi klaar te maken, zonder het daadwerkelijk aan te raken. Weer zo’n nieuwe regel. Scant zat ondertussen in de laadnis en controleerde de relais voor de ontploffing van de laatste twee gerichte ladingen. Eén voor de klus, en één als reserve. De springladingen hadden ongeveer de grootte van een meloen, maar als ze explodeerden richtten ze een veel grotere ravage aan. Hij keek of de magnetische relaiscapsules goed op het omhulsel waren vastgemaakt. De relais waren standaard ontstekingseenheden die in de mijnbouw werden gebruikt en die het signaal van het ontploffingsmechanisme op afstand zouden doorkrijgen om vervolgens een neutronenlading in de buik van de springlading te sturen.

Scant knipoogde door de deuropening van de keuken naar zijn broer.

Merv tikte op zijn voorhoofd, bedoeld als zwijgende waarschuwing voor een gek. Scant knikte vermoeid. Ze hadden allebei schoon genoeg van Opals krankzinnige gedrag. Alleen het vooruitzicht van piña colada’s op het strand van Barbados hield hen op de been.

Opal, die niets merkte van alle ontevredenheid in haar ploeg, duwde de videoband in de multidrive. Het was zonder meer een van de geweldigste voordelen van de technologie dat je kon zien hoe je vijanden in prachtige kleuren en met geluid van alle kanten het loodje legden. Op het scherm werden diverse videoschermen geopend. Ze gaven allemaal het beeld van een van de camera’s in de halve bol weer.

Opal keek verrukt hoe Holly en Artemis door een roedel kwijlende trollen de rivier in werden gedreven. Toen ze hun toevlucht zochten op het eilandje van lijken, slaakte ze de ene ‘oh’ na de andere ‘ah’. Haar hartje sloeg sneller toen ze de steigers van de tempel op klommen. Ze wilde Mervall net opdracht geven een paar chocoladetruffels uit de buitkist te halen, voor bij de film, toen de camera’s op zwart gingen.

‘Mervall,’ piepte ze, terwijl ze haar tere handjes wrong. ‘Descant! Kom hier.’

De gebroeders Brill renden met getrokken pistool de salon binnen.

‘Ja, juffrouw Koboi?’ zei Scant, terwijl hij de gerichte ladingen op een met bont beklede divan legde.

Opal deed haar handen voor haar gezicht. ‘Niet naar me kijken!’ beval ze.

Scant sloeg zijn ogen neer. ‘Sorry. Geen oogcontact. Dat was ik vergeten.’

‘En hou op met dat te denken.’

‘Ja, juffrouw Koboi. Sorry, juffrouw Koboi.’ Scant had geen idee wat hij dan zou moeten denken, dus hij probeerde alles op nul te zetten.

Opal sloeg haar armen over elkaar en trommelde met haar vingers op haar onderarmen totdat allebei de broers voor haar bogen.

‘Er is iets verkeerd gegaan,’ zei ze, en haar stem trilde een beetje. ‘Het lijkt erop dat onze camera’s in de tempel van Artemis het niet hebben gedaan.’

Merv spoelde de band terug tot aan het laatste beeldje. Daarop zag je de trollen over het dak van de tempel op Artemis en Holly af stormen.

‘Het ziet ernaar uit dat het toch wel met ze gedaan is, juffrouw Koboi.’

‘Yep,’ beaamde Scant. ‘Daar is geen ontkomen aan.’

Opal schraapte haar keel. ‘Om te beginnen: yep is geen woord, en ik wens niet in zo’n straattaaltje te worden toegesproken. Nieuwe regel. Ten tweede heb ik al een keer eerder gedacht dat Artemis Fowl dood was, en ten gevolge daarvan heb ik een jaar in coma gelegen. We moeten verdergaan en doen alsof Fowl en Short het overleefd hebben en ons op het spoor zijn.’

‘Met alle respect, juffrouw Koboi,’ zei Merv, waarbij hij de woorden tot zijn eigen tenen richtte, ‘maar dit is een onzichtbare shuttle, dus hebben we geen spoor achtergelaten.’

‘Idioot,’ zei Opal terloops. ‘Ons spoor is op elke televisie boven de grond en ongetwijfeld ook eronder te zien. Zelfs als Artemis Fowl geen genie was zou hij onderhand wel doorhebben dat ik achter die Zito-sonde zit. We moeten de laatste springlading nu aanbrengen. Hoe diep zit de sonde?’

Scant raadpleegde een tekst op de computer. ‘Honderdzeventien komma zeven kilometer. We hebben nog negentig minuten te gaan naar het grootste explosiepunt.’

Opal beende een tijdje op en neer. ‘We hebben nog helemaal geen communicatie met Politie Plaza opgepikt, dus als ze in leven zijn, zijn ze alleen. We kunnen het maar beter niet riskeren. We brengen die lading nu aan en bewaken hem. Descant, controleer de omhulsels nog een keer. Mervall, doe een systeemcheck voor de shuttle. Ik wil dat geen enkel ion door de romp naar buiten glipt.’

De tweeling deed een stap achteruit en liep al buigend weg. Ze zouden doen wat hun gezegd was, maar de baas werd wel een beetje paranoïde.

‘Die gedachte heb ik gehoord,’ krijste Opal. ‘Ik ben níét paranoïde!’

Merv ging achter een stalen scheidingswand staan om zijn hersengolven af te schermen. Had juffrouw Koboi die gedachte echt onderschept? Of kwam het gewoon weer door die paranoïa? Paranoïde mensen dachten immers meestal dat de rest van de wereld vond dat ze paranoïde waren. Merv stak zijn hoofd om de scheidingswand en straalde Opal een gedachte toe, gewoon voor de zekerheid.

Holly Short is knapper dan jij, dacht hij zo hard hij kon. Bepaald een gedachte die verraad betekende, en een die Opal als ze echt gedachten kon lezen, beslist zou oppikken.

Opal keek hem aan. ‘Mervall?’

‘Ja, juffrouw Koboi?’

‘Je kijkt me recht aan. Dat is heel slecht voor mijn huid.’

‘Neem me niet kwalijk, juffrouw Koboi,’ zei Merv, en hij wendde zijn ogen af. Daarbij keek hij toevallig net door de voorruit van de cockpit, rechtstreeks naar de monding van de schacht. Hij zag nog net een elfBI-shuttle door de holografische rotslaag die de deur van de shuttlenis afsloot opstijgen. ‘Eh… juffrouw Koboi, we hebben een probleem.’ Hij wees door de voorruit.

De shuttle was tot een hoogte van tien meter gestegen en zweefde boven het Italiaanse landschap, blijkbaar op zoek naar iets.

‘Ze hebben ons gevonden,’ zei Opal op geschrokken fluistertoon. Toen drukte ze haar paniek de kop in en maakte snel een analyse van de situatie. ‘Dat is een vervoersshuttle, geen achtervolgingsshuttle,’ merkte ze op, en ze liep snel de cockpit in, op de voet gevolgd door de tweeling. ‘We moeten ervan uitgaan dat Artemis Fowl en kapitein Short zich aan boord bevinden. Ze hebben geen wapens en scanners. In dit slechte licht zijn we voor het blote oog nauwelijks waarneembaar. Ze zijn blind.’

‘Moeten we ze vanuit de lucht neerschieten?’ vroeg de jongste broer gretig. Eindelijk zou er wat van de beloofde actie komen.

‘Nee,’ antwoordde Opal. ‘Met een plasmastoot verraden we onze positie, zowel voor de politiesatellieten van de mens als van de elfen. We houden ons stil. Zet alles uit. Zelfs het levensinstandhoudingssysteem. Ik weet niet hoe ze zo dichtbij hebben kunnen komen, maar de enige manier waarop ze onze precieze locatie te weten kunnen komen is door tegen ons op te botsen. En als dat gebeurt zal dat zielige shuttletje van ze als karton in elkaar frommelen.’

De gebroeders Brill gehoorzaamden meteen en zetten alle systemen van de shuttle uit.

‘Mooi,’ fluisterde Opal, en ze legde een slanke vinger tegen haar lippen. Ze keken een paar minuten naar de shuttle, totdat Opal besloot de stilte te verbreken.

‘Wie net een wind heeft gelaten, moet er onmiddellijk mee ophouden, anders bedenk ik een passende straf.’

‘Ik niet,’ zeiden de gebroeders Brill als één man. Ze hoefden allebei niet zo nodig te weten wat de passende straf voor het laten van een wind inhield.

E7, tien minuten daarvoor

Holly stuurde de elfBI-shuttle door een wel erg moeilijke bijschacht en daarna de E7 in. Op het toetsenpaneel gingen bijna meteen twee rode lampjes branden.

‘De klok tikt,’ meldde ze. ‘We hebben net Foaly’s sensoren in werking gesteld. Ze brengen de shuttle in verband met de sonde en dan komen ze op ons af.’

‘Hoe lang hebben we nog?’ vroeg Artemis.

Holly rekende het uit haar hoofd uit. ‘Als ze supersonisch snel komen, met de aanvalsshuttle, dan hebben we nog geen halfuur.’

‘Uitstekend,’ zei Artemis verheugd.

‘Ik ben blij dat je er zo over denkt,’ kreunde Turf. ‘Inbrekers zijn over het algemeen niet erg blij met supersonische elfBI-agenten. In de regel geldt dat wij onze politieagenten liever subsonisch hebben.’

Holly zette de shuttle vast op een rotslaag van de schachtwand. ‘Krabbel je terug, Turf? Of is dit gewoon het gebruikelijke gekreun?’

De dwerg maalde met zijn kaken om ze op te warmen voor het werk dat ze te wachten stond. ‘Ik heb het recht om een beetje te kreunen. Waarom moet ik me voor die plannen altijd in een gevaarlijke situatie begeven, terwijl jullie drieën lekker in de shuttle blijven wachten?’

Artemis gaf hem een koelzak uit het keukentje. ‘Omdat jij de enige bent die dit kunt, Turf. Jij bent de enige die Kobois plan om zeep kan helpen.’

Turf was niet onder de indruk. ‘Ik ben niet onder de indruk,’ zei hij. ‘Het is jullie geraden dat ik hier een medaille voor krijg. En wel een van goud. Geen vergulde computerschijfjes meer.’

Holly duwde hem naar het luik aan stuurboord. ‘Turf, als ze me niet voor de rest van mijn leven in de gevangenis zetten, begin ik een campagne om jou de grootste medaille te geven die er in de hele prijzenkast van de elfBI te vinden is.’

‘En gratie voor alle misdaden uit het verleden én in de toekomst?’

Holly deed het luikdeksel open. ‘Uit het verleden, misschien. In de toekomst, uitgesloten. Maar ik geef je geen garanties, want ik ben op Politie Plaza niet bepaald het snoepje van de week.’

Turf stak de zak in zijn hemd. ‘Oké. Mogelijk een grote medaille en vermoedelijk gratie. Daar doe ik het voor.’ Hij stak één voet naar buiten en zette die op de vlakke ondergrond van de rots. De tunnelwind zoog aan zijn been en dreigde hem rechtstreeks in de afgrond te doen tuimelen. ‘Over twintig minuten zien we elkaar hier weer.’

Artemis gaf de dwerg een kleine walkietalkie uit de elfBI-kluis. ‘Onthoud goed hoe het plan luidt,’ riep Artemis boven de bulderende wind uit. ‘En vergeet de communicator niet achter te laten. Je moet alleen stelen wat afgesproken is. Verder niets.’

‘Verder niets,’ zei Turf hem na, en keek daarbij niet al te blij. Wie weet wat voor waardevolle spullen Opal daarboven had liggen. ‘Tenzij iets er echt om vraagt.’

‘Niets,’ hield Artemis vol. ‘Goed, weet je zeker dat je erin komt?’

Turf grijnsde rijen rechthoekige tanden bloot. ‘Ik kom erin. Zorgen jullie nu maar dat hun stroom uit staat en ze de andere kant op kijken.’

Butler tilde de zak met trucs op die hij uit Huize Fowl had meegenomen. ‘Maak je geen zorgen, Turf. Ze kijken de andere kant op. Dat garandeer ik je.’

Politie Plaza, de Lagere Elementen

Alle hoge politiepieten zaten in de controlekamer naar de livetelevisiebeelden over de voortgang van de sonde te kijken. Foaly stormde naar binnen.

‘We moeten praten,’ barstte de centaur tegen de algemene vergadering uit.

‘Stil,’ siste raadsvoorzitter Cahartez. ‘Neem een kom curry.’

Voorzitter Cahartez had een hele stoet aan currybestelwagens in Haven-Stad. Woelmuizencurry was zijn specialiteit. Uiteraard verzorgde hij ook de catering voor deze kleine voorstelling.

Foaly besteedde geen aandacht aan de buffettafel. Hij griste de afstandsbediening van een armleuning en zette het geluid uit.

‘We hebben een heel groot probleem, dames en heren. Opal Koboi is op vrije voeten en volgens mij zit zij achter de Zito-sonde.’

Een draaistoel met hoge rug draaide zich naar hem om. Daarin hing Ark Sool onderuitgezakt.

‘Opal Koboi? Vreemd. Dan doet ze dit zeker allemaal op paranormale wijze?’

‘Nee. Wat doet u in die stoel? Dat is de stoel van de commandant. Van de echte commandant, niet van Binnenlandse Zaken.’

Sool tikte op de gouden eikels op zijn revers. ‘Ik ben bevorderd.’

Foaly trok wit weg. ‘Bent u de nieuwe commandant van Opsporing?’

Sools glimlach had een donkere kamer kunnen verlichten. ‘Ja. De Raad vond dat het bij Opsporing de laatste tijd een beetje uit de hand liep. Ze vonden – en dat ben ik wel met hen eens – dat Opsporing een strakke hand nodig heeft. Ik blijf natuurlijk bij Binnenlandse Zaken tot er een geschikte vervanger is gevonden.’

Foaly keek nors. Hier had hij geen tijd voor. Niet nu. Hij moest groen licht zien te krijgen voor een supersonische aanval. En wel onmiddellijk.

‘Oké, Sool, commandant. Ik zal mijn bezwaar op een later tijdstip indienen. Op dit moment zitten we met een noodsituatie.’

Opeens luisterde iedereen. Maar zonder veel enthousiasme, op vleugelcommandant Vinyáya na, die Julius Root altijd onwankelbaar had gesteund en die beslist niet voor Sool zou hebben gestemd. Vinyáya was een en al oor. ‘Wat voor noodsituatie, Foaly?’ vroeg ze.

Foaly deed een computerschijfje in de multidrive die in de controlekamer stond. ‘Dat geval in de Argon-kliniek is niet Opal Koboi, maar een kloon.’

‘Bewijzen?’ vroeg Sool streng.

Foaly accentueerde een venster op het scherm. ‘Ik heb haar netvliezen gescand en ontdekt dat het laatste beeld dat de kloon gezien heeft Opal Koboi zelf was. Tijdens haar vlucht natuurlijk.’

Sool was niet overtuigd. ‘Ik heb die snufjes van jou nooit vertrouwd, Foaly. Jouw Retimager wordt voor de rechtbank niet als bewijsmateriaal geaccepteerd.’

‘We zijn niet in de rechtbank, Sool,’ zei Foaly tussen zijn opeengeklemde tanden door. ‘Als we ervan uitgaan dat Opal op vrije voeten zou kunnen zijn, krijgen de gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen een heel andere betekenis. Dan zie je een patroon ontstaan. Schubber is dood, uit de kliniek zijn twee elfen verdwenen, Julius is vermoord en Holly krijgt er de schuld van. Dan wordt er binnen een paar uur een sonde de Aarde in gestuurd, tientallen jaren eerder dan gepland. Daar zit Koboi allemaal achter. Die sonde is op weg hierheen en wij zitten er gezellig op PPTV naar te kijken… Terwijl we stinkende woelmuizencurry eten!

‘Ik maak bezwaar tegen minachtende curryopmerkingen,’ zei Cahartez beledigd. ‘Maar voor de rest ben ik het met je eens.’

Sool sprong op uit zijn stoel. ‘Waar ben je het mee eens? Foaly verbindt stippen met elkaar die niet eens bestaan. Het enige wat hij probeert te doen is de naam van wijlen zijn vriendin, kapitein Short, zuiveren.’

‘Holly leeft misschien nog wel!’ beet Foaly hem toe. ‘En misschien probeert ze nu wel iets aan Opal Koboi te doen.’

Sool draaide met zijn ogen. ‘Maar haar vitale lichaamsfuncties laten een vlakke lijn zien, centaur. We hebben haar helm met behulp van afstandsbediening vernietigd. Daar was ik zelf bij, weet je nog?’

Iemand stak zijn hoofd om de deur: een van Foaly’s laboratoriumassistenten.

‘Ik heb die koffer, meneer,’ zei hij hijgend. ‘Zo snel ik kon.’

‘Goed zo, Roob,’ zei Foaly, en hij griste de koffer uit de hand van de assistent. Hij draaide de koffer rond. ‘Ik heb Holly en Julius uitgerust met een nieuw pak. Een prototype. Ze hebben allebei biosensoren en speurders. Die staan niet in verbinding met de hoofdcomputer van de elfBI. Ik heb er niet eerder aan gedacht die te checken. Holly’s helm mag dan buiten bedrijf zijn gesteld, maar haar pak functioneert nog steeds.’

‘En wat vertellen de sensoren van het pak ons, Foaly?’ vroeg Vinyáya.

Foaly durfde bijna niet te kijken. Als de sensoren van het pak ook een vlakke lijn lieten zien, zou het net zijn alsof hij Holly weer verloor. Hij telde tot drie en keek toen op het schermpje in de koffer. Daar stonden twee lijnen op. De eerste was vlak. Julius. Maar de andere was op alle fronten actief.

‘Holly leeft!’ riep de centaur, en hij gaf commandant Vinyáya een klinkende kus op haar wang. ‘Ze leeft en ze maakt het vrij goed, afgezien van een verhoogde bloeddruk en praktisch geen magie meer in haar tank.’

‘En waar is ze?’ vroeg Vinyáya met een glimlach.

Foaly vergrootte het deel van het scherm waarop de locator te zien was. ‘Onderweg omhoog in E7, in de shuttle die gestolen is door Turf Graafmans, als ik me niet vergis.’

Sool was opgetogen. ‘Even voor alle duidelijkheid: Holly Short, verdacht van moord, zit in een gestolen shuttle vlak bij de Zito-sonde?’

‘Precies.’

‘Dat maakt haar dus tot hoofdverdachte voor het geval er onregelmatigheden met betrekking tot de sonde optreden.’

Foaly had sterk de neiging om Sool letterlijk te vertrappelen, maar hij hield zich in, om Holly’s wil. ‘Ik vraag alleen maar of u mij groen licht wilt geven om de supersonische shuttle er voor onderzoek heen te sturen, Sool. Als ik gelijk heb, zal uw eerste daad als commandant eruit bestaan dat u een ramp voorkomt.’

‘En als je ongelijk hebt? Wat waarschijnlijk het geval is.’

‘Als ik ongelijk heb, dan kunt u staatsvijand nummer een, kapitein Holly Short, in de boeien slaan.’

Sool aaide over zijn sikje. Het was een win-winsituatie. ‘Uitstekend. Stuur die shuttle maar. Hoe lang heb je nodig voor de voorbereidingen?’

Foaly haalde een telefoon uit zijn zak en tikte een verkort nummer in.

‘Majoor Kelp?’ zei hij in het mondstuk. ‘Groen licht. Go.’ Foaly glimlachte naar Ark Sool. ‘Ik heb majoor Kelp onderweg hierheen al op de hoogte gebracht. Ik wist zeker dat u het met me eens zou zijn. Commandanten zijn het namelijk bijna altijd met me eens.’

Sool wierp hem een woedende blik toe. ‘Niet te brutaal worden, ponyvriend. Dit is niet het begin van een mooie relatie. Ik stuur die shuttle omdat het de enige optie is. Als je me op de een of andere manier manipuleert, of de waarheid verdraait, dan zal ik je de komende vijf jaar overladen met verhoren. En daarna ontsla ik je.’

Foaly sloeg geen acht op hem. Voor het uitwisselen van dreigementen was later nog alle tijd. Op dit moment moest hij zich concentreren op de voortgang van de shuttle. Hij had al één keer de shock van Holly’s dood moeten meemaken en was niet van plan dat nog een keer te doen.

E7

Turf Graafmans had wel een sportman kunnen zijn. Hij had de kaken en de recycle-uitrusting voor een graafsprintje, of zelfs voor crosscountry. Alle aanleg, maar toewijding ho maar. Hij had geprobeerd de opleiding een paar maanden te volgen, maar het strenge regime van trainen en dieet houden was niets voor hem geweest.

Turf kon zich nog steeds herinneren dat de tunnelcoach van de opleiding hem op een avond na de training een peptalk had gegeven. ‘Je hebt er de kaken voor, Graafmans,’ gaf de oude dwerg toe, ‘en je hebt er zeker ook het achterwerk voor. Ik heb nog nooit iemand gezien die de gasbellen er zo uit weet te stoten als jij. Maar je ziel ligt er niet in, en daar gaat het om.’

Misschien had de oude dwerg wel gelijk. Turf had nooit het karakter gehad voor onbaatzuchtige bezigheden. Tunnels graven was eenzaam werk, en er viel ook niet veel geld mee te verdienen. En omdat het een etnische sport was, was de televisie er ook niet in geïnteresseerd. En geen reclameboodschappen betekende dat er voor de atleten ook geen lucratieve deals in zaten. Turf besloot dat het meer geld zou opleveren als hij zijn graafvaardigheden voor louche praktijken zou aanwenden. Als hij een beetje goud op zak had, zouden de dwergenvrouwtjes zijn telefoontjes misschien wél beantwoorden.

En nu overtrad hij dus al zijn eigen regels en stond hij op het punt in een ruimtevoertuig in te breken dat stijf stond van de elfensensoren en dat ook nog eens bemand was door gewapende vijanden. En dat alles enkel en alleen om iemand anders te helpen. Van alle voertuigen op of onder de Aarde moest Artemis nu weer uitgerekend in de technologisch meest geavanceerde shuttle inbreken die er bestond. Iedere vierkante centimeter van de dekplaten van de onzichtbare shuttle was uitgerust met lasers, met bewegingssensoren, met statische platen en met wat niet al. Maar goed, aan een alarm had je alleen iets als het ingeschakeld was, en Turf ging ervan uit dat dat niet het geval was.

Turf zwaaide ten afscheid min of meer in de richting van de shuttle, voor het geval er nog iemand naar hem keek, en stak de rotslaag over naar de veilige schachtwand. Dwergen houden niet van hoge plekken en dat hij zich nu technisch gesproken onder zeeniveau bevond, deed niets af aan zijn hoogtevrees.

De dwerg duwde zijn vingers in een ader met zachte klei die uit de rotswand kwam. Thuis. Een dwerg voelde zich overal op Aarde thuis, zolang er maar klei was. Turf voelde zich helemaal kalm worden. Nu was hij veilig – voorlopig althans.

De dwerg scharnierde zijn kaak los met een dubbele krak! die ieder ander weldenkend wezen zou doen kreunen. Hij trok de drukkertjes van zijn bilflap open en viel op de klei aan. Zijn knarsende tanden hapten emmers vol klei uit de schachtwand, waardoor een instanttunnel ontstond. Turf kroop in de ontstane ruimte en sloot de holte achter zich af met de gerecyclede klei uit zijn achterwerk.

Na een stuk of vijf happen registreerden de sonarvezels in zijn haar dat hij een rotslaag naderde en paste hij zijn koers naar behoren aan. De onzichtbare shuttle was vast niet op rots neergezet, want het was een zeer geavanceerd model en dus uitgerust met accustaven. De staven konden uit de buik van het voertuig worden uitgeschoven en tot vijftien meter onder de grond een gat boren, waar ze de accu van de shuttle met de energie van de Aarde oplaadden. De schoonste energie die er bestond.

De accustaaf trilde onder het opladen een beetje, en op die trilling richtte Turf zich nu. Hij had er vijf minuten gestaag doorkauwen voor nodig om de rotslaag bloot te leggen en bij de punt van de accustaaf te komen. Door de trillingen was de aarde al wat losser geworden en het was voor Turf eenvoudig een kwestie van een spelonkje voor zichzelf vrijmaken. Hij smeerde de muren in met speeksel en wachtte.

Holly stuurde de elfBI-shuttle door de kleine shuttlehaven, waarbij ze de shuttledeuren met haar toegangscode van Opsporing wist te openen. Politie Plaza had niet de moeite genomen haar code te veranderen, aangezien men ervan uitging dat ze dood was.

Toen ze de holografische aardlaag die de shuttlehaven afschermde achter zich hadden gelaten, zagen ze dat een gordijn van donkere regenwolken schaduwen over het Italiaanse landschap wierp. De roodachtige klei was bedekt met een dun laagje rijp en de staart van de shuttle werd door een zuidelijke wind opgetild.

‘We kunnen hier niet lang blijven,’ zei Holly, en ze schakelde terug naar een zweefstand. ‘Dit vervoermiddel heeft geen schild en geen wapens.’

‘We hebben ook niet lang nodig,’ zei Artemis. ‘Vlieg maar in een rastervormig zoekpatroon, alsof we niet precies weten waar de onzichtbare shuttle zich bevindt.’

Holly tikte een paar coördinaten op de boordcomputer in. ‘Je bent een genie.’

Artemis draaide zich om naar Butler, die in kleermakerszit in het gangpad zat. ‘Goed, beste vriend, nu moet jij ervoor zorgen dat Opal deze kant op kijkt.’

‘Komt voor mekaar,’ zei Butler, en hij kroop naar de uitgang aan bakboord. Hij drukte met zijn knokkels op de toegangsknop, en de deur gleed open. Terwijl de druk in de cabine zich aanpaste, steigerde de shuttle een beetje, maar raakte toen weer in balans.

Butler deed zijn tas met wapens open en koos een handjevol metalen bollen, ongeveer ter grootte van tennisballen. Hij wipte van één bol de veiligheidspal en drukte toen de knop onder zijn duim in. De knop kwam omhoog naar zijn oorspronkelijke stand.

‘Het duurt tien seconden voordat de knop op dezelfde hoogte is als het oppervlak. Dan maakt hij contact.’

‘Bedankt voor de informatie,’ zei Artemis droogjes. ‘Hoewel het daarvoor niet bepaald het juiste moment is.’

Butler glimlachte en gooide de metalen bol de lucht in. Vijf seconden later explodeerde die en veroorzaakte een kleine krater in de grond eronder. Uit de krater waaierden verschroeide lijnen, waardoor het geheel er als een zwarte bloem uitzag.

‘Ik wil wedden dat Opal nu wel kijkt,’ zei Butler, terwijl hij de volgende granaat op scherp zette.

‘Ik wil wedden dat de anderen zo meteen ook kijken. Explosies blijven over het algemeen niet lang onopgemerkt. We zitten hier vrij geïsoleerd. Het dichtstbijzijnde dorp ligt op een kilometer of dertien. Als we mazzel hebben levert dat ons een tijdsspanne van zo’n tien minuten. Het volgende raster graag, Holly. Maar niet te dichtbij, want we willen hen niet bang maken.’

Vijftien meter onder de grond zat Turf Graafmans in zijn doehetzelf-grotje te wachten en naar de punt van de accustaaf te kijken. Zodra die ophield met trillen, trok hij zich door de losse klei terug omhoog. De telescopische staaf voelde warm aan, opgewarmd door de energie die hij naar de accu van de shuttle geleidde. Turf maakte er gebruik van voor zijn tocht en trok zich met zijn handen eraan op. De klei die hij onderweg at, was verbrokkeld en luchtig door booractiviteiten van de staaf, en Turf kon dat beetje extra lucht wel gebruiken. Hij zette het om in gas, dat hij gebruikte om zichzelf omhoog te stuwen.

Turf verhoogde zijn tempo en pompte de lucht en de klei door zijn recycle-kanalen. Opal zou maar een beperkte tijd door de shuttle worden afgeleid en dan zou het tot haar doordringen dat het een afleidingsmanoeuvre was. De staaf werd gaandeweg dikker, tot hij bij een rubberen verzegeling in de buik van de shuttle zelf kwam, die hoog op drie intrekbare poten stond, een halve meter van de grond. Wanneer de shuttle vloog kwam er een metalen paneel over deze dop heen, maar de shuttle vloog op dit moment niet en de sensoren stonden uit.

Turf klom uit zijn tunnel en scharnierde zijn kaak terug. Dit was een precisiewerkje en hij moest zijn tanden heel nauwgezet kunnen aansturen. Rubber was geen aanbevolen bestanddeel in de voeding van een dwerg en kon dus niet worden doorgeslikt. Half verteerd rubber kon zijn ingewanden net zo effectief afsluiten als een pot lijm.

Het was een onhandige hap. Moeilijk om vat op te krijgen. Turf legde zijn wang tegen de accustaaf en wurmde zich omhoog tot zijn snijtanden enigszins greep op de verzegeling hadden. Hij viel op het zware rubber aan en liet zijn kaak rondjes draaien tot zijn boventand erdoorheen was. Toen zette hij zijn tanden op elkaar en vergrootte hij de spleet totdat er een scheur van tien centimeter in het rubber zat. Nu kon Turf één kant van zijn mond in het gat krijgen. Hij trok er grote stukken van af, maar zorgde er wel voor dat hij die onmiddellijk weer uitspoog.

Binnen een minuut had Turf een gat van dertig vierkante centimeter gemaakt. Hij kon er net doorheen. Iemand die niets over dwergen weet, zou hebben durven wedden dat Turf zijn goed doorvoede gestalte nooit door zo’n kleine opening zou krijgen, maar dan was diegene zijn geld kwijt geweest. Dwergen ontsnappen al millennia lang uit instortingen, en ze hebben het vermogen ontwikkeld om zich door veel kleinere gaten te wurmen dan dit gat.

Turf hield zijn buik in en wurmde zich door de gescheurde verzegeling, met zijn hoofd eerst. Hij was blij dat hij uit dat flauwe ochtendzonnetje kon. Zon was ook zoiets waar dwergen niet van hielden; na een paar minuten direct zonlicht is de huid van een dwerg nog roder dan een gekookte kreeft. Hij klauterde langs de accustaaf omhoog naar het motorcompartiment van de shuttle. De kleine ruimte werd grotendeels in beslag genomen door platte accu’s en een waterstofgenerator. Boven zijn hoofd zat een toegangsluik waardoor je vermoedelijk in de laadruimte kwam. Het compartiment was van voren tot achteren behangen met lichtsnoeren, die bleekgroen licht afgaven. Als er een lek in de generator zat, zou dat paars oplichten. De reden waarom de lichtsnoeren het zonder elektriciteit nog steeds deden, was omdat de verlichting door speciaal gekweekte, rottende algen werd geleverd. Niet dat Turf dat wist, maar hij vond het licht alleen wel erg lijken op de lichtgevendheid van dwergenspuug, en dat was zo vertrouwd dat hij zich ontspande. Hij ontspande zich trouwens een beetje te erg, waardoor een klein belletje tunnelgas door zijn bilflap ontsnapte. Hopelijk zou niemand dat merken…

Ongeveer een halve minuut later hoorde hij Opals stem boven zijn hoofd.

‘Wie net een wind gelaten heeft, moet er onmiddellijk mee ophouden, anders bedenk ik een passende straf.’

Oeps, dacht Turf schuldbewust. In dwergenkringen wordt het bijna als een misdrijf beschouwd wanneer je toestaat dat iemand anders de schuld krijgt van jouw luchtbellen. Uit macht der gewoonte stak Turf bijna zijn hand op om het op te biechten, maar gelukkig was zijn overlevingsinstinct sterker dan zijn geweten.

Een paar tellen later kwam het signaal. Het was moeilijk over het hoofd te zien. Door de explosie wiegde de hele shuttle en raakte twintig graden uit evenwicht. Het was tijd om in actie te komen en er maar op te vertrouwen dat Artemis gelijk had toen hij zei dat het bijna niet mogelijk was níét naar een explosie te kijken.

Turf duwde het luik met de kruin van zijn hoofd op een kier. De dwerg vermoedde zo half en half dat er iemand op het luik zou stampen, maar de laadruimte was leeg. Turf duwde het luik helemaal open en kroop de kleine ruimte in. Hier bevonden zich een heleboel dingen waarin hij wel geïnteresseerd was. Kratten met goudstaven, perspex dozen met mensengeld en antieke sieraden op etalagepoppen. Opal was blijkbaar niet van plan om in haar nieuwe rol als mens arm te moeten zijn. Turf griste één enkele diamanten oorbel van een buste die vlak bij hem stond. Artemis had nog zo gezegd dat hij niets mocht meenemen. Nou en? Eén oorbel zou hem echt niet in de weg zitten.

Turf stak de diamant ter grootte van een duivenei in zijn mond en slikte hem door. Die poepte hij er later wel weer uit, als hij in z’n eentje was. Tot het zover was, kon hij zich in zijn maagwand nestelen en dan kwam hij er stralender uit dan hij erin was gegaan.

Onder zijn voeten dreunde weer een explosie, wat Turf eraan hielp herinneren dat hij verder moest. Hij liep naar de deur van de laadruimte, die op een kier stond. De volgende ruimte was het passagiersgedeelte, en dat was precies zo luxueus als Holly het had beschreven. Bij het zien van de met bont beklede stoelen krulde Turfs lip om. Weerzinwekkend. Achter het passagiersgedeelte was de cockpit. Opal en haar twee vrienden waren goed te zien; ze stonden ingespannen door de voorruit te turen. Ze maakten geen geluid en zeiden geen woord. Precies zoals Artemis had gezegd.

Turf liet zich op zijn knieën zakken en kroop over het tapijt van de salon. Hij was nu open en bloot te zien. Als een van de elfen besloot zich om te draaien, zou hij midden in de salon stranden en zich nergens achter kunnen verstoppen, behalve misschien achter zijn glimlach.

Gewoon doorgaan en er niet aan denken, hield Turf zichzelf voor. Als Opal je betrapt, doe je gewoon of je verdwaald bent of dat je aan geheugenverlies lijdt of dat je net uit een coma bent wakker geworden. Misschien schept dat een band, geeft ze je wat goud en stuurt ze je weg. Ja, vast.

Er kraakte iets onder Turfs knie. De dwerg verroerde geen vin meer, maar de elfen reageerden niet op het geluid. Waarschijnlijk was het het deksel van de buitkist – Opals verstopplekje. Turf kroop om de kist heen. Als hij iets kon missen was het wel nog meer gekraak.

Op een stoel, precies op de hoogte van Turfs neus, lagen twee gerichte ladingen. Hij geloofde zijn ogen niet. Voor zijn neus, op nog geen meter afstand. Dit was het enige deel van het plan dat het van mazzel moest hebben. Als een van de gebroeders Brill de lading onder zijn arm had of als er meer ladingen waren dan hij kon dragen, zouden ze de shuttle moeten rammen en hopen hem in het ongerede te brengen. Maar hier lagen ze gewoon, en ze smeekten er bijna om om te worden gestolen. Wanneer hij diefstal pleegde, gaf Turf vaak een stem aan het voorwerp dat hij wilde stelen. Dat kwam voor de rest van de wereld een beetje vreemd over, maar hij was veel alleen en hij had toch iemand nodig om tegen te kunnen praten.

Kom op, meneer de knappe dwerg, zei een van de ladingen met een hese falsetstem. Ik lig te wachten. Ik vind het hier helemaal niet leuk. Red me alsjeblieft.

Goed, madame, dacht Turf, terwijl hij de zak uit zijn hemd haalde. Ik neem u mee, maar we gaan niet ver.

Ik wil ook, zei de andere lading. Ik wil ook mee.

Maakt u zich geen zorgen, dames. Waar jullie heen gaan is ruimte genoeg voor jullie allebei.

Toen Turf Graafmans een minuut later door de gescheurde verzegeling kroop, lagen de ladingen niet meer op de stoel. Op de plek waar ze hadden gelegen lag nu een kleine handcommunicator.

De drie elfjes zaten stilletjes in de cockpit van de onzichtbare shuttle. Een van hen concentreerde zich op het vervoersvoertuig dat tweehonderd meter voor hun boeg zweefde. De andere twee deden hun uiterste best geen wind te laten en ook niet aan winden laten te denken.

De zijdeur van de vervoersshuttle ging open en er knipperde iets in het ochtendlicht. Het viel naar de aarde. Een paar seconden later explodeerde er iets, waardoor de onzichtbare shuttle in zijn ophanging heen en weer schudde.

De gebroeders Brill hapten naar adem, en Opal gaf ze allebei een draai om hun oren.

Opal maakte zich geen zorgen. Ze waren op zoek. Ze schoten in het donker, of bijna althans. Over een halfuur of zo was het licht genoeg om het vaartuig met het blote oog te zien, maar tot het zover was gingen ze heel mooi op in het omringende landschap, dankzij een romp van onzichtbare erts en dankzij camouflagefolie. Fowl moest geraden hebben dat ze hier waren doordat deze schacht zo dicht bij de sonde lag. Maar hij kon het alleen maar bij benadering weten. Het zou natuurlijk verrukkelijk zijn om hen op te blazen, maar de plasmastoten zouden de satellietscanners van Foaly activeren en dan stond er eigenlijk gewoon een doelwit op hun romp geschilderd.

Ze plukte een digiblok en een pen van het dashboard en schreef er een boodschap op.

Rustig blijven en je stil houden. Zelfs als een van die ladingen ons raakt, komt hij niet door de romp heen.

Mervall pakte het blocnootje aan. Misschien moeten we weggaan. De Moddermensen zijn in aantocht.

Opal schreef een antwoord. Beste Mervall, ga in ’s hemelsnaam niet denken – daar gaat je hoofd maar pijn van doen. We wachten tot zij weggaan. Van zo dichtbij kunnen ze het zelfs horen als wij onze motoren starten.

De onzichtbare shuttle werd door nog een explosie heen en weer geschud. Opal voelde een druppel zweet over haar voorhoofd lopen. Belachelijk, ze transpireerde nooit – en al helemaal niet ten overstaan van de assistenten. Over vijf minuten zouden de mensen op onderzoek uitgaan; dat zat nu eenmaal in hun karakter. Dus ze zou vijf minuten wachten en dan proberen langs de elfBI-shuttle te glippen, en als ze er niet langs kon, zou ze hen opblazen en het moeten opnemen tegen de supersonische shuttle die ongetwijfeld zou komen kijken wat er aan de hand was.

Er vielen nog meer granaten uit het elfBI-voertuig, maar die waren nu verder weg en de schokgolven veroorzaakten nog nauwelijks een huivering in de onzichtbare shuttle. Dit duurde nog twee á drie minuten, zonder ook maar het minste gevaar voor Opal of de gebroeders Brill, en toen sloot de vervoersshuttle plotseling zijn deur en schoot ervandoor, terug de schacht in.

‘Hmm,’ zei Opal. ‘Vreemd.’

‘Misschien was hun munitie op,’ probeerde Merv, hoewel hij wist dat Opal hem zou straffen voor het feit dat hij een mening naar voren bracht.

‘Denk je dat, Mervall? Hun explosieven zijn op en dus hebben ze besloten ons maar te laten gaan. Denk je echt dat dat waar is, imbeciel excuus voor een weldenkend wezen dat je bent? Heb je dan geen voorhoofdskwabben?’

‘Ik speelde alleen even voor advocaat van de duivel,’ mompelde Merv zwakjes.

Opal stond op uit haar stoel en zwaaide naar de beide gebroeders Brill. ‘Mond houden, jullie. Ik moet even met mezelf praten.’ Ze beende in de smalle cockpit op en neer. ‘Wat is hier aan de hand? Ze sporen ons hier in de schacht op, dan steken ze een enorm vuurwerk af en vertrekken. Gewoon zomaar. Waarom? Waarom?’ Ze wreef met haar knokkels over allebei haar slapen. ‘Denk na.’ Plotseling herinnerde Opal zich iets. ‘Gisteravond. Toen is er in E1 een shuttle gestolen. Dat hebben we gehoord op de politiezender. Wie heeft hem gestolen?’

Scant haalde zijn schouders op. ‘Kweenie. Een of andere dwerg. Doet dat er iets toe?’

‘Precies. Een dwerg. En was er ook niet een dwerg betrokken bij de belegering van Artemis Fowl? En ging het gerucht niet dat diezelfde dwerg Julius heeft geholpen in de Koboi-laboratoria in te breken?’

‘Geruchten. Geen harde bewijzen.’

Opal viel woedend tegen Scant uit. ‘Misschien komt dat omdat die dwerg slim is, en dat kunnen we van jou niet zeggen. Misschien wil hij wel niet gesnapt worden.’ Het duurde even voordat het kwartje viel bij de elf. ‘Dus ze hebben een inbrekende dwerg, een shuttle en explosieven. Short moet weten dat die zielige granaten onze romp niet kunnen doorboren, dus waarom gooide ze ze dan? Tenzij…’

De waarheid trof haar als een keiharde stoot in haar maag.

‘O nee,’ fluisterde ze. ‘Afleidingsmanoeuvre. We hebben hier als idioten naar die mooie lichtjes zitten kijken. En al die tijd…’

Ze duwde Scant opzij en stormde langs hem heen de salon in. ‘De ladingen,’ krijste ze. ‘Waar zijn ze?’

Scant liep recht op de stoel af. ‘Rustig aan, juffrouw Koboi, die liggen…’ Hij bleef staan en het laatste woord van de zin bleef in zijn keel steken. ‘Ik, eh, die lagen hier. In de stoel.’

Opal pakte het handradiootje op. ‘Ze zijn me aan het piepelen. Zeg alsjeblieft dat jullie de reservelading ergens veilig hebben opgeborgen.’

‘Nee,’ zei Scant ongelukkig. ‘Ze lagen hier allebei.’

Merv liep langs hem heen de laadruimte in. ‘Het motorcompartiment staat open.’ Hij stak zijn hoofd door het luik. Zijn stem dreef omhoog, gedempt door de vloerpanelen. ‘De verzegeling van de accustaaf is kapotgemaakt. En er zijn voetafdrukken. Iemand is naar binnen gekomen.’

Opal gooide haar hoofd in haar nek en brulde. Ze hield het heel lang vol voor zo’n klein persoontje. Eindelijk was haar adem dan toch op.

‘Volg die shuttle,’ fluisterde ze, toen ze weer lucht had. ‘Ik heb die ladingen zelf ingesteld en ze kunnen niet buiten werking worden gesteld. We kunnen ze nog steeds tot ontploffing brengen. In het slechtste geval zullen ze toch mijn vijanden om zeep helpen.’

‘Ja, juffrouw Koboi,’ zeiden Merv en Scant in koor.

‘En kijk me niet aan!’ brulde Opal.

De gebroeders Brill vluchtten de cockpit in en probeerden gelijktijdig te buigen, naar hun voeten te kijken, niets gevaarlijks te denken en vooral geen wind te laten.

Turf zat op de afgesproken plek te wachten toen de elfBI-shuttle eraan kwam. Butler deed de deur open en hees de dwerg aan zijn kraag naar binnen.

‘Heb je ’t?’ vroeg Artemis bezorgd.

Turf gaf hem de uitpuilende zak. ‘Hier! En voor je ernaar vraagt: de radio heb ik achtergelaten.’

‘Dus alles is volgens plan verlopen?’

‘Volkomen,’ antwoordde Turf, waarbij hij de diamant die in zijn maagwand genesteld zat even vergat te vermelden.

‘Uitstekend,’ zei Artemis, en hij beende langs de dwerg naar de cockpit.

‘Go!’ riep hij, en hij gaf een klap op Holly’s hoofdsteun. Holly had de shuttle al stationair draaien en hield hem met de rem tegen.

‘Daar gaat-ie,’ zei ze, en ze liet de rem los en trapte het gaspedaal helemaal in. Het elfBI-voertuig schoot van de rotslaag als een kiezelsteentje uit een katapult.

Artemis’ benen werden van de vloer getrokken en wapperden als windzakken achter hem aan. De rest van zijn lichaam zou gevolgd zijn, ware het niet dat hij zich aan de hoofdsteun vasthield.

‘Hoeveel tijd hebben we?’ vroeg Holly terwijl haar lippen door de zwaartekracht flapperden.

Artemis trok zichzelf in de stoel van de copiloot. ‘Minuten. De ertslaag bereikt over precies een kwartier een diepte van honderdeenenveertig kilometer. Opal kan elk moment achter ons aan komen.’

Holly vloog vlak langs de schachtwand en draaide tussen twee torens van rots door. Het laagste gedeelte van de E7 was vrij recht, maar dit stuk kronkelde als een kurkentrekker door de aardlaag en volgde de scheuren in de platen.

‘Gaat het lukken, Artemis?’ vroeg Holly.

Artemis dacht hier even over na. ‘Ik heb acht plannen de revue laten passeren, en dit was het beste. Maar dan nog hebben we maar vierenzestig procent kans op succes. Het gaat erom dat we Opal weten af te leiden, zodat ze de waarheid niet ontdekt. En dat is aan jou, Holly. Kun je dat?’

Holly greep het stuur stevig vast. ‘Maak je geen zorgen. Ik krijg niet vaak de kans om al mijn vliegkunst te laten zien. Opal zal het zo druk hebben met ons te achtervolgen dat ze geen tijd heeft om nog aan iets anders te denken.’

Artemis keek door de voorruit. Ze vlogen recht naar beneden, naar het binnenste van de Aarde. Op deze diepte en met deze snelheid fluctueerde de zwaartekracht, dus zaten ze nu eens aan hun stoel genageld en dan weer trokken ze zich los uit hun veiligheidsgordels. De duisternis van de schacht omhulde hen als teer, op de lichtbundel van de koplampen van de shuttle na. Gigantische rotsformaties doken in de lichtbundel op en schoten recht op de neus af. Op de een of andere manier slaagde Holly erin ze te ontwijken zonder ook maar één keer op de rem te hoeven trappen.

Op het plasmadashboard schoof het icoontje dat de gashoudende afwijking moest voorstellen – Opals ruimteschip – langzaam over het scherm.

‘Ze zitten achter ons aan,’ zei Holly toen ze vanuit haar ooghoek de beweging zag.

Artemis’ maag zat in een knoop van luchtziekte, angst, vermoeidheid en opgetogenheid. ‘Heel goed,’ zei hij, bijna tegen zichzelf. ‘De jacht is geopend.’

Bij de monding van de E7 zat Merv achter het stuur van de onzichtbare shuttle. Scant zat achter de instrumenten en Opals taak was bevelen geven en in het algemeen tekeergaan.

‘Hebben we een signaal van de ladingen?’ krijste ze vanuit haar stoel.

Haar stem begint me behoorlijk te irriteren, dacht Scant, maar niet al te hard.

‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Niets. En dat betekent dat ze in hun shuttle moeten zitten. Met hun schild blokkeren ze het signaal van de ladingen. We moeten dichterbij zien te komen – maar ik kan het ontploffingssignaal ook meteen versturen. Misschien hebben we geluk.’

Opals gekrijs werd nog snerpender. ‘Nee! We moeten niet tot ontploffing overgaan voordat die shuttle op honderdeenenveertig kilometer is. Als we dat wel doen verandert de ertslaag niet van richting. En die stomme communicator? Geeft die nog wat?’

‘Nee,’ zei Scant. ‘Als er nog een is, staat die vast uit.’

‘We kunnen altijd teruggaan naar Zito’s terrein,’ zei Merv. ‘Daar liggen nog wel tien ladingen.’

Opal boog zich naar voren in haar stoel en beukte met haar piepkleine vuistjes op Mervs schouders. ‘Idioot. Stomkop. Halvegare. Doe je aan een of andere stommiteitenwedstrijd mee of zo? Is dat het? Als we teruggaan naar Zito, is de ertslaag, tegen de tijd dat we terug zijn, al te diep. Om nog maar te zwijgen over het feit dat kapitein Short de elfBI haar versie van de gebeurtenissen zal voorschotelen en ze dan op z’n minst een onderzoek moeten instellen. We moeten dichterbij zien te komen en het signaal tot ontploffing geven. Zelfs als we de sonde missen, hebben we in elk geval iedereen die tegen mij kan getuigen omgebracht.’

De navigatiesoftware van de onzichtbare shuttle stond in verbinding met nabijheidssensoren, en dat betekende dat Opal en consorten niet bang hoefden te zijn dat ze tegen de schachtwand of tegen stalactieten zouden opbotsen.

‘Hoe lang duurt het voordat we in het ontploffingsbereik zitten?’ blafte Opal. Nou ja, om eerlijk te zijn klonk het meer als een kefje.

Merv deed snel een paar berekeningen. ‘Drie minuten. Niet langer.’

‘En hoe diep zitten we dan?’

Nog een paar sommetjes. ‘Op tweehonderdzes kilometer.’

Opal kneep haar neus samen. ‘Het zou kunnen lukken. Als we ervan uitgaan dat ze allebei de ladingen hebben, kan de explosie die hieruit voortkomt, ook als die niet precies zo gericht is als onze bedoeling was, genoeg zijn om een scheur in de wand te veroorzaken. Het is onze enige optie. Als het mislukt hebben we in elk geval tijd om te hergroeperen. Zodra ze op tweehonderd kilometer zijn stuur je het ontploffingssignaal. Onafgebroken. Misschien hebben we geluk.’

Merv wipte een plastic beveiligingsdop van de knop voor het signaal. Nog maar een paar seconden te gaan.

Artemis’ ingewanden probeerden zich door zijn keel een weg naar buiten te banen.

‘Dit barrel heeft een nieuwe gyroscoop nodig,’ zei hij.

Holly knikte vaag; ze was te druk bezig met zich op een wel erg riskante reeks duikbewegingen en lussen in de schacht te concentreren.

Artemis keek op de metertjes op het dashboard.

‘We zitten nu op een diepte van tweehonderd kilometer. Opal zal de ladingen nu tot ontploffing proberen te brengen. Ze komt snel dichterbij.’

Turf stak zijn hoofd door de deuropening van het passagiersgedeelte. ‘Is al dat geschud echt nodig? Ik heb net nog een heleboel te eten gehad.’

‘We zijn er bijna,’ zei Artemis. ‘De rit zit er bijna op. Zeg tegen Butler dat hij de zak openmaakt.’

‘Oké. Weet je zeker dat Opal doet wat ze moet doen?’

Artemis glimlachte geruststellend. ‘Natuurlijk weet ik dat zeker. Zo zit de mens in elkaar, en Opal is nu een mens. Weet je nog? Nu, Holly. Aan de kant.’

Mervall tikte op de gegevens op het scherm. ‘U zult het niet geloven, Op… juffrouw Koboi.’

Op Opals lippen verscheen heel even een vage glimlach. ‘Niet zeggen. Ze zijn gestopt.’

Merv schudde stomverbaasd zijn hoofd. ‘Ja, ze zweven op honderddrieënzestig kilometer. Waarom in ’s hemelsnaam?’

‘Het heeft geen zin dat uit te leggen, Mervall. Blijf jij nou maar dat signaal tot ontploffing sturen, maar ga wel wat langzamer. Ik wil niet te dicht bij ze zijn wanneer we contact maken.’

Ze trommelde met haar nagels op de handcommunicator die de dwerg had achtergelaten. Het kon nu elk moment gebeuren.

Op de communicator floepte een rood lampje aan, vergezeld van een heel zachte trilling. Opal glimlachte en wipte het schermpje van de walkietalkie open.

Het minuscule schermpje werd gevuld met het bleke gezicht van Artemis. Hij probeerde te glimlachen, maar dat was duidelijk geforceerd. ‘Opal, ik geef je één kans om je over te geven. We hebben je ladingen onklaar gemaakt en de elfBI is onderweg hierheen. Het is veel beter als je je aan kapitein Short overgeeft dan dat je met een gewapende elfBI-shuttle in een vuurgevecht verwikkeld raakt.’

Opal klapte in haar handen. ‘Bravo, jongeheer Fowl, wat een enig verzinsel. Waarom vertel ik je de echte waarheid niet? Het is tot je doorgedrongen dat de ladingen niet onklaar gemaakt kunnen worden. Het feit alleen al dat ik het signaal van je radio kan ontvangen betekent dat mijn ontploffingssignaal spoedig door jullie schild zal heendringen. Je kunt de explosieven niet overboord gooien, anders breng ik ze in de schacht tot ontploffing, precies zoals aanvankelijk mijn bedoeling was. Vervolgens vuur ik gewoon een paar hittezoekers op jullie shuttle af. En als jullie dan nog proberen te vluchten, kom ik achter jullie aan en dring ik door jullie schild heen voordat jullie de evenwijdige baan hebben kunnen bereiken. Jullie staan niet in contact met de elfBI. Als dat wel het geval was, zouden we jullie radiosignalen hebben opgevangen. Dus je enige alternatief is dit zielige gebluf. Zielig, zeg dat wel. Je probeert blijkbaar tijd te rekken totdat de ertslaag jullie diepte is gepasseerd.’

‘Dus je weigert je over te geven?’

Opal deed net alsof ze erover nadacht en tikte met een gemanicuurde nagel tegen haar kin. ‘Ach, ja. Ik denk dat ik het er maar op waag: ik vecht door. En wil je trouwens niet rechtstreeks naar het scherm kijken, want dat is slecht voor mijn huid.’

Artemis zuchtte dramatisch. ‘Nou, als we dan toch moeten sterven, dan maar met een volle maag.’

Dat was een nogal luchtige opmerking als je nog maar een paar seconden te leven had, zelfs voor een mens. ‘Met een volle maag?’

‘Ja,’ zei Artemis. ‘Turf heeft nog iets anders uit jullie shuttle meegenomen.’

Hij pakte een kleine met chocolade bedekte bal en wiebelde die voor het scherm heen en weer.

‘Mijn truffels?’ zei Opal, naar adem happend. ‘Heeft hij die meegenomen? Wat ontzettend gemeen.’

Artemis stak de lekkernij in zijn mond en kauwde er langzaam op. ‘Ze zijn echt goddelijk. Ik begrijp wel waarom je die in de kliniek hebt gemist. We zullen ontzettend ons best moeten doen om die nog allemaal op te eten voordat jij ons aan flarden schiet.’

Opal blies als een kat. ‘Wat zal het gemakkelijk zijn om jou dood te maken.’ Ze draaide zich om naar Merv. ‘Hebben we al een signaal?’

‘Niets, juffrouw Koboi. Maar zo meteen vast wel. Als we verbinding hebben kan het niet lang meer duren.’

Holly perste haar hoofd in de zoeker. Eén wang stond helemaal bol van de truffels. ‘Ze smelten echt op je tong, Opal. Het galgenmaal van de ter dood veroordeelde bemanning.’

Opal prikte nog echt met haar nagel in het scherm ook. ‘Je hebt het twee keer overleefd, Short. Dat gaat je niet nog een keer lukken, dat garandeer ik je.’

Holly lachte. ‘Je zou Turf eens moeten zien. Hij schuift die truffels zo zijn keelgat in.’

Opal was des duivels. ‘Hebben we al een signaal?’ Zelfs nu namen ze nog een loopje met haar, terwijl de vernietiging binnen een paar tellen een feit was.

‘Nog niet. Zo meteen.’

‘Blijf het proberen. Hou je vinger op die knop.’

Opal maakte haar gordel los en beende naar de salon. De dwerg kon toch niet ál die truffels én de explosieven hebben meegenomen? Uitgesloten. Ze had zich er nog zo op verheugd een handvol van die hemelse chocola te eten, wanneer Haven eenmaal met de grond gelijk was gemaakt.

Ze knielde neer op het tapijt en wurmde haar hand onder de naad, op zoek naar de verborgen vergrendeling. Hij sprong onder haar vingers open en het deksel van de buitkist ging omhoog en naar achteren.

Er zat geen truffel meer in. Niet één. Er lagen echter wel twee gerichte ladingen in. Heel even begreep Opal niet wat ze zag. Toen werd het haar angstaanjagend duidelijk. Artemis had de ladingen helemaal niet gestolen, nee, hij had alleen tegen de dwerg gezegd dat hij ze ergens anders moest leggen. Zodra ze in de buitkist zaten, konden ze niet opgespoord of tot ontploffing worden gebracht. Zolang het deksel was verzegeld, tenminste. Ze had de kist zelf opengemaakt. Artemis had haar zover gekregen dat ze haar eigen lot bezegeld had.

Het bloed trok uit Opals gezicht. ‘Mervall,’ krijste ze. ‘Het ontploffingssignaal!’

‘Maakt u zich geen zorgen, juffrouw Koboi,’ riep de elf vanuit de cockpit. ‘We hebben net contact gelegd. Niets kan hem nu nog tegenhouden.’

Op beide ladingen werden groene aftelklokken geactiveerd, die van twintig terugtelden. De standaardontsteking voor de mijnbouw.

Opal stormde de cockpit binnen. Ze was om de tuin geleid. Bedrogen. Nu zouden de ladingen op achtennegentigenhalve kilometer volkomen nutteloos tot ontploffing komen, ver boven het evenwijdige traject. Haar eigen shuttle zou natuurlijk vernietigd worden en zij zou vastzitten en zo door de elfBI opgepakt kunnen worden. Althans, zo luidde de theorie. Maar Opal Koboi zorgde er altijd voor dat ze nog andere keuzes had.

Ze ging in een stoel in de cockpit zitten en maakte de riemen vast.

‘Ik adviseer jullie ook je riemen vast te maken,’ zei ze kortaf tegen de gebroeders Brill. ‘Jullie hebben gefaald. Veel plezier in de gevangenis.’

Merv en Scant hadden nauwelijks tijd om zich vast te maken, en toen activeerde Opal de met gel gevulde uitstootcapsules onder hun stoel al. Ze werden onmiddellijk ondergedompeld in een bel amberkleurige impactgel en door de panelen die in de romp open waren gegaan naar buiten gestoten.

De bellen met impactgel hadden geen energiebron en moesten het helemaal hebben van de eerste gasstoot waarmee ze uit de gevarenzone moesten komen. De gel was vlamvast, vuurstootbestendig en bevatte genoeg zuurstof voor een halfuur oppervlakkig ademhalen. Merv en Scant werden door de zwarte ruimte gekatapulteerd totdat ze de schachtwand raakten. De gel bleef aan het rotsige oppervlak kleven, waardoor de gebroeders Brill op duizenden kilometers van huis vast kwamen te zitten.

Ondertussen tikte Opal heel snel codes in de computer van de shuttle in. Ze had minder dan tien seconden de tijd om haar laatste agressieve handeling te verrichten. Artemis Fowl mocht haar dit keer dan verslagen hebben, maar hij mocht niet in leven blijven om daarvan te genieten.

Opal activeerde en lanceerde heel bedreven twee hittezoekende plasmaraketten uit de neusbuizen, en lanceerde toen haar eigen ontsnappingscapsule. Voor Opal Koboi geen impactgel. Ze had in het ontwerp van de shuttle natuurlijk een luxueuze capsule opgenomen. Eentje maar, want het was niet nodig dat de assistenten ook comfortabel reisden. Het interesseerde Opal trouwens geen fluit wat er met de gebroeders Brill gebeurde. Ze had verder toch niks aan hen.

Ze zette het gas wijd open, zonder acht te slaan op de veiligheidsvoorschriften. Wat maakte het uit of ze de romp van de shuttle blakerde? Daar ging zo meteen iets mee gebeuren wat veel erger was dan alleen maar schroeien. De capsule schoot met meer dan zevenhonderd kilometer per uur naar de oppervlakte. Dat was behoorlijk snel, maar niet snel genoeg om de schokgolf van de twee gerichte ladingen helemaal te ontlopen.

De onzichtbare shuttle explodeerde in een veelkleurige lichtflits. Holly stuurde de elfBI-shuttle dicht naar de wand, om vallend puin te ontlopen. Toen de schokgolven voorbij waren, wachtten de inzittenden van de shuttle in stilte tot de computer een scan had uitgevoerd in het stuk schacht boven hen. Op een gegeven moment verschenen er op de driedimensionale weergave van de schacht drie rode stippen. Twee bewogen niet, maar de andere ging snel in de richting van de oppervlakte.

‘Ze hebben het gered,’ verzuchtte Artemis. ‘Die bewegende stip is vast Opal. We moeten haar oppikken.’

‘Dat moet, ja,’ zei Holly, maar ze keek niet zo blij als je zou hebben gedacht. ‘Maar dat gaan we niet doen.’

Artemis viel over Holly’s toon. ‘Waarom niet? Wat is er?’

‘Dat is er,’ zei Holly, en ze wees naar het scherm. Er waren nog twee stippen op het scherm verschenen en die bewogen in krankzinnig tempo naar hen toe. De computer identificeerde de stippen als raketten, en zocht toen snel in zijn database of hij een match vond.

‘Hittezoekende plasmaraketten. Afgesteld op onze motoren.’

Turf schudde zijn hoofd. ‘Wat is die Koboi toch een verbitterde elf. Ze kon het er niet bij laten zitten.’

Artemis staarde naar het scherm alsof hij de raketten door middel van concentratie kon vernietigen. ‘Dat had ik kunnen weten.’

Butler stak zijn enorme hoofd over de schouder van zijn pupil. ‘Heb je geen hete wafels om die raketten af te wenden?’

‘Dit is een vervoersshuttle,’ antwoordde Holly. ‘We mogen nog van geluk spreken dat we een schild hebben.’

‘Komen die raketten achter ons hittekenmerk aan?’

‘Ja,’ zei Holly, in de hoop dat er een idee aan zat te komen.

‘Is er een manier om dat kenmerk ingrijpend te veranderen?’

Toen begon Holly een mogelijkheid te dagen. Het was echter zo’n extreme mogelijkheid dat ze niet de moeite nam hem aan de andere inzittenden van de shuttle voor te leggen.

‘Er is wel een manier,’ zei ze, en ze zette de motoren af.

De shuttle viel als een baksteen door de schacht. Holly probeerde met behulp van de vleugelkleppen nog te sturen, maar zonder aandrijving was het net alsof ze een anker probeerde te sturen.

Er was geen tijd voor angst of paniek. Er was alleen tijd om je ergens aan vast te houden en te proberen je laatste maaltijd binnen te houden.

Holly zette haar tanden op elkaar en probeerde een opkomend gevoel van paniek te onderdrukken. Onderwijl leverde ze strijd met het stuur. Als ze de vleugelkleppen goed in het midden kon houden, zouden ze niet tegen de schachtwand moeten botsen. Op deze manier hadden ze in elk geval een kans.

Ze keek snel even naar de metertjes. De temperatuur van de shuttle daalde, maar zou dat wel snel genoeg gaan? Dit deel van de schacht was vrij recht, maar over een kilometer of veertig kwam er een bocht aan en daar zouden ze tegenaan knallen, als een vlieg tegen een olifant.

Butler kroop naar de achterkant van de shuttle. Onderweg griste hij twee brandblussers mee en trok de pen eruit. Hij gooide de brandblussers in de ruimte waar de motoren zaten en deed de deur dicht. Door het luik zag hij de blussers radslagen maken en de motor met ijskoud schuim bedekken.

De temperatuur van de motoren daalde nog wat verder. De raketten kwamen steeds dichterbij.

Holly zette alle luchtgaten wijd open, waardoor er koele lucht de shuttle binnenstroomde. Weer een streepje dichter bij het groen op de temperatuurmeter.

‘Kom op,’ zei ze met flapperende lippen. ‘Nog een paar graden.’

Ze schoten steeds verder naar beneden en tolden de duisternis in. De shuttle dreef stukje bij beetje dichter naar stuur-boord. Nog even en hij zou te pletter slaan tegen de bult die steeds dichterbij kwam. Holly’s vinger zweefde boven de ontsteking. Ze zou tot het allerlaatste moment wachten.

De motoren koelden nog iets verder af. Het waren efficiënte energiebesparende motoren, die wanneer ze niet in gebruik waren het teveel aan warmte snel overhevelden naar de reserveaccu. Maar de raketten bleven toch nog steeds op koers.

In hun koplampen verscheen de bult in de schachtwand. Hij was groter dan een gemiddelde berg en bestond uit harde, meedogenloze rots. Als de shuttle ertegenaan sloeg, zou hij als een conservenblikje in elkaar worden gefrommeld.

Artemis perste de woorden tussen zijn lippen door. ‘Het werkt niet. Motoren.’

‘Wacht,’ antwoordde Holly.

De vleugelkleppen trilden en de shuttle sloeg aan het tuimelen. Ze zagen de bulderende hittezoekers achter zich, vervolgens voor zich, dan weer achter zich.

Ze waren nu dicht bij de rots. Te dichtbij. Als Holly het nog één seconde uitstelde, had ze niet meer genoeg ruimte om te manoeuvreren. Ze drukte op de ontsteking en veranderde in de allerlaatste fractie van een seconde van richting, naar bakboord. Toen de boegplaten langs de rotsige aardlaag schampten, steeg er een vonkenregen op. Daarna waren ze vrij en schoten ze het zwarte niets in. Tenminste, als je het ‘vrij’ kunt noemen als je nog door twee hittezoekers wordt achtervolgd.

De motoren koelden nog steeds af en dat zouden ze nog ongeveer een halve minuut blijven doen, terwijl de turbines warm werden. Maar zou dat genoeg zijn? Holly riep op het scherm het beeld van de camera aan de achterkant op. De raketten waren nog steeds in aantocht. Onverminderd. In hun kielzog brandde paarse brandstof. Nog drie seconden. Nog twee.

Toen raakten ze het contact kwijt en weken ze van hun doelwit af. Eentje ging bovenlangs, de andere ging onder de kiel door.

‘Het is gelukt,’ verzuchtte Artemis, en hij blies een adem uit waarvan hij zich niet eens had gerealiseerd dat hij die ingehouden had.

‘Goed gedaan, soldaat,’ grijnsde Butler, en hij woelde door Holly’s haar.

Turf stak zijn hoofd om de hoek van het passagiersgedeelte. Zijn gezicht was een beetje groen. ‘Ik heb een ongelukje gehad,’ zei hij. Niemand informeerde er verder naar.

‘Laten we niet te vroeg juichen,’ zei Holly, en ze controleerde haar instrumenten. ‘Die raketten hadden tegen de wand van de schacht tot ontploffing moeten komen, maar dat is niet gebeurd. Ik kan maar één reden bedenken waarom ze in een rechte lijn doorgaan.’

‘Dat ze een ander doel hebben gevonden?’ probeerde Butler.

Op het plasmascherm verscheen een rode stip. De twee raketten gingen er rechtstreeks op af.

‘Precies. Dat is een supersonische aanvalsshuttle van de elfBI, en zij weten niet beter of wij hebben net het vuur op hen geopend.’

Majoor Trubbels Kelp zat aan het stuur van de aanvalsshuttle van de elfBI. De shuttle ging drie keer zo snel als de snelheid van het geluid, en knalde als een zilveren naald door de schacht. Voor supersonische vluchten werd zelden toestemming gegeven, aangezien ze instortingen konden veroorzaken en in zeldzame gevallen door de seismografische apparatuur van de mensen worden geregistreerd.

De shuttle was vanbinnen gevuld met impactgel om de trilling te dempen die zo erg was dat anders je botten ervan zouden breken. Majoor Kelp hing in een aangepast pilotenpak in de gel. De besturing van de shuttle was rechtstreeks verbonden met zijn handschoenen, en de videoverbinding ging via zijn helm.

Foaly hield vanuit Politie Plaza voortdurend contact.

‘De gestolen shuttle is weer in de schacht,’ liet hij Trubbels weten. ‘Hij zweeft op honderdvijfenzestig kilometer.’

‘Begrepen,’ zei Trubbels, en hij lokaliseerde de stip op zijn radar. Hij voelde zijn hart tekeergaan. Er bestond een kans dat Holly in leven was, en aan boord van die shuttle. En als dat waar was, zou hij alles doen wat binnen zijn vermogen lag om haar veilig terug te brengen.

Op zijn zoeker verscheen een zonneflits van wit, geel en oranje.

‘Er is een of andere explosie geweest. Was dat de gestolen shuttle?’

‘Nee, Trubbels. Die kwam uit het niets. Er was niets. Pas op voor puin.’

Op het scherm verschenen tientallen onregelmatige gele lijnen, als hete metaalscherven, die als een baksteen naar het midden van de Aarde vielen. Trubbels activeerde de neuslasers, op alles voorbereid wat zijn kant op kwam. Het was niet erg waarschijnlijk dat zijn shuttle bedreigd werd – de schacht was op deze diepte breder dan een gemiddelde stad. Het puin van de explosie zou niet verder dan een á twee kilometer komen. Hij had nog alle ruimte om de gevarenzone te ontlopen.

Tenzij er puin achter hem aan kwam. Twee gele strepen koersten op onnatuurlijke wijze op hem af. De boordcomputer maakte een scan. Beide voorwerpen hadden een aandrijvingsen richtsysteem. Raketten.

‘Ik lig onder vuur,’ zei hij in zijn microfoon. ‘Er komen twee raketten aan.’

Had Holly hem onder vuur genomen? Was het dan waar wat Sool had gezegd? Dat ze door en door slecht was geworden?

Trubbels stak zijn hand omhoog en tikte op een virtueel scherm. Hij raakte de afbeeldingen van beide raketten aan en schakelde in op vernietiging. Zodra ze binnen zijn bereik kwamen, zou de computer een straal laservuur op ze afvuren. Trubbels stuurde de shuttle naar het midden van de schacht zodat de laserstralen de langst mogelijke schootsafstand hadden. Aan laserstralen had je alleen iets als ze een mooie rechte lijn konden afleggen.

Drie minuten later schoten de raketten de bocht in de schacht om. Trubbels keek er nauwelijks naar, de computer loste twee snelle schoten, en het was gedaan met de raketten. Majoor Kelp vloog recht door de schokgolf heen, waartegen hij door lagen impactgel beschermd was.

Er ging een ander venster in zijn vizier open. Het was de onlangs tot commandant gepromoveerde Ark Sool. ‘Majoor, u hebt toestemming om terug te schieten. Gebruik alle benodigde middelen.’

Trubbels keek woedend. ‘Maar commandant, Holly kan wel aan boord zijn.’

Sool stak zijn hand op om alle tegenwerpingen het zwijgen op te leggen. ‘Kapitein Short heeft duidelijk gemaakt aan welke kant ze staat. Schiet maar raak.’

Foaly kon zijn mond niet langer houden. ‘Niet schieten, Trubbels. Je weet best dat Holly hierachter zit. Opal Koboi heeft die raketten op een of andere manier weten af te schieten.’

Sool sloeg op het bureau. ‘Hoe kun je zo blind zijn en de waarheid niet zien, ezelvriend? Wat moet Short doen om je ervan te overtuigen dat ze een verraadster is? Moet ze je een email sturen? Ze heeft haar commandant vermoord, is een bondgenootschap aangegaan met een misdadiger en ze heeft op een elfBI-shuttle geschoten. Schiet haar uit de lucht.’

‘Nee!’ hield Foaly vol. ‘Het klinkt niet best, dat moet ik toegeven. Maar er moet een andere verklaring voor zijn. Geef Holly nou alleen de kans ons te vertellen hoe die verklaring luidt.’

Sool kreeg een rolberoerte. ‘Hou je bek, Foaly! Wat denk je dat je aan het doen bent: tactische aanwijzingen geven? Je bent een burger, dus opgelazerd.’

‘Trubbels, luister naar me,’ begon Foaly, maar meer kon hij niet uitbrengen want toen verbrak Sool zijn verbinding.

‘Goed,’ zei de commandant, terwijl hij zichzelf tot kalmte maande, ‘je weet wat je te doen staat. Schiet die shuttle neer.’

De gestolen shuttle was op dat moment in beeld. Trubbels vergrootte hem in zijn vizier en meteen vielen hem drie dingen op. Om te beginnen was de communicatiemast van de shuttle weg. Ten tweede was het een vervoersshuttle, en die was niet uitgerust voor raketten, en ten derde kon hij Holly in de cockpit zien zitten, met een strak en uitdagend gezicht.

‘Commandant Sool,’ zei hij. ‘Ik geloof dat hier sprake is van verzachtende omstandigheden.’

‘Ik zei: schieten,’ krijste Sool. ‘En jij gaat doen wat ik zeg.’

‘Ja, meneer,’ zei Trubbels, en hij schoot.

Holly had naar het radarscherm gekeken en Opals raketten gevolgd zonder ook maar één keer met haar ogen te knipperen. Ze had het stuur zo stevig vastgegrepen dat het rubber ervan piepte. Ze liet pas los toen de naaldachtige aanvalsshuttle de raketten had vernietigd en door het puin freewheelde.

‘Opgelost,’ zei ze met stralende ogen en een glimlach naar de rest van de bemanning.

‘Voor hem ja,’ zei Artemis. ‘Maar voor ons misschien niet.’

De aanvalsshuttle zweefde nu voor hun boeg aan bakboordzijde, rank en dodelijk, waardoor ze baadden in het licht van wel tien schijnwerpers. Holly kneep haar ogen halfdicht in het bleke licht en probeerde te zien wie er op de stoel van de bestuurder zat. In de neus ging een buis open en er kwam een metaalachtige kegel naar buiten.

‘Dat is niet zo best,’ zei Turf. ‘Ze nemen ons onder vuur.’

Maar vreemd genoeg moest Holly glimlachen. Dat is mooi, dacht ze. Er is iemand daar beneden die mij wel mag.

De communicatiepin legde de korte afstand tussen de twee shuttles af en begroef zich in de romp van de gestolen shuttle. Uit de spuitmond aan de onderkant van de pin kwam een sneldrogende lijm die de breuk dichtte, terwijl de neuskegel zichzelf losschroefde en met een dreun op de vloer viel. Eronder zat een kegelvormige speaker.

Ze hoorden de stem van Trubbels Kelp. ‘Kapitein Short, ik heb opdracht u uit de lucht te schieten. Een opdracht die ik graag in de wind sla. Begin dus snel te praten en geef me genoeg informatie om zowel uw carrière als de mijne te redden.’

En dus begon Holly te praten. Ze gaf Trubbels de ingekorte versie: dat deze hele affaire door Opal op touw was gezet en dat ze haar konden vinden als ze de schacht afzochten.

‘Dat is voorlopig wel even genoeg om u in leven te houden,’ zei Trubbels. ‘Hoewel u officieel onder arrest staat tot we Opal Koboi gevonden hebben – en dat geldt ook voor de andere inzittenden van de shuttle.’

Artemis schraapte zijn keel. ‘Neem me niet kwalijk. Ik geloof niet dat u enige juridische zeggenschap over de mens hebt. Het zou onwettig zijn wanneer u mij of mijn compagnon zou arresteren.’

Trubbels zuchtte. Dat klonk in de speaker als schuurpapier.

‘Laat me raden: Artemis Fowl zeker? Ik had het kunnen weten. Jullie zijn al een aardig team aan het worden. Nou, laten we zeggen dat u een gast van de elfBI bent, als u dat liever hebt. Goed, er is een Opsporingsteam in de schacht en die zorgt verder wel voor Opal en haar handlangers. Jullie komen nu achter mij aan naar Haven.’

Holly wilde protesteren. Ze wilde Opal zelf gevangennemen. Ze wilde het persoonlijke genoegen beleven om de giftige elf echt in een gevangeniscel te kunnen gooien. Maar hun positie was zo al riskant genoeg, dus voor deze ene keer besloot ze maar te doen wat haar werd gezegd.