DE DIEFACHTIGE ELF

München, Duitsland, vandaag

Dieven hebben zo hun eigen folklore. Verhalen over vindingrijke kraken en levensgevaarlijke berovingen. Een zo’n verhaal gaat over de Egyptische geveltoerist Faisil Mahmoed, die de koepel van de Sint-Pieter beklom om een bezoekje te brengen aan een bisschop die daar toevallig even was, en daarbij zijn bisschopsstaf te stelen.

Een ander verhaal gaat over een oplichtster, Rooie Mary Keneally genaamd, die zich verkleedde als hertogin en die zich bij de kroning van de koning van Engeland naar binnen wist te praten. Het paleis ontkende dat het ooit was gebeurd, maar zo nu en dan duikt er bij een veiling wel eens een kroon op die erg lijkt op de kroon in de Tower van Londen.

Het spannendste verhaal is misschien wel dat over het verloren meesterwerk van Hervé. Iedere kleuter weet dat Pascal Hervé een Franse impressionistische schilder was die uitzonderlijk mooie schilderijen van elfen maakte. En iedere kunsthandelaar weet dat de schilderijen van Hervé bijna net zo kostbaar zijn als die van Van Gogh, met prijskaartjes van meer dan vijftig miljoen euro.

De elfenreeks van Hervé telt vijftien schilderijen. Tien hangen er in Franse musea en vijf bevinden zich in privécollecties. Maar er gaan geruchten dat er nog een zestiende is. In de hogere criminele kringen wordt gefluisterd dat er nog een Hervé bestaat: De diefachtige elf, met daarop een elf die een mensenkind steelt. Het verhaal wil dat Hervé het schilderij geschonken heeft aan een mooi Turks meisje dat hij op de Champs-Elysées tegenkwam.

Het meisje brak Hervés hart en verkocht het schilderij voor twintig francs aan een Engelse toerist. Binnen een paar weken was het schilderij uit het huis van de Engelsman gestolen. En sinds die tijd is het uit privécollecties over de hele wereld gestolen. Sinds Hervé zijn meesterwerk schilderde schijnt De diefachtige elf wel vijftien keer gestolen te zijn geweest. Maar deze diefstallen verschillen vooral van de miljarden andere diefstallen die er in die periode zijn gepleegd, door het feit dat de eerste dief besloot het schilderij voor zichzelf te houden. En alle andere ook.

De diefachtige elf is een soort trofee voor meesterdieven over de hele wereld geworden. Slechts een tiental is van zijn bestaan op de hoogte, en slechts een handjevol weet waar het zich bevindt. Het schilderij is voor die dieven wat de Turner Prize voor kunstenaars is. Wie erin slaagt het verdwenen schilderij te stelen, staat meteen als de meesterdief van zijn generatie te boek. Slechts weinigen zijn zich van deze uitdaging bewust, maar degenen die het weten zijn dan ook heel belangrijk.

Natuurlijk was Artemis Fowl van het bestaan van De diefachtige elf op de hoogte, en onlangs was hij erachter gekomen waar het zich bevond. Het was een onweerstaanbare uitdaging van zijn kunnen. Als hij erin slaagde het verdwenen meesterwerk te stelen, dan zou hij de jongste dief zijn die dat ooit was gelukt.

Zijn lijfwacht, de reusachtige Euraziatische Butler, was niet al te blij met het nieuwste project van zijn jonge pupil.

‘Het bevalt me niet, Artemis,’ zei Butler met zijn lage, knarsende stem. ‘Mijn intuïtie zegt me dat het een valstrik is.’

Artemis Fowl stopte batterijen in zijn computergame op zakformaat.

‘Natuurlijk is het een valstrik,’ zei de veertienjarige Ierse jongen. ‘De diefachtige elf heeft dieven al jaren in hun macht. Dat maakt het ook zo interessant.’

Ze reden in een gehuurde Hummer H2 rond de Mariënplatz in München. Het militaire voertuig was niet Artemis’ stijl, maar paste wel bij de stijl van de mensen die ze probeerden na te doen. Artemis zat achterin en voelde zich belachelijk, aangezien hij niet zijn gebruikelijke donkere tweedelige pak aan had, maar gewone tienerkleren.

‘Deze outfit is absurd,’ zei hij, en hij deed de rits van zijn trainingsjasje open. ‘Wat heeft het voor zin als een capuchon niet waterdicht is? En waar slaan al die logo’s op? Ik voel me net een wandelende reclameboodschap. En die spijkerbroek past niet eens. Hij hangt tot op mijn knieën.’

Butler keek glimlachend in de achteruitkijkspiegel. ‘Je ziet er prima uit. Juliet zou zeggen dat je er “vet” uitziet.’

Juliet, het jongere zusje van Butler, was op dat moment op tournee door de Verenigde Staten met een Mexicaans worstelgezelschap, waarmee ze probeerde door te breken. Haar artiestennaam was ‘de jade prinses’.

‘Ik voel me beslist “vet”,’ gaf Artemis toe. ‘En dan die loopschoenen. Hoe kun je in ’s hemelsnaam hardlopen op zolen van tien centimeter dik? Ik heb het gevoel dat ik op stelten loop. Echt, Butler, zodra we in het hotel terug zijn, trek ik die kleren uit. Ik mis mijn pak.’

Butler sloeg Im Tal in, waar de Internationale Bank gevestigd was.

‘Artemis, zullen we de hele boel maar uitstellen als je je niet prettig voelt?’

Artemis stopte het computerspel in een rugzak, waar al verschillende andere typische puberdingen in zaten.

‘Uitgesloten. Het heeft me een maand gekost om deze gouden kans te organiseren.’

Drie weken daarvoor had Artemis een anonieme schenking aan St. Bartleby’s gedaan, de school voor jongeheren, op voorwaarde dat de jongens van het derde jaar een reisje naar München zouden maken voor de conferentie van Europese Scholen. De directeur had maar al te graag de wensen van de donateur ingewilligd. En nu, terwijl de andere jongens allerlei technologische hoogstandjes aan het bezichtigen waren op een tentoonstelling in het Olympia-stadion van München, was Artemis onderweg naar de Internationale Bank. Guiney, de directeur van de school, wist niet beter of Butler bracht een leerling die zich niet lekker voelde terug naar zijn hotelkamer.

‘Crane & Sparrow verplaatsen het schilderij waarschijnlijk een paar keer per jaar. Dat zou ik in elk geval doen. Wie weet waar het zich over een halfjaar bevindt?’

Crane & Sparrow was een Engels advocatenkantoor dat hun bedrijf gebruikte als dekmantel voor een uitzonderlijk succesvolle onderneming in diefstal en heling. Artemis verdacht hen er al lange tijd van dat ze De diefachtige elf in hun bezit hadden. Een maand geleden was dat bevestigd toen een privédetective, die in vaste dienst was om Crane & Sparrow te bespioneren, meldde dat hij had gezien dat ze een schilderijenkoker naar de Internationale Bank hadden gebracht. Vermoedelijk De diefachtige elf.

‘Misschien krijg ik zo’n kans pas weer als ik volwassen ben,’ ging de Ierse jongen verder. ‘En zo lang ga ik echt niet wachten. Franz Herman heeft De diefachtige elf gestolen toen hij achttien was. Dat record wil ik breken.’

Butler zuchtte. ‘De criminele folklore vertelt ons dat Herman het schilderij in 1927 heeft gestolen. Hij heeft alleen maar een aktetas meegegrist. Daar komt tegenwoordig wel meer bij kijken. We moeten op klaarlichte dag een kluis openbreken in een van de best beveiligde banken ter wereld.’

Artemis Fowl glimlachte. ‘Ja. Menigeen zou zeggen dat dat onmogelijk is.’

‘Inderdaad,’ beaamde Butler, terwijl hij de Hummer in een parkeerplaats manoeuvreerde. ‘Dat zouden veel verstandige mensen zeggen. Vooral voor iemand die op schoolreisje is.’

Ze betraden de bank via de draaideuren van de lobby, volledig in het zicht van het gesloten-cameracircuit. Butler ging voorop en beende doelbewust de gouddooraderde marmeren vloer over, op de inlichtingenbalie af. Artemis bleef achter hem en liet zijn hoofd op en neer deinen op muziek die uit zijn discman klonk. Die discman was leeg. Artemis had een spiegelende zonnebril op waarachter zijn ogen niet te zien waren, maar waardoor hij onopvallend het interieur van de bank kon bekijken.

De Internationale Bank was in bepaalde kringen beroemd vanwege het feit dat hij de best beveiligde kluizen ter wereld had, inclusief die van Zwitserland. Het gerucht ging dat als de kluizen van de Internationale Bank gekraakt werden en de inhoud op de vloer werd gestort, er misschien wel een tiende van de rijkdom van de wereld op het marmer zou liggen: sieraden, obligaties aan toonder, baar geld, documenten, kunst – waarvan in elk geval de helft gestolen was van de rechtmatige eigenaren. Maar Artemis was in geen van deze voorwerpen geïnteresseerd. Een andere keer misschien.

Butler bleef bij de informatiebalie staan en wierp een brede schaduw over het platte beeldscherm dat daar stond opgesteld. De magere man die achter het beeldscherm had zitten werken bracht zijn hoofd omhoog om te klagen, maar bedacht zich toen. Alleen al door zijn gestalte had Butler dat effect op mensen.

‘Kan ik u ergens mee van dienst zijn, Herr…?’

‘Lee, kolonel Xavier Lee. Ik wil mijn kluis openen,’ antwoordde Butler in vloeiend Duits.

‘Ja, kolonel. Natuurlijk. Mijn naam is Bertholt en ik zal u vandaag terzijde staan.’ Bertholt opende met één hand de file van kolonel Xavier Lee op zijn computer, en in de andere draaide hij een potlood als een minitamboerstokje rond. ‘We moeten alleen de standaard veiligheidscontrole doen. Mag ik uw paspoort?’

‘Natuurlijk,’ zei Butler, en hij schoof een paspoort van de Volksrepubliek China over de balie naar hem toe. ‘Ik verwacht niet anders dan de strengste veiligheidsprocedures.’

Bertholt pakte het paspoort met zijn slanke vingers beet, controleerde eerst de foto en legde het toen op een scanner.

‘Alfonse,’ beet Butler Artemis toe, ‘hou op met dat gefrunnik en ga rechtop staan, jongen. Je loopt zo in elkaar gedoken dat ik soms de indruk heb dat je geen ruggengraat hebt.’

Bertholt glimlachte zo onoprecht dat een kleuter het nog door had gehad.

‘Alfonse, aangenaam.’

‘Gabber,’ zei Artemis, even hypocriet.

Butler schudde zijn hoofd. ‘Mijn zoon communiceert niet al te best met de rest van de wereld. Ik verheug me op de dag dat hij bij het leger kan. Dan zullen we eens zien of er een man onder al die aanstelleritis zit.’

Bertholt knikte meelevend. ‘Ik heb een dochter. Zestien. Ze geeft per week meer geld uit aan telefoneren dan het hele gezin aan eten spendeert.’

‘Pubers, dat is allemaal één pot nat.’

De computer bliepte.

‘Mooi, uw paspoort is geaccepteerd. Nu heb ik alleen nog een handtekening nodig.’ Bertholt schoof een blok naar hem toe waar hij zijn handtekening op moest zetten. Daar zat met een draad een digitale pen aan vast. Butler pakte de pen en krabbelde zijn handtekening op de stippellijn. De handtekening was wel in orde. Natuurlijk. De originele handtekening was die van Butler zelf, aangezien kolonel Xavier Lee een van de tientallen pseudoniemen was die de bodyguard zich in de loop der jaren had aangemeten. Het paspoort was ook authentiek, ook al gold dat niet voor de gegevens die erin getikt waren. Butler had het jaren geleden van de secretaris van een Chinese diplomaat in Rio de Janeiro gekocht.

De computer bliepte weer.

‘Prima,’ zei Bertholt. ‘U bent inderdaad wie u zegt te zijn. Ik zal u naar de kluizen brengen. Gaat Alfonse met u mee?’

Butler bleef staan. ‘Uiteraard. Als ik hem hier laat, slaagt hij er waarschijnlijk in gearresteerd te worden.’

Bertholt probeerde een grapje te maken. ‘Nou, kolonel, dan zit hij hier goed, als ik het zo mag zeggen.’

‘Gaaf, man,’ mompelde Artemis. ‘Je zou een eigen programma moeten beginnen.’

Maar Bertholt had wel gelijk. Overal in het gebouw stonden gewapende beveiligingsmedewerkers. Zodra zich iets ongeregelds voordeed, namen ze op strategische punten hun positie in, waarbij alle uitgangen werden afgezet.

Bertholt ging hen voor naar een lift van gepolijst staal en hield zijn identiteitskaartje omhoog naar een camera die boven de deur hing.

De bankmedewerker knipoogde naar Artemis. ‘We hebben hier een speciaal beveiligingssysteem, jongeman. Heel spannend allemaal.’

‘Dat weet ik. Ik geloof dat ik ga flauwvallen,’ zei Artemis.

‘Zo is het wel genoeg, jongen,’ zei Butler boos. ‘Bertholt probeert gewoon een gesprekje aan te knopen.’

Bertholt bleef beleefd, ondanks Artemis’ sarcastische opmerkingen. ‘Zou je hier later soms willen werken als je groot bent, Alfonse?’

Nu glimlachte Artemis voor het eerst oprecht, en om een of andere reden liepen Bertholt daarvan de rillingen over de rug.

‘Zal ik je eens iets vertellen, Bertholt? Ik denk dat ik mijn beste werk in banken zal doen.’

De ongemakkelijke stilte die hierop volgde werd onderbroken door een stem die uit een minuscule speaker onder de camera kwam. ‘Ja, Bertholt, we zien je. Hoeveel?’

‘Twee,’ antwoordde Bertholt. ‘Een sleutelhouder en een minderjarige. Ze gaan naar beneden om een kluis te openen.’

De liftdeur gleed open en daarachter bevond zich een stalen kubusvormige ruimte zonder knoppen of panelen, met alleen in één hoek een verhoogd opgestelde camera. Ze stapten erin en de lift werd op afstand in werking gesteld. Artemis zag dat Bertholt zodra ze daalden zijn handen wrong.

‘Hé, Bertholt? Alles kits? Het is maar een lift, hoor.’

Bertholt lachte geforceerd. Onder zijn snor was nauwelijkss een glimp van zijn tanden te zien. ‘Jij ziet ook alles, hè Alfonse? Ik hou niet van kleine ruimtes. En er zitten hier geen knoppen, om veiligheidsredenen. De lift wordt vanaf de balie bediend. Als hij kapotgaat zijn we afhankelijk van de bewakers; die moeten ons dan komen redden. Dit ding is praktisch luchtdicht. En als de bewaker dan een hartaanval krijgt of met koffiepauze is? Dan kunnen we allemaal wel…’

De zenuwachtige tirade van de bankmedewerker werd onderbroken door het gesis van de liftdeur. Ze waren op de verdieping van de kluizen aanbeland.

‘We zijn er,’ zei Bertholt, terwijl hij zijn voorhoofd met een tissue afveegde. Een stukje van het papier bleef in de zorgrimpels op zijn voorhoofd zitten en wapperde daar als een windvaan in de luchtstroom van de airconditioning heen en weer. ‘Veilig, zie je wel. Geen enkele reden om je zorgen te maken. Alles is in orde.’ Hij lachte zenuwachtig. ‘Zullen we dan maar?’

Voor de lift stond een bonkige beveiligingsmedewerker hen op te wachten. Artemis zag dat hij een revolver in zijn riem had en dat het snoer van zijn oortje langs zijn hals kronkelde.

‘Willkommen, Bertholt, je hebt het er weer heelhuids van afgebracht. Alweer.’

Bertholt plukte het stukje tissuepapier van zijn voorhoofd. ‘Ja, Kurt, ik heb het gered, en denk maar niet dat die minachting in je stem onopgemerkt aan me voorbijgaat.’

Kurt zuchtte luidruchtig, en liet door de ontsnappende lucht zijn lippen flapperen. ‘Let u maar niet op mijn angstige landgenoot,’ zei hij tegen Butler. ‘Hij is overal bang voor, van spinnen tot liften. Het is een wonder dat hij zijn bed nog uitkomt. Goed, als u dan nu even op het gele vierkant wilt gaan staan en allebei uw armen tot op schouderhoogte omhoog wilt doen?’

Op de stalen vloer was met tape een geel vierkant aangegeven. Butler ging erop staan en deed zijn armen omhoog. Kurt fouilleerde hem op een manier die een douanebeambte het schaamrood naar de kaken had doen stijgen, en leidde hem toen door een metaaldetectorpoortje.

‘Hij is schoon,’ zei hij hardop. De woorden werden opgevangen door de microfoon op zijn revers en doorgegeven aan de beveiligingscentrale.

‘Nu jij, knul,’ zei Kurt. ‘Hetzelfde verhaal.’

Artemis deed wat hem werd gezegd en ging met afhangende schouders op het vierkant staan. Hij deed zijn armen maar een heel klein stukje langs zijn lichaam omhoog.

Butler keek hem boos aan. ‘Alfonse! Kun je niet gewoon doen wat die meneer zegt? In het leger zou ik je voor dit soort gedrag de wc’s laten schoonmaken.’

Artemis keek boos terug. ‘Ja, kolonel, maar we zijn hier niet in het leger, toch?’

Kurt deed Artemis’ rugzak af en doorzocht de inhoud.

‘Wat is dit?’ vroeg hij, en hij haalde een frame van hard plastic te voorschijn.

Artemis pakte het frame aan en vouwde het in drie handige bewegingen open. ‘Dat is een step, kerel. Misschien heb je daar wel eens van gehoord. Een transportmiddel dat de lucht die wij inademen niet vervuilt.’

Kurt griste de step weer terug, draaide aan de wielen en controleerde de verbindingen.

Artemis gniffelde. ‘Het is natuurlijk ook een laserbrander, zodat ik in jullie kluizen kan inbreken.’

‘Gut, wat zijn we bijdehand,’ grauwde Kurt, die de step weer in de rugzak stopte. ‘En wat is dit?’

Artemis zette het videospel aan. ‘Dit is een gameboy. Die zijn uitgevonden zodat pubers niet meer met volwassenen hoeven te praten.’

Kurt keek even naar Butler. ‘Een parel, die jongen, meneer. Ik wou dat ik er zo een had.’ Hij rinkelde met een sleutelbos die aan Artemis’ riem hing. ‘En wat zijn dit?’

Artemis krabde op zijn hoofd. ‘Eh… sleutels?’

Kurt knarste hoorbaar met zijn tanden. ‘Ik weet dat het sleutels zijn, ventje. Maar waarvan?’

Artemis haalde zijn schouders op. ‘O, van van alles. Mijn kluisje. Het slot van mijn step. Een paar dagboeken. Van alles.’

De beveiligingsmedewerker bestudeerde de sleutels. Het waren heel gewone sleutels, beslist niet van een ingewikkeld slot. Maar sleutels waren bij de bank streng verboden. Alleen sleutels van de kluizen mochten door de metaaldetector.

‘Het spijt me. De sleutels blijven hier.’ Kurt maakte de ring los en legde de sleutels op een blad. ‘Je kunt ze ophalen als jullie weer naar buiten gaan.’

‘Mag ik nu weg?’

‘Ja,’ zei Kurt. ‘Ga je gang, maar geef de tas eerst aan je vader.’

Artemis gaf de tas door het poortje van de metaaldetector aan Butler. Toen hij er zelf doorheen liep, ging de zoemer af.

Kurt liep ongeduldig achter hem aan. ‘Heb je verder nog iets van metaal bij je? Een gesp van een riem? Muntjes?’

‘Geld?’ zei Artemis spottend. ‘Was het maar waar.’

‘Waar gaat die detector dan van af?’ zei Kurt niet-begrijpend.

‘Ik geloof dat ik het wel weet,’ zei Artemis. Hij stak een vinger achter zijn bovenlip en trok hem omhoog. Over zijn tanden liepen twee metalen banden.

‘Een beugel. Dat zou kunnen,’ zei Kurt. ‘De detector is heel gevoelig.’

Artemis haalde zijn vinger weg. ‘Moet ik die ook uitdoen? Zal ik hem van mijn tanden rukken?’

Kurt ging er nog op in ook. ‘Nee. Zo is het wel veilig genoeg, denk ik. Loop maar door. Maar gedraag je wel daarbinnen. Het is een kluis, geen speeltuin.’ Kurt wachtte even en wees toen naar een camera boven hun hoofd. ‘En denk eraan: ik kijk mee.’

‘Je kijkt maar raak,’ zei Artemis brutaal.

‘Dat zal ik zeker doen, jongen. Je hoeft maar tegen een van die deuren te spugen en ik zet je het gebouw uit. Onder dwang.’

‘Ach, Kurt, alsjeblieft,’ zei Bertholt. ‘Doe niet zo theatraal. Het zijn geen televisiecamera’s, hoor.’

Bertholt liep voor hen uit de deur van de kluis door. ‘Let u maar niet op Kurt. Hij is gezakt voor het examen van de special forces en nu zit hij hier. Soms denk ik wel eens dat hij het heerlijk zou vinden als iemand hier een kraak zette, zodat hij een beetje actie te zien krijgt.’

De deur was een ronde staalplaat van minstens vijf meter doorsnede. Ondanks die afmetingen ging hij soepeltjes open toen Bertholt hem aanraakte.

‘Prachtig in balans,’ legde de bankmedewerker uit. ‘Een kind krijgt hem nog open, tot halfzes, want dan gaat hij dicht voor de avond. De kluis heeft natuurlijk een tijdsslot. Niemand kan er tot halfnegen de volgende ochtend in. Zelfs de directeur van de bank niet.’

Achter de kluisdeur bevonden zich rijen stalen kluizen in alle soorten en maten. Elke kluis had één enkel rechthoekig sleutelgat, omgeven door een vezeloptisch licht. Op dat moment waren alle lampjes rood.

Bertholt pakte een sleutel uit zijn zak; die zat met een kabel van gevlochten staal vast aan zijn riem.

‘Natuurlijk is de vorm van de sleutel niet het enige wat telt,’ zei hij, en hij stak de sleutel in een moedersleutelgat. ‘De sloten werken ook op een microchip.’

Butler pakte een identieke sleutel uit zijn portefeuille. ‘Kunnen we?’

‘Wanneer u dat wilt, meneer.’

Butler ging met zijn vingers over een aantal kluizen totdat hij bij nummer zevenhonderd was. Hij stak zijn sleutel in het sleutelgat. ‘Klaar.’

‘Prima, meneer. Als ik het zeg. Drie, twee, een. Draaien.’

Allebei de mannen draaiden hun sleutel tegelijkertijd om. De beveiliging met de moedersleutel voorkwam dat een dief een kluis met één sleutel openkreeg. Als de twee sleutels niet binnen één seconde na elkaar werden omgedraaid, ging de kluis niet open.

Het licht rond beide sleutels ging van rood op groen. De deur van Butlers kluis sprong open.

‘Dankjewel, Bertholt,’ zei Butler, en hij stak zijn hand in de kluis.

‘Natuurlijk, meneer,’ antwoordde Bertholt, met een halve buiging. ‘Ik wacht buiten op u. Zelfs met die camera moeten we om de drie minuten inspecteren. Dus ik zie u over honderdtachtig seconden.’

Zodra de bankmedewerker weg was, keek Artemis zijn bodyguard spottend aan.

‘Alfonse?’ zei hij vanuit een mondhoek. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik een naam voor mijn personage had gekozen.’

Butler stelde de stopwatch op zijn chronograaf in. ‘Ik moest improviseren, Artemis. Ik vond dat de situatie dat vereiste. En als ik zo vrij mag zijn: je speelt wel heel overtuigend een vervelende puber.’

‘Dank je, goede vriend. Ik doe mijn best.’

Butler haalde een bouwtekening uit zijn kluis en vouwde het document open tot het bijna twee vierkante meter groot was. Hij hield het op een armlengte afstand van zich af en bestudeerde zo te zien het ontwerp dat met inkt op het papier was getekend.

Artemis keek op naar de camera aan het plafond. ‘Doe je armen nog vijf centimeter hoger en zet een stap naar links.’

Butler deed het, heel nonchalant, waarbij hij de bewegingen met een kuchje en het schudden aan het papier verhulde.

‘Mooi. Uitstekend. Blijf daar maar staan.’

Toen Butler de kluis bij zijn vorige bezoek had gehuurd, had hij met een knoopsgatcamera diverse foto’s van de ruimte genomen. Artemis had met behulp van die foto’s een digitale reconstructie van het vertrek gemaakt. Volgens zijn berekeningen had hij met Butlers huidige positie een dekking van tien vierkante meter. In dat gebied werden zijn bewegingen door de tekening aan het zicht onttrokken. Op dat moment konden de beveiligingsmedewerkers alleen zijn gymschoenen zien.

Artemis leunde met zijn rug tegen een wand met kluisjes, tussen twee stalen banken in. Hij zette allebei zijn armen schrap tegen de banken en werkte zich uit de veel te grote gymschoenen omhoog. Heel voorzichtig schoof de jongen op een bank.

‘Hou je hoofd omlaag,’ raadde Butler hem aan.

Artemis zocht in zijn rugzak naar de gameboy. Hoewel dit apparaatje ook echt een computerspel speelde, was de belangrijkste functie dat er een röntgenpaneel dat opnames maakte in zat. De röntgenpanelen werden veel gebruikt door criminelen uit het hogere bedrijfssegment, en het was voor Artemis een vrij eenvoudig klusje geweest om het ding het aanzien van een tienerspeeltje te geven.

Artemis activeerde de röntgenstralen en liet het doosje over de deur van de kluis naast die van Butler glijden. De bodyguard had zijn kluis twee dagen na Crane & Sparrow gehuurd. Het lag in de lijn der verwachting dat de kluizen dicht bij elkaar zouden liggen, tenzij Crane & Sparrow een speciaal nummer hadden gevraagd. In dat geval waren ze terug bij af. Artemis had berekend dat ze met deze eerste poging om De diefachtige elf te stelen veertig procent kans van slagen hadden. Dat was niet ideaal, maar hij had geen andere keus dan het erop te wagen. In het slechtste geval zou hij iets meer te weten komen over de beveiliging van de bank.

Op het schermpje van de gameboy was te zien dat de eerste kluis vol baar geld lag.

‘Mis,’ zei Artemis. ‘Hier ligt alleen geld.’

Butler trok zijn wenkbrauwen op. ‘Je weet wat ze zeggen, hè: je kunt nooit genoeg geld hebben.’

Artemis was al doorgegaan naar de volgende kluis. ‘Vandaag niet, goede vriend. Maar laten we de huur van onze kluis nog niet opzeggen, voor het geval we ooit terug moeten.’

In de volgende kluis zaten juridische documenten die met linten samengebonden waren. In de kluis daarna lag een grote berg losse diamanten op een schaal. Met de vierde kluis had Artemis een goudader te pakken. Figuurlijk dan. In de kluis lag een lange koker met daarin een opgerold doek.

‘Ik geloof dat we het hebben, Butler. Dit zou het wel eens kunnen zijn.’

‘Zodra het schilderij in Huize Fowl aan de muur hangt hebben we nog alle tijd om daar opgewonden over te doen. Schiet op, Artemis, mijn armen beginnen pijn te doen.’

Artemis riep zichzelf tot de orde. Butler had natuurlijk gelijk. Ze hadden De diefachtige elf nog lang niet in hun bezit, als dit schilderij inderdaad het verloren gewaande meesterwerk van Hervé was. Het zou net zo goed een kindertekening kunnen zijn die bewaard werd door een trotse opa.

Artemis bewoog het röntgenapparaat naar de onderkant van de kluis. Op de deur stond geen teken van de fabrikant, maar ambachtslieden waren vaak trots op hun werk en konden het dan toch niet laten ergens een handtekening te zetten, zelfs als zij de enigen waren die wisten dat die er stond. In de deur zelf, op het achterpaneel, stond het woord ‘Blokken’ gegraveerd.

‘Blokken,’ zei de jongen triomfantelijk. ‘We hadden gelijk.’

Er waren maar zes bedrijven ter wereld in staat om een kluis van dit kaliber te vervaardigen. Artemis had hun computers gehackt en ontdekt dat de Internationale Bank in het klantenbestand van Blokken stond. Blokken was een klein familiebedrijf in Wenen dat ook kluizen voor diverse banken in Genève en op de Kaaimaneilanden maakte. Butler had een bezoekje aan hun werkplaats gebracht en twee moedersleutels gestolen. De sleutels waren natuurlijk van metaal en konden niet door het detectiepoortje, tenzij er om een of andere reden al metaal doorheen gegaan was.

Artemis stak twee vingers in zijn mond en maakte de beugel van zijn boventanden los. Achter de beugel zat een plastic houder en daar zaten twee sleutels aan vastgeclipt. De moedersleutels.

Artemis bewoog zijn kaak een paar seconden.

‘Dat voelt al een stuk beter,’ zei hij. ‘Ik dacht dat ik moest kokhalzen.’

Het volgende probleem was dat van de afstand. Er was een afstand van meer dan twee meter tussen de kluis en het moedersleutelgat bij de deur. Het was niet alleen onmogelijk voor één iemand om de deur zonder hulp open te maken, maar ook zou degene die bij het moedersleutelgat stond voor de beveiligingsmedewerkers te zien zijn.

Artemis haalde zijn step uit de rugzak. Hij trok een pen uit een buis en maakte de stuurkolom los uit het voetenbord. Dit was geen gewone step. Een vriend van Butler, een ingenieur, had hem naar een heel specifiek ontwerp gemaakt. Het voetenbord was volkomen normaal, maar de stuurkolom schoof als een telescoop uit zodra je op een knop met een veermechanisme drukte. Artemis schroefde één handvat los en maakte het aan de andere kant van de kolom weer vast. In het uiteinde van beide grepen zat een gleuf, en daar schroefde Artemis een moedersleutel in vast. Nu hoefde hij alleen nog maar beide sleutels in het corresponderende sleutelgat te steken en ze gelijktijdig om te draaien.

Artemis stak een sleutel in de kluis van Crane & Sparrow. ‘Klaar?’ vroeg hij aan Butler.

‘Ja,’ antwoordde zijn bodyguard. ‘Zet geen stap verder dan per se nodig is.’

‘Drie, twee, een. Nu.’

Artemis drukte op de knop op de stuurkolom. Hij schuifelde over de bank en trok de uitschuivende buis achter zich aan. Terwijl de jongen zich verplaatste draaide Butler zijn romp om, zodat Artemis door de bouwtekening afgeschermd bleef. Hij bewoog het papier net zo ver dat het moedersleutelgat bedekt bleef, zonder dat daarbij de beenloze schoenen van Artemis zichtbaar werden. Toch kwam de kluis, inclusief uitschuivende buis, net even in beeld, gedurende het tijdsbestek dat Artemis nodig had om de tweede sleutel erin te steken.

Het moedersleutelgat bevond zich bijna een meter achter het uiteinde van de stalen bank. Artemis leunde zo ver hij kon zonder zijn evenwicht te verliezen voorover en stak de sleutel in het gat. Hij paste precies. Artemis schoof snel terug. Nu kon Butler de kluis van Crane & Sparrow weer bedekken. Het hele plan stond of viel met de aanname dat de bewakers zich op Butler zouden concentreren en niet zouden zien dat er een dunne buis naar het moedersleutelgat toe schoof. Het hielp vast wel dat de buis precies dezelfde kleur had als de kluizen.

Artemis ging terug naar de oorspronkelijke kluis en draaide aan het handvat. In de buis zat een katrolsysteem dat het andere handvat tegelijkertijd omdraaide. Allebei de sloten sprongen op groen. De kluis van Crane & Sparrow klikte open. Artemis voelde heel even iets van tevredenheid. Zijn apparaat had gewerkt. Maar ja, er was ook geen reden waarom het niet zou werken, aangezien alle natuurkundige wetten in acht waren genomen. Het was verbazingwekkend dat het strengste elektronische beveiligingssysteem met een buis, een katrol en een beugel te verslaan was.

‘Artemis,’ kreunde Butler, ‘armen omhoog houden wordt een beetje vervelend. Dus, als je het niet erg vindt…’

Artemis onderbrak zijn feestelijke gedachten. Ze waren de ruimte met kluisjes nog niet uit. Hij zette de handvatten weer in hun oorspronkelijke stand en trok de stang toen naar zich toe. Allebei de sleutels schoten uit hun gat. Met een druk op de knop schoot de buis weer terug tot zijn oorspronkelijke lengte. Artemis zette de step nog niet in elkaar. Misschien was de buis nog nodig om andere kluizen te onderzoeken.

Artemis bekeek de kluis door het röntgenpaneel alvorens de deur verder open te zetten. Hij keek of er draden of circuits aanwezig waren die in tweede instantie het alarm konden doen afgaan. En ja hoor, er zat er een: een circuitonderbreker, bevestigd aan een draagbare claxon. Het moest voor een dief wel bijzonder gênant zijn als de autoriteiten door het schorre geloei van een misthoorn werden gealarmeerd. Artemis glimlachte. Het was net alsof Crane & Sparrow gevoel voor humor hadden. Misschien nam hij hen wel als advocaat.

Artemis deed de koptelefoon van zijn nek en trok de oordopjes eraf. Zodra de draad binnenin te zien was, draaide hij een stukje om beide kanten van de onderbreker. Nu kon hij de onderbreker gerust uit elkaar halen zonder het circuit open te leggen. Artemis trok. De claxon bleef zwijgen.

Eindelijk kon hij in de kluis. Tegen de achterwand stond een enkele koker. De koker was gemaakt van perspex, en er zat een opgerold doek in. Artemis haalde de koker eruit en hield hem tegen het licht. Hij bekeek het schilderij een paar seconden door het doorzichtige plastic. Hij kon niet het risico nemen de koker open te maken; daarvoor moesten ze eerst veilig en wel in het hotel zijn. Nu haastig te werk gaan kon het schilderij per ongeluk schade toebrengen. Hij had al jaren gewacht voor hij De diefachtige elf in handen kreeg, dus die paar uur konden er nog wel bij.

‘De penseelvoering is duidelijk herkenbaar,’ zei hij, en hij deed de kluis dicht. ‘Krachtige streken. Grote lichtvlakken. Het is óf een Hervé, óf het is een geniale kopie. Ik geloof dat het ons gelukt is, Butler, maar zonder röntgenfoto en verfanalyse kan ik het niet met zekerheid zeggen.’

‘Mooi,’ zei de bodyguard met een blik op zijn horloge. ‘Dat doen we in het hotel wel. Pak je spullen, dan smeren we ’m.’

Artemis duwde de koker in zijn rugzak, samen met de weer in elkaar gezette step. Hij clipte de sleutels aan de houder en schoof de beugel weer over zijn tanden.

De deur van de kluis schoof open op hetzelfde moment dat de Ierse jongen zich weer in zijn gymschoenen liet zakken. In de opening verscheen Bertholts hoofd.

‘Alles in orde hierbinnen?’ vroeg de bankmedewerker.

Butler vouwde de bouwtekening op en schoof hem in zijn zak. ‘Prima, Bertholt. Uitstekend zelfs. Je kunt ons weer naar boven brengen.’

Bertholt maakte een lichte buiging. ‘Natuurlijk, komt u achter mij aan.’

Artemis was weer helemaal terug in zijn rol van opstandige puber. ‘Heel erg bedankt, Berty. Het was echt fantastisch. Ik vind het heerlijk om mijn vakantie in een bank door te brengen, om papieren te bestuderen.’

We moeten het Bertholt nageven: zijn glimlach haperde geen moment.

Kurt stond bij de boog met röntgenstralen op hen te wachten, met zijn armen voor zijn gigantische borst gevouwen. Hij wachtte tot Butler voorbij was en tikte Artemis toen op zijn schouder.

‘Jij denkt dat je slim bent, hè jongen?’ zei hij met een grijns.

Artemis grijnsde terug. ‘Vergeleken met jou? Ongetwijfeld.’

Kurt boog zich voorover, met zijn handen op zijn knieën, tot hij op ooghoogte was met Artemis. ‘Ik heb jou vanuit de centrale in de gaten gehouden. Je hebt geen vinger uitgestoken. Dat doen jongens zoals jij nooit.’

‘Hoe weet je dat?’ vroeg Artemis. ‘Ik had wel in die kluizen kunnen inbreken.’

‘Dat weet ik gewoon. Dat weet ik omdat ik je voeten de hele tijd kon zien. Je bent nauwelijks van je plaats gekomen.’

Artemis griste zijn sleutelbos van het blad en rende achter Butler aan om de lift te halen. ‘Dit keer win jij. Maar ik kom terug.’

Kurt legde zijn hand in een kom rond zijn mond. ‘Vooral doen,’ riep hij. ‘Ik verheug me erop.’