DE BUREN, AANGENAAM

E37, de Lagere Elementen

Foaly kon niet geloven wat er gebeurde. Zijn ogen stuurden informatie naar zijn hersenen, maar zijn hersenen weigerden die te accepteren. Want als hij deze informatie zou accepteren, zou hij moeten geloven dat zijn vriendin Holly Short net haar eigen commandant had neergeschoten en nu naar de oppervlakte probeerde te vluchten. Dat was volstrekt uitgesloten, hoewel niet iedereen daarvan even overtuigd was.

De mobiele technische shuttle van de centaur was in beslag genomen door Binnenlandse Zaken. Deze operatie viel nu onder hun bevoegdheid, want een elfBI-agent werd verdacht van een misdaad. Al het elfBI-personeel was uit de shuttle gezet, maar Foaly mocht blijven, enkel en alleen omdat hij de enige was die de surveillanceapparatuur kon bedienen.

Commandant Ark Sool was een elfBI-gnoom die achter verdachte politie-elfen aanzat. Sool was ongewoon lang en mager voor een gnoom, als een giraf in de huid van een baviaan. Zijn donkere haar zat in een soort no-nonsensestijl recht naar achteren gestreken en aan zijn vingers en in zijn oren ontbraken de gouden versierselen waar gnomenfamilies over het algemeen ontzettend tuk op waren. Ark Sool was de hoogstgeplaatste gnoomofficier van Binnenlandse Zaken; hij vond de elfBI maar een stelletje ongeleide projectielen, onder aanvoering van een op hol geslagen paard. En nu was het op hol geslagen paard dood, naar het zich liet aanzien vermoord door het grootste ongeleide projectiel van het hele zootje. Holly Short was al twee keer eerder ternauwernood aan veroordeling wegens een misdrijf ontsnapt. Dat ging haar dit keer niet lukken.

‘Speel die video nog eens een keer af, centaur,’ beval hij, terwijl hij met zijn stok op het tafelblad sloeg. Heel irritant.

‘We hebben hem al tien keer bekeken,’ protesteerde Foaly. ‘Ik zie het nut er niet van in.’

Sool legde hem met een boze blik uit zijn roodomrande ogen het zwijgen op. ‘Jij ziet het nut er niet van in? De centaur ziet het nut er niet van in? Het is me niet geheel duidelijk wat de relevantie daarvan in de huidige situatie is. Meneer Foaly, jij bent hier om op knoppen te drukken, niet om je mening te geven. Commandant Root heeft veel te veel waarde aan je meningen gehecht, en kijk eens wat er van hem is terechtgekomen, hè?’

Foaly slikte de minimaal tien giftige antwoorden die op zijn tong in de rij stonden in. Als hij nu van deze operatie werd buitengesloten kon hij niets doen om Holly te helpen.

‘Speel die video af. Goed, meneer.’

Foaly toonde de video uit E37. Het was vernietigend materiaal. Julius en Holly zweefden een paar tellen om generaal Schubber. Ze maakten een nogal geagiteerde indruk. Toen schoot Holly om een of andere reden, hoe ongeloofwaardig het ook klonk, de commandant met een soort ontvlambare kogel neer. Op dit punt aangekomen werden de videoverbindingen vanuit beide helmen verbroken.

‘Spoel die band eens twintig seconden terug,’ beval Sool, terwijl hij zich dichter naar het beeldscherm toe boog. Hij prikte met zijn stok in het plasmascherm. ‘Wat is dat?’

‘Voorzichtig met die stok,’ zei Foaly. ‘Die schermen zijn hartstikke duur. Ik krijg ze toegestuurd van Atlantis.’

‘Geef antwoord op mijn vraag, centaur. Wat is dat?’ Sool prikte nog twee keer in het scherm, gewoon om te laten zien dat Foaly’s gadgets hem niets interesseerden.

De commandant van Binnenlandse Zaken wees op een vage flakkering op Roots borst.

‘Ik weet het niet,’ gaf Foaly toe. ‘Hij zou een vervorming door hitte kunnen zijn of een hapering van de apparatuur. Of gewoon een storing. Ik zal een paar testjes moeten doen.’

Sool knikte. ‘Doe die testjes maar, al denk ik niet dat je iets zult vinden. Short is doorgedraaid, zo eenvoudig is dat. Dat is ze altijd al geweest. Ik had haar al eerder bijna te pakken, maar dit keer is het klip en klaar.’

Foaly wist dat hij eigenlijk beter op zijn tong kon bijten, maar hij móést zijn vriendin verdedigen. ‘Komt dit allemaal niet een beetje te goed uit? Eerst raken we de geluidsverbinding kwijt, dus weten we niet wat er is gezegd. Daarna zien we een wazige plek die van alles zou kunnen zijn, en nu moeten we geloven dat een onderscheiden agent net haar commandant heeft neergeschoten – een elf die als een vader voor haar was.’

‘Ja, ik begrijp wat je bedoelt, Foaly,’ zei Sool zijig. ‘Heel goed. Leuk te weten dat je op een bepaald niveau toch nog nadenkt. Maar laten we ons vooral allemaal bij ons eigen werk houden, ja? Jij bouwt machines en ik bedien ze. Die Neutrino’s bijvoorbeeld waar ons veldpersoneel mee bewapend is?’

‘Ja, wat is daarmee?’ vroeg Foaly achterdochtig.

‘Ze zijn op elke agent persoonlijk afgesteld, toch? Niemand anders kan ze afvuren. En elk schot wordt geregistreerd?’

‘Dat klopt,’ gaf Foaly toe, die maar al te goed besefte waar dit naartoe ging.

Sool zwaaide als een dirigent met zijn stok. ‘Nou, dan hoeven we toch alleen maar het wapenlogboek van kapitein Short te controleren om te zien of ze op het precieze tijdstip dat op de video vermeld staat een schot heeft afgevuurd? Als ze dat heeft gedaan is de film authentiek, en heeft Holly Short inderdaad haar commandant vermoord, ongeacht wat we wel of niet willen horen.’

Foaly knarste met zijn paardentanden. Daar had hij natuurlijk gelijk in. Dat had hij zelf al een halfuur geleden bedacht, en hij wist al wat de kruisverwijzing zou opleveren. Hij riep Holly’s wapenlogboek op en las de relevante passage voor.

‘Wapen geregistreerd om negen uur veertig. Zes schoten om negen uur zesenvijftig, en daarna een schot op stand twee, afgevuurd om negen uur achtenvijftig.

Sool sloeg met zijn stok triomfantelijk tegen zijn handpalm. ‘Een schot op stand twee, afgevuurd om negen uur achtenvijftig. Dat klopt precies. Wat er verder ook in die schacht is gebeurd, Short heeft op haar commandant geschoten.’

Foaly sprong uit zijn speciaal op maat gemaakte bureaustoel. ‘Maar een schot op stand twee kan nooit zo’n grote explosie veroorzaken. De hele toegangstunnel is er bijna door ingestort.’

‘En dat is ook de reden waarom Short zich op dit moment niet in verzekerde bewaring bevindt,’ zei Sool. ‘Het gaat weken tijd kosten om die tunnel weer vrij te maken. Ik heb een Opsporingsteam via de EI in Tara moeten sturen. Die zullen bovengronds naar Parijs moeten reizen en daar haar spoor zien op te pakken.’

‘Maar de explosie zelf dan?’

Sool grijnsde, alsof Foaly’s vragen een bitter stukje waren in een voor de rest voortreffelijk maal. ‘O, daar is vast wel een verklaring voor, centaur. Ontvlambaar gas, of een storing of gewoon pech. Daar komen we wel achter. Vooralsnog is het mijn prioriteit, en de jouwe, om kapitein Short hierheen te halen om terecht te staan. Ik wil je verbinden aan het Opsporingsteam. Je moet ze voortdurend actuele informatie doorgeven over waar Short zich bevindt.’

Foaly knikte zonder enthousiasme. Holly droeg nog steeds haar helm. En de elfBI-helm kon haar identiteit verifiëren en een voortdurende stroom diagnostische informatie aan Foaly’s computers doorgeven. Ze hadden geen beeld of geluid, maar er was genoeg informatie om Holly op te sporen, waar ze in de wereld, of eronder, ook heen mocht gaan. Op dit moment bevond Holly zich in Duitsland. Ze had een verhoogde hartslag, maar voor de rest maakte ze het goed.

Waarom ben je gevlucht, Holly, vroeg Foaly in stilte aan zijn afwezige vriendin. Als je onschuldig bent, waarom ben je dan gevlucht?

‘Vertel me waar kapitein Short zich op dit moment bevindt,’ zei Sool gebiedend.

De centaur vergrootte de liveverbinding met Holly’s helm zo groot mogelijk uit op het plasmascherm.

‘Ze is nog steeds in Duitsland – München om precies te zijn. Ze gaat nu niet verder. Misschien besluit ze om naar huis te komen.’

Sool fronste zijn voorhoofd. ‘Dat durf ik te betwijfelen, centaur. Ze is een rotte appel, door en door.’

Foaly knarsetandde. Goede manieren schreven voor dat alleen een vriend een ander wezen met zijn soortnaam mocht aanspreken, en Sool was geen vriend van hem. Van niemand trouwens.

‘Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen,’ zei Foaly tussen zijn opeengeklemde tanden door.

Sool boog zich nog dichter naar het plasmascherm toe en een langzame glimlach rekte zijn strakke huid op.

‘Nou, centaur, ik denk dat je je vergist. Ik denk dat we gerust kunnen zeggen dat kapitein Short niet terugkomt. Roep het Opsporingsteam ogenblikkelijk terug.’

Foaly keek op Holly’s scherm. De levenstekens van haar helm vertoonden allemaal een rechte lijn. Het ene moment was ze gestresst, maar in leven, en het volgende moment was ze dood. Geen hartslag, geen hersenactiviteit, geen temperatuurweergave. Ze kon niet alleen maar haar helm hebben afgezet, want er was een infraroodverbinding tussen iedere elfBIofficier en zijn of haar helm. Nee, Holly was dood, en niet door een natuurlijke oorzaak.

Foaly voelde de tranen in zijn ogen prikken. Nu Holly ook al.

‘Het Opsporingsteam terugroepen? Ben je niet goed wijs, Sool? We moeten Holly vinden. We moeten erachter zien te komen wat er is gebeurd.’

Sool was niet onder de indruk van Foaly’s uitbarsting. Nee, hij leek er zelfs van te genieten.

‘Short was een verraadster en ze had blijkbaar een samenzwering met de kobolds. Op de een of andere manier heeft haar misdadige plan een averechtse uitwerking gehad en is ze gedood. Ik wil dat je de verbrandingsfunctie van haar helm onmiddellijk activeert, dan kunnen we het boek sluiten over deze minderwaardige agent.’

Foaly wist niet wat hij hoorde. ‘De verbrandingsfunctie activeren? Dat kan ik niet doen.’

Sool rolde met zijn ogen. ‘Daar ga je weer met die meningen. Jij hoeft hier niet het gezag uit te oefenen, je hoeft er alleen maar aan te gehoorzamen.’

‘Maar over een halfuur heb ik een satellietfoto,’ protesteerde de centaur. ‘Zo lang kunnen we toch nog wel wachten?’

Sool schoof Foaly met zijn elleboog opzij en liep naar het toetsenbord. ‘Nee. Je kent de regels. Er mogen geen lichamen blijven liggen op een plek waar de mensen ze kunnen vinden. Dat is een strenge regel, ik weet het, maar wel noodzakelijk.’

‘De helm kan toch een storing hebben gehad?’ zei Foaly, die zich aan een strohalm vastklampte.

‘Is het waarschijnlijk dat alle levenstekengegevens op hetzelfde moment door een storing een dode lijn laten zien?’

‘Nee,’ moest Foaly toegeven.

‘En hoe onwaarschijnlijk is dat dan?’

‘Een kans van een op tien miljoen ongeveer,’ zei de technisch adviseur mismoedig.

Sool tikte wat in op het toetsenbord. ‘Als jij er de moed niet voor hebt, centaur, dan doe ik het zelf wel.’ Hij voerde zijn password in en bracht de ontbrandingsfunctie in Holly’s helm tot ontploffing. Op een dak in München ging Holly’s helm op in een plas zuur. En dat gold in theorie ook voor Holly’s lichaam.

‘Zo,’ zei Sool tevreden. ‘Ze is weg, en nu kunnen wij allemaal rustig gaan slapen.’

Ik niet, dacht Foaly, terwijl hij verdwaasd naar het scherm staarde. Het zal nog heel lang duren voordat ik weer rustig kan slapen.

Temple Bar, Dublin, Ierland

Artemis Fowl werd wakker uit een door nachtmerries geplaagde slaap. In zijn dromen hadden vreemde wezens met rode ogen zijn borst opengetrokken met kromzwaarden en zich te goed gedaan aan zijn hart. Hij ging rechtop zitten in een te klein ledikant, en zijn beide handen schoten naar zijn borst. Zijn hemd zat onder het opgedroogde bloed, maar er was geen wond te zien. Artemis haalde een paar keer diep, huiverend adem om zuurstof door zijn hersenen te pompen. ‘Beoordeel de situatie,’ zei Butler altijd tegen hem. ‘Als je op onbekend terrein bent, zorg dan dat je er bekend mee raakt voordat je je mond open-doet. Tien seconden observatie kunnen je leven redden.’

Artemis keek om zich heen en zijn oogleden knipperden als de sluiter van een camera. Hij nam elk detail in zich op. Hij bevond zich in een kleine bergruimte van ongeveer drie vierkante meter. Eén muur was volledig doorzichtig en zag uit over de kaden van Dublin. Vanuit de Millennium-brug gezien moest de kamer zich ergens in de wijk Temple Bar bevinden. De ruimte zelf was gemaakt van een vreemd materiaal: een soort zilvergrijze stof – stijf, maar wel vormbaar – met op de doorzichtige wanden diverse plasmaschermen. Het was allemaal uiterst hightech, maar leek jaren oud te zijn en vrijwel in onbruik geraakt.

In de hoek zat een meisje ineengedoken op een klapstoel. Ze hield haar hoofd in allebei haar handen en haar schouders schokten zachtjes van het snikken.

Artemis schraapte zijn keel. ‘Waarom huil je, meisje?’

Het meisje schoot overeind en het was hem meteen duidelijk dat dit geen normaal meisje was. Ze leek zelfs tot een volstrekt andere soort te behoren.

‘Puntoren,’ merkte Artemis merkwaardig kalm op. ‘Een prothese of zijn ze echt?’

Holly moest bijna door haar tranen heen lachen. ‘Typisch Artemis Fowl. Altijd op zoek naar verschillende mogelijkheden. Mijn oren zijn heel echt, zoals je best weet… wist.’

Artemis was even stil om de overvloed aan informatie in die paar zinnen te verwerken.

‘Echte puntoren? Dan ben je van een andere soort, geen mens. Een elf misschien?’

Holly knikte. ‘Ik ben een elf. Een elfBI-elf zelfs, maar dat is alleen mijn werk.’

‘En elfen spreken dus ook Engels?’

‘We spreken alle talen. In tongen spreken, dat is onderdeel van onze magie.’

Artemis wist dat deze onthullingen zijn wereld om zijn as zouden moeten doen tollen, maar hij merkte dat hij woord voor woord alles van haar aannam. Het was net alsof hij altijd al het bestaan van elfen had vermoed, en dit was daar gewoon een bevestiging van. Hoewel hij zich vreemd genoeg niet kon herinneren dat hij voor deze dag ooit over elfen had nagedacht.

‘En jij wilt beweren dat je mij kent? Persoonlijk of van een soort surveillantie? Aan technologie ontbreekt het je niet, blijkbaar.’

‘We kennen je nu al een paar jaar, Artemis. Jij hebt als eerste contact met ons gelegd en sindsdien houden we je in de gaten.’

Hier schrok Artemis een beetje van. ‘Heb ík als eerste contact gelegd?’

‘Ja, in december twee jaar geleden. Je hebt me ontvoerd.’

‘Is dit je wraak? Dat explosieapparaat? Mijn ribben?’ De Ierse jongen bedacht opeens iets verschrikkelijks. ‘En Butler dan? Is hij dood?’

Holly deed haar best op al deze vragen antwoord te geven. ‘Het is wel wraak, maar niet van mij. En Butler leeft. Ik moest je er alleen zo snel mogelijk weg zien te krijgen voordat er nog een aanslag op je leven werd gepleegd.’

‘Dus nu zijn we vrienden?’

Holly haalde haar schouders op. ‘Misschien. We zullen zien.’

Dit was allemaal nogal verwarrend. Zelfs voor een genie. Artemis vouwde zijn benen in kleermakerszit en liet zijn slapen tegen zijn spitse vingers rusten.

‘Je kunt me maar beter alles vertellen,’ zei hij, en hij deed zijn ogen dicht. ‘Vanaf het begin. En niets overslaan.’

En dat deed Holly. Ze vertelde Artemis hoe hij haar had ontvoerd en vervolgens op het allerlaatste moment had vrijgelaten. Ze vertelde hem dat ze een reis naar het Noordpoolgebied hadden ondernomen om zijn vader te redden en dat ze een opstand van kobolds, gefinancierd door Opal Koboi, hadden verijdeld. Ze vertelde in geuren en kleuren over hun missie naar Chicago om de Zie-kubus terug te stelen: een supercomputer die Artemis had gebouwd met behulp van geplagieerde elfentechnologie. Tot slot vertelde ze hem met een klein, zacht stemmetje dat commandant Root dood was en dat Opal Koboi een mysterieus plan had om de wereld van de elfen met die van de mensen in contact te brengen.

Artemis zat doodstil en liet honderden ongeloofwaardige feiten tot zich doordringen. Er stond een flauwe rimpel in zijn voorhoofd, alsof de informatie moeilijk te verwerken was. Toen zijn hersens de data op een rijtje hadden gezet, deed hij eindelijk zijn ogen open.

‘Goed,’ zei hij. ‘Ik herinner me er niets van, maar ik geloof je. Ik accepteer dat wij mensen onder het oppervlak van de Aarde elfenburen hebben.’

‘Zomaar zonder slag of stoot?’

Artemis’ lip krulde om. ‘Dat nou ook weer niet. Ik heb je verhaal aangehoord en het gecheckt met de feiten zoals ik die ken. Het enige andere scenario dat alles wat er is gebeurd zou verklaren, tot en met jouw bizarre verschijning, is een complexe complottheorie waarbij de Russische Mafiya en een superteam van plastisch chirurgen een rol spelen. Dat is niet erg waarschijnlijk. Maar jouw elfenverhaal klopt wel, inclusief iets wat je niet kunt weten, kapitein Short.’

‘En dat is?’

‘Na mijn zogenaamde geheugenwissing heb ik in mijn eigen ogen en in die van Butler spiegelende contactlenzen ontdekt. Onderzoek toonde aan dat ik de lenzen zelf had besteld, hoewel ik me daar niets van herinner. Ik vermoed dat ik ze besteld heb om mezelf te beschermen tegen jullie mesmer.’

Holly knikte. Dat zou wel kunnen. Elfen hadden de macht om mensen te mesmeriseren, maar daar hoorde wel oogcontact bij, in combinatie met een mesmeriserende stem. Spiegelende contactlenzen zorgden ervoor dat het slachtoffer volledig bij de les bleef, maar kon doen alsof hij onder de mesmer verkeerde.

‘Dat zou alleen maar logisch zijn als ik ergens een trigger had aangebracht. Iets wat mijn elfenherinneringen weer zou oproepen. Maar wat?’

‘Ik heb geen idee,’ zei Holly. ‘Ik hoopte eigenlijk dat die alleen maar door mij te zien zouden terugkomen.’

Artemis glimlachte op een heel irritante manier. Zoals iemand tegen een klein kind glimlacht dat net heeft geopperd dat de maan misschien wel van kaas is gemaakt.

‘Nee, kapitein. Ik vermoed dat de geheugenwissingstechnologie van die meneer Foaly van jullie een heel geavanceerde versie is van de medicijnen die herinneringen onderdrukken, waarmee diverse regeringen tegenwoordig experimenteren. De hersenen zijn namelijk een heel complex instrument; als ze ervan kunnen worden overtuigd dat iets niet is gebeurd, zullen ze allerlei scenario’s verzinnen om die illusie in stand te houden. Niets kan ze van gedachten doen veranderen, zogezegd. Zelfs als het bewustzijn iets accepteert, dan zal de geheugenwissing het onderbewustzijn iets anders doen geloven. Dus hoe overtuigend je ook bent, je kunt mijn veranderde onderbewustzijn niet omdraaien. Mijn onderbewustzijn gelooft waarschijnlijk dat jij een hallucinatie of een miniatuurspion bent. Nee, de enige manier waarop mijn herinneringen kunnen terugkomen, is wanneer mijn onderbewustzijn niet met een redelijk argument kan komen – bijvoorbeeld als de enige mens die ik volledig vertrouw mij onweerlegbaar bewijsmateriaal toont.’

Holly merkte dat ze geïrriteerd raakte. Artemis wist als geen ander op iemands zenuwen te werken. Een kind dat iedereen als kind behandelde.

‘En wie is die enige persoon die jij vertrouwt?’

Voor het eerst sinds München glimlachte Artemis. ‘Dat ben ik zelf, natuurlijk.’

München

Butler werd wakker en merkte dat er bloed uit de punt van zijn neus droop. Het viel op de witte muts van de hotelkok. De kok stond met een groepje keukenpersoneel te midden van een verwoeste voorraadschuur. De man hield een hakmes in zijn harige vuist geklemd, voor het geval deze reus op de gehavende matras die tussen de dakspanten klem zat, een gestoorde gek was.

‘Neem me niet kwalijk,’ zei de kok beleefd – en dat is heel wat voor een kok – ‘maar, leeft u?’

Butler dacht even over de vraag na. Blijkbaar leefde hij, hoe onwaarschijnlijk dat ook mocht lijken. De matras had hem tegen de vreemde raket beschermd. Artemis had het ook overleefd. Hij wist nog dat hij het hart van zijn pupil vlak voor hij buiten bewustzijn raakte voelde kloppen. Nu voelde hij dat niet meer.

‘Ik leef,’ gromde hij, terwijl er een brij van tegelgruis en bloed van zijn lippen liep. ‘Waar is de jongen die bij me was?’

De mensen in de verwoeste schuur keken elkaar eens aan.

‘Er was geen jongen bij,’ zei de kok op een gegeven moment. ‘U bent in uw eentje op het dak gevallen.’

Deze groep zou ongetwijfeld een verklaring willen, anders zouden ze de politie inschakelen.

‘Natuurlijk was er geen jongen. Neem me niet kwalijk, maar na een val van drie verdiepingen wil de geest nogal eens dwalen.’

De groep knikte als één man. Je kon het die reus toch niet kwalijk nemen dat hij een beetje in de war was?

‘Ik leunde tegen de reling, lekker in het zonnetje, en toen bezweek de reling. Gelukkig kon ik onderweg naar beneden die matras meegrissen.’

Deze verklaring werd aangehoord met de gigantische scepsis die hij dubbel en dwars verdiende. De kok vertolkte de twijfels van de groep.

‘Kon u nog een matras meegrissen?’

Butler moest snel nadenken, en dat valt niet mee als al het bloed in je lichaam in je voorhoofd geconcentreerd zit.

‘Ja. Het gebeurde op het balkon. Ik had in de zon gelegen.’

Dat hele gedoe met die zon was zeer onwaarschijnlijk. Vooral als je bedacht dat het hartje winter was. Butler realiseerde zich dat er maar één manier was om de mensen weg te krijgen. Het was nogal drastisch, maar het zou wel werken.

Hij haalde een opschrijfboekje met spiraal uit zijn binnenzak.

‘Ik ga natuurlijk schadevergoeding van het hotel eisen. Het trauma alleen is zo al een paar miljoen euro waard. Om over de verwondingen nog maar te zwijgen. Ik neem aan dat ik op jullie kan rekenen om voor mij als getuige op te treden?’

De kok trok bleek weg, en de anderen ook. Getuigen tegen je werkgever was de eerste stap op weg naar werkloosheid.

‘Dat… eh… dat weet ik niet, meneer,’ stamelde hij. ‘Ik heb eigenlijk niets gezien.’ Hij wachtte even en snoof. ‘Ik geloof dat mijn schuimtaart aanbrandt. Daar gaat mijn dessert.’

De kok sprong over de brokken kapotgeslagen tegels en verdween het hotel in. De rest van het personeel volgde en binnen een paar seconden was Butler alleen. Hij glimlachte, hoewel dat hem een pijnscheut in zijn nek opleverde. Je hoefde maar met een rechtszaak te dreigen en de getuigen namen de benen. Net zo effectief als geweerschoten.

De reusachtige Euraziatische man maakte zich los uit wat er van de dakspanten over was. Hij had ongelooflijk veel geluk gehad dat hij niet aan de balken was gespiest. De matras had de klap voor het grootste deel opgevangen, het hout was rot en was zonder veel schade aan te richten versplinterd.

Butler liet zich op de grond vallen en klopte het stof van zijn pak. Eerst moest hij Artemis zien te vinden, dat was het allerbelangrijkste. Het lag voor de hand dat degene die de aanslag op zijn leven had gepleegd – wie dat ook geweest mocht zijn – de jongen had meegenomen. Maar waarom zou iemand eerst proberen hem te doden en hem daarna gevangennemen? Tenzij hun onbekende vijand van de situatie had geprofiteerd en nu op losgeld uit was.

Butler ging terug naar de hotelkamer, waar alles nog precies zo was als ze het hadden achtergelaten. Aan niets was te zien dat hier binnen iets was geëxplodeerd. De enige ongebruikelijke dingen die Butlers onderzoek opleverde waren groepjes dode insecten en spinnen. Vreemd. Het was net alsof het blauwe flitslicht alleen invloed had op levende dingen, en gebouwen onaangetast bleven.

Een blauwspoeling, zei zijn onderbewustzijn, maar zijn bewuste ik sloeg er geen acht op.

Butler pakte snel Artemis’ trukendoos in, en die van hemzelf natuurlijk. De wapens en de surveillantieapparatuur zou hij in een kluis op het vliegveld opbergen. Hij verliet het Kronski-hotel zonder uit te checken. Zo vroeg uitchecken kon aanleiding geven tot argwaan, en met een beetje mazzel was deze hele kwestie uit de wereld voordat de groep van school weer naar huis ging.

De bodyguard haalde de Hummer op van de parkeerplaats van het hotel en vertrok naar het vliegveld. Als Artemis was ontvoerd, dan zouden de ontvoerders voor hun losgeldeis contact opnemen met Huize Fowl. Als Artemis gewoon het gevaar was ontvlucht, zou hij naar huis gaan – dat was hem altijd ingeprent. In beide gevallen leidde het spoor naar Huize Fowl, dus daar wilde Butler ook naartoe.

Temple Bar, Dublin, Ierland

Artemis was zodanig hersteld dat zijn aangeboren nieuwsgierigheid weer de kop opstak. Hij liep het benauwde kamertje door en raakte het sponsachtige oppervlak van de muren aan.

‘Wat is dit voor iets? Een soort surveillantieschuilplaats?’

‘Precies,’ zei Holly. ‘Ik was hier een paar maanden geleden op surveillantie. Een groep misdadige dwergen zou hier hun sieradenhelers ontmoeten. Van de buitenkant is het gewoon een stukje lucht boven op een gebouw. Het is een kamcapsule.’

‘Cam, van camouflage?’

‘Nee, kam van kameleon. Dit pak is wel cam van camouflage.’

‘Je weet neem ik aan toch wel dat kameleons niet echt van kleur veranderen om zich aan hun situatie aan te passen, hè? Ze veranderen van kleur naargelang hun stemming en temperatuur.’

Holly keek uit over Temple Bar. Onder hen baanden duizenden toeristen, muzikanten en bewoners zich een weg door de smalle straatjes met kunstnijverheidswinkeltjes.

‘Dat zou je Foaly eens moeten vertellen. Hij verzint de namen voor al die dingen.’

‘Ach, ja,’ zei Artemis. ‘Foaly. Dat is toch een centaur, hè?’

‘Inderdaad.’ Holly draaide zich om om Artemis aan te kunnen kijken. ‘Je neemt het allemaal doodkalm op. De meeste mensen gaan helemaal door het lint als ze iets over ons ontdekken. Sommigen raken in shock.’

Artemis glimlachte. ‘Ik ben niet zoals de meeste mensen.’

Holly draaide zich weer om naar het uitzicht. Daar ging ze maar niet op in.

‘Nou, vertel eens, kapitein Short. Als ik alleen maar een bedreiging voor het elfenvolk ben, waarom heb je me dan genezen?’

Holly legde haar voorhoofd tegen de doorzichtige wand van de kamcapsule.

‘Zo zijn wij nu eenmaal,’ antwoordde ze. ‘En ik heb je natuurlijk nodig om Opal Koboi te vinden. Dat hebben we al een keer eerder gedaan, dus dat moet ons nog een keer lukken.’

Artemis kwam bij het raam naast haar staan. ‘Dus eerst geef je me een geheugenwissing en nu heb je me plotseling nodig?’

‘Ja, Artemis. Wees er maar trots op. De machtige elfBI heeft jouw hulp nodig.’

‘Dan moeten we het natuurlijk nog over mijn honorarium hebben,’ zei Artemis, terwijl hij zijn jasje over de bloedvlek op zijn overhemd heen dichtknoopte.

Holly viel tegen hem uit. ‘Je honorarium? Dat meen je niet. Na alles wat het elfenvolk voor je heeft gedaan? Kun je dan nooit eens een keer iets goeds doen in je leven?’

‘Jullie elfen zijn een emotioneel ras, zoveel is wel duidelijk. Mensen zijn iets zakelijker ingesteld. Even de feiten op een rijtje: jij bent voortvluchtig voor justitie, op de vlucht voor een moordend elfengenie. Je hebt geen geld en bijna geen middelen. Ik ben de enige die je kan helpen deze Opal Koboi op te sporen. Dat lijkt me wel een paar goudstaven waard – het maakt me niet uit van wie.’

Holly keek hem boos aan. ‘Zoals je al zei, Modderjongen: ik heb geen middelen.’

Artemis spreidde grootmoedig zijn handen. ‘Ik ben bereid je op je woord te geloven. Als je mij een ton goud uit jullie gijzelaarsfonds garandeert, zal ik een plan bedenken om die Opal Koboi te verslaan.’

Holly kon geen kant op, en dat wist ze. Artemis zou haar beslist een voorsprong kunnen geven op Opal, daar twijfelde ze niet aan, maar het irriteerde haar dat ze iemand met wie ze vroeger bevriend was geweest moest betalen. ‘En als Koboi ons nu eens verslaat?’

‘Als Koboi ons verslaat en vermoedelijk vermoordt, dan kun je je schuld aan mij als nul komma nul beschouwen.’

‘Fijn,’ gromde Holly. ‘Dat maakt het bijna de moeite waard.’

Ze liep weg bij het raam en begon het medicijnkastje te plunderen. ‘Ik zal jou eens wat vertellen, Artemis. Je bent precies zoals je was toen we elkaar net leerden kennen: een inhalige Modderjongen die alleen maar in zichzelf is geïnteresseerd. Wil je de rest van je leven echt zo blijven?’

Artemis’ gezicht bleef uitdrukkingsloos, maar onder de oppervlakte kolkten zijn gevoelens. Natuurlijk had hij gelijk dat hij om een beloning vroeg; het zou stom zijn om dat niet te doen. Maar hij voelde zich alleen al schuldig dat hij erom had gevraagd. Dat kwam door dat idiote kersverse geweten. Het leek wel of zijn moeder in staat was het naar believen te activeren, en dit elfje kon het ook. Hij zou zijn emoties nog beter in de hand moeten houden.

Holly was klaar met plunderen. ‘Goed, meneer de consultant, wat wordt onze eerste zet?’

Artemis aarzelde geen moment. ‘We zijn maar met z’n tweeën en we zijn niet erg lang. We hebben versterking nodig. Op dit moment is Butler onderweg naar Huize Fowl. Misschien is hij er zelfs al.’

Artemis zette zijn mobiele telefoon aan en drukte de voorkeuzetoets voor het nummer van Butler in. Een ingesproken boodschap vertelde hem dat de abonnee die hij probeerde te bereiken niet beschikbaar was. Hij sloeg het aanbod af om het nog een keer te proberen en koos in plaats daarvan het nummer van Huize Fowl. Na de derde keer overgaan kreeg hij het antwoordapparaat. Zijn ouders waren blijkbaar al vertrokken naar het kuuroord in Westmeath.

‘Butler,’ sprak Artemis in. ‘Je maakt het goed, hoop ik. Met mij is alles prima. Luister heel goed naar wat ik te zeggen heb en neem van mij aan dat het woord voor woord waar is…’ Vervolgens vatte Artemis de gebeurtenissen van die dag samen. ‘We komen binnen niet al te lange tijd bij Huize Fowl aan. Ik stel voor dat we wat levensbenodigdheden inslaan en naar een onderduikadres gaan…’

Holly tikte hem op de schouder.

‘We moeten maken dat we wegkomen. Koboi is niet op haar achterhoofd gevallen. Het zou me niet verbazen als ze al een reserveplan heeft voor het geval we het zouden overleven.’

Artemis dekte zijn mobieltje met zijn hand af.

‘Helemaal mee eens. Ik stel het volgende voor. Die Koboi is waarschijnlijk op dit moment onderweg hierheen.’

En alsof ze erop hadden zitten wachten, begon een van de wanden van de capsule te sissen en loste op. In het gat stond Opal Koboi, met naast zich Merv en Scant Brill. De tweeling was gewapend met doorzichtige plastic pistolen. De loop van Mervs wapen gloeide zacht op in het spoor van zijn muursmeltende schot.

‘Moordenaar!’ brulde Holly, en ze greep naar haar wapen. Merv loste nonchalant een schot dat zo dicht bij haar hoofd belandde dat het haar wenkbrauwen schroeide. Holly bleef stokstijf staan en stak haar handen ter overgave omhoog.

‘Opal Koboi, neem ik aan?’ zei Artemis, hoewel hij, als Holly hem niet het hele verhaal had verteld, nooit zou hebben vermoed dat de vrouw die voor hem stond iets anders was dan een mensenkind. Haar zwarte haar zat in een vlecht op haar rug en ze had een geruite schortjurk aan, zo eentje waar miljoenen schoolmeisjes over de hele wereld mee rondlopen. Haar oren waren gewoon rond.

‘Artemis Fowl, wat leuk je weer te zien. Onder andere omstandigheden hadden we volgens mij best bondgenoten kunnen zijn.’

‘Omstandigheden veranderen,’ zei Artemis. ‘Misschien kunnen we toch nog bondgenoten zijn.’

Holly schonk Artemis toch maar het voordeel van de twijfel. Misschien deed hij net alsof hij een verrader was om hen te redden. Misschien.

Opal knipperde met haar lange gekrulde wimpers. ‘Aantrekkelijk, maar toch maar niet. Ik heb het gevoel dat de wereld niet groot genoeg is voor meer dan één wonderkind. En aangezien ik nu doe alsof ik een kind ben, ben ik daarvoor de aangewezen persoon. Belinda Zito, aangenaam: een meisje met grote plannen.’

Holly wilde haar wapen pakken, maar bedacht zich toen Merv zijn doorzichtige pistool op haar richtte.

‘Ik ken jullie,’ zei ze tegen de gebroeders Brill. ‘De elfentweeling. Jullie waren op de televisie.’

Scant grijnsde, of hij nu wilde of niet. ‘Ja, op Canto. Dat was het best bekeken programma van het hele seizoen. We willen een boek schrijven, hè, Merv? Over hoe we altijd…’

‘Elkaars zinnen afmaken,’ vulde Merv aan, hoewel hij wist dat hem dit duur zou komen te staan.

‘Stil, stomme imbeciel,’ zei Opal bits, en ze wierp Merv een giftige blik toe. ‘Hou je wapen omhoog en je mond dicht. Dit gaat niet over jullie, maar over mij. Onthoud dat goed, dan hoef ik jullie tweeën misschien niet te liquidiseren.’

‘Ja, natuurlijk, juffrouw Koboi. Dit gaat allemaal over u.’

Opal begon bijna te spinnen. ‘Precies. Het gaat altijd over mij. Ik ben de enige die hier belangrijk is.’

Artemis stak nonchalant een hand in zijn zak. De hand met de mobiele telefoon die nog steeds verbinding had met Huize Fowl.

‘Als ik zo vrij mag zijn, juffrouw Koboi. Dat waanbeeld van zelfoverschatting komt veel voor onder personen die net uit een coma zijn ontwaakt. Dat wordt ook wel het Narcissus-syndroom genoemd. Over dit onderwerp heb ik een essay geschreven voor het Jaarboek van Psychologen, onder het pseudoniem Sir E. Brum. Je hebt als het ware zo veel tijd in je eigen gezelschap doorgebracht dat verder iedereen onwerkelijk is geworden…’

Opal knikte naar Merv. ‘Zorg in ’s hemelsnaam dat hij zijn mond houdt.’

Daar gaf Merv maar al te graag gehoor aan, en hij plantte een blauwe kogel in Artemis’ borst. De Ierse jongen zakte halverwege zijn uitleg in elkaar.

‘Wat doe je nou?’ riep Holly, en ze liet zich naast Artemis neervallen. Tot haar opluchting voelde ze onder het bebloede overhemd een regelmatige hartslag.

‘O nee,’ zei Opal. ‘Hij is niet dood, hij staat alleen met zijn mond vol tanden. Hij maakt wat mee vandaag, hè, de jonge Artemis.’

Holly keek haar woedend aan, met een van verdriet en woede verwrongen gezichtje. ‘Wat wil je van ons? Wat kun je nog meer?’

Opals gezicht was het toonbeeld van onschuld. ‘Niet mij de schuld geven. Je hebt het zelf over je afgeroepen. Ik wilde alleen de elfensamenleving zoals wij die kennen omverwerpen, maar nee, dat mocht weer niet van jou. Toen regelde ik een paar eenvoudige moorden, maar nee, jij moest weer zo nodig overleven. Petje af dat je die biobom hebt weten te ontwijken, trouwens. Ik heb het hele gebeuren van twintig meter afstand in de lucht uit mijn geheime capsule gadegeslagen. De solinium met een elfBI-helm afstoten, heel slim. Maar omdat je me zo veel ellende en ergernis hebt bezorgd, ga ik mezelf nu toch een beetje verwennen, denk ik.’

Holly probeerde de angst die in haar keel omhoog kroop weg te slikken.

‘Jezelf verwennen?’

‘Jazeker. Ik had een gemeen scenariootje voor Foaly bedacht, iets theatraals met Elf Wonderen. Maar nu heb ik besloten dat jij daar ook wel voor in aanmerking komt.’

Holly zette zich schrap. Ze zou haar wapen moeten pakken, er was geen andere optie. Maar ze moest het vragen, dat was haar elfenaard.

‘Hoe gemeen?’

Opal glimlachte – en die glimlach kon alleen maar kwaadaardig worden genoemd.

‘Trollerig gemeen,’ zei ze. ‘En dan nog eens iets. Ik vertel je dit omdat je zo meteen doodgaat en omdat ik wil dat jij mij net zo erg haat als ik jou op het moment van je dood haat.’ Opal wachtte even, om de spanning op te bouwen. ‘Weet je nog het raakpunt op de bom die ik aan Julius had vastgebonden?’

Holly had het gevoel alsof haar hart zo uitzette dat hij haar hele borstkas vulde. ‘Ja, dat weet ik nog.’

Opals ogen schoten vuur. ‘Nou, dat was er niet.’

Holly pakte haar wapen, en Merv raakte haar met een blauw schot in de borst. Voor ze de grond raakte, sliep ze al.