OP HET NIPPERTJE
München
Tijdens kantooruren leek München op elke willekeurige wereldstad: het verkeer zat muurvast. Ondanks de U-Bahn – een efficiënt en comfortabel spoorsysteem – gaf de bevolking meestal de voorkeur aan de privacy en het comfort van hun eigen auto, met als gevolg dat Artemis en Butler op weg naar het vliegveld in de spits vastzaten, in een file die helemaal van de Internationale Bank tot aan het Kronski-hotel liep.
Jongeheer Artemis hield niet van oponthoud. Maar vandaag ging hij volkomen op in zijn jongste aanwinst, De diefachtige elf, die nog steeds in zijn perspex koker verzegeld zat. Artemis handen jeukten, zo graag wilde hij hem openmaken, maar de vorige eigenaren, Crane & Sparrow, konden op de een of andere manier wel een boobytrap in de huls aangebracht hebben. Dat er geen valstrikken zichtbaar waren betekende nog niet dat er geen onzichtbare in kon zitten. Een voor de hand liggende truc was om het doek vacuüm te verpakken en er dan een giftig gas in te injecteren dat een verbinding zou aangaan met zuurstof, waardoor het schilderij zou verbranden.
Het duurde bijna twee uur voor ze bij het hotel waren – een rit die twintig minuten had moeten duren. Artemis verkleedde zich, trok een donker pak van katoen aan en belde toen met de voorkeuzetoets op zijn mobiele telefoon het nummer van Huize Fowl. Maar voor hij verbinding had, sloot hij de telefoon door middel van firewire aan op zijn Powerbook, zodat hij het gesprek kon opnemen. Angelina Fowl nam bij de derde keer overgaan op.
‘Arty,’ zei zijn moeder, en ze klonk enigszins buiten adem, alsof ze ergens mee bezig was. Angelina Fowl geloofde niet in ‘het rustig aan doen’, en zat waarschijnlijk midden in een Tae Bo-workout.
‘Hoe gaat het, moeder?’
Angelina zuchtte door de telefoonlijn. ‘Met mij prima, Arty, maar zoals gewoonlijk klink je alsof je met een sollicitatiegesprek bezig bent. Doe toch niet zo formeel. Je kunt toch wel “mama” tegen me zeggen, of “Angelina” desnoods? Wat is daar nou zo erg aan?’
‘Ik weet het niet, moeder. “Mama” klinkt zo kinderachtig. Ik ben onderhand veertien, weet je nog?’
Angelina moest lachen. ‘Hoe zou ik dat kunnen vergeten? Niet veel pubers vragen voor hun verjaardag een ticket naar een symposium over genetica.’
Artemis hield één oog op de perspex koker gericht. ‘En hoe gaat het met vader?’
‘Fantastisch,’ zei Angelina overdreven enthousiast. ‘Ontzettend goed. Die beenprothese is geweldig, en de verwachtingen ook. Hij klaagt nooit. Ik vind echt dat hij nu beter tegenover het leven staat dan voordat hij zijn been kwijtraakte. Hij is onder behandeling bij een uitstekende therapeut. Hij zegt dat de mentale kant veel belangrijker is dan de lichamelijke. Trouwens, we vertrekken vanavond naar het privékuuroord in Westmeath. Daar hebben ze een fantastische behandeling met zeewier, en die zou heel goed moeten zijn voor de spieren van je vader.’
Artemis Fowl senior was voordat hij door de Russische Mafiya werd ontvoerd zijn been kwijtgeraakt. Gelukkig had Artemis hem met hulp van Butler kunnen redden. Het was een woelig jaar geweest. Sinds Artemis senior terug was, had hij zich aan zijn belofte gehouden dat hij zijn leven zou beteren. Artemis junior moest zijn goede voorbeeld volgen, maar kon zijn criminele ondernemingen toch niet zo gemakkelijk achter zich laten. Maar soms, wanneer hij zijn vader en moeder zo samen zag, leek het niet eens zo’n vergezocht idee om een normale zoon met liefhebbende ouders te zijn.
‘Doet hij wel twee keer per dag zijn fysiotherapie-oefeningen?’ Angelina moest alweer lachen, en plotseling wilde Artemis dat hij thuis was.
‘Ja, opa. Daar zorg ik wel voor. Je vader zegt dat hij over een jaar de marathon loopt.’
‘Mooi, fijn om te horen. Ik denk wel eens dat jullie met zijn tweetjes hand in hand over het landgoed zouden dwalen als ik jullie niet in de gaten hield.’
Zijn moeder zuchtte en er klonk ruis door de speaker. ‘Ik maak me zorgen om je, Arty. Iemand van jouw leeftijd hoort niet zo’n… zo’n verantwoordelijkheidsgevoel te hebben. Je moet je niet druk maken om ons, maar om school en om vrienden. Denk eens na over wat je echt wilt. Gebruik dat stel hersens van je eens om jezelf en andere mensen gelukkig te maken. Houd je niet zo bezig met familiezaken, het is nu zaak van de familie om te léven.’
Artemis wist niet wat hij daarop moest zeggen. Enerzijds wilde hij opmerken dat er geen sprake van een familie zou zijn als hij die niet veiligstelde. Anderzijds wilde hij op het vliegtuig naar huis stappen en met zijn ouders over het landgoed dwalen.
Zijn moeder zuchtte weer. Artemis vond het vreselijk dat ze zich alleen al door met hem te praten zorgen ging maken.
‘Wanneer kom je thuis, Arty?’
‘De excursie is over drie dagen afgelopen.’
‘Ik bedoel: wanneer kom je voorgoed thuis? De Saint Bartlebyschool mag dan wel een familietraditie zijn, maar wij willen je graag hier thuis bij ons hebben. Dat begrijpt directeur Guiney vast wel. Er zijn hier in de buurt genoeg goede scholen.’
‘Aha,’ zei Artemis. Hij vroeg zich af of hij dat kon. Gewoon deel uitmaken van een normaal gezin. Ophouden met zijn criminele avonturen. Had hij het in zich om een eerlijk leven te leiden? ‘Over een paar weken is het vakantie. Dan hebben we het er wel over,’ zei hij. Uitstel van executie. ‘Eerlijk gezegd kan ik me nu niet concentreren. Ik voel me niet zo lekker. Ik dacht dat ik misschien voedselvergiftiging had, maar het blijkt gewoon een vierentwintiguursvirusje te zijn. De dokter hier zei dat ik morgen weer beter ben.’
‘Arme Arty,’ zei Angelina zangerig. ‘Misschien zou ik je het vliegtuig naar huis moeten laten nemen.’
‘Nee, moeder. Ik voel me al beter. Heus.’
‘Je zegt het maar. Ik weet dat een virus vervelend is, maar het is beter dan een flinke voedselvergiftiging. Daar was je weken beroerd van geweest. Veel water drinken en probeer te slapen.’
‘Dat zal ik doen, moeder.’
‘Je bent snel weer thuis.’
‘Ja. Zeg maar tegen vader dat ik gebeld heb.’
‘Dat zal ik doen, als ik hem kan vinden. Hij is in de fitnessruimte, denk ik, op de loopband.’
‘Tot gauw dan maar.’
‘Dag, Arty. We hebben het er verder wel over als je terug bent,’ zei Angelina, en haar stem klonk nu zacht en een beetje verdrietig, alsof ze heel ver weg was.
Artemis verbrak de verbinding en speelde het gesprek onmiddellijk nog een keer op zijn computer af. Iedere keer dat hij zijn moeder aan de lijn had, voelde hij zich schuldig. Angelina Fowl wist zijn geweten telkens weer wakker te schudden. Dit was een vrij nieuwe ontwikkeling. Een jaar geleden had hij zich misschien nog een tikkeltje schuldig gevoeld over het feit dat hij tegen zijn moeder loog, maar nu zou de streek die hij aanstonds zou uithalen hem nog weken dwarszitten.
Artemis keek naar de geluidsgolvenmeter op zijn computerscherm. Hij was aan het veranderen, zoveel was zeker. Dit soort twijfels aan zichzelf waren de afgelopen paar maanden steeds erger geworden… sinds hij op een ochtend geheimzinnige spiegelende contactlenzen in zijn eigen ogen had ontdekt. Butler en Juliet droegen dezelfde lenzen. Ze hadden geprobeerd te achterhalen waar de lenzen vandaan kwamen, maar het enige wat Butlers contactpersoon erover kwijt wilde was dat Artemis ze hoogstpersoonlijk had betaald. Het werd al vreemder en vreemder.
De lenzen waren nog steeds een mysterie. En dat gold ook voor Artemis’ gevoelens. Voor hem op tafel lag De diefachtige elf van Hervé, een aanwinst die hem tot de belangrijkste dief van dit tijdperk maakte – een status waar hij al vanaf zijn zesde naar verlangde. Maar nu zijn ambitie letterlijk binnen handbereik lag, kon hij alleen maar aan zijn familie denken.
Is dit het moment om me terug te trekken? Veertien jaar en drie maanden oud, de beste dief ter wereld. Wat valt er nu verder nog voor me te bereiken? Hij speelde een stukje van het telefoongesprek af: ‘Je moet je niet druk maken om ons, maar om school en om vrienden. Denk eens na over wat je echt wilt. Gebruik dat stel hersens van je eens om jezelf en andere mensen gelukkig te maken.’
Misschien had zijn moeder gelijk. Hij moest zijn talenten gebruiken om andere mensen gelukkig te maken. Maar in hem heerste duisternis; zijn hart had een hard pantser dat zich niet tevreden liet stellen met een rustig leven. Misschien waren er manieren om mensen gelukkig te maken die alleen híj voor elkaar kon krijgen. Manieren aan gene zijde van de wet, of op het randje.
Artemis wreef in zijn ogen. Hij kon maar niet tot een besluit komen. Misschien zou de beslissing vallen wanneer hij fulltime thuis woonde. Voorlopig kon hij maar beter doorgaan met waar hij mee bezig was. Tijd rekken en dan het schilderij authentiek laten verklaren. Hij mocht zich dan een beetje schuldig voelen dat hij dit meesterwerk had gestolen, maar dat was bij lange na niet genoeg om te zorgen dat hij het zou teruggeven. En zeker niet aan de heren Crane & Sparrow.
Om te beginnen moest hij alle vragen van de school naar zijn bezigheden zien te omzeilen. Hij zou minstens twee dagen nodig hebben om het schilderij authentiek te laten verklaren, aangezien hij sommige tests zou moeten uitbesteden.
Artemis opende een audiomanipulatieprogramma in zijn Powerbook en ging aan de slag met de woorden van zijn moeder uit het opgenomen telefoongesprek – lekker plakken en knippen. Toen hij de woorden die hij nodig had bij elkaar had en in de juiste volgorde had gezet, egaliseerde hij de toonhoogtes zodat het volkomen natuurlijk klonk.
Wanneer directeur Guiney na het bezoek aan het Olympisch stadion van München zijn mobiele telefoon weer aanzette, zou er een nieuw bericht voor hem op staan. Van Angelina Fowl, die niet bepaald goedgehumeurd was.
Artemis liet het gesprek via Huize Fowl lopen en stuurde het bewerkte geluidsbestand toen per infraroodstraling naar zijn eigen mobiele telefoon.
‘Directeur Guiney,’ zei de stem, onmiskenbaar die van Angelina Fowl, wat door het belleridentificatiesysteem bevestigd zou worden, ‘ik maak me zorgen over Arty. Hij heeft een flinke voedselvergiftiging. Zijn verwachtingen zijn prima, hij klaagt nooit, maar we willen dat hij thuiskomt. Begrijp je? Ik zet Arty op het vliegtuig naar huis. Het verbaast me dat hij onder jouw toezicht een flinke voedselvergiftiging heeft opgelopen. We hebben het er nog wel over als je terug bent.’
Zo, school was voor een paar dagen geregeld. De duistere kant van Artemis voelde een elektriserende opwinding bij deze smoes, maar aan zijn toenemende geweten knaagde schuldgevoel over het feit dat hij de stem van zijn moeder had gebruikt om zijn web van leugens te maken.
Hij verdrong het schuldgevoel. Het was een onschuldig leugentje. Butler zou hem naar huis begeleiden, en zijn opleiding zou onder een paar dagen afwezigheid niet te lijden hebben. En wat betreft het stelen van De diefachtige elf: diefstal van dieven was geen echt misdrijf. Dat was bijna goed te praten.
Ja, zei een stem in zijn hoofd ongevraagd. Als je het schilderij tenminste teruggeeft aan de wereld.
Nee, antwoordde zijn kant met het granieten hart. Dit schilderij is van mij totdat iemand het van mij kan stelen. Daar draait het nou helemaal om.
Artemis onderdrukte zijn besluiteloosheid en zette zijn mobiele telefoon uit. Hij moest zich nu volledig op het schilderij concentreren en een telefoon die op het verkeerde moment begon te trillen kon ervoor zorgen dat zijn hand ging beven. Zijn eerste impuls was om de dop van de perspex koker te halen. Maar dat kon heel stom zijn, nee, zelfs fataal. Crane & Sparrow kon er een hele batterij aan cadeautjes voor hem in hebben gestopt.
Artemis haalde een chromatograaf uit de stevige koffer waar zijn laboratoriumuitrusting in zat. Dit instrument zou een monster nemen van het gas dat in de koker zat en dat analyseren. Hij koos een naald en schroefde die op de rubber koker die uit het platte uiteinde van de chromatograaf stak. Hij hield de naald voorzichtig in zijn linkerhand vast. Artemis was zowel rechts- als linkshandig, maar zijn linkerhand was iets vaster. Heel zorgvuldig stak hij de naald door de verzegeling van siliconen in de ruimte rond het schilderij. Het was van groot belang dat de naald zo weinig mogelijk bewoog, zodat het gas van de koker er niet uit zou lekken en zich met de lucht zou vermengen. De chromatograaf hevelde een klein monster gas over en zoog het in een verwarmde injectieflacon. Alle eventuele organische onzuiverheden werden door verhitting verjaagd, en het monster werd via draaggas door een scheidingskolom naar een vlamionisatiedetector vervoerd. Daar werden de afzonderlijke bestanddelen geïdentificeerd. Een paar seconden later flikkerde een diagram op de digitale display van het instrument. De percentages zuurstof, waterstof, methaan en koolstofdioxide kwamen overeen met een monster dat in het centrum van München was genomen. Vijf procent gas werd niet nader geïdentificeerd. Maar dat was normaal. Dat werd vermoedelijk veroorzaakt door samengestelde luchtvervuilingsgassen of gevoeligheid van de apparatuur. Artemis wist dat het volstrekt veilig was om de koker open te maken, onder voorbehoud dat het geen geheimzinnig gas was. Dat deed hij dan ook; hij sneed de verzegeling voorzichtig met een hobbymes open.
Artemis trok operatiehandschoenen aan en wurmde het schilderij uit de cilinder. Het viel in een strakke rol op de tafel, maar sprong bijna meteen los; het had niet lang genoeg in de koker gezeten om de vorm te behouden.
Artemis spreidde het doek uit en verzwaarde de hoeken met zakjes gel. Hij wist meteen dat het geen vervalsing was. Zijn in kunst geoefende oog nam de primaire kleuren en de gelaagde penseelstreken in zich op. Hervés figuren leken wel uit licht te bestaan. Ze waren zo mooi geschilderd dat het schilderij leek te fonkelen. Het was adembenemend. Op het schilderij lag een ingebakerde baby in zijn zonovergoten wiegje voor een open raam te slapen. Op de vensterbank was een elf met groene huid en gazen vleugels geland en die stond op het punt om de baby uit zijn wiegje te grissen. Beide voeten van het wezen bevonden zich buiten de vensterbank.
‘Hij kan niet naar binnen,’ mompelde Artemis afwezig, en dat verbaasde hem meteen. Hoe wist hij dat? Meestal hield hij zijn mening wel voor zich als hij er niet minstens enig bewijsmateriaal voor had.
Ontspan je, hield hij zichzelf voor. Het was maar een gok. Misschien was die gebaseerd op het piezeltje informatie dat hij tijdens een van zijn speurtochten op internet had opgepikt.
Artemis richtte zijn aandacht weer op het schilderij zelf. Het was hem gelukt. De diefachtige elf was van hem – voorlopig althans. Hij koos een operatiescalpel uit zijn doos en schraapte een flinterdun stukje verf van de rand van het schilderij. Hij legde het flintertje in een monsterpotje en deed er een etiket op. Dit zou naar de Technische Universiteit van München worden gestuurd, waar ze een van de reusachtige spectrometers hadden die je nodig had voor koolstofdatering. Daar had Artemis een contactpersoon. De radiokoolstoftest zou bevestigen dat het schilderij, of in elk geval de verf, net zo oud was als die zou moeten zijn.
Hij riep Butler, die zich in de andere kamer van de suite bevond.
‘Butler, zou jij dit monster nu naar de universiteit kunnen brengen? Je mag het alleen aan Christina geven, hoor, en zeg tegen haar dat het van groot belang is dat het snel gebeurt.’
Er kwam even geen antwoord, maar toen stormde Butler met wijd opengesperde ogen door de deur naar binnen. Hij zag er niet uit als iemand die een verfmonster kwam ophalen.
‘Is er iets?’ vroeg Artemis.
Twee minuten daarvoor had Butler zijn hand tegen het raam gehouden, terwijl hij gedurende een zeldzaam moment even helemaal in zichzelf opging. Hij keek naar de hand, bijna alsof de huid door de combinatie van zonlicht en kijken doorzichtig zou worden. Hij wist dat er iets anders aan hem was. Dat er iets onder de huid verstopt zat. Hij had zich het afgelopen jaar vreemd gevoeld. Ouder. Misschien dat al die decennia van lichamelijke ontberingen hun tol eisten. Hij was nog maar net veertig, maar ’s avonds deden zijn botten pijn en voelde zijn borst aan alsof hij voortdurend een vest van Kevlar droeg. Hij was bij lange na niet meer zo snel als hij op zijn vijfendertigste was geweest, en het leek zelfs of hij zich minder goed kon concentreren. Of hij meer geneigd was af te dwalen… Net zoals ik nu doe, sprak de bodyguard zichzelf bestraffend toe.
Butler boog zijn vingers, trok zijn das recht en ging weer aan het werk. Hij was helemaal niet blij met de beveiliging van de hotelsuite. Hotels waren altijd een nachtmerrie voor een bodyguard. Dienstliften, bovenste verdiepingen waar je geen toegang toe had en volstrekt ondeugdelijke vluchtroutes zorgden ervoor dat de veiligheid van de opdrachtgever bijna niet te waarborgen was. Het Kronski was zonder meer een luxueus hotel, en het personeel was efficiënt, maar dat was voor Butler niet nodig. Wat hij nodig had was een kamer op de begane grond, zonder ramen en met een stalen deur van vijftien centimeter dik. Vanzelfsprekend waren zulke kamers niet te vinden, en als hij er al een vond, zou jongeheer Artemis er ongetwijfeld zijn neus voor optrekken. Butler zou het met deze suite op de derde verdieping moeten doen.
Artemis was niet de enige met een instrumentenkoffertje. Butler deed een verchroomde aktetas op de salontafel open. Hij had tien van zulke koffertjes, en die bewaarde hij allemaal in een kluis in hoofdsteden over de hele wereld. Elke koffer zat vol spionageapparatuur, contraspionageapparatuur en wapens. Dat hij er in elk land een had betekende dat hij niet bij elk tripje vanuit Ierland de douanewetten hoefde te overtreden.
Hij koos een speurder voor afluisterapparatuur en ging daar snel de kamer mee rond. Hij concentreerde zich op de elektrische apparaten: telefoon, televisie, fax. De elektronische ruis uit die toestellen konden het signaal van een afluisterapparaat vaak overstemmen, maar met deze speurder zou dat niet lukken. De OogSpion was de meest geavanceerde speurder die er momenteel op de markt was en herkende op een kilometer afstand nog een microfoontje ter grootte van een speldenknop.
Na een paar minuten was hij tevreden en stond hij op het punt het apparaatje weer in de koffer te doen, maar toen registreerde het ding een minuscuul elektrisch veld. Niets bijzonders, niet meer dan één oplichtende blauwe staaf op het schermpje. De eerste staaf raakte vol en werd toen felblauw. De tweede staaf lichtte op. Iets elektronisch kwam dichterbij. De meeste mannen zouden geen acht op deze uitslag hebben geslagen; er bevonden zich immers duizenden elektronische apparaten op een vierkante kilometer rond het Kronski-hotel. Maar de OogSpion registreerde geen normale elektronische velden, en Butler was niet zoals de meeste mannen. Hij schoof de antenne van de speurder uit en ging met het apparaatje de hele kamer langs. Het ding sloeg uit wanneer de antenne naar het raam wees. Om Butlers maag sloot zich een klauw van angst. Iets in de lucht kwam razendsnel dichterbij.
Hij sprintte naar het raam, rukte de vitrage van de haken en gooide het raam wijdopen. De winterlucht was lichtblauw met opvallend weinig wolken. Door de lucht liepen kriskras allemaal vliegtuigstrepen, als een spelletje boter-kaas-en-eieren van een reus. En daar, twintig graden hoger, in een lichtelijk spiraalvormige boog bevond zich een raket van blauw metaal in de vorm van een traan. Op de neus knipperde een rood lampje en uit de achterkant kwamen withete vlammen. De raket kwam op het Kronski-hotel af, zoveel was zeker.
Een onbemande bom, zei Butler bij zichzelf, zonder ook maar een spoortje twijfel. En jongeheer Artemis is het doelwit.
Butlers brein werkte als een speer zijn lijstje mogelijkheden af. Het was een korte lijst. Er waren eigenlijk maar twee opties: vluchten of sterven. Maar hóé moesten ze vluchten, dat was het punt. Ze zaten op de derde verdieping, met de uitgang aan de verkeerde kant. Hij wachtte even om nog één keer naar de naderende raket te kijken. Zo’n ding had hij nog nooit gezien. Zelfs de uitlaat was anders dan bij conventionele wapens, met nauwelijks enig dampspoor. Wat het ook was, het was in elk geval gloednieuw. Er was iemand die Artemis wel heel graag dood wilde hebben.
Butler draaide zich om van het raam en stormde Artemis’ kamer binnen. De jongeheer was druk bezig tests uit te voeren op De diefachtige elf.
‘Is er iets?’ vroeg Artemis.
Butler gaf geen antwoord, want daar had hij de tijd niet voor. Hij pakte de jongen in zijn nekvel en hees hem op zijn eigen rug.
‘Het schilderij!’ wist Artemis nog te roepen, maar zijn stem werd gesmoord door de jas van de bodyguard.
Butler griste het schilderij mee en propte het kostbare meesterwerk oneerbiedig in zijn jaszak. Als Artemis had gezien hoe de eeuwenoude verf barstte, had hij zijn ogen niet droog gehouden. Maar Butler werd betaald om maar één ding te beschermen, en dat was niet De diefachtige elf.
‘Hou je heel stevig vast,’ adviseerde de reusachtige bodyguard, terwijl hij een kingsize matras van het bed tilde.
Artemis hield zich zo stevig vast als hem te verstaan was gegeven en probeerde niet na te denken. Jammer genoeg analyseerde zijn geniale brein de beschikbare gegevens meteen: Butler was de kamer in volle vaart en zonder te kloppen binnengekomen en dus dreigde er een of ander gevaar. Zijn weigering om antwoord te geven op vragen betekende dat het gevaar zeer dichtbij was. En het feit dat hij op Butlers rug zat, en zich heel goed vasthield, wees erop dat ze niet via de gebruikelijke uitgang aan het hiervoor genoemde gevaar zouden ontsnappen. De matras wees erop dat er wel eens een schokdemper nodig kon zijn…
‘Butler,’ zei Artemis naar adem happend. ‘Weet je wel dat we op de derde verdieping zitten?’
Misschien gaf Butler wel antwoord, maar zijn werkgever hoorde het niet, want toen had de reusachtige bodyguard hen inmiddels al door de openstaande dubbele ramen en over de balustrade van het balkon geslingerd.
Voor de onvermijdelijke val tolde de matras een fractie van een seconde in de luchtstroming rond en kon Artemis in zijn eigen slaapkamer kijken. In die fractie van een seconde zag hij dat een vreemde raket zich als een kurkentrekker door de slaapkamerdeur boorde en recht boven de lege perspex koker volledig tot stilstand kwam.
Er zat een soort spoorzoeker in die koker, zei dat minuscule deeltje van zijn brein dat niet in paniek was geraakt. Iemand wil me dood hebben.
Toen kwam de onvermijdelijke val. Tien meter. Als een baksteen.
Butler spreidde zijn armen en benen automatisch in een X-vormige duikvlucht, waarbij hij de vier hoeken van de matras omlaag drukte om te voorkomen dat die omsloeg. De lucht die onder de matras bleef hangen vertraagde hun val enigszins, maar niet veel. Het tweetal viel als een baksteen omlaag, waarbij de zwaartekracht hun snelheid met de centimeter opvoerde. Het was alsof lucht en grond werden uitgerekt en als olieverf op een doek begonnen te druipen, en niets leek meer vaste vorm te hebben. Dit beeld werd abrupt verstoord toen ze met een klap op de zeer vaste dakpannen van een onderhoudsschuur aan de achterkant van het hotel terechtkwamen. De dakpannen leken bijna onder de klap te exploderen, hoewel de dakspanten het net hielden. Butler had het gevoel alsof zijn botten vloeibaar waren geworden, maar hij wist dat hij na een paar tellen bewusteloos te zijn geweest weer helemaal in orde zou zijn. Hij had wel ergere klappen meegemaakt.
Het laatste wat hij merkte voordat zijn zintuigen hem in de steek lieten, was dat hij Artemis’ hart door zijn jas heen voelde kloppen. Die leefde dus. Ze hadden het allebei overleefd. Maar voor hoe lang? Als hun moordenaar had gezien dat zijn poging was mislukt zou hij het misschien nog een keer proberen.
Artemis’ val was door Butler en de matras opgevangen. Anders zou hij ongetwijfeld dood zijn geweest. Het geval wilde dat de gespierde gestalte van de bodyguard sterk genoeg was geweest om twee ribben bij hem te breken. Artemis stuiterde een hele meter de lucht in en landde toen op de rug van de bewusteloze bodyguard, met zijn gezicht omhoog.
Elke ademteug was kort en pijnlijk, en uit zijn borst staken twee stukjes bot als knokkels omhoog. De zesde en de zevende rib, vermoedde hij.
Boven hem zag hij uit zijn hotelraam een iriserend blauw licht flikkeren. Dat verlichtte de hemel heel even, waarbij de onderkant nog feller blauw oplichtte, met vlammen die als wormen aan een haak kronkelden. Daar zou niemand enige aandacht aan besteden; het licht kon net zo goed afkomstig zijn van een wat groot uitgevallen flitslamp van een fotocamera. Maar Artemis wist wel beter. Een biobom, dacht hij. Hoe weet ik dat nou?
Butler moest bewusteloos zijn, anders zou hij wel bewegen, dus was het aan Artemis om de volgende moordaanslag van hun aanvaller te verijdelen. Hij probeerde te gaan zitten, maar de pijn in zijn borst was heel gemeen en heftig genoeg om hem even buiten westen te brengen. Toen hij weer bijkwam, was zijn hele lichaam nat van het zweet. Artemis zag dat het te laat was om nog te ontsnappen; zijn moordenaar was er al, en zat op zijn hurken als een kat op de muur van het schuurtje.
De moordenaar was een vreemd persoon, niet groter dan een kind, maar wel met de proporties van een volwassene. Het was een vrouw met een knap, scherp gezicht, kort kastanjebruin haar en enorme hazelnootbruine ogen, maar dat betekende nog niet dat er enige genade te verwachten viel. Butler had hem een keer verteld dat acht van de tien beste huurmoordenaars ter wereld vrouw waren. Dit exemplaar had een vreemde overall aan die van kleur veranderde naargelang de achtergrond, en die grote ogen waren rood van het huilen.
Ze heeft puntoren, dacht Artemis. Ik verkeer in shock, óf het is geen mens.
Toen beging hij de vergissing om zich weer te bewegen, en doorboorde een van zijn gebroken ribben zijn huid. Er verscheen een rode vlek op zijn hemd en Artemis gaf de strijd op om bij bewustzijn te blijven.
Holly had er bijna anderhalf uur voor nodig gehad om Duitsland te bereiken. Op een normale missie zou dat twee keer zo lang zijn geweest, maar Holly had besloten een paar elfBI-regels te overtreden. Waarom ook niet, dacht ze. Erger dan nu konden haar problemen toch niet worden. De elfBI dacht toch al dat ze de commandant had gedood, en haar communicatiekanalen waren geblokkeerd, dus kon ze niet uitleggen wat er in werkelijkheid was gebeurd. Ze stond ongetwijfeld als verraadster te boek en waarschijnlijk zat er al een Beveiligingsteam achter haar aan. Om nog maar te zwijgen over het feit dat Opal Koboi haar vermoedelijk elektronisch volgde. Dus ze had geen minuut te verliezen.
Sinds de koboldbendes betrapt waren terwijl ze menselijke smokkelwaar via in onbruik geraakte schachten naar binnen smokkelden, waren er bij elke shuttlehaven aan de oppervlakte wachtposten neergezet. Parijs werd bewaakt door een slaperige gnoom die nog maar vijf jaar te gaan had voor hij met pensioen mocht. Hij werd door een dringende mededeling van Politie Plaza uit zijn middagdutje gewekt. Er was een verrader van Opsporing onderweg naar boven. Vasthouden voor ondervraging. Voorzichtig te werk gaan.
Niemand verwachtte echt dat de gnoom enig succes zou boeken. Holly Short was in topconditie en had zelfs een keer een worsteling met een trol doorstaan. De gnoom annex wachtpost kon zich de laatste keer dat hij in vorm was geweest niet eens herinneren, en hij moest al even gaan liggen als hij een dwangnagel had. Toch bewaakte de wachtpost de shuttlenis moedig, totdat Holly onderweg naar de oppervlakte langs suisde.
Toen ze eenmaal in de lucht was, trok ze het stukje klittenband van haar onderarm en gaf ze haar computer een zoekopdracht. De computer vond het Kronski-hotel en liet drie mogelijke routes zien. Holly koos de kortste, ook al betekende dat dat ze over een aantal grote bevolkingscentra van de mens moest. Daar gingen nog meer elfBI-regels aan diggelen. Maar dat interesseerde haar onderhand niet meer. En dat haar eigen carrière reddeloos verloren was, deed er ook niet meer toe. Holly was toch al nooit een carrière-elf geweest. De enige reden waarom ze niet al eerder uit de elfBI was gezet, was de commandant. Hij had haar kwaliteiten onderkend, en nu was hij dood.
De Aarde schoot onder haar voorbij. Door het filter van haar helm drongen Europese geuren binnen. De zee, door de zon verwarmde Aarde, wijngaarden en de geur van ongerepte sneeuw. Meestal was het Holly hierom te doen, maar vandaag niet. Vandaag voelde ze die gebruikelijke bovengrondse euforie niet. Vanavond voelde ze zich domweg alleen. De commandant was bijna familie voor haar geweest – de enige familie die haar nog restte. Nu was ook hij dood. Misschien had ze het doelwit gemist. Had ze Julius echt zelf gedood? Die gedachte was te erg, maar ook te erg om te vergeten.
Holly deed haar vizier open om haar tranen weg te vegen. Artemis Fowl moest gered worden. Net zo goed voor de commandant als voor hemzelf. Holly deed haar vizier dicht, gooide haar benen in de lucht en gaf vol gas. Eens even kijken waar die nieuwe vleugels van Foaly toe in staat waren.
In iets meer dan een uur zoefde Holly het luchtruim van München binnen. Ze daalde naar dertig meter en activeerde de radar van haar helm. Het zou schandalig zijn als ze zo ver was gekomen om vervolgens door een binnenkomend vliegtuig te worden geschept. Het Kronski lichtte als een rode stip in haar vizier op. Foaly had wel een livesatellietverbinding kunnen sturen, of in elk geval de meest recente videobeelden, maar ze kon geen contact met de centaur maken – en mocht het haar lukken dan zou de Raad haar bevelen ogenblikkelijk terug te keren naar Politie Plaza.
Holly richtte zich op de rode stip in haar vizier. Daar zou de biobom naartoe gaan, dus daar moest zij ook heen. Ze liet zich nog wat verder zakken, totdat het dak van het Kronski zich vlak onder haar tenen bevond, en landde toen op het dak. Nu moest ze het verder in haar eentje klaren. Verder kon de boordspoorzoeker haar niet brengen. Ze zou Artemis’ kamer zelf moeten zien te vinden.
Holly beet even op haar lip en tikte toen een opdracht in op het toetsenpaneeltje op haar pols. Ze had ook een stemcommando kunnen geven, maar de software was gevoelig en ze had geen tijd voor een computerfout. Binnen een paar seconden had haar boordcomputer de computer van het hotel gehackt en liet hij een gastenlijst en een schematische plattegrond zien. Artemis zat in kamer 304. Derde verdieping, in de zuidvleugel van het hotel.
Holly spurtte over het dak en activeerde gaandeweg haar vleugels. Ze had nog maar een paar seconden om Artemis te redden. Dat hij door een mythologisch wezen uit zijn hotelkamer werd gesleurd zou waarschijnlijk wel een hele schok voor hem zijn, maar die haalde het niet bij de schok die hij zou ervaren wanneer hij door een biobom werd verdampt.
Ze bleef abrupt staan. Vanaf de horizon kwam in een boog een geleide raket aanvliegen, recht op het hotel af. Het ding was van elfenmakelij, zoveel was zeker, maar wel nieuw. Gestroomlijnder en sneller, met een grotere staart dan ze ooit bij een raket had gezien. Opal Koboi had duidelijk vorderingen gemaakt.
Holly draaide zich vliegensvlug om en sprintte naar de andere kant van het hotel. Diep in haar hart wist ze dat ze te laat was, en het drong tot haar door dat Opal haar weer een kunstje had geflikt. Er was geen enkele hoop geweest om Artemis te redden, net zoals er nooit enige kans was geweest om de commandant te redden.
Voor haar vleugels ook maar de kans kregen hun werk te doen, schoot er een helblauwe flits achter de rand van het dak vandaan en hoorde ze een lichte dreun. De biobom was ontploft. Het was het perfecte wapen. Er werd geen schade aan gebouwen aangericht en het omhulsel van de bom verteerde zichzelf, zodat er geen bewijs achterbleef dat hij ooit was gevallen.
Holly zakte uit frustratie op haar knieën en zette haar helm af om een paar teugen frisse lucht te nemen. De lucht van München zat vol gifstoffen, maar hij smaakte toch nog beter dan de gefilterde soort van onder de grond. Maar Holly merkte niet hoe lekker hij was. Julius was dood. Artemis was dood. Butler was dood. Hoe moest ze nu verder? Wat had het nog voor zin? De tranen drupten van haar wimpers en vielen in minuscule barstjes in het beton.
Kom overeind! zei haar stalen kern. Het deel waardoor Holly Short zo’n uitstekend officier was. Je bent een elfBI-officier. Er staat meer op het spel dan jouw hoogstpersoonlijke verdriet. Straks krijg je alle tijd om te huilen.
Zo meteen. Ik sta zo meteen op. Even zestig seconden. Holly had het gevoel alsof het verdriet haar binnenste uitholde. Ze voelde zich hol, verdoofd. Uitgeschakeld.
‘Wat ontroerend,’ zei een stem. Robotachtig en bekend.
Holly keek niet eens op. ‘Koboi. Kom je je verkneukelen? Word je zo blij van moorden?’
‘Hmm?’ zei de stem, en hij dacht serieus over de vraag na. ‘Nou, om je de waarheid te zeggen: ja. Ik word er inderdaad blij van.’
Holly snoof en schudde de laatste tranen uit haar ogen. Ze besloot pas weer te huilen als Koboi achter de tralies zat.
‘Wat moet je?’ vroeg ze, terwijl ze van het betonnen dak opstond. Ter hoogte van haar hoofd zweefde een kleine biobom. Dit model was bolvormig, ongeveer ter grootte van een meloen, en uitgerust met een plasmascherm. Opals blije gezicht zat over het hele beeldscherm uitgesmeerd.
‘O, ik heb je gewoon vanaf de schacht gevolgd omdat ik wilde zien hoe volslagen wanhoop er nou in het echt uitziet. Niet erg aantrekkelijk, hè?’
Gedurende een paar tellen was Holly’s eigen vertrokken gezicht op het scherm te zien, en daarna flitste het weer terug naar Opal.‘Ontplof nou maar en krijg verder de klere,’ gromde Holly.
De biobom steeg een stukje op en cirkelde langzaam om Holly’s hoofd.
‘Nog niet. Volgens mij zit er nog een sprankje hoop in je. En dat wil ik graag uitdoven. Zo meteen breng ik de biobom tot ontploffing. Leuk is-ie, hè? Wat vind je van de vormgeving? Hij heeft acht afzonderlijke startmotoren. Maar het draait om wat er ná de ontploffing gebeurt.’
Ondanks de omstandigheden werd Holly’s nieuwsgierigheid als wetshandhaver nu toch geprikkeld. ‘Wat gebeurt er dan, Koboi? Nee, zeg het maar niet: wereldmacht.’
Koboi lachte, en door het volume werd het geluid via de microspeakers van de bom vervormd. ‘Wereldmacht? Dat klinkt zo onbereikbaar. De eerste stap is de eenvoud zelve. Het enige wat ik hoef te doen is de mens in contact te brengen met het Volk.’
Holly voelde haar eigen problemen ogenblikkelijk verdwijnen. ‘De mens in contact brengen met het Volk? Waarom zou je dat doen?’
De opgewekte uitdrukking verdween van Opals gezicht. ‘Omdat de elfBI me gevangen heeft gezet. Ze hebben me bestudeerd als een beest in een kooi, en nu zullen we wel eens zien hoe leuk zij dat vinden. Er komt oorlog, en ik zal de mens de wapens leveren om die te winnen. En als ze gewonnen hebben, zal het land dat ik uitkies het machtigste land op Aarde worden. En ik zal dan natuurlijk de machtigste persoon van dat land zijn.’
Holly schreeuwde het bijna uit. ‘En dat allemaal vanwege de kinderachtige wraak van een elf?’
Toen Opal Holly’s radeloosheid zag, kikkerde ze meteen op. ‘O nee, ik ben geen elf meer.’ Koboi wikkelde langzaam het verband dat om haar hoofd zat los, waardoor twee operatief vormgegeven mensenoren te zien werden. ‘Ik behoor nu tot het Moddervolk. Ik ben van plan aan de kant van de winnaar te staan. En mijn nieuwe papa heeft een technisch bedrijf. En dat bedrijf stuurt een sonde naar beneden.’
‘Wat voor sonde?’ riep Holly. ‘Wat voor bedrijf?’
Opal zwaaide met haar vinger. ‘O nee, ik heb al genoeg uitgelegd. Ik wil dat je wanhopig en onwetend sterft.’ Nog één keer verdween de gemaakte vrolijkheid van haar gezicht en zag Holly de haat in haar grote ogen. ‘Je hebt me een jaar van mijn leven gekost, Short. Een jaar van een geniaal leven. Mijn tijd is te kostbaar om verspild te worden, vooral aan rekening houden met zielige organisaties als de elfBI. Nog even en dan hoef ik met helemaal niemand meer rekening te houden.’
Voor de camera bracht Opal een hand omhoog die een kleine afstandsbediening vasthield. Ze drukte op de rode knop. En zoals iedereen weet kan de rode knop maar één ding betekenen. Holly had nog maar een paar milliseconden om met een plan te komen. Het beeldscherm ging sputterend uit en op het bedieningspaneel van de raket sprong een groen lampje op rood. Het signaal was ontvangen. De ontploffing zou niet lang meer op zich laten wachten.
Holly sprong op en gooide haar helm over de bolvormige bom. Ze drukte met haar volle gewicht op de helm om hem omlaag te houden. Het was net alsof ze probeerde een voetbal onder water te krijgen. ElfBI-helmen waren gemaakt van een hard soort polymeer dat soliniumvlammen kon afstoten. De rest van Holly’s pak was natuurlijk niet van hard materiaal en kon haar niet tegen de biobom beschermen, maar misschien was de helm genoeg.
De bom ontplofte en de helm tolde de lucht in. Uit de onderkant van de helm stroomde zuiver blauw licht, dat zich over het cement verspreidde. Mieren en spinnetjes maakten een sprongetje en toen stond hun piepkleine hartje stil. Holly voelde dat haar eigen hart sneller ging slaan en tegen het dodelijke solinium vocht. Ze hield het zo lang mogelijk vol, maar toen werd ze door de schokgolf losgeslagen. De helm vloog weg en het dodelijke licht had vrij spel.
Holly zette haar vleugelbediening in de opstijgstand en wilde het luchtruim kiezen. Het blauwe licht zat haar als een muur des doods achterna. Het was een race. Had ze genoeg tijd en afstand bereikt om de biobom voor te blijven?
Holly voelde dat haar lippen zich over haar tanden terugtrokken. De zwaartekracht deed de huid van haar wangen rimpelen. Ze rekende erop dat de biobom op licht liep; dit betekende dat hij op een bepaalde diameter gericht kon worden. Koboi zou niet de aandacht op haar apparaat willen vestigen door een hele straat weg te vagen. Holly was haar enige doelwit.
Holly voelde het licht over haar tenen vegen. Een afgrijselijk gevoel van niksigheid kroop in haar been omhoog, waarna de toverkracht hem uitbande. Ze stroomlijnde haar lichaam, deed haar hoofd achterover en sloeg haar armen voor haar borst over elkaar. Met al haar wilskracht dwong ze de mechanische vleugels om haar in volle vaart in veiligheid te brengen.
Plotseling vervaagde het licht en ging het met een flits uit, waarna er alleen nog maar een stuk of tien grillige vlammen achterbleven. Holly was het dodelijke licht te snel af geweest en had daar slechts een paar geringe verwondingen bij opgelopen. Haar benen voelden zwak, maar dat gevoel zou wel snel wegtrekken. Straks had ze alle tijd om zich daar druk over te maken. Nu moest ze terug naar de Lagere Elementen en op de een of andere manier haar kameraden zien te waarschuwen voor wat Opal van plan was.
Holly keek omlaag naar het dak. Aan niets was nog te zien dat ze daar ooit was geweest, behalve dan haar verwoeste helm, die als een gehavende tol ronddraaide. Over het algemeen hadden biobommen geen invloed op levenloze voorwerpen, maar de reflecterende laag van de helm had het licht inwendig zo hard teruggekaatst dat hij er oververhit van was geraakt. En zodra de helm uitgeschakeld was, waren ook al Holly’s biogegevens uitgeschakeld. Voor zover de elfBI of Opal Koboi kon beoordelen, zond de helm van kapitein Short haar hartslag of ademhalingsfrequentie niet meer uit. Officieel was ze dood. En dood-zijn had zo zijn voordelen.
Holly’s blik werd ergens door getrokken. Ver onder haar, in het midden van een groepje onderhoudsgebouwen, dromden allerlei mensen bij een keet samen. Met haar vogelvluchtperspectief kon Holly zien dat het dak van de keet eraf was geblazen. Tussen de dakspanten lagen twee mensen. De een was heel groot, een echte reus. De ander was meer haar maat. Een jongen. Artemis en Butler. Hadden ze het dan overleefd?
Holly gooide haar benen naar achteren en dook steil omlaag naar de plaats van de crash. Ze riep haar schild niet op, maar bewaarde haar toverkracht. Zo te zien had ze elke vonk genezende kracht die ze in zich had hard nodig, dus moest ze er maar op vertrouwen dat haar snelheid en revolutionaire pak haar aan het zicht zouden onttrekken.
De andere mensen bevonden zich op meters afstand en baanden zich een weg door de brokstukken. Ze zagen er eerder nieuwsgierig uit dan boos. Maar toch was het van groot belang dat Holly Artemis daar weghaalde, als hij nog leefde. Opal kon overal zo haar spionnen hebben, en een noodplan klaar hebben om zijn dodelijke werk te doen. Het viel te betwijfelen of ze de dood nog een keer te slim af konden zijn.
Ze landde op het puntdak van de schuur en tuurde naar binnen. Ja hoor, het waren inderdaad Artemis en Butler. Ze ademden allebei. Artemis was zelfs bij bewustzijn, hoewel hij duidelijk erge pijn had. Plotseling verspreidde zich een rode roos van bloed over zijn witte overhemd, draaiden zijn ogen weg en begon hij te stuiptrekken. De Modderjongen raakte in shock, en zo te zien had een rib zijn huid doorboord. Het kon ook zijn dat er een in zijn long stak. Hij had genezing nodig. Nu meteen.
Holly liet zich zakken tot ze op borsthoogte van Artemis was en legde een hand op de stukken bot die onder zijn hart uitstaken.
‘Genees,’ zei ze, en de laatste vonken toverkracht die ze in haar elfengestalte had zoefden door haar armen en richtten zich intuïtief op Artemis’ verwondingen. De ribben beefden, draaiden zich elastisch om en voegden zich toen met het sissend geluid van gesmolten bot weer aan elkaar. Toen de toverkracht de onzuiverheden uit zijn systeem spoelde, steeg er stoom op uit Artemis’ sidderende lichaam.
Nog voordat Artemis was uitgesidderd, pakte Holly de jongen zo goed mogelijk vast. Ze moest hem hier weg zien te krijgen. In het ideale geval had ze Butler ook kunnen meenemen, maar hij was te groot om zich door haar ranke gestalte te laten afschermen. De bodyguard zou voor zichzelf moeten zorgen, maar Artemis moest beschermd worden. Om te beginnen omdat hij ongetwijfeld het belangrijkste doelwit was en ten tweede omdat ze zijn sluwheid nodig had om haar te helpen Opal Koboi te verslaan. Als Opal van plan was de mensenwereld te betreden, dan was Artemis de ideale verpakking voor haar genie.
Holly sloeg haar vingers op Artemis’ rug in elkaar en trok zijn slappe lichaam omhoog in staande positie. Zijn hoofd viel op haar schouder en ze voelde zijn adem op haar wang. Die was regelmatig. Mooi.
Holly boog haar benen tot haar knieën ervan kraakten. Ze had maximale hefkracht nodig om hun vluchtpoging aan het zicht te onttrekken. Buiten kwamen de stemmen dichterbij en toen iemand een sleutel in de deur stak, voelde ze de muren trillen.
‘Vaarwel, Butler, goede vriend,’ fluisterde ze. ‘Ik kom je straks halen.’
De bodyguard kreunde één keer, alsof hij het had gehoord. Holly vond het vreselijk dat ze hem daar moest achterlaten, maar ze had geen keus. Het was óf Artemis alleen óf niemand, en Butler zou haar nog dankbaar zijn om wat ze deed.
Holly zette haar tanden op elkaar, spande iedere spier in haar lichaam en zette haar vleugels op volle kracht. Ze schoot als een pijltje uit een blaaspijp de schuur uit, waarbij ze in haar kielzog een verse stofwolk deed opwaaien. Zelfs als iemand haar recht had aangekeken, had hij alleen stof en een waas met de kleur van de lucht gezien, en heel misschien één in een instapschoen gestoken voet die naar buiten stak. Maar dan was er iets mis met zijn ogen, want schoenen konden niet vliegen. Toch?