Hoofdstuk 14

 

 

 

Pippa werd bijgelovig over het feit dat ze de dagen of zelfs de uren telde die ze met Aidan doorbracht op Ross Castle. Een angstig, klein stemmetje zei dat ze het lot niet moest tarten door haar geluk zo grondig te bestuderen en zich af te vragen of ze het wel waard was.

Ze weigerde naar de toekomst te kijken, stil te blijven staan bij het feit dat de troepen van Richard de Lacey zich teruggetrokken hadden bij Killarney, kennelijk om daar te hergroeperen en te wachten op versterking.

Als een dromer drijvend op een wolk, zweefde ze de dagen door, zingend tot de andere bewoners hun handen voor hun oren sloegen. Onhandig maar toegewijd kweet ze zich van haar plichten als de vrouwe van Castleross.

Handen die met alles konden jongleren, van peren tot dode vissen, schenen het naaien en spinnen maar niet te kunnen beheersen. Uiteindelijk kreeg Sibheal medelijden met haar en zei dat het huishouden erbij gebaat zou zijn als ze alleen zou toezien op de werkzaamheden. Liefst van grote afstand.

Dergelijke opmerkingen werden in alle vrolijkheid gemaakt, en iedereen lachte opgelucht toen Pippa haar armen berustend in de lucht stak.

Zo vond Aidan hen op een ochtend, na het ontbijt. Zijn laarzen klosten dreigend op de stenen vloer van de hal. ‘Wat is hier aan de hand?’ riep hij.

De vrouwen bleven als aan de grond genageld staan. Zonder aankondiging sloeg hij zijn armen om Pippa’s middel. ‘Ik dacht al dat ik nooit meer vrouwen zou horen lachen in mijn burcht,’ zei hij.

De vrouwen begonnen te fluisteren en te giechelen. Pippa’s hart leek haar hele borst te vullen, zo groot werd het van geluk. ‘Sibheal had het net over hoe goed ik kan spinnen.’

‘Als je net zo goed kunt spinnen als zingen, dan heb ik medelijden met haar.’

Met een gemaakt boze blik duwde ze hem van zich af. ‘Je bent een slechte en gemene echtgenoot, Aidan O’Donoghue,’ zei ze, zijn accent imiterend.

‘O ja?’ Zijn wenkbrauwen kropen omhoog boven ogen die blauwer waren dan Lough Leane. ‘Dat is dan jammer, my lady, want ik neem aan dat je dan ook mijn verrassing niet wilt zien.’

Ze pakte de voorkant van zijn tuniek. ‘Verrassing? O, wat heb ik toch een snelle, scherpe tong. Ik ben je bewonderende echtgenote en jij bent de beste echtgenoot aller tijden.’

Hij maakte een lange neus naar haar. De meiden die Engels spraken, vielen haast van hun stoel van het lachen. Glimlachend trok Aidan haar tegen zich aan. ‘Kijk, ze moeten om ons lachen, mijn lief. Nu jij er bent is het net of het voorjaar is aangebroken na een lange, koude winter.’

Zijn woorden raakten haar als een streling, maar haar vrolijkheid verdween, want ze begreep dat hij met die winter zijn huwelijk met Felicity bedoelde. ‘Kom, my lord.’ Ze trok hem mee naar de trap die naar buiten leidde. ‘Je hebt me een verrassing beloofd.’

‘Dat is zo,’ zei hij.

Zijn aanwezigheid was als een onzichtbare boei onder haar, die haar optilde en meenam, haar vervulde van een warmte die ze nooit eerder had ervaren.

Ze wist niet dat het mogelijk was om te voelen wat zij allemaal voelde. Het was net alsof ze een nieuwe kleur in de regenboog ontdekt had, of een vallende ster zag – zo volslagen onverwacht, zo opwindend.

Toen ze samen de binnenplaats over liepen, zwaaiend naar Sorley Boy Curran en zijn broertje, kneep ze even in zijn hand en zei: ‘Ik heb echt geen verrassingen nodig, Aidan. Ik kan niets bedenken wat me nog gelukkiger zou maken dan ik al ben. O!’

Ze bleef staan en keek. Daar, voor de stenen stallen met de rieten daken, stond een jongen die een paard aan de teugels hield, opgezadeld en klaar voor vertrek.

‘Het is een merrie uit Connemara, mijn lief. Voor jou.’

Behoedzaam liep Pippa naar het paard toe. De merrie was prachtig, lichtbruin met zwarte manen en staart.

‘Nou,’ drong hij bezorgd aan. ‘Wat vind je ervan?’

‘Ze is het mooiste paard dat ik ooit heb gezien. Maar je weet toch dat ik een slechte ruiter ben.’

‘Niet slecht.’ Hij liep met haar naar het paard toe en pakte haar bij haar middel. ‘Alleen onervaren.’

Voor ze wist wat er gebeurde had hij haar opgetild en op het dameszadel gezet. Nadat ze haar been om de knop gelegd had, zat ze net zo gemakkelijk als op een stoel in de eetzaal.

Zoals altijd schrok ze een beetje van de hoogte, en ze klampte zich vast aan de manen. Er kwam een stalknecht aanlopen met een ander paard, waar Aidan op ging zitten, steeds geruststellend naar haar glimlachend. ‘Shelagh is als vrouwenpaard getraind. Ik denk dat het je wel zal bevallen.’

‘Waar gaan we naartoe?’?

Zwijgend keek hij haar aan. De zwoele blik die hij haar toezond, was veelzeggend. Hij kon griezelig goed met alleen zijn ogen spreken; soms keek ze hem aan en dan hoorde ze hem zonder woorden zeggen dat ze mooi was, dat hij haar wilde behagen en dat ze hem gelukkig maakte.

Slechts af en toe zag ze geheimzinnige schaduwen in zijn ogen waar ze niet naar durfde te vragen. Voor het eerst in haar leven was ze echt gelukkig, en hoewel ze wist dat het egoïstisch was, wilde ze niets doen wat het wankele evenwicht in hun leven kon verstoren.

Ze weigerde de Engelse kampementen even buiten Killarney te zien, weigerde in te gaan op de bezorgde blikken die Revelin haar bij haar laatste bezoek aan Innisfallen had toegeworpen.

Schuldbewust herinnerde ze zich de brief uit Dublin die de dag ervoor was bezorgd. O’Mahony had er zo ernstig en machteloos uitgezien toen hij haar de brief had overhandigd, waarin stond dat de gouverneur had gehoord dat een dief inkomsten voor de Kroon uit Kerry had verduisterd. Ongetwijfeld zouden ze daar Aidan ook voor verantwoordelijk houden.

Daar zou ze zich later druk over maken, besloot ze. Niet op dit moment. Niet nu hij haar aankeek met zo’n lieve belofte in zijn ogen. Deze idylle moest eeuwig duren.

Nee, zei een klein stemmetje in haar hoofd. Zo simpel is het niet. Ze wilde een antwoord op die ene vraag die ze niet durfde te stellen: hield Aidan echt van haar?

Voor een deel geloofde ze van wel, want ze voelde zich veilig en geliefd wanneer ze bij hem was. Maar een ander deel van haar, een klein, donker plekje diep vanbinnen, fluisterde haar twijfels in. Wat wist zij nu helemaal van de liefde? Niemand had ooit van haar gehouden; hoe kon zij dan weten wat liefde was?

Diezelfde kwade fluisteraar zaaide nog meer twijfel. Haar hele leven was ze in de steek gelaten door de vrienden die ze had gemaakt. Hoe kon ze zeker weten dat het met Aidan anders zou zijn?

Dat kon ze niet.

Laat de huwelijksband voorlopig toch genoeg zijn, sprak ze zichzelf streng toe. Neem daar genoegen mee.

Ze reden over de oprijlaan en langs de oever van Lough Leane. Het was hoog zomer en de bossen hadden een glanzend groen dak en een tapijt van bladeren, mos, varens en korstmossen. De lucht was zwaar van de rijke, aardse bosgeur. Het meer was diep en zo blauw als een saffier.

‘Zoveel schoonheid,’ zei ze. ‘Het is bijna te veel voor je zintuigen.’

‘Aye,’ zei hij, naar haar kijkend, niet naar het meer.

Ze namen een kronkelend pad omhoog, en even later leek het of ze de enige mensen op de wereld waren, zo ver waren ze van alles verwijderd. Een fazant liet zijn schelle roep horen, en af en toe schoot er een beestje weg tussen de bladeren, maar verder was het bos, afgezien van het regelmatige ploffen van de hoeven en het gesnuif van de paarden, doodstil.

Ze volgden een beekje dat over de stenen bedding klaterde. Na een tijdje hoorde Pippa in de verte een laag gebrom. Nieuwsgierig stak ze haar hoofd zo ver mogelijk uit om te kijken wat er in het verschiet lag. Aidan hield zijn paard in en gebaarde dat ze voor moest gaan.

De omslag was zo plotseling dat haar adem haar in de keel stokte. Aan beide kanten van het pad verrezen hoge bomen als pilaren, hun stammen bedekt met smaragdgroen mos. De hoge takken vormden een boog boven hun hoofd, die het zonlicht filterde en een nevelige warmte overkoepelde. Een eindje verderop weken de takken. Onder de heldere zomerhemel tekende zich een grote, steile waterval af, die met zoveel kracht uit de rotswand spoot dat de witte stroom stuivend en spetterend naar beneden klaterde. Op de rotsen beneden vormde zich een fijne mist waar de zonnestralen regenbogen in schilderden.

‘Dit is Torc Falls,’ zei hij, terwijl hij afsteeg en haar uit het zadel hielp. ‘Sommige mensen zeggen dat hier magische krachten heersen.’

Toen haar voeten het zachte tapijt van bladeren en mos raakten, keek ze glimlachend naar hem op. ‘Dat geloof ik meteen.’

Grinnikend leidde hij de paarden naar een boom langs de oever van de beek, waar hij ze vastmaakte en waar ze in het malse gras konden grazen. ‘Een Saksische die gelooft in Ierse magie?’

‘Absoluut.’ Ze holde naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen, genietend van het contact met zijn krachtige lichaam. Hij was haar edele beschermer, hij was alles wat ze ooit had gedacht dat een man zou moeten zijn en alles wat ze nooit had durven dromen dat een man zou kunnen zijn. Ze hief haar gezicht naar hem op. ‘Is dit geen pure magie?’

‘Aye.’ Hij kuste haar teder. Zijn grote handen omvatten haar alsof ze een kostbare schat was. ‘En aye, my lady, door jou word ik het liefst betoverd.’

‘Aidan!’ Op haar tenen staand gaf ze hem een kus. ‘Ik hou meer van je dan ik kan zeggen.’

‘Ach, ik heb nooit eerder meegemaakt dat jij om woorden verlegen zat. En was jij niet die heks die zei dat ze niet van me hield?’

Ze snoof. ‘Ook goed. Als je dat liever hebt, dan hou ik niet van je.’ Ze schoof haar handen onder zijn mantel en legde ze tegen zijn borst. ‘Is dat duidelijk, my lord?’

Zijn adem stokte even. ‘Ja, dat is duidelijk. Je houdt heel erg niet van me.’

‘Wacht maar tot je merkt wat ik doe als ik heel erg wel van je houd.’ Ze trok zijn mantel uit en toen de hare en spreidde ze in de gouden gloed van de zon uit op de verende bodem. ‘Kom hier, dan zal ik je nog veel meer laten zien.’

Door de ijle lucht voelde ze zich roekeloos en ontketend, vrij als een vogel die in duikvlucht naar beneden suist. Stuk voor stuk trok ze hem zijn kleren uit, lachend om zijn verbijsterde gezicht, en vroeg hem daarna haar met haar jurk te helpen.

Het had iets heerlijk heidens en, inderdaad, magisch om zo naakt op de open plek in het bos te staan, gehuld in een sluier van mist en zonlicht. Een onbestemd gevoel van voorbestemming overviel haar, alsof heidense machten hun samenzijn hadden bekokstoofd, alsof de natuurkrachten zelf hun goedkeuring hadden gegeven aan hun liefde.

Ze stonden tegenover elkaar, en ze las in zijn ogen dat hij ook die bijzondere onzichtbare krachten om hen heen voelde. Misschien hadden hier eeuwen geleden, toen de aarde nog jong was, twee andere geliefden gestaan in dit stille, nevelige heiligdom.

‘Aidan,’ zei ze, en dat ene woord was zwaar van emotie. Licht liet ze haar gespreide vingers over de al lang geleden geheelde littekens gaan. ‘Hier heb je me nooit over verteld.’

Hij trok zijn ene mondhoek op in een scheve glimlach. ‘Ik dacht dat Iago dat wel zou vertellen. Hij vertelt je verder alles.’

‘Hij heeft ook zulke littekens, met hetzelfde patroon.’

‘Het is onderdeel van een ritueel dat de jongens van zijn moeders stam uitvoeren om te bewijzen dat ze echte mannen zijn. Ik was op een zeer beïnvloedbare leeftijd toen ik hem ontmoette en vond zijn littekens erg interessant.’

Ze streelde de littekens weer en voelde een steek van verlangen. ‘Ik denk dat ik dat wel begrijp.’

Zacht lachend, zei hij: ‘Om een lang verhaal kort te maken: mijn eigen littekens zijn het resultaat van een saaie zeereis, een grote fles whisky en een overschot aan mannelijke trots.’

Ze schuifelde dichterbij. ‘Het moet verschrikkelijk pijnlijk geweest zijn.’

‘Niet half zo pijnlijk als het pak rammel dat mijn vader me gaf toen hij erachter kwam wat ik had gedaan.’

Hij zei het luchtig, maar ze hoorde de ondertoon van wrok in zijn stem.

‘Je lijkt wel op mij,’ zei ze. ‘Jij bent ook in de steek gelaten, in zekere zin.’

‘Alleen bleef degene die mij in de steek liet heel dichtbij, zodat ik elke dag zijn afkeer kon voelen.’

‘Het is een wonder dat we weten hoe we lief moeten hebben,’ zei ze.

‘Jij maakt dat heel makkelijk.’

Ze leunde voorover en drukte haar lippen op de rij littekens die over het breedste deel van zijn borst liep. Met het puntje van haar tong ging ze erlangs. Hij verstijfde en hield zijn adem in. Het besef dat ze met haar strelingen zo’n invloed op hem had, steeg haar naar het hoofd. Vrijpostig liet ze haar handen over zijn hele lichaam gaan, bevrijd en ongeremd, bekende hem haar liefde met welbespraakte vingers. Steeds lager ging ze, en ze ontlokte hem een verrukte kreet toen eerst haar handen en toen haar lippen zijn opwinding vonden. Niet gehinderd door enige verlegenheid beminde ze hem met een ongegeneerdheid waartoe ze zichzelf nooit in staat had geacht. Ze zette haar liefkozingen voort tot ze een rauw geluid hoorde – een kreet van genot, een schreeuw om genade. Toen trok hij haar omhoog en kuste haar gretig voor hij op de uitgespreide mantels ging liggen en haar schrijlings op zich trok. Ze vond het juiste ritme, en terwijl zijn handen haar borsten en schouders streelden, bereed ze hem, het ritme beheersend tot ze het zelf niet meer hield en niets anders kon doen dan zich laten meeslepen op de golven.

Met al haar liefde overspoelde ze hem, en als de waterval die uit de rotsen barstte, leek ze uiteen te spatten in een fijne mist vol regenbogen.

Daarna lag ze met haar hoofd op zijn borst en luisterde half verdoofd naar het kloppen van zijn hart tot hij haar, met die tederheid die ze vanaf het begin al zo heerlijk had gevonden, tegen zijn flank nestelde.

‘Je bent een bijzondere vrouw,’ zei hij na een lange stilte.

Ze lachte verdwaasd. ‘Ik doe alles op gevoel. Gelukkig ben jij een geduldig mens.’ Glimlachend voelde ze de laatste rillingen van genot door haar lichaam trekken, tot alleen de warmte en hartstocht overbleef, vlak bij haar hart. Plotseling drong een verbazingwekkende gedachte door de tevreden roes, en ze schoot overeind.

‘Ik vraag me af of we al een baby hebben gemaakt.’

Zijn reactie was niet wat ze had verwacht. Hoewel hij haar in zijn armen bleef houden, leek hij zich iets terug te trekken. ‘Het zal nog wel even duren voor we dat weten, neem ik aan.’

Ze gaf hem een kus op zijn wang. ‘Vroeger verlangde ik heel erg naar een kind,’ zei ze. ‘Ik dacht: als ik zelf een kind heb, laat ik hem nooit ofte nimmer in de steek. Ik zou van hem houden en hem vertroetelen en hem zo dicht bij me houden dat hij nooit bang hoefde te zijn dat ik hem zou verlaten.’

‘Ach, Pippa.’ Hij streelde haar wang. ‘En heb je dat verlangen nog steeds?’

‘Nou…’ Ze draaide zich om en legde haar kin in haar handen. ‘Ik verlang er niet meer naar. Ik verwacht het.’ Een blos kroop over haar wangen. ‘Tenslotte zijn we allebei gezond en we… Ik bedoel, elke nacht –’

‘En dag,’ hielp hij haar herinneren.

‘Ja, we hebben ons heel goed van onze taak gekweten…’ Ze maakte haar zin niet af en begon te lachen. ‘Je weet heel goed wat ik bedoel, Aidan O’Donoghue, dus ik ga me niet in allerlei bochten wringen om het uit te leggen. We krijgen kinderen en die groeien gezond en vrolijk op –’ Weer maakte ze haar zin niet af. De verandering in zijn houding was zo subtiel dat het haar bijna was ontgaan, maar ze zag een sluier over zijn gezicht vallen. Zijn ogen werden donker als het meer in de schaduw.

Een koude rilling liep over haar rug. ‘Aidan?’

‘Ja, mijn lief?’

‘Jij denkt dat het niet zo zal blijven, hè?’

Lange tijd nam hij haar zwijgend op. Torc Falls bulderde onophoudelijk in de verte. Toen drukte hij zichzelf op met zijn vlakke handen op de grond. ‘We moesten weer eens gaan.’ Vol tederheid hielp hij haar met haar kleren voor hij zelf zijn broek aantrok.

‘Aidan,’ zei ze, zijn hand pakkend. ‘Het wordt alleen maar erger als je mijn vraag negeert. Je maakt me bang.’

Hij kwam naast haar zitten en keek haar recht aan. Zo zonder zijn hemd, met de littekens en zijn haar dat over zijn schouders golfde, leek hij een heidense godheid, de god van het heilige bos die de seizoenen kon veranderen.

Toen hij haar diep in de ogen keek, begreep ze het eindelijk.

‘O, jij…’ fluisterde ze.

‘Pippa –’

Ze rukte haar handen los. ‘Je hebt me bedrogen. Alwéér.’

‘Ach, mijn lief, ik –’

‘Je hebt me nooit verteld over je zorgen. En ik, dommerd die ik ben, heb mezelf er nooit naar laten vragen. Je deed alsof alles goed zou komen.’

Haar tirade ontlokte hem een vermoeide glimlach. ‘Dat is toch wat een echtgenoot behoort te doen? Luister, Pippa. Je bent zo snel en zo slim. Bij jou voel ik me altijd dom en onhandig. Mijn hart zegt me dat ik je moet beschermen. Is dat verkeerd?’

‘Ja. Wel als er ondertussen vanbinnen iets aan je vreet. Dat soort dingen kun je niet voor me verzwijgen. Toen ik met je trouwde, was dat om niet alleen de vreugde, maar ook de zorgen met je te delen. Minder is niet eerlijk tegenover mij. Minder reduceert mij tot de status van een kind – een onwetend, verwend kind.’

Hij liet zijn handen op haar schouders rusten. ‘Wat moet ik dan doen, Pippa? Wat wil je van me horen?’ In zijn ogen woedde een razende storm. ‘Wil je mijn angsten delen? Is dat wat je wilt?’

Zijn felheid bracht haar van haar stuk. Ze voelde de angst de kop opsteken, maar ze keek hem recht aan en zei: ‘Ja.’

‘De eerste keer dat je zei dat je met me wilde trouwen, heb ik het ook al proberen uit te leggen. Onze overwinning op Ross Castle is maar tijdelijk. Binnenkort komen de Saksen het terughalen. Fortitude Browne houdt mij verantwoordelijk voor Felicity’s dood – en wie zegt dat mij geen enkele blaam treft?’

‘Die vrouw heeft zichzelf van het leven beroofd.’

‘Om mij. Dat kan ik niet zomaar vergeten. En gouverneur Browne al helemaal niet.’

‘Dat weet je niet zeker. Misschien –’

‘O, ontken het maar weer,’ zei hij. ‘Je vroeg het toch? Jij wilde het per se weten.’

Met een ruk wendde ze haar gezicht af, alsof ze geslagen was.

Hij stond op en kleedde zich verder aan. Toen ze allebei klaar waren, tilde hij haar op haar paard. Tegen die tijd was alle woede uit zijn ogen verdwenen.

En alle magie uit het bos verdwenen.

Schuldbewust glimlachte hij. ‘Begrijp je nu waarom ik het voor me gehouden heb?’

Ze kuste hem. ‘Ja. Maar het was niet goed. Dit nieuws staat mijn liefde voor jou niet in de weg. Sterker nog, mijn liefde is er alleen maar dieper door geworden. Begrijp jij dát?’

Hij bracht haar hand naar zijn lippen en drukte er een kus op. ‘Dan praten we er verder niet meer over.’

 

Op een vroege herfstochtend kwam het bericht, wreed en vlug, als een onverwachte stomp in zijn maag. Het was Donal Og die het nieuws kwam brengen.

Aidan zat met Pippa in de rekenkamer, om haar verschillende manieren te laten zien om de wintervoorraden te berekenen. Ze wist het nog niet, maar hij voorzag dat ze ooit zonder hem verder zou moeten, en daar wilde hij haar goed op voorbereiden. Elke dag werd ze belangrijker voor hem, en mooier. Er hing een aura om haar heen, een gloed; ze was als een zeldzame edelsteen waar het licht doorheen viel – schitterend en een genot om te zien.

Tja, die gloed. Die was er nog niet toen hij haar de eerste keer zag. Het was een klein wonder dat zijn liefde voor haar die gloed had veroorzaakt.

Toen hij Donal Og aan zag komen, kreeg hij het koud vanbinnen. Met zijn lange benen en stijve, wat kromme schouders leek zijn neef echt op een reus uit een sprookje.

Vlug gaf Aidan zijn vrouw een kus voor hij het wachthuis in liep. Daar keken Donal Og en hij elkaar even zwijgend aan. Het was een pijnlijk ogenblik: in Donal Ogs ogen las Aidan het verlies.

‘Is er nieuws uit Killarney?’ vroeg hij, zich schrap zettend.

Donal Og leunde tegen een muur. ‘Ja. En het is niet goed. Fortitude Browne heeft alle dorpelingen een grote boete opgelegd. Als vergelding voor de opstand van vorig voorjaar. En er mogen zeven weken geen kerkdiensten gehouden worden.’

Aidan vloekte. ‘Die rat. Het geloof is het enige wat die mensen nog hebben.’

Donal Og wierp een blik in de rekenkamer. Achter de schrijftafel zat Pippa, met gebogen hoofd, Aidans boeken en telramen te bestuderen. Zonder iets te zeggen gebaarde hij naar een pad dat naar de oever van het meer leidde.

‘Dus het wordt erger,’ zei Aidan, zodra ze de burcht hadden verlaten.

Donal Og, de grootste, sterkste, dapperste man uit heel Kerry, zonk op zijn knieën en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. ‘Het is voorbij, Aidan. Hoe hard we ook vechten, ooit zullen ze ons breken. Ze zijn met te veel.’

Aidans hart bonsde in zijn keel. Zo machteloos en somber had hij zijn neef nog nooit meegemaakt. ‘Het lijkt me het beste als je bij het begin begint. Wat zijn ze van plan?’

‘Om ons als mieren onder hun laarzen te vermorzelen. De versterking is gearriveerd. Een vloot van acht schepen, Aidan. En nog voetsoldaten uit de Pale.’

‘Samen met de troepen van Richard de Lacey is dat een leger dat minstens vijf keer zo groot is als het onze,’ constateerde Aidan.

Donal Og raapte een steen op, ging staan en wierp de steen zo ver in het meer dat Aidan hem niet eens zag vallen. ‘Het is duidelijk dat ze overgave verwachten zonder tegenstand.’

Het enige wat Aidan hoorde was het pompen van het bloed in zijn oren. Zijn wereld stortte in: straks verloor hij Pippa. Als hij zich voorstelde hoe het zou zijn om haar nooit meer te horen lachen, nooit meer de ochtendzon op haar gezicht te zien, haar nooit meer vast te houden als hij in slaap viel, dan kon hij net zo goed dood zijn. ‘Overgave zonder tegenstand,’ mompelde hij. Verbeten keek hij Donal Og aan. ‘Dat is een andere tactiek voor de Saksen, toch?’

Donal Og knikte. ‘In het verleden schepten ze er veel genoegen in om een Ier aan hun zwaard te rijgen. Wat heeft dit genadige aanbod te betekenen, denk je?’

‘Ik ben bang dat het is zoals jij zei. Het is voorbij. De Saksen komen, of we nu vechten of ons overgeven. Het dilemma is nu of we voorwaarden kunnen bedingen waaronder we behandeld worden als mensen, niet als slaven.’ Plotseling drong het beeld van Richard de Lacey zich aan hem op. Dat was een Saks, een Engelsman, ja, maar hij bezat een menselijk hart, wat je niet veel zag bij Saksen die in Ierland woonden.

Bovendien was er het hoopgevende nieuws dat Richard met een Ierse vrouw getrouwd was. Shannon MacSweeney was een stevige, koppige vrouw; het zou Aidan niet verbazen als die in staat bleek te zijn het hart van haar Engelse man te stelen.

Het idee dat er straks misschien Gaelisch sprekende De Lacey-kinderen rondliepen, ontlokte hem bijna een glimlach.

Even later voegde Iago zich bij Donal Og en Aidan aan de oever van het meer. ‘Er zijn van die dagen,’ begon hij dreigend, ‘dat ik serieus overweeg om in een bootje te stappen en naar het eind van de wereld te varen.’

Aidan probeerde te lachen. ‘Dat is een fraaie gedachte, vriend. Om gewoon in een bootje te stappen en te zien waar de wind je heen brengt.’

Iago knipoogde. ‘Ik hoop naar San Juan. Mijn Serafina wacht nog steeds op me.’

Donal Og snoof. ‘Na al die jaren?’

‘Het hart telt geen jaren,’ zei Iago verontwaardigd.

‘Dat hangt ervan af wat de dame van plan is.’

‘Wat heb je voor nieuws?’ onderbrak Aidan hen ongeduldig.

Meteen werd Iago weer ernstig. ‘Er staat een bode van de nieuwe Engelse troepen te wachten in de hal.’

Meer hoefde Aidan niet te horen. Met ijzige kalmte haastte hij zich terug naar de burcht.

Binnen stond alleen een vrouw op hem te wachten. Geschrokken bleef hij staan. Langzaam draaide ze zich om. Ze had een gezicht als een godin op een Florentijns schilderij, zo sereen.

‘My lady.’ Hij boog over de hem toegestoken hand. ‘Het is mij een eer u hier te mogen verwelkomen.’

Gravin Cerniglia slaakte een ingehouden zucht. ‘Ik weet dat dit hoogst ongebruikelijk is, maar ik wilde graag dat u het van mij hoorde. Is Pippa er?’

Aye, mijn vrouw is in de rekenkamer.’

De gravin glimlachte. ‘Dat is nog eens nieuws. Ik neem aan dat ze het goed maakt?’

Tersluiks keek hij naar de rol perkament in haar handen. ‘Nog wel.’ Hij gaf haar een stoel en bracht haar een beker honingwijn.

Toen begon ze te vertellen, en er was niets dat hem verbaasde. De Engelsen vroegen om totale overgave. Of ze zich verzetten of niet, Ross Castle zou in handen komen van de Engelsen en hij zou gedwongen worden om te vertrekken of te blijven als Engelse vazal.

‘Dus de enige echte keuze die ik heb,’ zei hij, ‘is vechten of capituleren.’

‘In beide gevallen zal de uitkomst hetzelfde zijn,’ zei ze met oprecht medeleven. ‘En als u kiest voor overgave, dan vallen er geen doden.’

Behalve ik, dacht hij, maar hij zei: ‘Waarom zou ik geloven dat die Saksen doen wat ze beloven?’

Ze nam een slok wijn en schoof haar beker voorzichtig aan de kant. ‘Omdat de Engelse troepen niet door de eerste de beste worden aangevoerd.’

‘O? Toch niet door die opgedirkte pop Essex?’

‘Nee. Door de graaf van Wimberleigh, Oliver de Lacey.’

 

Toen Pippa die nacht diep in slaap was, verliet Aidan stilletjes het bed dat ze deelden. In het donker trok hij zo zacht mogelijk zijn tuniek en broek aan. Zijn laarzen droeg hij in zijn hand de kamer uit. Op de binnenhof gromde een wolfshond naar hem, die hij met een geruststellend gefluisterd woord stil kreeg.

De koele, schemerige uren van de nacht bracht hij door zoals hij zoveel nachten had doorgebracht: hij nam een boot en roeide naar Innisfallen.

In de kalmte van de kapel daar, waar de wind in de smalle, hoge ramen zong, viel hij op zijn knieën en probeerde te bidden.

Maar in plaats van bij de Almachtige, waren zijn getormenteerde gedachten bij het nieuws dat de gravin gebracht had.

Pippa wist het nog niet en de gravin was het met hem eens geweest dat het niet aan haar was om het Pippa te vertellen. Die beslissing, die kwelling, was voor Aidan en voor niemand anders.

Het feit dat Oliver de Lacey gekomen was – en dat hij zijn vrouw had meegenomen – bevestigde wat Aidan vermoed had toen hij het portret van Lark had gezien. Vanaf dat moment had hij gewacht op een gelegenheid om hen bericht te sturen dat hun dochter nog leefde.

Philippa de Laceys ouders waren haar komen halen.

Maar het was aan hem om met voorwaarden te komen voor deze overgave.

Ach, overgave. Het was zo’n normaal woord, en nu had het niet alleen betrekking op zijn plichten als O’Donoghue Mór, maar ook op zijn plichten als echtgenoot van Philippa de Lacey.

Hij nam nog eens door wat hij en de gravin van Cerniglia te weten waren gekomen. Het was een oude, respectabele familie. Gezien de voorwaarden die Lord Oliver gesteld had, was hij ruimdenkender dan de andere edellieden. Volgens de gravin was zijn vrouw zeer geliefd bij iedereen die haar kende.

‘Verdorie!’ Met zijn vuist sloeg hij op de balustrade rond het altaar.

‘Dat is een kort maar krachtig gebed,’ klonk een cynische stem achter hem.

Aidan stond op en keek het schip van de kerk in. In het grijze schemerlicht stond een lange, magere man. ‘Slaap jij nooit, Revelin?’

‘Ik wil niets missen.’

‘Ik vermoed dat je ook niets gemist hébt.’

Revelin knikte. Zijn lange baard schuurde over zijn borst. ‘Toen ik de naam hoorde van de man die de versterking aanvoert, begreep ik dat hij het laatste ontbrekende stukje van de puzzel was. Heb je al besloten wat je gaat doen?’

Aidan tuurde in het donker naar het kruis dat boven het altaar hing. Hij was blij dat hij Revelin in vertrouwen had genomen. ‘Bijna.’

‘Stel jezelf de volgende vraag,’ zei Revelin. ‘Wat kunnen de De Laceys haar geven wat jij haar niet kunt geven?’

‘De veiligheid die ze nooit heeft gekend.’ De woorden kwamen snel, alsof ze hadden liggen wachten om uitgesproken te worden. ‘Ze kunnen haar verwennen en vertroetelen. Als ze vrij is van mij, dan komt ze misschien eens een nette Engelse lord tegen die haar een stabiel, comfortabel leven kan bieden en haar niet van het ene onmogelijke avontuur in het andere sleept.’

‘Dus jij denkt dat je niet op Ross Castle kunt blijven?’

‘Als schoothondje van de Saksen? Voor een grijpstuiver de boel daar onderhouden?’ Met ijzige zekerheid besefte Aidan dat Pippa, elke dag dat ze langer bij hem zou blijven, dieper weg zou zinken in het gevaar.

Revelin aarzelde, schraapte toen zijn keel. ‘Het zou wel een manier zijn om Pippa bij je te houden.’

Aidan klemde zijn kiezen op elkaar. Hij moest de woorden haast naar buiten duwen. ‘Waarom zou ze me dan nog willen?’

Revelin legde zijn hand op Aidans schouder. ‘Soms is het juist het dapperste om te weten wanneer je je moet overgeven, wanneer je los moet laten.’

De troostende hand afschuddend, beende hij langs Revelin. Met grote, boze slagen roeide hij terug naar Ross Castle. Daar nam hij de trap met twee, drie treden tegelijk. Net toen hij de deur naar de omloop opengooide, kwam de zon op.

Deze burcht was de trots en glorie van de O’Donoghue clan. Het zou het toppunt moeten zijn van wat hij had bereikt.

Wat had hij er een hekel aan. Al vanaf het begin, toen het nog een bescheiden huis met één versterkte toren was aan de oever van Lough Leane. Zijn vader was vastbesloten geweest om er een monument van verzet van te maken.

‘Jouw erfenis is gebouwd op haat,’ siste hij, terwijl hij zijn voet tussen twee kantelen zette en van deze duizelingwekkende hoogte het landschap bezag.

Het was een bloedrode zonsopgang. De wolken achter de bergen waren zwanger van regen en storm. Maar hier was het nog helder en rood. Nu al zag hij de sporen van vernieling die de Engelse heren achterlieten. Glooiende velden die vroeger doorgingen zo ver het oog reikte, werden nu ingeperkt tot keurige, kille percelen. Kerken stonden leeg, alleen bezocht door de wind die door de lege vensters woei. Heiligenbeelden waren kapotgeslagen, priesters aan het zwaard geregen of verbannen naar eilandjes waar de zee vrij spel had. Kleine boerderijen en akkertjes verdwenen als stofjes die worden weggeblazen door de wind.

Plotseling week het landschap uiteen, als een gordijn, en hij zag het perfecte ovaal van Felicity’s gezicht zo helder alsof ze voor hem stond. Ze was dood, en daar had niemand de prijs voor betaald.

Hoe had ze zich gevoeld, toen ze dat hele stuk haar dood tegemoet viel?

Waarschijnlijk ongeveer zoals hij zich nu voelde, dacht Aidan – wild, losgeslagen, op weg naar een lotsbestemming die zo vast stond dat het wel voorbeschikt leek.

Hij wierp een lange laatste blik op de rode zonsopkomst en wist in zijn hart dat er maar één keuze kon zijn.

 

Pippa glimlachte in haar slaap toen ze Aidans armen om zich heen voelde. Met haar ogen nog dicht ademde ze diep in. Zijn haar rook naar de wind bij het meer.

Ze knipperde met haar ogen om zichzelf wakker te maken en zag dat het nog maar net licht begon te worden. ‘Waar ben je geweest?’ vroeg ze.

‘Boven, op de toren. Kijken. Nadenken.’ Hij stak zijn hand tussen de bedgordijnen door en gaf haar een beker koud water, waar ze dankbaar en gretig uit dronk.

Er was geen enkele aanleiding voor, maar toch voelde ze een glimp van zijn wanhoop. Ze zette de beker weg, draaide zich om en kroop tegen hem aan, haar wang warm tegen zijn borst. ‘Ik houd van je, Aidan,’ fluisterde ze.

Hij vlocht zijn vingers door haar haren en draaide haar gezicht zo dat hij haar kon kussen, hard en diep. Het duurde niet lang of ze lagen te vrijen met een koortsachtigheid die haar vervulde van angst en genot.

Teder was hij deze keer niet; ze wílde niet dat hij teder was. Hij was rusteloos en gejaagd, als golven die stuksloegen tegen de rotsen aan de kust. Zijn liefde was een wervelwind van rauwe emoties en zij wilde het, allemaal, zonder voorbehoud, zonder zich te beschermen tegen zijn genadeloze kracht.

Deze manier van de liefde bedrijven had ook iets moois, iets rauw moois. Hij draaide haar op haar buik en dan weer op haar rug, zijn mond en handen vonden ongelooflijk gevoelige plekjes. Zijn opwinding leek de hele kamer te vullen. De hemel achter het open raam stond in brand, hij stond in brand, en zijn strelingen zetten haar in vuur en vlam, tot ze het uitschreeuwde, hem smeekte te stoppen en hem in één adem vroeg door te gaan.

Toen hij eindelijk in haar kwam, was de zon helemaal op. Zijn wilde, lange haren staken scherp af tegen het felle licht en ze zag de wanhoop in zijn ogen.

‘Nu, ja nu!’ zei ze, meegesleurd in de maalstroom van zijn passie. Hun lichamen ketsten tegen elkaar en stootten elkaar af, ketsten en stootten, als vijanden in een liefdesstrijd die maar één uitkomst kent: totale overgave aan beide kanten. Hij kuste haar in haar hals en lager, wild en hard, zijn tanden in haar vlees. Ergens ver in haar achterhoofd stelde Pippa verbaasd vast dat het leek alsof hij haar wilde brandmerken met het stempel van zijn hartstocht. Alsof hij een beeld wilde achterlaten dat nooit zou verdwijnen.

En o, ze wilde het, dit rauwe genot, en dat zei ze ook, fluisterend in zijn oor. Ze zweefde hoger en hoger, als een veertje in de wind, en elke keer dat ze dacht dat ze niet hoger kon, stuwde hij haar weer op, zo ver dat ze bang was om naar beneden te kijken, bang dat ze de val niet zou overleven.

En toen maakte het allemaal niets meer uit. Ze keek in zijn ogen en zag een vlam van liefde die nooit uit zou doven en haar angst verdween.

Ze riep zijn naam en gooide haar ziel in de wind.

De val was lang en snel en eindigde in een vreemd donkerrood duister dat, merkte ze later, veroorzaakt werd door haar stijf dichtgeknepen ogen.

‘O, Aidan.’ Haar stem klonk vreemd.

Aye, mijn lief?’ De zijne ook.

‘Ik dacht dat je me na al die keren wel alles had laten zien.’

‘En nu?’ vroeg hij glimlachend.

‘Ik had ongelijk. Het is elke keer weer nieuw. Maar nu helemaal.’

Behoedzaam zocht zijn mond de hare en hij kuste haar dit keer teder en lief. ‘Vond je het vervelend?’

‘Nee.’ Al kon ze niet ontkennen dat zich heel steels het gevoel opdrong dat er iets veranderd was tussen hen. ‘Ik houd van je. Een deel van mijn liefde voor jou heeft te maken met dit soort momenten. Maar…’

‘Wat is er?’ vroeg hij, haar doordringend aankijkend.

‘Iets raars. Laat maar.’

‘Zeg het.’

Ze aarzelde, probeerde de gedachte te ontkennen. Ten slotte dwong ze zichzelf te praten. ‘Je vrijde met me alsof het de laatste keer zou zijn.’