Hoofdstuk 8

 

 

 

De koningin had de Lord of Castleross eindelijk aan het hof ontboden. De hele weg naar Whitehall Palace had Pippa geen glimp van hem kunnen opvangen, omdat Iago erop stond dat ze aan zijn zijde bleef, voor de lijfwacht uit. Als een koning uit een mythische wereld bleef Aidan onzichtbaar, op afstand, teruggetrokken, wachtend op het ultieme moment om zichzelf met gevoel voor drama te presenteren.

Toen zijn escorte van honderd bewapende Ieren over The Strand liep, begreep ze pas het effect van marcheren. Van het geluid van al die stampende voeten ging een soort oerdreiging uit, als een mysterieuze hartslag.

De burgers van Londen en Westminster leken haar gevoel te delen. Struikelend maakte men zich uit de voeten. Mannen drukten zich tegen de muur of schoten een steeg in. Vrouwen verzamelden hun kinderen onder hun rokken en verborgen zich in de deuropening. Bleke jonge studenten van Westminster School klemden hun geschriften tegen hun borst en staarden naar de optocht met een verwilderde blik in hun ogen.

Vooruitgestuurd als heraut, arriveerde Iago als eerste, met Pippa in zijn kielzog. De ingang naar het paleis was een gewelfd portaal met een streng ogend wachterhuis erboven. Iago en Pippa wachtten op een open plein, Preaching Place genaamd. Ze voelde de ogen van wachters, koninklijke lijfwachten en paleisbeambten in haar rug prikken, maar net als Iago hield ze haar kin in de lucht en negeerde de blikken.

Iago ging midden op Preacher Place staan en keek de toeschouwers zwijgend aan. ‘Aidan, de O’Donoghue Mór,’ riep hij na een lange stilte. ‘Hoofdman van de O’Donoghue clan en in deze contreien beter bekend als de Lord of Castleross.’

Na een paar minuten hoorde ze weer de hartslag van marcherende voeten. Het ijzeren hek van de hofpoort ging wijd open om de Ierse hoofdman binnen te laten. Om te voorkomen dat zijn escorte buitengesloten zou worden, kwam hij als laatste binnen op zijn volledig opgetuigde merrie.

Stalknechten en bedienden en lager volk van het paleis – iedereen kwam naar buiten om te kijken. Door de mensenmassa werd Pippa tegen een dikke muur gedrukt. Hoe ze ook haar best deed, ze kon Aidan niet meer zien.

‘Maakt niet uit,’ fluisterde Iago. ‘Straks, als hij de koningin begroet, kun je hem weer zien. Als het aan hem ligt, ziet de hele wereld hem dan.’

Even later zag ze Aidan in de verte afstijgen met een blauwe zwaai van zijn mantel. Toen riep Donal Og iets in het Iers en de troepen vormden twee rijen. Twee muzikanten met fluit en trommel begonnen een vreemde mars in mineur te spelen, en het hele gezelschap stak het plein over naar de Privy Gallery.

‘Het is een schande,’ fluisterde een geüniformeerde, soldaatachtige man die bij de ingang stond. ‘De O’Donoghue Mór had net zo goed een handschoen neer kunnen werpen en haar de oorlog verklaren.’

‘Moge zijn vervloekte Ierse kop rollen,’ zei een andere wachter.

‘Dat zal vast gebeuren. Moet je zien, hij graaft zijn eigen graf.’

Iago en Pippa wisselden een ontgoochelde blik. Toen haastten ook zij zich het lange, elegante gebouw in.

Er leek geen einde te komen aan de centrale hal, met stenen muren en stenen vloeren waarin de marcherende voetstappen weergalmden als de donder. Aan het eind was een grote deur die leidde naar de Presence Chamber.

Met Iago naast zich liep Pippa de ruimte in. Iago leidde haar langs de kant, waar het minder druk was. Ze liepen in de richting van het helverlichte einde van de zaal, waar een verhoging was met een enorm baldakijn erboven, zo groot als een tent.

‘Waar gaan we heen?’ wilde Pippa weten.

‘Zo is het wel goed.’ Iago ging midden in de zaal staan, boog diep en herhaalde zijn aankondiging. Toen voegde hij zich weer bij Pippa en nam haar mee naar het uiterste einde van de zaal. ‘Kun je het nu zien?’

Ze gluurde om een dikke stenen pilaar heen en kreeg het gevoel alsof God haar eigenhandig aan de grond vastnagelde. Een tijdlang was ze te verbijsterd om zich te verroeren.

Het was de eerste keer dat ze koningin Elizabeth zag, en ze was met stomheid geslagen. Dit, dacht ze, was dus majestueus. Het was een zeldzame en beangstigende eigenschap die verderging dan schoonheid, gratie of intelligentie, hoewel de koningin die drie dingen in overvloed bezat.

Elizabeth zat op haar troon, een enorme vierkante houten zetel, uitbundig bewerkt, gecapitonneerd en behangen met kleden. Aan de muur achter haar hing een verzameling wapenschilden.

Gekleed in de meest uitzinnige jurk die Pippa ooit had gezien, leek de koningin zelf maar klein, maar haar geringe afmeting had het effect van het hart van een bloem, de nectar die door vele bloemblaadjes omkranst werd.

Haar gezicht stak af tegen de gesteven witte boord en strengen parels en juwelen sierden de wolk grijzer wordend rossig haar. Vanwaar Pippa stond, zag het gezicht van de koningin er krijtwit uit en haar ogen griezelig glinsterend zwart.

Gefascineerd kwam Pippa achter de pilaar vandaan, en ze schuifelde in de richting van de verhoging. Iago siste iets, maar daar sloeg ze geen acht op. Ze vond een plekje in de schaduw van waaruit ze de koningin en profil kon zien plus een heel stuk van het middenpad dat naar de verhoging leidde.

Vanuit de antichambre klonken de dreunende trommel en het schrille gefluit. Het dodelijke stampen van de marcherende voeten ging onstuitbaar door.

Elizabeths ogen schitterden als maanlicht op water. Ze boog opzij naar de man die naast haar stond. ‘Robbie, wat heeft dít allemaal te betekenen?’

‘Dat is de graaf van Leicester,’ fluisterde Iago in Pippa’s oor. ‘Haar lord chancellor, de hoogste officier van de koningin.’

‘Dat weet ik. Die probeerde me te laten arresteren op de dag dat ik Aidan ontmoette.’

Essex, de zelfvoldane lord die een onaangename indruk op Pippa had gemaakt tijdens het bal in Durham House, boog zich voorover om de koningin iets toe te fluisteren. De veer van zijn idiote fluwelen hoed streek langs de wang van de koningin.

‘Ga uit mijn ogen,’ brulde ze. ‘Ik heb je nog niet vergeven dat je gewonnen hebt met kaarten.’

Blozend trok Essex zich terug.

De zware deuren weken uiteen. Zelfs Pippa, die de expeditie verwachtte, hield haar adem in en keek met stijgende verbazing toe. De onvoorbereide hovelingen kwamen niet verder dan roerloos staren.

Daar kwam Aidans escorte van honderd huurlingen, er gevaarlijker uitziend dan een troep wolven. Ze droegen hun woeste baarden en wolfshuiden als jachttrofeeën, en elk van hen droeg een volledige wapenuitrusting. Waarschijnlijk was er nog nooit zo’n bonte verzameling strijdbijlen en kromzwaarden, hakmessen en speren en knuppels in de Presence Chamber aanwezig geweest.

De koninklijke gardisten trokken hun eigen zwaard, maar vergeleken bij de Ieren leken het speelgoedsoldaatjes, niet gekleed op een vechtpartij.

Het schrille geluid van de fluiten weerklonk tot in de verste uithoek van de zaal, tot het verstomde. De huurlingen gingen in twee rijen staan, waarbij ze alleen al door hun overmacht de paleiswachten opzij duwden.

Toen doemde er een schim op in het portaal. Tegen het felle zonlicht dat vanuit de antichambre naar binnen viel, tekende Aidans silhouet zich goddelijk en groots af. Zijn glanzende mantel bolde op als een paar enorme vleugels. Zijn zwarte manen golfden mee met elke beweging; de ene met kraaltjes versierde lok stak er uitdagend heidens tegen af. In zijn blik glom een arrogantie en een trots die Pippa nog niet eerder had gezien.

Op de een of andere manier benadrukte het licht elke trek in zijn opvallende gezicht: het brede, intelligente voorhoofd, de hoge jukbeenderen en de vierkante kin, de sensuele lippen en de felle ogen. Hij straalde autoriteit en waardigheid uit.

Hij was de O’Donoghue Mór. Niemand die hem vandaag zag, zou dat ontgaan. Niemand zou hem ooit vergeten. Zelfs de koningin van Engeland niet.

Hij bleef lang genoeg staan om met zijn verschijning het optimale effect te bereiken. Toen schreed hij de zaal in, langs de bevroren wachters en de Ierse escorte, recht op de voet van de verhoging af.

Het sierde de koningin dat ze zich niet verlaagde tot het opgewonden gefluister en waaiergewapper van de hofdames die in een groepje bij Pippa stonden. Elizabeth bleef doodstil zitten, bleek als ivoor, zonder te glimlachen, zonder ook maar haar wenkbrauwen op te trekken.

Aidan zwierde zijn mantel over één schouder. Zijn zilveren broche in de vorm van een lijsterbestak lichtte op. Toen, zo abrupt dat Pippa bang was dat hij neergeschoten was, wierp hij zichzelf op de grond voor de verhoging.

Hij lag op zijn buik met zijn armen wijd, als een gevallen engel.

Kennelijk had de koningin deze onderdanige vertoning niet verwacht. Ongetwijfeld vroeg ze zich, net als de andere aanwezigen, af wat het te betekenen had.

Onderwerping? Zelfs zo op zijn buik straalde de O’Donoghue Mór macht uit. Loyaliteit? Dat was zeker twijfelachtig, gezien zijn afkeer van alles wat Engels was.

‘Sta op, Lord of Castleross,’ zei de koningin uiteindelijk. Ze had een rijke, luide stem en haar klinkers waren helder en rond, als geslepen edelstenen.

Aidan ging voor haar staan. Het zonlicht dat door de hoge ramen viel, hulde hem in doorschijnend goud. Een betere enscenering had hij zich niet kunnen wensen.

Pippa voelde haar keel dichtknijpen. Een dergelijk groots man had ze nog nooit aanschouwd, terwijl ze toch clandestien menig toneelstuk had gezien waarin mannen zich voordeden als vogels, engelen of Griekse goden. Maar dit was geen toneelspel, geen illusie geschapen door kostuum en rol. Het had iets ontroerends, zo’n vorstelijk man die op deze manier de koningin tegemoettrad.

Op dat moment verbrak hij de stilte, met een kreet die zo hard was dat de mensen letterlijk terugdeinsden van schrik. Als een wildeman wierp hij zijn hoofd in de nek en stootte een oude strijdkreet uit – tenminste, zo klonk het voor Pippa.

Toen begon hij met zijn handen op zijn rug heen en weer te lopen. De sporen aan zijn laarzen rinkelden bij elke stap. Wat hij zei was Iers, maar de vreemde woorden werden zo hartstochtelijk en vol overtuiging uitgesproken dat de betekenis er niet toe deed. Zijn toon vertelde alles. Hij was een Ierse veldheer, een leidsman zonder weerga.

Naast Pippa smoorde iemand een lach. Toen ze opzij keek zag ze dat Iago vlak bij haar zat, in schaduw gehuld.

‘Wat zegt hij?’ fluisterde ze vanuit haar mondhoek.

Aidan kletste maar door, soms stilstaand om zijn woorden met weidse gebaren kracht bij te zetten zonder de tirade te onderbreken.

‘Dat wil je niet weten,’ fluisterde Iago. ‘Maar het minste wat hij zegt zou hem al op de doodstraf komen te staan.’

‘God sta hem bij,’ mompelde Pippa, denkend aan het commentaar dat ze in de antichambre had opgevangen. De rillingen liep haar over de rug.

Toen Aidan even stopte om adem te halen, tikte een van de hovelingen naast de koningin met zijn hellebaard op de grond.

‘My lord,’ zei Sir Christopher Hatton, ‘Hare Majesteit zou het op prijs stellen als u haar in het Engels aanspreekt.’

Met ingehouden adem wachtte Pippa Aidans reactie af.

Hij keek haar recht aan en boog zijn hoofd. ‘Madam,’ zei hij, ‘het is een eer u te mogen aanspreken in uw moedertaal.’

‘O,’ fluisterde een hofdame. ‘Wat heeft hij een prachtige Ierse tongval!’

Pippa sloeg haar ogen ten hemel. Het was duidelijk dat Aidan het beoogde effect had op deze juffertjes. De vraag was alleen of de koningin ook onder de indruk was.

‘Ik vraag me af of hij behoefte heeft aan gezelschap,’ fluisterde de vriendin van de hofdame. ‘Hij is vast eenzaam, zo ver van huis.’

‘Hij heeft gezelschap genoeg,’ siste Pippa hen toe. ‘Dus waag het niet.’

Geschrokken vielen de dames stil.

Iago grinnikte zachtjes. ‘Wat ben je weer discreet, pequeña.’

‘…mijn absolute autoriteit als Lord Castleross,’ zei Aidan. ‘En verder zal ik, nu ik toch in Londen ben, de dienst bijwonen in de Spaanse ambassade. Deze zaken vloeien voort uit mijn positie als O’Donoghue Mór, good madam, een positie die wederzijds respect vereist, net als uw eigen positie.’

‘Dat begrijp ik,’ zei Elizabeth met harde, onplezierige stem. ‘Maar ik heb u toch ook niet aangeklaagd wegens geloofszaken, my lord?’

Hij grijnsde naar haar op een manier die de dames weer naar hun waaier deed grijpen. ‘Nee, wat dat betreft bent u de tolerantie zelve. Ik ben hier voor veel dringender zaken, madam.’

Belangstellend hield ze haar hoofd scheef. ‘Ga verder.’

‘Mijn volk lijdt. Hun velden zijn platgebrand. Vrouwen zijn verkracht. Mannen opgehangen voor verzonnen vergrijpen.’

‘Uw volk tart het Engelse leiderschap,’ wierp ze tegen.

‘Onder onze eigen leiders zouden we bereid zijn u een tiende van de opbrengst te geven,’ pareerde hij. ‘In de huidige omstandigheden krijgt u niets, want ons land is verwoest dankzij gouverneur Browne en andere hebzuchtige opportunisten. Als u uw koers niet wijzigt, is er straks geen land meer over om in te nemen.’

De koningin leek, heel griezelig, op te zwellen en in lengte toe te nemen. Pippa wist dat het niet mogelijk was, maar naarmate Elizabeths woede oplaaide, werd ze zelf ook groter. Ze was net een klein vlammetje dat feller werd door een windvlaag. Zo, op haar eigen bescheiden manier, deed ze niet in kracht onder voor de Ierse veldheer.

Maar ze kwam ook niet over hem heen.

‘Bent u klaar, Lord of Castleross?’ vroeg ze uiteindelijk.

Madam,’ antwoordde hij, ‘ik ben net begonnen.’

Haar neusvleugels trilden. ‘Als u ons wilt imponeren met uw vrijpostigheid, dan is u dat gelukt.’

Pippa hield haar hoofd scheef. Elizabeth klonk als een donderbui in de verte. ‘O nee,’ fluisterde ze tegen Iago. ‘Ze is echt woedend.’

‘Derhalve, my lord,’ zei Elizabeth, ‘zouden wij u één ding willen vragen. Het is maar iets kleins, maar toch zal het u zwaar vallen het te geven.’

‘En wat mag dat zijn, Majesteit?’ vroeg Aidan.

‘Wij vragen u ons één reden te geven waarom we u niet in de boeien zouden laten slaan.’

Aidan O’Donoghue deed het ondenkbare. Hij wierp zijn hoofd achterover en lachte. Het was die dreigende, bulderende lach die Pippa de eerste keer dat ze hem zag al had gehoord en de rijke, diepe klank rolde naar alle hoeken van het vertrek.

De ogen van de koningin schitterden nu van woede. Leicester boog en fluisterde haar op smekende toon iets in het oor, maar ze wuifde hem weg.

Eindelijk bedaarde Aidan. ‘Madam, om terug te komen op uw vraag.’

Pippa vroeg zich af of de koningin de staalharde ondertoon in zijn fluweelzachte stem hoorde.

Met een alomvattend gebaar naar achteren wees hij naar zijn soldaten. ‘Als u één Ierse grasspriet wegmaait, dan komen er in zijn plaats twee op. En er zijn mannen die veel minder coöperatief zijn dan ik. Ze zouden geen seconde twijfelen om mijn plaats in te nemen als u besluit mij te verwijderen.’

Er viel een stilte en in die stilte gonsde een spanning die zo sterk was dat Pippa haar schouders alvast rechtte, in afwachting van de klap. Aidan was er geweest. Zijn lot stond geschreven in de ogen van de koningin, in het grimmige gefluister van de hovelingen, op de woedende gezichten van haar wachters.

Toen, als een donderslag bij heldere hemel, kreeg ze een idee. Voor ze het zichzelf uit haar hoofd kon praten, stoof ze naar voren, dwars door de rijen hovelingen en huursoldaten heen.

‘Aan de kant,’ riep ze, de belgeluiden van de majordomus imiterend. ‘Aan de kant!’

Iedereen was te verbaasd om haar tegen te houden. Na pal voor Aidan te zijn gaan staan, maakte ze een diepe buiging voor de verhoging.

‘Majesteit, ik moet u met klem vragen deze man te laten gaan. Hij heeft mij namelijk iets beloofd, weet u, en die belofte is hij nog niet nagekomen.’

Met opzet struikelde ze tegen MacHurley aan, een van Aidans commandanten. ‘Grote goden!’ gilde ze, haar handen tegen haar wangen drukkend. ‘Het is een schaap in wolfskleren!’

Nerveus gegiechel steeg op uit de groep dames, gevolgd door een bescheiden gegrinnik van de mannelijke hovelingen die naast de verhoging stonden. Kwaad siste Aidan haar een waarschuwing toe, maar ze luisterde niet.

Ze streelde MacHurleys strijdtenue. ‘Ik ben dol op mannen in bont,’ kondigde ze aan, waarbij ze doordringend naar het gekke hoedje van Essex keek. Tenslotte had hij ruzie met de koningin, dus het was veilig hem te grazen te nemen. ‘Het is zoveel fijner dan veren.’

‘Wat krijgen we nou?’ barstte Essex uit, rood van woe-de.

Slinks kwam Pippa naast hem staan. Hij was zo overdadig behangen met tressen en zijn doublet was zo dik opgevuld dat hij niet eens merkte dat ze zijn buidel losmaakte. Met een triomfantelijk gebaar liet ze deze voor zijn neus heen en weer bungelen.

‘Wat krijgen we nou?’ zei ze plagend. ‘Waarom krijgt u zulke paarse vlekken in uw gezicht, my lord? Zit er soms een haarlok van uw minnares in?’

De andere hovelingen barstten in lachen uit.

‘Wat…’ zei de koningin, een lach smorend, ‘heeft dit te betekenen?’

Pippa wendde zich weer tot de koningin, tot dat bleke, onpeilbare gezicht en die priemende zwarte ogen. ‘Majesteit, ik ben slechts een eenvoudige potsenmaker in dienst van Lord Castleross. Als u hem in de boeien slaat, heb ik niets meer te doen.’ Ze gaf de koningin een vette knipoog. ‘En u weet hoe dat gaat met vrouwen die niets te doen hebben. Misschien krijg ik ineens wel een intelligente gedachte. Hoe zal het dán met de mensheid aflopen?’

De koninklijke mond vertrok tot een streep. Even dacht Pippa dat hare majesteit zou gaan glimlachen. ‘Ik doe mijn best niet te vaak niets te doen,’ zei ze toen.

Pippa lachte, maar ze was de enige.

‘Wachters! Verwijder haar onmiddellijk!’ zei Leicester.

Er kwamen twee wachters op haar af.

‘Wacht!’ zei de koningin. Iedereen was doodstil. Ze keek van Aidan naar Pippa en terug. ‘Lord of Castleross,’ zei ze.

‘Ma’am.’

‘Verdwijn uit mijn ogen en neem deze… deze grappenmaker mee. Morgenochtend komt u terug en dan zal ik u mijn besluit meedelen aangaande uw openlijke ongehoorzaamheid en het volk in uw gebied. Is dat duidelijk?’

‘Meer dan.’ Hij wachtte niet tot ze hem toestemming gaf te vertrekken maar draaide zich om en bulderde iets in het Iers. De fluiten en trommels begonnen weer te spelen. Pippa bij haar arm meesleurend, ging hij zijn entourage voor de Presence Chamber uit.

Eenmaal op het grote vierkante plein buiten, bleef hij staan. ‘Zo,’ zei hij. ‘Ik neem aan dat je een verklaring hebt voor jouw kleine toneelstukje.’

‘Mijn toneelstukje haalde het niet bij dat van u,’ zei ze snibbig terug. ‘U had wel gearresteerd kunnen worden voor landverraad. Ik ben u geen verklaring verschuldigd.’

Hij pakte haar andere arm en draaide haar zo dat ze hem wel aan moest kijken. Ze voelde de warmte die hij uitstraalde, zag de zilveren vlekjes in zijn blauwe ogen.

Aye, jij zult met mij praten, a stor. Vanavond vertel je mij wat ik horen wil.’

 

Ze was te laat. Dat tegendraadse vrouwmens liet hem met opzet wachten en zweten en zijn hersens pijnigen.

Hij liep naar de haard in de grote hal van Lumley House en pookte driftig in een door de vlammen aangevreten houtblok. Vonken vlogen de schoorsteen in. Die helse vrouw werd nog zijn dood. Hij kon aan niets anders denken dan aan haar, met haar kwajongenslach en haar weelderige lichaam. Zijn hartstocht voor haar was als een koorts waarvoor hij maar één enkele remedie kon bedenken: haar te bezitten op zijn voorwaarden, op zijn manier, zonder zich druk te maken over de consequenties.

Helaas had Pippa een eigen wil en was ze niet bang om die wil door te drukken. Dat was een eigenschap die hem zowel aantrok als afstootte. Waarom was ze niet wat meegaander? Het antwoord wist hij zelf: omdat zwakke, plooibare vrouwen geen enkele aantrekkingskracht op hem uitoefenden.

Ineens schoot hem een verschrikkelijke gedachte te binnen: stel dat ze ervandoor was gegaan?

Ach, dan zou ze nog beter af zijn ook. Hij zou toch alleen maar haar hart breken.

Een gevoel van verlatenheid snoerde hem de keel. Met een klap zette hij de ijzeren pook terug, hij stormde de deur uit, die met een knal tegen de muur vloog, en stampte de trap naar haar kamer op. Zonder te kloppen rukte hij de deur open.

Leeg. Geen spoor van Pippa, behalve een lichte, vluchtige bloemengeur. Hij zou opgelucht moeten zijn, dacht hij, toen hij overdreven voorzichtig de deur dicht deed. Zo had ze hem de beslissing uit handen genomen. Het was verkeerd om te verlangen naar een vrouw die nooit de zijne kon worden. Het was verkeerd om haar over Felicity te vertellen. Maar ja, wat vertelde hij anderen nu helemaal over Felicity? Hij had het nooit over haar. Het had gewoon geen zin om het uit te leggen, zeker niet aan Pippa, die hem inmiddels blind vertrouwde.

Met grote stappen beende hij naar zijn kamer. Daar botste hij bijna tegen Pippa op, die eruit kwam.

Met een licht ironische glimlach keek ze naar hem op. ‘Daar bent u eindelijk, Edelachtbare. U was laat, dus ik was u gaan zoeken.’

‘Ik was laat?’ brulde hij. Vloekend om zijn opluchting te verbergen trok hij haar de kamer weer in, de deur achter zich dicht trappend. Hij had zich voorgenomen streng tegen haar te zijn, haar te straffen voor haar bemoeienis met zijn onderhoud met de koningin.

In plaats daarvan tilde hij haar op en draaide haar, hij kon er niets aan doen, juichend in het rond. ‘Bij het gezegende hart van Saint Brigid,’ zei hij, terwijl hij haar op de grond zette en haar twee dikke pakkerds op haar wangen gaf. Hij had zijn lippen wel langer op haar huid willen laten, maar ging rechtop staan en zei: ‘Wat waren we goed vandaag, hè? We zijn recht het hol van de leeuw in gelopen, en we kunnen het nog navertellen ook.’

Het duurde even voor ze was bekomen van zijn omhelzing. Toen grinnikte ze. ‘Dat zei ik toch? Geef toe dat u bang was, een halve seconde. Geef toe dat u vreesde dat ze u zou laten arresteren en opsluiten.’

‘Ik was helemaal geen halve seconde bang,’ zei hij opgewonden. ‘Ik deed het de hele tijd bijna in mijn broek van angst, brutale aap die je bent!’

Ze lachte. ‘U hebt de koningin gedwongen u te zien als een man, een waardige rivaal, in plaats van een bedelaar die om een gunst komt smeken. Het was goed dat u alles op het spel zette.’

‘Ook mijn volk. Dat was dom.’

‘Nee, het was dapper. Dat zal uw volk ook vinden.’

‘Misschien. Maar vertel eens, wat was de bedoeling van dat kleine toneelstukje van jou?’

Theatraal haalde ze haar schouders op. Gespeelde onschuld, dacht hij, maar ach, wat was ze toch prachtig. Haar losse krullen leken wel verguld te zijn door de elfjes. Ze had de japon nog aan die ze ook naar het hof had gedragen, maar dan zonder het kapje en de extra mouwen.

‘Iemand moest de aandacht van de koningin afleiden zodat ze zou vergeten dat ze u wilde straffen.’ Ze liep naar de buffetkast en schonk zichzelf een beker wijn in uit de aardewerken karaf. Toen draaide ze zich om en nam een slok om zich moed in te drinken. ‘Niet dat me dat ook maar ene mallemoer kan schelen,’ vulde ze aan.

‘O.’ Denkend aan wat ze eerder had gezegd, staarde hij haar aan. Ik houd niet van je… had ze gezegd. De herinnering knaagde aan zijn hart en ook wel aan zijn geweten. Wat stom van hem om te vragen of ze zijn minnares wilde worden. Hoe had hij kunnen denken dat hij ook maar een deel van haar kon bezitten zonder zichzelf volledig aan haar te geven?

‘Pippa, over wat ik gisteren zei…’ begon hij, in een wanhopige poging die gepijnigde frons in haar voorhoofd te verzachten.

‘Val me daar niet weer mee lastig. Mijn antwoord blijft hetzelfde. U bent een overweldigend soort man. Uw handen zijn magisch. Als u me kust, begint de wereld aan de randjes te smelten. Maar ik houd niet van u en ik wil niet uw minnares zijn. U zou me toch niet willen, trouwens. Ik zou al uw geld uitgeven, u gek maken met mijn geklets en mijn valse gezang. Dus is het voor ons allebei het beste om –’

Met grote passen liep hij naar haar toe, snoerde haar de mond met een lange, zinderende kus en hield pas op toen hij voelde dat ze zich aan hem vast moest klampen om niet door haar knieën te gaan.

‘Ik wilde zeggen dat het me speet,’ fluisterde hij in haar oor. Toen liet hij haar los en liep weg, zo ver mogelijk bij haar vandaan. ‘Dat was wat ik wilde zeggen. En je zingt prachtig.’

‘W-Wat spijt u?’ zei ze verward.

‘Dat ik je heb onteerd met mijn verzoek.’

Ze staarde hem aan tot hij zich ongemakkelijk begon te voelen onder haar strenge blik. Zelfs toen ze haar wijnbeker naar haar lippen bracht en een slok nam, bleef ze hem aankijken. Ze vertrok geen spier toen ze het sterke spul doorslikte.

Ten slotte herhaalde ze in alle ernst: ‘Mij onteren?’

‘Ik zei het impulsief, zonder er bij na te denken.’

Overdreven voorzichtig zette ze de beker neer. ‘U luistert niet, my lord. Ik weiger uw minnares te worden. Ik heb geen zin om een versiersel aan uw arm te zijn bij feestelijkheden. Ik wil niet dat u gedichten en liederen en – God verhoede – wedstrijden en toernooien aan mij opdraagt.’ Ze was even stil, haalde toen diep adem en zei: ‘Maar ik wil wel… Ik nodig u uit om… Ik verzóék u om mij te onteren.’

Haar intensiteit, haar kwetsbaarheid, brak zijn hart. ‘Colleen,’ zei hij. ‘Je weet niet wat je vraagt.’

Ze liep naar hem toe; haar schitterende rokken ruisten over de plavuizen vloer. Vlak bij hem bleef ze staan, zo dichtbij dat hij haar warmte kon voelen, de geur van zijde en buitenlucht kon ruiken.

‘Ik weet heel goed wat ik vraag.’ Ze zei het zacht maar vol overtuiging, een tikje uitdagend. ‘Ik wil de stormen en het vuurwerk waarover ze zingen in de liedjes. Ik wil het gevoel dat ik krijg wanneer u me aanraakt.’

Het kostte heel wat zelfbeheersing om zijn handen tot vuisten gebald naast zijn zij te laten hangen, terwijl hij haar het liefst in zijn armen had genomen. ‘Je zegt de hele tijd dat je niet van me houdt –’

‘En knoop dat ook maar goed in uw oren. Dit heeft niets met liefde te maken.’

‘Waar heeft het dan mee te maken?’

Ze slikte. Hoewel het haar moeite leek te kosten, sloeg ze haar ogen niet neer. ‘Het heeft de maken met behoefte, my lord. De behoefte van een jong meisje op straat, die de hele reis naar Londen onderneemt met niets dan een droom om haar vooruit te helpen. De behoefte van een rondtrekkende potsenmaker in St. Paul’s, die vreemde mensen aan het lachen maakt en doet alsof ze meelacht terwijl ze soms alleen maar wil huilen.’

Haar wanhoop leek zijn hart in een ijzeren greep te houden tot hij geen onderscheid meer kon maken tussen haar pijn en de zijne. ‘Pippa –’

‘Nee, laat me uitpraten. Ik vraag u niet om medelijden. Ik vertel deze dingen alleen in de hoop dat u me begrijpt. Mag ik verdergaan, alstublieft?’

Hij wilde niets meer horen, want hij begreep maar al te goed waar haar verdriet vandaan kwam. Op de een of andere manier was ze haar hele leven in de steek gelaten. Nu had ze het idee opgevat dat hij haar hart kon lijmen, en daarmee zat ze er faliekant naast. Maar hij knikte, bijna tegen zijn wil, en zei: ‘Ik luister.’

‘Inmiddels weet u alles wel van mij, op één ding na.’

‘En dat is?’ vroeg hij. Hij moest alles op alles zetten om haar niet aan te raken, zich te verliezen in haar zachtheid, in haar geur.

‘Dat is… dat nooit iemand me heeft aangeraakt zoals u.’

‘En hoe is dat dan?’ vroeg hij met droge mond.

‘U raakt me aan alsof u om me geeft.’

Toen kon hij het niet meer helpen. Hij probeerde niet eens zijn handen tegen te houden toen die omhoog kwamen, langzaam over haar polsen streken en omhoog kropen over haar armen om tot stilstand te komen op haar schouders waarna ze, heel zacht, alsof ze breekbaar was als het gesponnen glas van Crutched Friars, over haar blozende wangen gleden.

‘Ik geef ook om je,’ gaf hij toe. ‘Daarom moet ik je vragen me niet in verleiding te brengen. Koester je eer, Pippa. Dat is het enige wat ze je niet kunnen afnemen.’

Ze glimlachte verkrampt. ‘Denkt u dat ik me druk maak om mijn eer? Ik?’ Ze sloot haar ogen en haar lippen werden dunne strepen, alsof ze ondraaglijke pijn leed. Toen keek ze naar hem op. ‘Ik heb gelogen, bedrogen en gestolen om te overleven. Tegen de juiste prijs had ik mijn lichaam nog verkocht.’ Ze maakte zijn handen los van haar gezicht en hield ze krampachtig in de hare. Een bittere, vreugdeloze lach ontsnapte haar. ‘Het grappige is dat geen man me die er ooit voor heeft willen betalen. Een paar hebben het gratis geprobeerd, maar zelfs ik was zo verstandig ze af te poeieren.’

Ze zweeg, en de kamer was gehuld in stilte. Buiten schemerde het. Nog even en ze werden in de grote hal verwacht voor het avondeten, maar Pippa en Aidan verroerden zich niet.

Het duurde lang voor ze weer sprak. ‘Dus begrijpt u, ik heb helemaal geen eer. U kunt mij niets ontnemen dat ik niet bezit.’

‘Echt, Pippa, je hebt meer eer dan een heel legioen Saksische edellieden bij elkaar.’

‘Laat die Ierse charme maar achterwege. Woorden zitten alleen maar in de weg.’ Het was even stil. ‘Ik wil jou, Aidan,’ fluisterde ze toen. ‘Helemaal. Alles. Maar als ik je alleen voor vannacht kan krijgen, dan neem ik daar genoegen mee.’

‘Je vraagt me je pijn te doen,’ zei hij, zijn handen uit de hare trekkend.

Ze greep de voorkant van zijn tuniek en boorde haar vingers in de zware zijde. ‘Heb je dan geen woord gehoord van wat ik gezegd heb? Ik heb nu ook pijn, Aidan! Hoeveel erger kan het worden?’

Een vloek van frustratie borrelde op. Hij pakte haar vast en trok haar hard tegen zich aan. Zijn ene hand legde hij op haar billen, de andere begroef hij in haar haren en hij trok haar hoofd naar achteren tot hun lippen elkaar bijna raakten. ‘Is dit wat je wilt, dan? Is dit niet erger dan de pijn die je al voelt?’ Voor ze hem kon antwoorden, drukte hij zijn mond op de hare, proefde de wijn die ze gedronken had, drong binnen met zijn tong, hoorde haar kreunen en dwong zichzelf haar angst te negeren.

Haar handen gleden over zijn borst. Hij verwachtte dat ze hem weg zou proberen te duwen, maar ze trok hem dichter tegen zich aan, drukte haar lichaam tegen het zijne, gek van verlangen, hém gek makend. Op de een of andere manier had ze aangevoeld dat zijn ruwe omhelzing alleen bedoeld was om haar te ontmoedigen. Hij had haar niet voor de gek kunnen houden.

Ergens in een ver hoekje van zijn gedachten, dwarrelde een reden waarom hij hier niet mee door kon gaan, waarom hij deze emotionele band niet met haar mocht opbouwen.

Opzettelijk sloot hij zich ervoor af.

En toen ze haar heupen verlangend, dwingend tegen hem aan wreef, wist hij niet eens meer hoe hij heette.

In de omhelzing, nog steeds kussend, bewogen ze als een paar dansers naar de tussendeur. Aidan duwde hem met zijn voet open en ze schoven de slaapkamer in.

De kaarsen waren nog niet ontstoken. Het schemerlicht glom grijzig door de onregelmatige ruitjes van het raam. In de haard gloeiden een paar kooltjes.

Hij leidde haar achteruit tot ze zich met een zucht achterover op het bed liet vallen. Over haar heen gebogen keek hij naar de krullen die om haar gezicht vielen als de vergulde blaadjes van een bloem.

Het onvervulde verlangen in haar ogen drong in de zijne, liet hem niet meer los. O, dat verlangen van haar. Dat was het enige aan haar waartegen hij werkelijk geen verweer had.

‘Draai je om,’ fluisterde hij.

Ze gehoorzaamde zonder iets te vragen. Hij zocht naar de linten van haar keursje en trok ze los tot het stugge kledingstuk uit was. Eronder had ze alleen een heel dun hemdje aan, waar hij zelfs in het schemerduister de vorm van haar borsten en de donkere tepels doorheen kon zien.

Hij boog zich voorover, streek licht met zijn mond langs de hare voor hij zijn lippen verder liet zoeken, omlaag, de stof van haar hemd opzij duwend tot hij haar borsten een voor een kon kussen, tijd rekkend, zijn eigen behoeftes onderdrukkend om haar alles te geven wat hij geven kon.

Hij richtte zich half op en keek naar haar. Toen hij haar ontblote borsten zag, vochtig en gezwollen van zijn kussen, barstte hij bijna uit zijn vel van verlangen.

Ze glimlachte rusteloos, en hij pakte haar jurk bij de zoom en trok die over haar knieën, zodat de gebreide kousen zichtbaar werden die strak om haar mooie benen zaten. Langzaam, centimeter voor centimeter, rolde hij de kousen af, de vrijkomende huid verwelkomend met zijn lippen. Zijn vingers verkenden het verlokkelijke pad over haar dijen naar de verborgen schat. O ja, ze was klaar voor hem, warm en vochtig en nu al hartstochtelijk kloppend; geen weerstand, alleen maar verlangen. Hij boog zijn hoofd en kuste haar daar. Onmiddellijk steeg haar geur hem naar het hoofd.

Als in shock bleef ze liggen, met ingehouden adem, tot haar handen ineens naar zijn schouders grepen en haar adem met horten en stoten op gang kwam. Met een verbaasde kreet boorde ze haar vingers in zijn schouders, trok hem omhoog en kuste hem bijna als bezeten.

Toen hij haar tong zijn mond binnen voelde dringen, ging zijn hand als vanzelf omlaag om zijn broekklep los te maken. Zijn enige doel was nog om zichzelf in haar te verliezen, om dat allesverzengende vuur dat ze bij hem aangewakkerd had, te blussen. Nooit eerder was hij zo door hartstocht verteerd geweest. Ze had een vulkaan in hem ontstoken en de hitte verlamde hem tot hij alles om zich heen vergat.

Toen voelde hij haar hand bij de zijne, om hem te helpen met zijn broekklep, en tegen zijn lippen fluisterde ze: ‘Als dit oneervol is, wat heeft eer dan voor zin?’ Ze kuste hem weer, haar mond zacht en vochtig, haar lichaam dicht tegen het zijne.

Wat heeft eer dan voor zin?

In de schemergebieden van zijn bewustzijn begon zijn schuldgevoel zich te roeren. Hij dwong zichzelf eraan te denken wie hij was. Wat hij was. Een veldheer. Een buitenlander. Een echtgenoot.

Proberen te stoppen met vrijen met Pippa was net zoiets als proberen de golven van de zee tegen te houden. Zijn passie stroomde alle kanten op, explodeerde in zijn lichaam tot hij bijna de moed opgaf. Wat hem tegenhield was niet zijn gehuwde staat, maar de gedachte aan Pippa. Zij vertrouwde hem, bewonderde hem zelfs. Hij kon zichzelf er niet toe brengen het beeld dat zij van hem had aan diggelen te gooien, haar teleur te stellen zoals zij haar hele leven was teleurgesteld.

Hij dwong zichzelf zijn kussen luchtiger te maken, zichzelf inwendig vervloekend. Ten slotte lieten zijn lippen de hare los.

Knipperend met haar ogen keek ze naar hem op. ‘O Aidan, Jesu, dat was… We… Je…’

Glimlachend streek hij haar over haar wangen, de staat waarin zijn lichaam verkeerde negerend. ‘Ik weet het, lass. Ik weet het.’

Een kleine frons tekende zich af op haar voorhoofd. ‘Hoe kun je zeggen dat je het weet? Het was voor mij het fijnst.’

Zijn glimlach werd breder. Bijzonder dat ze hem kon laten glimlachen terwijl zijn lichaam in brand stond. ‘Dat is niet waar.’

‘Bedoel je dat je… We…’

Hij streek een haarlok van haar slaap. ‘Voor iemand die zoveel kletst, lijk het wel of je je tong hebt verloren. Voor mij is dit ook meer dan een beetje leuk.’ Onopvallend en teder tegelijk trok hij haar rok omlaag en haar keurs dicht.

‘Dat lieg je volgens mij,’ zei ze, met half toegeknepen ogen.

‘En volgens mij begrijp jij iets niet,’ zei hij. ‘Ik geef om je. Dus vind ik het belangrijk dat jij het naar je zin hebt. Jouw genot is mijn beloning.’

‘O, en hoe zit het dan met míjn beloning?’ vroeg ze, haar hand naar hem uitstekend.

Lachend hield hij haar tegen. Vóór vandaag had hij niet geweten dat je zo stijf als een eiken plank kon zijn en toch nog kon glimlachten. ‘Niet zo gretig.’

‘Ik zei dat ik me wilde laten onteren. Ik voel me nog niet onteerd.’

Haar woorden koelden zijn bloed op slag. Plotseling kwam de hele wereld terug. Hij was niet meer onafhankelijk en vrij om te doen en laten wat hij wilde. Want nu herinnerde hij zich alles weer, nu herinnerde hij zich weer waarom hij niet het recht had om hier te zijn, met Pippa, en te genieten van haar genot.

Met stramme bewegingen, alsof alles zeer deed na een dag strijden, liet hij haar los en stond hij op.

‘Dat is niet waar,’ zei hij, een hand door zijn haar halend. ‘We zijn allebei onteerd.’

 

Die nacht lag Pippa wakker en deed haar uiterste best om te sterven aan een gebroken hart. Het werkte niet. Ze begon te vermoeden dat dat soort dingen alleen gebeurden in weemoedige liedjes.

Zelfs als ze zich weer voor de geest haalde hoe Aidan zich als een mysterieuze, donkere engel van haar had afgekeerd en in de kou had laten liggen, kon ze haar hart niet zover krijgen dat het stopte met slaan of in duizend stukken brak of anderszins deed wat er gebeurde wanneer iemand het gebroken had.

Als ze dacht aan hoe hij haar had vastgehouden en haar dingen in het oor had gefluisterd en haar had gekust op de intiemste plaatsen, dan huilde ze, maar dood ging ze niet.

Ze pakte haar broche, voelde aan het warme goud en dacht aan haar plannen om haar familie op te sporen. Hoe had ze het in haar hoofd gehaald dat dat haar zou lukken. Zelfs haar eigen moeder had haar in de steek gelaten. Waarom zou Aidan anders zijn? En hoe had ze kunnen denken dat een Ierse veldheer van een Engelse straatmeid zou kunnen houden?

Tegen het ochtendgloren kwam ze tot de conclusie dat ze het toch zou overleven. De vraag was nu alleen: wat zou ze met zichzelf beginnen?

Ze ging uit bed en stapte over de kleren die ze de avond ervoor in een hoop op de grond had laten liggen. Nadat Aidan… Ja, wat had hij eigenlijk gedaan? De liefde met haar bedreven? Nee, het was iets afstandelijkers geweest, iets berekenenders, want hij had haar niet willen geven wat ze van hem wilde: zijn hart.

Eén klein ogenblik had hij zijn hart een kiertje opengezet. Maar voor ze een blik naar binnen had kunnen werpen, had hij het weer dichtgedaan, haar buitengesloten.

‘Die vervloekte Ierse ogen van jou, Aidan O’Donoghue,’ mopperde ze, haar rok en onderrok aantrekkend. Beelden van hoe hij haar had geholpen bij het kleden drongen zich aan haar op, hoe hij had moeten lachen om die belachelijk ingewikkelde Engelse kledingstukken. Boos schoot ze in het keurslijfje, dat ze opstandig van voren dichtknoopte, en waste haar gezicht met koud water.

In de stal vond ze Iago. Zodra ze hem zag – hij was een paard aan het longeren – kalmeerde ze een beetje. Hij was een van die zeldzame schatten geworden die een mens moet koesteren, een echte vriend.

Hij trok aan de lange teugel om het paard te laten stoppen. ‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg hij. ‘Je ziet er verschrikkelijk uit.’

‘Dank je,’ zei ze spottend. ‘Wat ontzettend aardig dat je me daarop wijst.’

Hij leidde het damespaard naar een stapelmuurtje en maakte het vast. ‘Je bent vannacht bij Aidan geweest.’

‘Ja.’ Tegenover Iago kon ze niets ontkennen. ‘Maar hij… is niet gebleven.’

De merrie stapte ongedurig opzij. Kalmerend klopte hij haar op de hals. ‘Ach. Ik was al bang…’ Ineens leek hij buitengewoon veel belangstelling te hebben voor het bit van het paard.

‘Wat? Met een boze blik keek ze hem aan, ellebogen op het muurtje geplant. ‘Waar was je bang voor?’

Hij nam er de tijd voor om het bit bij te stellen. Toen keek hij haar berustend aan. ‘Dat Aidans geweten en zijn plichtsbesef de overhand zouden krijgen. Hij luistert niet naar zijn hart.’

‘Dat begrijp ik niet.’

‘Het is niet aan mij om dat uit te leggen. Binnenkort gaan we terug naar Ierland. Dan doet dit er allemaal niet meer toe.’

In haar achterhoofd had Pippa altijd wel geweten dat Aidan O’Donoghue niet thuishoorde in Londen, met de vervuilde straten en de rook en de doordringende rioollucht. Ze stelde zich voor hoe hij in zijn vaderland zou zijn, waar het net zo woest en mysterieus was als de O’Donoghue Mór zelf.

In Ierland was hij thuis. Het was nooit zijn keuze geweest om hier te zijn, het was nooit zijn bedoeling geweest om een goedkoop toneelspeelstertje op te pikken bij St. Paul’s en haar hart te stelen. Het had niet moeten gebeuren, maar het was wel gebeurd.

De merrie hinnikte en schraapte met haar hoeven over de grond.

‘In al die jaren dat ik op straat heb geleefd,’ zei ze met verrassend vaste stem tegen Iago, ‘heb ik één ding wel geleerd.’

‘Wat dan wel, pequeña?’

‘Om als eerste te vertrekken. Zodat ik niet degene ben die achterblijft.’

Hij legde zijn hand op de hare, heel zacht, en zijn tederheid maakte haar aan het huilen, vanbinnen. ‘Dat is niet zo’n slecht idee.’

‘Ik dacht dat je me op andere gedachten zou proberen te brengen.’ Ze schonk hem een bibberig lachje.

‘Daarmee zou je alleen maar het onvermijdelijke uitstellen.’

Ze haalde beverig adem en klopte op zijn hand. ‘Dat zal wel. Maar de vraag is: waar ga ik dan heen?’

Zijn lach straalde als zilver in het zonlicht. ‘Pequeña, ik dacht dat je het nooit zou vragen.’