Hoofdstuk 12
Als Aidans blikken konden doden, dan hadden ze dat op dat moment gedaan, en met liefde. De haat die hij voor Felicity voelde, ging gepaard met zoveel brandend venijn dat hij zich afvroeg hoe het kon dat ze nog steeds voor hem stond.
‘Wat doe je hier nog,’ fluisterde hij, alleen voor haar oren bestemd. ‘Ik dacht dat je weg was.’
‘Dacht u echt, my lord, dat Revelins zwakke ontbindingsverzoek aan bisschop O’Brien mij weg zou jagen?’
Haar hand in de zijne voelde koud als steen. Hij trok zijn hand terug en keek naar Pippa. Daar stond ze, met haar hart in haar ogen, en op dat moment begreep hij het.
Ze hield van hem. Wat ze ook zei, hoe hard ze het ook ontkende, ze hield van hem.
En nu had zijn verraad een dodelijk gat in haar ziel geslagen. Hij keek haar aan en zag in haar ogen haar liefde voor hem doodbloeden.
‘Zijn echtgenote?’ zei Pippa met een klein maar helder stemmetje. ‘U bent de vrouw van de O’Donoghue Mór.’
Felicity’s glimlach werd zachter, tot het alleen nog medelijden uitdrukte, en alleen Aidan zag de gemene scherpte in haar uitdrukking. ‘We zijn bijna een jaar getrouwd nu. En wie mag jij wel zijn?’
‘Niemand.’ Pippa deed een stap achteruit. En toen nog een. ‘Helemaal niemand.’
Toen draaide ze zich om en zette het op een lopen.
Vloekend ging Aidan haar achterna, de zaal uit en de trap verder op. Kennelijk was Pippa niet bekend met de plattegrond van dit soort gebouwen, want ze belandde op een kleine overloop waar maar één lage deur op uitkwam. Daar zette ze haar schouder tegenaan en ze duwde uit alle macht.
De deur gaf toegang tot de trans achter de kantelen, vanwaar je uitzicht had op Lough Leane. Ze wrong zich tussen twee vierkante kantelen in.
Een paar meter verder bleef Aidan als aan de grond genageld staan, overvallen door dezelfde angst die hij gevoeld had toen ze boven aan de klif stond te wankelen en zwalken alsof ze droomde. Nog een paar centimeter meer naar voren en ze zou naar beneden storten en op de rotsen in het meer te pletter slaan.
‘Ik ben het toch niet waard om voor te sterven,’ zei hij zachtjes.
Met van pijn omfloerste ogen keek ze hem aan. ‘Dat had u gedroomd,’ zei ze.
Hij waagde een paar stappen in haar richting en leunde tegen de muur. ‘Zie je dat eiland daar?’
Ze keek over het blauwglazen oppervlak van het meer in de richting die hij aanwees. ‘Innisfallen?’ vroeg ze.
‘Aye.’
‘Ik zie het dak van een kerk door de bomen. Denkt u dat uw vriend Revelin daar nog is of zou Richard de Lacey de kanunniken er ook uitgegooid hebben?’ Ze sprak met berekenende, ijzige kalmte.
‘Ik denk dat ze er allemaal nog zijn. Het is strategisch niet interessant.’
‘Ik vind het wel interessant om Revelin te ontmoeten,’ zei ze. ‘De man te leren kennen die u tot voorbeeld moest zijn, die u moest opvoeden tot een man van eer.’ Met een vlijmscherp medelijdende blik keek ze hem aan. ‘Wat zal hij teleurgesteld in u zijn.’
‘Dat,’ zei hij, en wat had hij een hekel aan zichzelf, ‘is ongetwijfeld waar.’ Hij dwong zichzelf haar aan te kijken terwijl hij eigenlijk het liefst beschaamd het hoofd had laten hangen. ‘Wat kan ik tegen jou zeggen, Pippa? Dat het me spijt? Hoe het komt dat ze mijn vrouw is en waarom ze mijn vrouw helemaal niet is?’
Dat wekte in elk geval haar belangstelling. ‘Als u me dat soort dingen vertelt, zegt dat nog niets. Het verklaart niet waarom u me hebt bedrogen. Waarom u me van straat hebt geplukt en me cadeaus hebt gegeven en zo aardig tegen me bent geweest. Noch waarom u me in uw armen hebt genomen, me hebt gekust, me hebt –’ Ze beet op haar lip en wendde haar gezicht af.
‘Luister toch in ieder geval naar wat ik te zeggen heb,’ zei hij.
Afgezien van het vermoeide zuchten van de wind, hoorde hij niets. Met ingehouden adem wachtte hij tot ze naar hem opkeek en vroeg: ‘Waarom?’
‘Omdat ik om je geef, Pippa. God vergeve het me, maar dat is al zo vanaf het begin.’
Het meer rimpelde onder de streling van de wind. Met open mond keek ze hem aan. Ze was kwetsbaar en mooi als een pas ontloken bloem, onzeker over haar positie en wat er van haar verwacht werd.
Uiteindelijk, na een lange stilte waarin alleen de wind van zich liet horen, begon ze met haar hakken tegen de kasteelmuur te trappen. ‘Waarom zou ik geloven wat u zegt?’
‘Dat hoeft niet. Je zou de waarheid moeten horen in mijn stem en moeten voelen als jouw handen me in vuur en vlam zetten, a gradh.’
‘Lust. Dat zie ik. Lust en bedrog.’ Ze haalde haar handen door haar in de war geblazen haar. ‘Ik kan geen enkele reden bedenken waarom ik ook maar één woord zou geloven van wat u zegt.’
‘Geloof geen woorden. Geloof wat je ziet en voelt.’
‘Ik weet niet wat ik voel,’ zei ze. ‘Ik wou dat ik boos kon zijn en dingen naar uw hoofd kon gooien, maar ik ben helemaal gevoelloos.’ Over de rand van een van de kantelen heen keek ze hem aan. Haar gezicht was zacht van het lijden en de verwarring. ‘Waarom heeft u het niet verteld?’
Er liep een rilling van zelfverachting over zijn rug. ‘In het begin leek het niet nodig. Je was een vreemde die geen bemoeienis met mijn leven had. Later dacht ik dat ik je bij koningin Elizabeth aan het hof zou achterlaten en je nooit meer zou zien. Zelfs tegen mijn vrienden spreek ik nooit over Felicity, laat staan tegen mensen van wie ik denk dat ze snel weer uit mijn leven verdwijnen.’
Hij knipperde toen hij de pijn in haar ogen zag. ‘Maar je bleef. Je werd heel belangrijk voor me. Ik zou er alles voor over hebben gehad om je niet te kwetsen, Pippa. Ik zei niets omdat ik wist dat er ooit een dag zou komen waarop ik je moest verlaten. Egoïstisch als ik ben, wilde ik dat je met liefde aan me zou terugdenken, dus zei ik niets. Tegen de tijd dat ik me realiseerde dat je mee zou gaan naar Ierland…’ Hij aarzelde en bestudeerde het grillige silhouet van Macgillycuddy Reeks in de verte, dat afstak tegen de gemarmerde blauwe lucht. ‘Daarna kon ik er gewoonweg de woorden niet voor vinden. Ik hoopte dat ik er nooit met jou over zou hoeven te praten. Er was een brief gekomen van Revelin waarin stond dat het huwelijk ontbonden zou worden. Eigenlijk had ze weer bij haar vader moeten zijn. Toch is dat geen excuus. Ik had je over haar moeten vertellen.’
‘Vertel het nu dan maar.’
Met uitgestoken hand knielde hij aan haar voeten. ‘Kom alsjeblieft weer naar beneden.’
Ze aarzelde even, en dat korte moment van wantrouwen sneed hem door hart en ziel. Hij was haar kwijt. De oude Pippa zou in zijn armen gesprongen zijn. Uiteindelijk pakte ze zijn hand en kwam van het muurtje af.
‘Konden we maar ergens alleen zijn, ver weg van de rest van de wereld,’ zei hij.
‘Dat is onmogelijk. De wereld gaat nooit weg.’ Rillend sloeg ze haar armen om zich heen. ‘En uw vrouw ook niet.’
Hij stond op en lachte een rauwe lach. ‘Nee, ze is er nog en heeft mijn kasteel aan de vijand overgedragen.’ Leunend tegen de stenen muur luisterde hij even naar het spel van de wind in de boomtoppen. ‘Maar dat is nog geen excuus voor mijn bedrog.’
‘Zij is de reden dat u nooit de liefde met me wilde bedrijven, hè?’
Hij knikte. ‘De reden van mijn huwelijksbelofte was slecht, maar toch zal ik me aan die belofte moeten houden.’
Pippa glimlachte cynisch. ‘Dat is tenminste een opsteker voor mijn ijdelheid. Elke keer dat u ophield en me afwees, dacht ik dat u mij afstotelijk vond.’
Als ze niet zo serieus was geweest, had hij erom gelachen. ‘Helemaal niet, a stor,’ zei hij nu. ‘Er is niets of niemand in de wereld die mooier is dan jij.’ Hij glimlachte. ‘Verbaast je dat? Daar hoef je niet van te schrikken, mijn lief. Vanaf het moment dat ik je op de trappen van St. Paul’s zag staan, vond ik je hartveroverend. Ik vond het zelfs leuk toen je in bad zat te zingen. Ach, Pippa. Je deed zo je best me te vermaken opdat ik je zou houden. Wat je niet wist was dat ik je voor altijd heel dicht bij me wilde houden. Maar dat ging niet.’ Tersluiks wierp hij een blik op de doorgang naar de toren.
‘Waarom bent u met haar getrouwd?’
‘Voor mijn volk.’ Hij lachte bitter. ‘Wat klinkt dat nobel. Ik ben getrouwd met Felicity om een noodzakelijk verbond te sluiten met de Engelse gouverneur in Killarney. Mijn vader had koortsachtig gewerkt om Ross Castle af te bouwen. Aan mij was de keus: of ik vroeg om de hand van Felicity of het kasteel zou belegerd worden.’
‘Dat is toch niet zo vreemd?’ zei ze. ‘In adellijke kringen wordt toch wel vaker getrouwd met het oog op gebiedsuitbreiding?’
‘Dat was ook de reden die ik verkondigd heb aan de wereld. In werkelijkheid ben ik met Felicity getrouwd om mijn vader dwars te zitten.’ Zo. Na al die tijd had hij het toegegeven. Weer voelde hij de verhitte emoties die de gedachte aan zijn vader teweegbracht. Hij sloot zijn ogen en liet de wind over zijn gezicht strijken.
Haarscherp kon hij het zich nog voor de geest halen: zijn vaders ongelovige gesnuif, gevolgd door een kreet van woede en toen de klappen, twee keer met de vlakke hand, zo hard dat Aidans hoofd van de ene naar de andere kant was geknakt. Er was geen reactie op gekomen, dus waren er nog vele rake klappen gevolgd, tot Aidan op de grond had gelegen met zijn hand tegen zijn gezicht om zijn bloedende lip te stelpen.
Ronan O’Donoghue zou zijn zoon met zijn blote handen hebben vermoord, daar was Aidan van overtuigd. Terwijl de oude man erop los ramde en Aidan zijn uiterste best deed om niet terug te slaan, was de lang verzwegen waarheid eruit gekomen.
‘Je bent mijn zoon helemaal niet,’ had Ronan gebruld, ‘maar het product van een of andere Saksische huursoldaat. Een bastaard. Eerst heeft je trouweloze moeder me doen geloven dat ik je vader was, maar uiteindelijk heb ik de waarheid eruit weten te slaan.’
De oude misselijkheid kwam weer boven. Aidan drukte zijn rug tegen de muur en haalde adem door zijn opeengeklemde kaken. Nooit zou hij zeker weten of zijn vader die avond de waarheid had gesproken. De geruchten dat Marie O’Donoghue door toedoen van haar echtgenoot was omgekomen, leken waarschijnlijk. Ronan had nooit een ander kind gehad, dus misschien was zijn beschuldiging ook waar.
‘Bloed liegt niet,’ had Ronan gebruld. ‘Ik dacht dat ik een echte krijger van je kon maken, maar als ik even niet oplet kruip je zo terug in de schoot van die Engelsen.’
Er leek geen einde te komen aan het slaan en schreeuwen. Haat had zich in Aidans borst samengebald. Hij had niet terug willen vechten, want zijn woede was te groot. Hij was bang geweest dat hij zijn vader zou vermoorden.
En uiteindelijk had hij dat toch gedaan. Midden in een schreeuw was Ronan stilgevallen, met opgeheven hand, klaar voor de volgende klap. Zijn paars aangelopen gezicht vertrok, zijn ogen puilden uit en hij viel voorover. Met zijn volle gewicht was hij op Aidan terechtgekomen. Langzaam, vechtend tegen de pijn die de lawine van klappen veroorzaakt had, was Aidan onder hem uit gekropen en opgestaan.
Hij herinnerde zich dat hij lang naar zijn vader had staan kijken. Hij herinnerde zich dat hij de stenen wenteltrap af was gelopen – niet gerend – om iemand naar de chirurgijn te sturen.
‘My lord?’ Pippa’s zachte stem verloste hem van de demonische herinneringen. ‘Vertel verder.’
Tot Aidans eigen verbazing begon hij te vertellen. Voor het eerst sprak hij over de vernederende, gruwelijke details van die avond.
‘Mijn openlijke ongehoorzaamheid was de bijl die mijn vader heeft gedood,’ besloot hij. ‘Hij stierf tijdens zijn woedeaanval over Felicity. Zijn dood heeft me met een enorm schuldgevoel opgezadeld, dus heb ik dit kasteel geheel volgens zijn plan afgebouwd.’
Tijdens het luisteren had ze haar ogen geen enkele keer neergeslagen. Ze bekeek hem met andere ogen nu, alsof hij een vreemde voor haar was. Bleek en stil was ze, maar er sprak geen afschuw of beschuldiging uit haar blik, eerder medelijden. ‘Ik dacht dat mensen die een familie hebben gelukkig waren,’ zei ze ten slotte.
Zijn handen achter zijn rug ineenslaand, ijsbeerde hij over de trans. ‘Binnen een paar uur nadat ik met Felicity was getrouwd, wist ik al dat ik een fout had begaan.’
‘Een paar uur?’ Ze bloosde. ‘U bedoelt de huwelijksnacht.’
Hij bleef staan. ‘Ik vermoedde al dat er iets mis was toen ze me uit het echtelijk bed weerde. Voor het geval het me nog niet duidelijk was, verklaarde ze dat ze maagd zou blijven tot het moment dat ik en al mijn onderdanen het katholieke geloof af zouden zweren en de nieuwe gereformeerde religie zouden omarmen.’
‘Ze vond haar maagdelijkheid heel wat waard.’
Hij glimlachte om Pippa’s zwarte maar vlotte humor. ‘Het bleek ook geen erg effectieve stimulans. Het is misschien vreemd, maar beelden kapotgooien en de paus vervloeken trekt me helemaal niet.’ Zijn glimlach verdween. ‘Op alle belangrijke punten ben ik nooit getrouwd geweest. Toch word ik verteerd door schuld over mijn gevoelens voor jou.’
Met een zachte kreet keerde ze zich van hem af, alsof het haar moeite kostte zich niet in zijn armen te werpen. ‘En nu?’
Zijn hart sloeg langzaam, zwaar. Hij stond zichzelf toe haar zacht over haar wang te strijken. ‘Toen ik met haar trouwde, had ik geen idee dat het mogelijk was om zoveel om een vrouw te geven als ik om jou geef.’ Hij wilde zeggen dat hij van haar hield maar kon het niet. Nog niet. Niet zolang hij niet wist wat hij haar te bieden had.
Ze draaide haar hoofd zo dat het op zijn hand rustte, en hij voelde warme tranen. Dat werd hem te veel. Hij trok haar tegen zich aan en drukte een kus op haar hoofd.
‘Het is te laat voor ons, hè?’ fluisterde ze.
‘Dat zegt mijn gezonde verstand ook. Maar mijn hart zegt dat we wel een oplossing zullen vinden.’
‘Aidan –’
‘Ik geloof dat wij nog niet aan elkaar voorgesteld zijn,’ riep Felicity vanuit de gewelfde doorgang naar de trap. In haar korenbloemblauwe ogen flikkerde een ijzige waas van haat.
Aidan en Pippa lieten elkaar los en keken naar haar. In Felicity’s ogen woedde een vreemde storm die haar niet aflatende fanatisme verried. Ze maakte een gespannen indruk, alsof ze een te strak opgewonden veer was.
Met haar handen in haar zij keek Pippa haar onverschrokken aan. ‘Zeg maar Mistress Trueheart.’
‘Mistress?’ siste Felicity. ‘Weet je zeker dat je niet bedoelt scharreltje? Of misschien hoertje?’
Die nacht lag Pippa wakker, ziedend van woede over Felicity. Op aandringen van Richard had ze een eigen kamer gekregen als hooggeplaatste gast.
Diep vanbinnen bewonderde ze Felicity wel. Getrouwd zijn met de O’Donoghue Mór en dan maagd blijven was een teken van wilskracht – meer wilskracht dan Pippa ooit hoopte te bezitten.
‘Hij hoeft maar met zijn vinger te wenken en ik kom eraan gesneld,’ mopperde ze, op haar kussen slaand. ‘Die intolerante trut heeft tenminste nog haar principes om moed uit te putten.’
Ondertussen probeerde Aidan met Richard tot een overeenstemming te komen. Zijn mannen wilden oorlog. Pippa had ze horen bekvechten in het wachthuisje. In het Iers, dat wel, maar ze had het een en ander op weten te pikken. Ze begreep genoeg om te weten dat Aidan zielsveel van zijn land en zijn volk hield.
‘Wat ben je toch een dom mens, Felicity,’ fluisterde ze tegen de wind die huilde in het donker. ‘Je hebt geen idee wat je mist.’
Als hij Felicity aan de kant zette, redeneerde Aidan, dan hadden de voorwaarden van overgave die ze als Lady of Castleross had getekend geen enkele waarde meer. Dan was er geen overeenkomst met de Saksen. Maar hij kende de macht van de Brownes. Hun woede kon de aanleiding zijn voor een algehele slachtpartij.
Bij het raam van de kamer boven, waar hij al sinds zijn kinderjaren sliep, voelde hij zijn hart een slag overslaan. Die strijd kwam toch wel, of hij Felicity hield of niet, en volgens Revelin had hij toestemming gekregen van Rome om haar aan de kant te zetten. Hij zou haar naar haar vader in Killarney sturen.
De schaamte zou haar dood betekenen. Maar zij was degene die haar huwelijksgelofte teniet had gedaan door hem uit het echtelijk bed te verbannen.
De gedachte dat hij vrij zou zijn steeg hem naar het hoofd. Vrij om Pippa te laten zien wat hij voelde – dat zou een regelrechte zegen zijn. God, wat verlangde hij naar haar!
Morgenochtend zou hij het meteen tegen Felicity zeggen, Ze mocht Revelin dan afgepoeierd hebben, het zou haar niet lukken Aidan op andere gedachten te brengen wat de ontbinding van hun huwelijk betrof.
De deurklink bewoog en de kamerdeur zwaaide open. Met zijn hand op het heft van zijn kortzwaard draaide hij zich om.
Een in een mantel en kap gehulde gestalte kwam de kamer binnen. ‘Laat die hand, my lord,’ zei een zachte vrouwenstem. ‘Alstublieft, ik smeek het u.’ Ze knielde in een streep bleek maanlicht.
‘Felicity?’ Zijn hand ontspande. ‘Wat doe jij hier?’
Ze duwde de kap naar achteren en deed de mantel open. Eronder droeg ze niets anders dan een doorschijnende linnen hemdjurk.
Als aan de grond genageld bleef hij staan. Voor het eerst zag hij haar haren los, dik en glanzend als gepolijst hout. Hij zag de donkere toppen van haar omvangrijke borsten tegen de binnenkant van de dunne stof duwen. Hij zag de ivoren huid van haar hals, waar haar hartslag kalm onder klopte.
En toen ze haar gezicht naar hem ophief, zag hij de verwarrende storm in haar ogen woeden, sterker nog dan eerst.
Ze haalde diep adem. ‘Ik ben gekomen om te doen wat ik meteen op onze huwelijksnacht had moeten doen. Ik had me toen aan je moeten geven. Maar de Heer sprak tegen mij en zei dat ik moest wachten.’
‘Zo. En zegt de Heer nu dat je je benen voor me mag spreiden?’
Haar gezicht vertrok. ‘Ik had je toen niet mogen weigeren. Dat weet ik nu. Ik realiseerde het me op het moment dat ik zag dat je nauwelijks weerstand kon bieden aan de verlokkingen van een andere vrouw.’
‘Nee, Felicity. Je realiseerde het je toen je begreep dat ik je opzij zou zetten en je verdrag met de Engelsen teniet zou doen.’
Haar gezicht bleef sereen, emotieloos. Hij bewonderde haar zelfbeheersing, hoewel het ook iets verontrustends had.
‘Ik dacht helemaal niet aan het verdrag,’ zei ze. ‘Er staat veel meer op het spel. Het gaat om je zielenheil.’
‘Ach, Felicity,’ zei hij. ‘Dat is een grote, kwalijke leugen.’
‘Niet waar!’ Ze sprong op. De dunne stof dwarrelde om haar lichaam toen ze naar hem toe rende. Haar figuur stak scherp af tegen het maanlicht. ‘Ik hou van je, mijn man, mijn lief. Ik heb altijd van je gehouden. Je moet toch weten hoe moeilijk het voor mij is geweest om niet te smeken mij weer in je bed toe te laten. Nu smeek ik je, Aidan. Ik kan je kinderen schenken –’
‘Felicity,’ zei Aidan zacht, met een stem vol spijt. ‘Die kans zul je niet meer krijgen.’ Voor ze daar iets tegenin kon brengen, ging hij verder: ‘Het leven is kort en het wacht niet tot we besloten hebben hoe en wanneer we het willen leven.’
Even dacht hij weer aan hoe haar schoonheid, haar puurheid, hem had verblind. Net als het idee dat hun samenzijn ook twee volken zou verenigen. ‘We hebben allebei de fout gemaakt iets onder controle te willen krijgen wat niet in onze macht ligt.’
Ze wierp zich in zijn armen en bedekte zijn gezicht met kussen. Verbaasd deed hij een stap achteruit. ‘Felicity, alsjeblieft. Maak het niet moeilijker dan het al is.’
‘Het komt allemaal goed,’ fluisterde ze hees. ‘Aidan, je bent mijn man!’
Ze kwam dichterbij en om haar te ontwijken stapte hij het balkon op. De koude nachtlucht waaide in zijn gezicht. Al snel stond ze weer naast hem, kreunend en hem kussend waar ze hem maar raken kon.
‘Je hebt het nooit begrepen,’ zei ze, met een stem waar de rillingen hem van over de rug liepen. Haar armen had ze om hem heen geslagen, een beetje onbeholpen maar wel doortastend, en weer voelde hij een steek van spijt dat elke vorm van genegenheid die ze hadden kunnen delen, vanaf het begin gedoemd was geweest te mislukken.
‘Ik hield echt veel van je, Aidan,’ zei ze.
‘Nee, Felicity. En ik ook niet van jou.’ Haar armen hielden hem nog steeds gevangen; hij wilde dat ze hem losliet. ‘We moeten hier een eind aan maken. Nu. Vanavond. Revelin heeft de papieren al in orde gemaakt.’
‘Ik laat me door jou niet te schande maken!’ riep ze.
Aanvankelijk voelde hij niets; toen drong de scherpe, bijtende pijn tot hem door. Hij stond stokstijf, niet in staat te bewegen. Het mens had hem in de rug gestoken. Ze hief haar arm om hem nogmaals te steken.
Hij slaakte een woordeloze kreet en duwde haar van zich af. Vanuit de wond schoten ijskoude rillingen van angst en pijn over zijn rug. Ze hief het kleine mes en stormde op hem af.
Met beide handen pakte hij haar polsen. De beelden op zijn netvlies werden wazig en onsamenhangend, en hij begreep dat hij op het punt stond het bewustzijn te verliezen. ‘Niet doen, Felicity. Je bent gek, hoor je me?’
Keer op keer probeerde ze hem te raken, maar zijn handen waren nog te sterk. ‘Je richt jezelf te gronde, vrouw, niet mij,’ zei hij door zijn opeengeklemde kaken. Als hij iets harder kneep, kon hij haar pols breken, maar hij wilde haar geen pijn doen. ‘Ga gewoon terug naar je familie. Geef mij de schuld. Zeg dat ik een bullebak ben, dat ik je geslagen heb of je gedwongen heb een rozenkrans te bidden. We kunnen zeggen dat het mijn schuld is dat we kinderloos zijn gebleven, we kunnen zeggen dat –’
‘Nooit! Roomse paap!’ Het lemmet trilde in haar hand.
Hij drukte zijn duim in het kuiltje waar haar slagader klopte, tot hij de juiste zenuw gevonden had. Toen zakte ze slap tegen hem aan. Het mes kletterde op de grond. Warm bloed druppelde over zijn rug en hij voelde zich licht worden, alsof hij leeg was vanbinnen en elk moment kon opstijgen. Hij moest gaan zitten, zijn hoofd tussen zijn knieën houden en Iago roepen om de wond te verbinden.
Maar eerst moest hij dit afhandelen met Felicity. ‘Het is voorbij,’ fluisterde hij. ‘Die hele verschrikkelijke vertoning is voorbij. Laten we er nu een eind aan maken, voor we elkaar nog meer pijn doen.’
Ze keek naar hem op. ‘Maar ik hou van je. En jij houdt van mij.’
Het was duidelijk dat ze niet de ironie inzag van de woorden die ze gesproken had tegen de man die ze net een mes in de rug had gestoken. ‘Ik wilde jou om mijn vader een hak te zetten en jouw vader te vriend te houden,’ legde hij uit. ‘Jij wilde mij om je gereformeerde kruistocht uit te breiden. Dat was verkeerd, van ons allebei. Nu is het voorbij.’
‘Nee,’ zei ze, achteruit krabbelend. Ze stapte op het stenen muurtje dat het balkon omsloot. De wind greep de zoom van haar mantel en blies haar mooie lange haar tot een donkere cirkel om haar gekwelde gezicht. ‘Nog niet helemaal, Aidan.’
‘God, Felicity!’ Struikelend kwam hij vooruit. ‘Wat doe je? Kom alsjeblieft naar beneden.’ Hij hoorde zichzelf de woorden herhalen die hij zo kort geleden nog tegen Pippa gezegd had. Maar Pippa was niet van plan geweest hem tegen elke prijs te gronde te richten. In Pippa’s ogen had niet dat zilverwitte, manische licht geschenen.
Ergens boven hem klonk een schurend geluid, waarschijnlijk het piepen van scharnieren. Hij sloeg er geen acht op en stak zijn hand uit. ‘Ik meende niet wat ik zei, lieverd,’ soebatte hij. ‘Vannacht ben je welkom in mijn bed. Ik zal de liefde met je bedrijven en je gelukkig maken.’
‘Je leugens komen te laat.’ Ze pakte de voorkant van haar nachthemd en trok tot haar borsten zichtbaar werden. Met haar nagels kraste ze schrijnende rode strepen op haar borst. ‘Jouw leugens kunnen ons allebei niet meer redden. Door die leugens zul je verdoemd zijn tot in de eeuwigheid! Morgen zal iedereen weten dat je me hebt vermoord.’
Hij probeerde haar te pakken maar zij was sneller, deed een stap naar achteren en viel, viel, met wapperende mantel en haren, haar gezicht een scherpe, witte ovaal die verdween in het zwart.
Aidan klampte zich vast aan het muurtje en gaf over. Zweetdruppels vormden zich op zijn voorhoofd, woede vormde zich in zijn hart. Zelfs nu ze dood was had ze hem nog in haar macht. Morgenochtend zou iedereen hem voor moordenaar uitmaken.
Tenzij hij er nu stiekem vandoor ging en pas terugkwam als hij een heel leger achter zich had.
Richard de Lacey gaf Pippa een zakdoek. Ze droogde haar ogen en keek hem aan. ‘Hoeveel heb je er nog?’
‘Vier, geloof ik.’
Luidruchtig haalde ze haar neus op. ‘Ik ben bang dat ik daar niet genoeg aan heb.’
De zon had zich niet laten zien. Mistroostig tikte de regen tegen de overhangende dakrand van het kleine studeervertrek waar ze zat, met Richard en een vrouw die Shannon MacSweeney heette.
Bij het aanbreken van de dag was Shannon komen vragen of de geruchten die in Killarney de ronde deden waar waren. Met haar rode bos haar en haar trotse houding leek ze een beetje op een brandende fakkel. Nu klopte ze Pippa op haar schouder en keek Richard met haar scherpe groene ogen aan.
‘Dus ze is echt dood,’ zei ze.
‘Ja.’
‘En heeft de O’Donoghue Mór haar aangevallen en over de balustrade gegooid? Dat zegt haar vader en dat heeft haar neef, Valentine Browne, verkondigd bij de pomp in het dorp.’
‘Dat is gelogen,’ zei Richard fel. ‘Ik heb het allemaal zien gebeuren. Ik hoorde stemmen en keek uit mijn raam, vlak boven het balkon. Ze heeft Aidan gestoken, toen sprong ze op de balustrade en scheurde haar nachthemd om het te laten lijken alsof hij haar had aangevallen.’ Richards stem werd dik van woede en verdriet. ‘Hij probeerde haar nog over te halen om eraf te komen, maar ze sprong.’
Pippa drukte de zakdoek tegen haar ogen. Kon ze zo de beelden maar wegvegen die zijn woorden bij haar opriepen. ‘Waarom is hij gevlucht?’ fluisterde ze. ‘Dan denkt iedereen dat hij schuldig is.’
‘Het is goed dat hij gevlucht is,’ zei Shannon MacSweeney. ‘Als hij gebleven was, hadden ze hem bij zonsopgang opgehangen.’
‘Ik had hem verdedigd,’ zei Richard vol overtuiging.
Shannon lachte verbitterd. ‘Denk je dat dat wat uitgemaakt had? Fortitude Browne zoekt al tijden een excuus om van Aidan O’Donoghue af te komen.’
Vervuld van kille woede trok de O’Donoghue Mór over het schiereiland Iveragh, in elk gehucht en elke stad opstandelingen rekruterend. Het was niet moeilijk om gewelddadige, ontevreden mannen te vinden die hem wilden volgen in zijn queeste om Ross Castle terug te krijgen.
Een generatie lang hadden ze de hebzucht en het onrecht van de Engelse overheersers al moeten verdragen. Dat er kortgeleden opstandelingen opgehangen waren op bevel van Fortitude Browne om de dood van zijn dochter te wreken, was de druppel geweest die de emmer deed overlopen.
Gewillig namen ze de wapens ter hand en binnen een maand was er een gigantisch leger op de been gebracht aan de uiterste oever van Lough Leane.
Pippa, die het grootste deel van de tijd had doorgebracht bij de kanunnik Revelin, arriveerde er tegen zonsondergang, per roeiboot. Ze zag Iago, die met een groep boogschutters bezig was. Toen ze hun pijlen met een plof in de strofiguren zag verdwijnen, werd het wel heel griezelig echt. Ze waren van plan alle Engelsen te vermoorden.
‘Waar is Aidan?’ vroeg ze aan Iago.
Iago zette grote ogen op. ‘Jij mag hier helemaal niet komen.’
‘Geef gewoon antwoord, Iago.’
Hij keek naar Revelin, die met haar meegekomen was. ‘Zij mag hier helemaal niet zijn.’
‘En wie denk je dat haar tegenhoudt?’ vroeg hij met zijn zware accent. ‘Het is net een stormram, die vrouw. Ze blijft net zolang op je inpraten tot je uiteindelijk niets liever wil dan doen wat ze vraagt.’
Iago’s grimmige glimlach verried zijn gevoel voor humor. ‘Ik zie dat je onze Pippa goed hebt leren kennen.’
‘Nou?’ zei ze, een beetje streng om haar zenuwen te maskeren. ‘Waar is hij?’
Iago wees. ‘Daar, aan de rand van het bos, bij een bron.’ Hij legde zijn hand even op haar schouder en bekeek haar met pijn in zijn bruine ogen. ‘Er is daar een altaar voor zijn moeder. En pequeña, ik ben bang dat hij flink gedronken heeft.’
Hoofdschuddend begon ze in de richting van de bron te lopen. ‘Ik heb wel vaker dronken mannen gezien.’ Toch bonsde haar hart in haar keel toen ze over het kampement liep. De soldaten waren rustig, hun angst tastbaar, als strakgespannen draden die door het kampement liepen.
De afgelopen weken was het onrustig geweest in het district: de Engelsen schreeuwden moord en brand over de dood van Felicity Browne O’Donoghue en de Ieren riepen om het hardst dat Aidan onschuldig was. Richard de Lacey zelf, die nog steeds op Ross Castle zat, had zich opvallend stil gehouden. Ongetwijfeld om zich voor te bereiden op de oorlog.
Ze klom een klein, modderig paadje op naar de bron. Naast het borrelende water stond een prachtig stenen Keltisch kruis.
Aidan leek haar niet te horen aankomen. Met zijn ellebogen op zijn knieën zat hij op een grote steen. Een veldfles van hertenhuid bungelde aan zijn vingers. Zijn haar, langer dan ooit, viel in ongekamde plukken voorover.
Ondanks zijn woeste uiterlijk was hij nog steeds op en top de veldheer, fel en sterk en ongeslagen, zij het met tegenzin, alsof hij een rol speelde die hem niet paste.
‘Aidan,’ zei ze zacht.
Hij keek naar haar op. Ze zag de vreselijke woede en ontoombare opstandigheid in zijn blauwer dan blauwe ogen branden. Op dat moment begreep, zág ze zijn kwelling alsof hij het allemaal voor haar op tafel had gelegd. Hij beschouwde zichzelf als een dode man. Dat hij nog moest worden gedood in de strijd was slechts een formaliteit.
‘Alsjeblieft, Aidan’ zei ze. ‘Doe het niet. Bedenk een andere manier. Ik smeek het je.’
‘Bedenk een andere manier.’ Zijn rauwe, dronken stem klonk spottend. ‘Heb je een voorstel? Met een Saksische trouwen om de vrede te herstellen? Of er eentje vermoorden als ze je tot last wordt?’
Van schrik hield ze haar adem in. ‘Je geeft jezelf de schuld, hè?’ Haar stem trilde. ‘Dat zei Revelin al.’
‘Revelin zit er zelden naast.’
De angst die ze in zijn stem hoorde, raakte haar diep. In wezen was Aidan O’Donoghue een aardige en nette man met te veel verantwoordelijkheden en te weinig keuzevrijheid.
Ze ging op haar hurken naast hem zitten, pakte de veldfles en zette die aan haar lippen. De fles was nog warm van zijn mond en ze dronk met volle teugen, hem vanonder haar wenkbrauwen opnemend. Met een cynische blik in zijn ogen keek hij terug. De sterkedrank zette haar maag in vuur en vlam maar ze wilde niet kokhalzen of zelfs maar met haar ogen knipperen.
Zo rustig mogelijk zette ze de fles op de grond.
‘En?’ vroeg hij.
‘Daar krijg je een trekpaard mee onder zeil.’
Hij beloonde haar met een karig lachje voordat de schaduw weer over zijn gezicht viel.
‘Het is niet jouw schuld,’ hield Pippa vol. ‘Je vaders dood niet, en die van Felicity ook niet. Ze zijn allebei te gronde gegaan aan hun eigen haatgevoelens.’
Hij staarde naar het bewerkte stenen kruis. Onderaan stond een Keltische inscriptie.
‘Bij God, ik wou dat ik je kon geloven.’ Hij nam een lange, troostrijke slok uit de fles en veegde met zijn mouw langs zijn mond. Hij zag er verslagen, afwezig, wanhopig uit.
Zo had Pippa hem nog nooit gezien; ze wist niet hoe ze tot hem kon doordringen. Hij was zo gespannen en verbitterd dat ze bang was dat hij elk moment kon ontploffen. ‘Je moeder heette Máire,’ zei ze, de letters en symbolen met haar vinger natrekkend. ‘Staat hier haar naam?’
‘Aye.’
‘Vertel eens iets over haar.’
‘Ah, ook zo’n vrolijk onderwerp.’ Weer nam hij een slok, toen gooide hij de veldfles in het gras. De scherpe drankwalm deed haar ogen tranen. ‘Het schijnt dat ze mijn vader ontrouw was en dat ik half Engels ben. Tenminste, dat biechtte mijn moeder op toen mijn vader haar voor de laatste keer in elkaar sloeg.’
Aarzelend legde ze haar hand, op zijn arm, geschrokken. Zijn spieren stonden tot het uiterste gespannen. ‘Een vrouw in nood zegt van alles. Volgens Revelin was Ronan een haatdragende en gehate man.’ Ze haalde diep adem om moed te vatten en zei eindelijk waarvoor ze gekomen was: ‘Als je met deze mannen het kasteel gaat bestormen, dan doe je hetzelfde als hij. Is dat wat je wilt? Net zo worden als je vader?’
Hij rukte zijn arm onder haar hand vandaan en keek haar woedend aan. ‘Je weet niet waar je het over hebt.’
Het liefst was ze weggedoken voor zijn woede, maar ze dwong zichzelf te blijven zitten waar ze zat. ‘Jawel. Dat heb je zelf gezegd. Ronan O’Donoghue offerde mannen op zonder te denken aan de weduwen en wezen die ze achterlieten. Als je je zo nodig ergens schuldig over wilt voelen, voel je daar dan schuldig over. Niet over je vader die in een woedeaanval gebleven is of over Felicity die zichzelf van het leven heeft beroofd.’
Hij bewoog zo snel dat ze niet eens tijd had om een kreet te slaken. Zijn vingers priemden in haar vel toen hij haar omhoog hees.
‘Genoeg,’ siste hij. ‘Ik wil het niet meer horen. Het zijn jouw zaken niet. Ga weg en laat mij doen wat ik doen moet.’
Ze staarde naar zijn vingers. ‘Je zei dat je om mij gaf. Is dit de manier om dat te laten zien?’
Het stond op zijn gezicht te lezen, de vastberadenheid, de wanhoop, de uitputting van een man die met zijn rug tegen de muur staat en geen enkele uitweg meer ziet. ‘Pippa –’
Ze rukte zich los en ging ervandoor.
Hij had besloten het kasteel in de ochtendschemer in te nemen. Inmiddels had Richard de Lacey waarschijnlijk wel gehoord dat er een leger op de been gebracht was, maar als hij versterking ingeroepen had dan kon die er nog niet zijn.
Ross Castle had de reputatie een onneembare vesting te zijn en misschien was dat ook wel zo. Maar niet voor Aidan. Aidan had persoonlijk de hand gehad in het ontwerp van de verdedigingswerken. Met een beetje geluk zou hij met zijn mannen ongehinderd over de nauwe toegangsweg komen en op zijn minst bij de vertrekken van de wacht zijn voor de vijand er erg in had.
De mistige kilte van de ochtend drong in zijn botten. Hij bleef Pippa’s stem maar horen: ‘Is dat wat je wilt? Net zo worden als je vader?’
Moeilijke vragen. Dingen waar niemand anders hem naar durfde te vragen. Vragen die hij niet durfde beantwoorden. Zag ze dan niet dat hij geen keus had?
Hij draaide zich om naar de zwijgende, wachtende mannen achter hem. Gekleed in de traditionele tunieken en bont, blootsvoets en tot de tand gewapend, straalden ze een woede uit die gevoed was door generaties onderwerping. Zij wilden dit gevecht wel aangaan, hield Aidan zichzelf voor. Ze waren er klaar voor. Meer dan klaar. Iago en Donal Og onderschepten zijn blik en knikten om hun in slagorde opgestelde troepen te wenken. ‘God zij met ons,’ zei Aidan luid en duidelijk in het Iers.
Donal Og knipoogde. ‘En mogen wij allemaal naar de hemel gaan voor de duivel in de gaten heeft dat we dood zijn.’
Een nerveus lachsalvo golfde door de rijen. Aidan draaide zich om en ging zijn manschappen voor naar het kasteel. Hij verwachtte verkenners uit hun schuilplaatsen te zien glippen om Richard te waarschuwen, maar in het bos kwamen ze niets bedreigenders tegen dan een das en een zwerm vogels.
Zijn hoop groeide toen ze over de smalle strook land liepen waarmee het schiereiland aan het vasteland vastzat. De Saksische gastheer legde hen geen strobreed in de weg.
Toen bleek dat het toegangshek niet was afgesloten, kreeg hij voor het eerst argwaan. ‘Het is een valstrik,’ fluisterde hij tegen Donal Og.
Donal Og knikte verbeten ‘Moet haast wel. Zullen we verder gaan?’
‘Aye.’ Aidan ging voorop, ondanks het aanbod van een paar andere mannen. Hij wilde laten zien dat hij anders was dan zijn vader.
Zo staken ze de binnenplaats over. In het schemerige wachthuisje zag hij zes schimmen bij de ramen en de trappen. Net toen hij zich aan wilde gorden tot de strijd, realiseerde hij zich dat er iets niet klopte.
Met een afhoudend gebaar naar de mannen achter hem, betrad hij het wachthuisje, alleen. Heilige Maria, waren alle wachters dood?
Een lang, welluidend gesnurk verbrak de stilte.
Hij bleef er bijna in van schrik. Pas toen hij besefte wat er aan de hand was, haalde hij opgelucht adem. ‘Ontwapen hen,’ zei hij tegen zijn mannen.
‘My lord,’ fluisterde iemand ongelovig, ‘ze zijn al ontwapend.’
‘En hun handen en voeten zijn vastgebonden,’ constateerde Iago.
Voorbij het wachthuisje was de trap, die ze beklommen. Op elke verdieping troffen ze een slapende Engelsman aan. Het was een beetje griezelig, alsof de sidhe het hele huishouden had behekst.
Tegen de tijd dat ze de grote hal bereikten, was Aidan ervan overtuigd geraakt dat de overwinning binnen handbereik was.
Maar op de overloop hoorde hij stemmen. Als versteend bleef hij staan luisteren, zijn hoofd scheef.
‘Goed,’ zei een vriendelijke vrouwenstem. ‘En deze dan?’
Revelins onmiskenbare zilveren lach klaterde door de nevelige lucht. ‘Ook niet, lieve meid. Volgens mij ben je omsingeld.’
‘O, wat bent u toch een –’ De rest van de zin slikte ze in toen Aidan binnenkwam, gevolgd door Donal Og, Iago en de voorste linie van de manschappen. Grijnzend stond ze op en het was de liefste lach die hij ooit gezien had. ‘Welkom, Eminentie,’ zei ze.
Met grote stappen beende hij naar de tafel, waar een fidchell spelbord uitgelegd was. ‘Wat is hier in Godsnaam aan de hand?’
Revelin streek over zijn lange witte baard. ‘Nou, my lord, het ziet ernaar uit dat de jongedame haar pionnen zal moeten offeren en het spel zal verliezen.’
‘Ik bedoel híér.’ Vermoeid gebaarde hij naar de mannen die her en der verspreid lagen.
‘O, die.’ Revelin boog het wijze hoofd. ‘Die hebben we gedrogeerd.’
‘Klopt,’ bevestigde Pippa. Ze wees naar een stapel kortzwaarden en schilden en dolken aan de voet van de verhoging. ‘Hun wapens hebben we daar neergelegd. Vindt u dat goed?’
‘Voor de zekerheid hebben we de kluis van Ross Castle naar de kust gestuurd, waar die goed bewaakt wordt,’ zei Shannon MacSweeney uit een hoekje, waar ze rustig zat te borduren. ‘Ik moest ze wel vertellen over de kist met goud, Aidan,’ zei zijn jeugdvriendin. ‘Ik hoop dat je dat niet erg vindt.’
Ze streelde het gouden haar van Richard de Lacey, die op een kussen naast haar lag. ‘Ik hoop dat hij het ook niet erg vindt.’
Even kon Aidan geen woord uitbrengen. Toen hij zijn stem hervonden had, zei hij: ‘Jullie hebben ze gedrogeerd.’
‘Inderdaad,’ zei Pippa.
‘Een beetje toverdrank in hun whisky,’ zei Revelin. ‘Nou ja, misschien iets meer dan een beetje.’ Hij richtte zich weer op het spelletje fidchell.
‘En ook een beetje in het vlees en in het bier,’ vulde Pippa aan. ‘En ik ben bang dat ik ook wat in de wijn heb gedaan, voor de zekerheid. Maar u moet wel opschieten en ze gaan verslaan of wat je dan ook doet wanneer je een kasteel inneemt, want als ze wakker worden, zijn ze waarschijnlijk niet in een heel goed humeur.’
Aidan liep naar de tafel. Daar bleef hij doodstil staan en keek haar aan, laafde zich aan de aanblik van haar gezicht, zo zacht in het mistige ochtendlicht. Hij bleef haar zo lang aankijken dat ze ervan bloosde.
‘U moet echt opschieten, my lord.’
‘Doe ik.’ Voor het eerst in meer dan een maand glimlachte hij. Het was fijn om weer te glimlachen. ‘Maar eerst moet ik nog iets anders doen.’
‘Wat dan?’
‘Dit.’ Hij sloeg een arm om haar heen en kuste haar lang en hartstochtelijk op haar verbaasde mond. O, hij was vergeten wat ze voor hem betekende.
Maar geen moment was hij vergeten hoeveel hij van haar hield.
‘Als je van plan bent mij ook op die manier te bedanken…’ zei Revelin, ‘…kan ik je alvast zeggen dat je dan van een koude kermis thuiskomt.’
Zonder zijn ogen van Pippa’s gezicht te houden, rechtte Aidan zijn rug. ‘Als je het niet erg vindt, bewaar ik mijn kussen allemaal voor haar.’
De spanning van de mannen ontlaadde zich in een luide schaterlach. Donal Og sloeg op zijn borst als een oerstrijder. ‘Kom op, mannen!’ riep hij. ‘Laten we korte metten maken met de krijgsgevangenen voordat ze wakker worden en we nog moeten werken voor de overwinning!’