20
Joan stelde Ted en Madge aan de twee rechercheurs voor. ‘Ze gaan net weg,’ voegde ze eraan toe.
Madge zei dat ze vanavond nog zou bellen om te kijken hoe het met haar ging.
Ted gaf haar een kus en zei dat ze zich geen zorgen moest maken. ‘Victor komt wel terug,’ zei hij.
‘O, zeker, hij komt wel terug,’ bevestigde Madge.
‘Ik zou u wel koffie willen aanbieden maar de melk is op,’ zei Joan tegen de rechercheurs. ‘Of u moet het zwart drinken?’
‘Nee, dank u, mevrouw Smiley,’ antwoordde rechercheur Brett. Hij was een grote man met een kaalgeschoren hoofd dat de vorm had van een rugbybal.
‘Voor mij ook niet,’ zei rechercheur Badger. Hij zag er heel joviaal uit, vond ze. Hij was een en al glimlach, met een jongensachtig gezicht en een modern kapsel.
Ze liet hen plaatsnemen op de bank in de woonkamer. Ze haalde het dienblad met koffiekopjes en de borden met koekkruimels weg. ‘Ik kan u niet eens een koekje aanbieden,’ verontschuldigde ze zich op luide toon vanuit de keuken. ‘Als u vanavond was gekomen, had ik weer nieuwe gehad.’
Toen liep ze naar binnen en ging tegenover de twee mannen zitten.
‘De collega’s in uniform hebben ons van de recherche gevraagd om het onderzoek naar de vermissing van uw echtgenoot over te nemen, mevrouw Smiley,’ vertelde rechercheur Brett.
‘O, op die manier. Dat is goed, toch?’
‘Nou,’ antwoordde hij, ‘het is goed in zoverre dat onze collega’s zich zorgen maken om meneer Smiley.’
Joan drukte nadrukkelijk haar vingers tegen haar beide ogen en snufte. ‘Ik ben zo bezorgd,’ zei ze. ‘Ik ben zo bezorgd om mijn arme, lieve Victor. Ik ben radeloos.’
Rechercheur Brett pakte zijn notitieblokje. ‘Er zijn een paar dingen die we met u moeten bespreken, mevrouw Smiley.’
‘Natuurlijk,’ antwoordde ze.
‘Het eerste is de mobiele telefoon van uw man. Toen u gisteren op het politiebureau van Brighton aangifte deed van zijn vermissing, zei u dat u hem sinds maandagavond vele keren had geprobeerd te bellen. Weet u dat nog?’
Joans mond voelde ineens droog. ‘Ja, ja, dat weet ik nog.’
‘Nou, we hebben zijn telefoongegevens opgevraagd bij Vodafone. Er is maar één oproep vanaf uw mobiele nummer naar dat van hem. En geen enkele vanaf uw vaste lijn. Die ene oproep is van gisteravond. Kunt u dat verklaren?’
Haar hoofd liep om. Ze voelde zich helemaal klam. Toen schoot haar blik naar de openstaande deur. Ze wist zeker dat ze iets had zien bewegen. Beide politiemannen keken ook die kant op, maar er was niets.
‘Nou,’ zei ze. ‘Het punt is...’ Ze zweeg even. Toen vervolgde ze: ‘Dat moet een vergissing zijn. Ik heb hem... ik weet niet... ik weet niet hoe vaak gebeld. De telefoonmaatschappij moet een fout hebben gemaakt.’
Rechercheur Badger keek weer naar de deuropening. Zij onderdrukte de neiging om ook te kijken. Ze wilde niet zenuwachtig overkomen.
Toen, een beetje verstrooid, wendde hij zich weer tot haar. ‘Is er nog iemand anders in huis, mevrouw Smiley?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee.’
‘Weet u dat zeker?’
‘Ja, er is niemand.’ Ze wierp nog een blik op de deuropening.
‘Heeft hij nog een mobiele telefoon, met een ander nummer misschien? Kan het zijn dat u daarheen hebt gebeld?’
Weer zweeg ze een tijdje en dacht na over wat ze moest zeggen. Haar maag voelde aan alsof ze omlaag zakte in een liftschacht. ‘Nee, hij heeft maar één toestel. Ik snap dit niet.’
Rechercheur Brett maakte een aantekening en bladerde terug in zijn notitieblokje. ‘Toen de twee agenten in uniform hier gisteravond waren, vroegen ze naar een wit busje dat op uw oprit stond. U zei dat het van de loodgieter was. Is dat juist?’
Haar maag voelde aan alsof ze nog sneller zakte. Ze begon het gevoel te krijgen dat alles om haar heen uit elkaar begon te vallen. ‘Ja, dat was van de loodgieter.’
De rechercheur bekeek zijn aantekeningen even. ‘Het busje is eigendom van een bedrijf dat Mile Oak Electrical Supplies heet. Elektriciens, dus. Maar ze doen ook loodgieterswerk?’
‘Ik geloof dat de loodgieter het busje geleend had,’ zei ze met trillende stem. ‘Daarom werkte hij natuurlijk ook nog zo laat. Zijn eigen busje was stuk, dus kwam hij pas laat.’
Ze voelde zweetdruppeltjes op haar voorhoofd verschijnen.
De opluchting spoelde door haar heen. Die leugen had goed geklonken, dacht ze.
De rechercheur maakte nog een aantekening, keek naar zijn collega en toen weer naar Joan. ‘Goed. Mevrouw Smiley, ik vrees dat het volgende wat ik moet vragen een beetje vervelend kan zijn.’ Hij zweeg even en keek weer naar zijn collega. Rechercheur Badger keek met een ernstig gezicht terug.
‘O?’ vroeg Joan.
‘Wist u dat uw echtgenoot een affaire had?’ vervolgde de rechercheur. ‘Wist u dat Victor van plan was bij u weg te gaan?’ Beide mannen keken haar aandachtig aan.
Joan bleef heel stil zitten, in shock. Na enige tijd vroeg ze: ‘Een affaire? Mijn Victor?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Dat geloof ik niet! Niet Victor. Ik bedoel, wie zou er nou in vredesnaam...’
Ze brak halverwege haar zin af.
Badger keek weer naar de deuropening.
‘Ga door,’ zei de rechercheur.
‘Sorry, maar dat geloof ik gewoon niet.’
‘Zegt de naam Kamila Walczak u iets?’
‘Moet dat dan?’
‘Ze heeft gisteravond naar het mobiele nummer van uw man gebeld.’
‘Ze hield haar eigen nummer verborgen en liet geen boodschap achter.’
Nu herinnerde Joan zich het telefoontje dat op Victors telefoon was binnengekomen. Er had geen nummer op het schermpje gestaan en er was geen boodschap ingesproken. Was zij dat geweest?
Een beetje zuur zei ze: ‘Nou, ik heb nog nooit van haar gehoord. Wie is dat?’
‘Ze werkt als hostess bij een club in Brighton,’ antwoordde de rechercheur.
‘Die dame vergist zich. Victor gaat niet naar clubs.’
De twee rechercheurs keken elkaar even aan voordat Brett het woord weer nam. ‘Ik weet niet hoe ik u dit het best kan vertellen, mevrouw Smiley. Bot gezegd is het een seksclub. Die jongedame is een sekswerker.’
‘Een prostituee? Bedoelt u dat? Een callgirl? Een hóér?’
‘Ik vrees van wel, ja.’
‘Mijn Victor, naar de hoeren? Dat kan niet! Waar zou hij om te beginnen het geld vandaan moeten halen?’
‘Dat zou ik u niet kunnen vertellen, mevrouw Smiley. Ik kan u alleen zeggen dat mevrouw Walczak vanochtend bij ons langs is geweest. Ze is heel erg overstuur. Ze zegt dat zij en uw man het voornemen hadden om samen een nieuw leven te beginnen.’
Joan schudde haar hoofd. ‘Ze vergist zich. Heeft de verkeerde voor.’
Rechercheur Badger keek weer naar de deuropening. Toen zei hij: ‘We hebben haar een foto van uw man laten zien. Ze heeft hem geïdentificeerd, zonder enige twijfel.’
‘Misschien verbergt ze iets,’ zei Joan. ‘Kan zij Victor iets hebben aangedaan, denkt u?’
‘Dat zal zeker een van de richtingen van ons onderzoek zijn.’
‘Mijn Victor met een hoer? Onvoorstelbaar! Ik... Ik kan het gewoon niet geloven.’
‘We vertellen u dit, mevrouw Smiley, omdat het mogelijk is dat hij nog andere vriendinnen heeft. Misschien is hij momenteel wel bij een van hen.’
‘Absoluut niet!’ schreeuwde Joan bijna. De schok van het nieuws maalde nog steeds door haar hoofd. Victor die naar de hoeren ging. Hoeveel jaar was dit al aan de gang? Die klootzak! Hoe durfde hij?
‘U weet het echt zeker, mevrouw Smiley?’ vroeg de politieman.
Iets in zijn stem zette haar aan het denken. Ineens besefte Joan dat ze een cadeautje kreeg van de politie! Dit was de perfecte reden waarom Victor zou verdwijnen: hij had een ander.
Ze zette een gemaakte glimlach op en depte haar ogen weer met haar vingers. ‘Hoe goed kun je iemand kennen? Ik dacht dat ik Victor kende. Ik dacht dat hij gelukkig was. Kennelijk heb ik me vergist, als hij zijn heil zocht bij zulke snollen. Ja, u hebt gelijk, misschien zijn er nog wel meer. Tientallen. Misschien zelfs in het buitenland? Geen wonder dat ik zo weinig geld van hem kreeg.’
‘Hebt u toevallig gekeken of hij zijn paspoort heeft meegenomen?’ vroeg rechercheur Brett.
Ze knikte en loog weer. ‘Ja, toevallig wel. Hij heeft het meegenomen. Ja, het was weg uit zijn bureau. Dat is een van de eerste dingen die ik heb nagekeken.’
‘Waarom hebt u dat niet gezegd toen u aangifte deed bij agent Watts?’
‘Ik was zo van streek,’ zei ze. ‘Ik moet het zijn vergeten. Kunt u zich wel voorstellen hoe het is om de persoon van wie je houdt te verliezen?’
Ze begon te snikken.
De rechercheurs vertrokken korte tijd later. Ze bleven nog een hele tijd buiten in hun zilvergrijze Ford Focus zitten praten. Uiteindelijk reden ze weg.
Het was tien voor één. Joan moest opschieten, anders kwam ze te laat op haar werk. Maar ze bleef nog een paar minuten uit het raam staan staren. Ze was ziedend. Victor was vreemdgegaan. Hij was een hoerenloper! Hoelang al? Hoeveel geld had hij aan die snol uitgegeven?
Ze beende naar de tussendeur naar de garage en haalde hem van het slot. Met een ruk trok ze de deur open en staarde naar de gladde cementvloer.
‘KLOOTZAK!’ schreeuwde ze.