De jacht

Het grootste deel van de nacht waren er leeuwen luidruchtig aan het paren achter mijn tent. Het was niet zo gênant wanneer het, laten we zeggen, twee van mijn collega’s waren geweest, maar hun uitbarstingen ongeveer elk kwartier maakten het wel moeilijk om te slapen.

Vandaar dat ik de volgende ochtend met het chagrijn van iemand die slaapgebrek heeft mijn gasten begroette en uitlegde dat we vast wel leeuwen zouden vinden. Ik sloeg een ongezonde hoeveelheid koffie achterover en duwde mijn gasten in de auto. Ik reed een gezin van vier met hun begeleidster, een vrouw van ons kantoor in Maun, die was gestuurd om te zorgen dat alles gladjes verliep, aangezien de moeder van het gezin een belangrijke reisagente was.

De leeuwen waren verder weg dan ik had verwacht. De sporen van het mannetje lagen boven op die van het vrouwtje terwijl ze hem zuidwaarts leidde en elke paar honderd meter even stopte, waar aan de aarde was te zien (vaak expliciet pornografisch) waarom ze waren gestopt. Ik begreep niet waarom ze zo’n afstand had afgelegd tijdens het paren, aangezien leeuwen zelden jagen als ze een gepassioneerde bui hebben.

Toen zag ik twee leeuwen, maar niet de leeuwen die ik zocht. Het waren jonge vrouwtjes, nerveus en verlegen. Ze jammerden klaaglijk terwijl ze verder liepen. ‘Awoeh,’ hijgde de een. ‘Awoeh,’ antwoordde de ander dan; het geluid droeg niet ver. Het is het geluid dat leeuwen maken als ze van hun troep zijn gescheiden, en alles viel plotseling op zijn plaats.

Ik kende deze troep, vertelde ik mijn gasten. We noemden ze de Verlegen Meiden. Het was een belegerd groepje van maar drie dieren—een moeder met haar twee dochters—dat constant door grotere troepen van gebied naar gebied werd verdreven, maar altijd in het zuiden van Mombo. Er woonden twee andere troepen in het gebied van de Verlegen Meiden, elk met ten minste drie volwassen leeuwinnen met hun jongen. De Verlegen Meiden konden niet met ze concurreren, dus zwierven ze rond in het zuiden zonder een eigen territorium te kunnen opeisen. Ze kwamen normaal gesproken niet naar het noorden, omdat daar andere mannelijke leeuwen heersten. Die mannetjes zouden de jonge meiden kunnen ombrengen als ze ze aantroffen, omdat ze seksueel nog niet rijp waren.

De problemen van de Verlegen Meiden werden verergerd doordat ze moeite hadden voedsel te vinden. De twee jonge meiden waren enthousiaste maar nutteloze hulpjes als hun moeder ging jagen. Ze staken te vaak hun kop boven het gras uit om hun prooi te begluren, die er dan spoorslags vandoor ging. Ze deden me aan mezelf als kind denken, toen ik mijn moeder hielp met boodschappen doen door hele trays vol spullen in de kar te kiepen.

Als ze hun moeder kwijt waren, zou dat vast het vrouwtje zijn dat ik die ochtend aan het zoeken was. Wat gegarandeerd een schandaal zou veroorzaken binnen onze leeuwengemeenschap, aangezien ze uit het zuiden kwam en zich met niemand hoorde te bemoeien behalve met een van de broers met de absurd blonde manen die daar de baas waren. We noemden die mannetjes de Beach Boys, maar als ze zo ver noordwaarts was gegaan, moest ze met een van de twee broers zijn die in dat deel van Mombo heersten. En die twee waren bruten met zwarte manen.

Misschien dat ze door een van de grotere zuidelijke troepen noordelijk was gedreven terwijl ze net vruchtbaar was en vanwege een overweldigende behoefte te paren haar dochters even had achtergelaten. Ik stelde me voor dat ze ondertussen haar best zou doen terug te keren naar een relatief veilige omgeving en haar meiden. Haar partner zou er ondertussen voor zorgen dat er terwijl ze vruchtbaar was geen ander mannetje bij haar in de buurt zou komen, dus die zou haar naar het zuiden volgen. Als de Beach Boys hem daar met een vrouwtje zouden aantreffen, zou daarmee een détente van jaren worden tenietgedaan. Dan zou er oorlog uitbreken.

Ik vond het vreselijk spannend en probeerde dat over te brengen op mijn gasten, die beleefd knikten en zich gedroegen alsof ik voorstelde naar een breiwedstrijd te gaan.

We bekeken de meiden op afstand, maar ze waren van slag, dus we lieten ze met rust en volgden het spoor van hun moeder. Dat liep al snel door twee lage bosjes, waarna het uitkwam in een natuurlijk gevormd amfitheater van een ring palmbomen en bomen die langs rivieroevers groeien. In het midden zagen we verblindend wit zand, en de leeuwen waarnaar we op zoek waren. Met de tweede van de noordelijke jongens.

Het vrouwtje had haar vruchtbare periode duidelijk achter de rug, aangezien de dominante van de twee broers onelegant op zijn rug lag, met zijn poten uit elkaar als een kikker op een ontleedplankje, uitgeput van driehonderd keer copuleren in zeventig uur.

Het vrouwtje gromde naar zijn broer, die een jammerend geluid maakte dat hem van elke waardigheid beroofde, en waarvan ik me voorstelde dat het betekende: ‘Kom op nou…driehonderd keer met hem. Mag ik ook één keertje?’

Maar ze was niet geïnteresseerd. Het drong na een minuut of vijf tot me door dat mijn gasten dat ook niet waren en ik besloot maar te gaan zien wat er die ochtend verder nog het bekijken waard zou zijn.

Achter de bomen lag een prachtige vlakte met kort gras, als een golfbaan, vol antilopen en zebra’s. Ik zag meteen dat ze allemaal dezelfde kant op keken. Ik richtte me iets op om te zien waar hun aandacht op was gericht en zag in de verte drie gouden gedaanten doelgericht op ons afkomen.

‘Ja!’ riep ik. ‘Daar komen ze!’ Ik had een grijns van oor tot oor op mijn gezicht en draaide me stralend naar mijn gasten om, die vriendelijk teruglachten op een manier alsof ze zeiden: ‘Natuurlijk, daar hebben we voor betaald.’ Hun tienerzoon keek ronduit verveeld.

De Beach Boys kwamen steeds dichterbij, hun wijd uitstaande blonde manen wapperend in het briesje. Ze negeerden de potentiële maaltijd op de vlakte en bleven onverstoord naar de bomencirkel staren waar wij net uit waren gekomen.

‘Dit wordt geweldig,’ zei ik. ‘Deze twee groepen broers hebben nog nooit gevochten, ze staan alleen af en toe aan de rand van elkaars territorium te brullen. Maar een van hun meisjes is geschaakt. Het maakt ze niet uit dat ze uit een zwakke troep komt. Ze is hun meisje en ze tolereren niet dat een ander mannetje bij haar in de buurt komt. De psyche van de mannelijke leeuw is, net als die van de meeste soorten mannen, heel fragiel en afhankelijk van het vermogen vrouwtjes geïnteresseerd te houden. Dit wordt ruzie.’ Ik zat te stuiteren op mijn stoel en keek van de Beach Boys over mijn schouder, alsof ik verwachtte dat de noorderlingen aan zouden komen rennen om de confrontatie aan te gaan.

‘Wie gaat er winnen?’ vroeg de jongen. Hij had net zo goed kunnen vragen: wie gaat er winnen, de alligator of de krokodil; de orka of de haai? Er zijn veel te veel variabelen om dat te kunnen voorspellen. Maar ik gaf toch mijn mening. Ik ging ervan uit dat de noorderlingen zouden zegevieren, aangezien het enorme leeuwen waren, enge zelfs. De Beach Boys waren met zijn drieën, maar ze waren veel kleiner. Een ervan was bijna ondermaats. Hij had opvallend kortere poten dan zijn broers en ik noemde hem altijd de teckel.

‘Oké,’ zei de tiener nadat ik was uitgesproken en hij begon weer om zich heen te kijken in de lucht en de omgeving, op zoek naar een Xbox.

De Beach Boys bleven dichterbij komen, sprongen over de kanaaltjes, schudden met hun manen en keken vastberadener dan ik een leeuw ooit heb zien kijken. Ik wilde vooraan staan voor hun confrontatie met de noorderlingen, dus ik reed terug naar de bomencirkel en zette de auto achter het trio neer. Het dominante mannetje lag nog te rusten, zijn broertje was nog aan het bedelen en het vrouwtje wees hem nog steeds af…ze waren zich alle drie niet bewust van het dreigende gevaar.

We wachtten af en ik legde aan de gasten uit dat dit ons hele ecosysteem zou verstoren. Aangezien leeuwen boven aan de voedselketen staan, zouden hyena’s het gebied onmiddellijk overnemen tot er nieuwe bazen arriveerden nadat er leeuwen naar het noorden of zuiden waren verjaagd, en dan zouden de hyena’s op hun beurt de cheeta’s en wilde honden verjagen en voor de luipaarden alleen prooi achterlaten die ze de boom in konden jagen.

We wachtten langer. Toen de vader van het gezin vroeg of de andere gidsen iets interessants hadden gezien drong het tot me door dat hij zich net zo verveelde als zijn zoon. Ik voelde me gefrustreerd door dit gebrek aan waardering en begon aan mijn eigen voorspellingen te twijfelen, aangezien de Beach Boys er heel wat langer over deden het podium te bereiken dan ik had gedacht. Maar toen klonk er aan de rand van de arena een hoge ‘Poeh!’ en bavianen schoten van hun voederplaats op de grond de palmen en ebbenbomen in, waar ze gingen zitten om het zich ontvouwende drama eens even goed te bekijken.

‘Ze komen eraan,’ zei ik, hijgend van spanning.

Er bewoog een laag palmboompje en er verscheen een blonde kop. Links daarvan piepte er nog een uit de bosjes, en toen rechts ook.

De smekende noordeling keek even over zijn schouder en zag ze. Ik verwachtte dat zijn haren overeind zouden gaan staan, dat hij de rivalen meteen zou aanvallen of schrikwekkend zou gaan brullen, dat hij ze tartend en opschepperig zou uitdagen: ‘Ik heb haar dan niet gehad, maar mijn broer wel, wat vinden jullie daarvan, stelletje blondies?’

Maar hij sloop in plaats daarvan met zijn buik over de grond naar zijn duttende broer en wekte hem met een duwtje van zijn neus. De macho opende lui een oog en zag hoe het drietal vanuit de bosjes het witte zand op kwam sluipen.

En hij ging ervandoor.

Misschien was zijn hele voorraad testosteron op na de activiteiten van de voorgaande dagen. Hij aarzelde geen moment en smeerde hem zo snel dat zijn broer even het nakijken had voordat hij de kans kreeg zich achter hem aan te haasten.

Ze renden langs ons heen, oren plat, staarten flapperend en schouders opgetrokken. De Beach Boys raceten erachteraan, en de aanblik van die brullende Beach Boys, die daarbij recht op ons af kwamen, is tot op de dag van vandaag het indrukwekkendste spektakel dat ik ooit heb gezien.

Het vrouwtje dat medeschuldig was aan de confrontatie (en wier troep vanaf die dag tot in de eeuwigheid zou bekendstaan als de Matata- of Probleemtroep) smeerde hem wijselijk de andere kant op. Ik keerde de auto om achter de achtervolgers aan te gaan, racete de cirkel uit en een landschap vol bomen en kanaaltjes op. De leeuwen sprongen eroverheen, nauwelijks zichtbaar voor ons uit. De noorderlingen waren zo snel vertrokken dat ze niet meer te zien waren. Twee van de Beach Boys waren alleen nog vlekjes, maar hoewel zijn pootjes een vage veeg waren, was de teckel ons maar een paar honderd meter voor.

We haalden hem met luid jammerende turbo in, plonsden door water, daverden over struikjes, en schokten en hokten met vreemd en ongebruikelijk geweld elke keer dat ik schakelde. ‘Technisch probleem!’ schreeuwde ik in de wind die door onze snelheid werd veroorzaakt, wat later niet waar bleek te zijn. Ik had in mijn opwinding de vloermat omhoog geduwd en het gas naar beneden, waardoor we elke keer dat ik schakelde werden afgeschoten als een raket.

De toeristen, die ondertussen gegarandeerd allemaal een whiplash hadden, zaten uiteindelijk te glimlachen terwijl we verder reden. Ik voelde me geweldig, maar toen drong het tot me door dat ze niet zaten te genieten van de dieren maar van mijn rijstijl, aangezien ze elke keer dat we door water plonsden, een gil van plezier slaakten.

De motor haperde een beetje door het vocht en ik keek op de kilometerteller. We reden meer dan zestig, maar liepen nauwelijks in op de razende Beach Boys. Ik gilde ongegeneerd in de radio tegen de andere gidsen dat ze zo snel mogelijk deze kant op moesten komen als ze zin hadden in spektakel, maar die waren allemaal andere dingen aan het bekijken.

Na vijf kilometer gaf ik me uiteindelijk gewonnen. Mijn onverzettelijke Land Rover was niet opgewassen tegen de snelheid en razernij van de bedrogen leeuwen. Ik stopte bij een ondoordringbaar bosje acacia’s (we waren ondertussen ver van het natte stuk land vandaan en reden in de bush van de Kalahari) en stelde voor dat we het stof met koffie zouden wegspoelen.

Ik grijnsde de eerste minuten van onze pauze en luisterde niet echt naar wat de anderen zeiden, tot ik iedereen opdroeg snel in te stappen omdat ik ineens de teckel zag, die nog steeds op zijn hardst rende. Hij maakte een hees brullend geluid om zijn broers te laten weten dat hij eraan kwam, en denderde de doornstruiken in.

‘Pak ze, knul,’zei ik.

Teruggekomen in het kamp trakteerde ik elke medewerker die wilde luisteren op het verhaal van de mooiste actie die ik ooit had gezien. Ik was er helemaal high van en hupte van mijn ene op mijn andere voet terwijl ik naar de brunchtafel liep.

De vader van het gezin stond op van het groepje gasten met wie hij had zitten praten. Ik nam aan dat hij had zitten vertellen wat een geweldig spektakel hij had gezien en dat Afrika geweldig was, en zo voort en zo verder. Ik keek hem stralend aan terwijl hij op me afkwam lopen.

‘Pater,’ begon hij. (Hij had mijn Australische accent bij aankomst verkeerd geïnterpreteerd en noemde me al sinds het begin van de safari Pater.) ‘De anderen hebben een luipaard gezien vanochtend. En een cheeta.’

Mijn grijns vervaagde. Ik vond dat het gasten verboden moest worden met elkaar te praten na een rit, maar mijn voorstel een hek tussen de tafels te zetten werd keer op keer weggestemd door de leiding. Ik wilde zeggen dat hij als hij naar Europa ging ook niet in één dag alle musea af zou gaan en dat wat hij net had gezien een ervaring was die de meeste mensen hun hele leven ontzegd blijft. Maar ik wist dat het niet nodig was. Hij zou heus wel begrijpen hoe bijzonder het was.

Toen zei hij: ‘Dus je hebt wat in te halen.’