Proloog

Kauai, Hawaï, Aarde 27 oktober 2113

De dag brak aan boven de eilanden. In de ohiabosjes van het hooglandwoud klonk wat dromerig getjilp van de apapanes en lijsters: ze stemden zich voor de aubade bij zonsopgang. In een rustiek huis op de berghelling boven Shark Rock geeuwde de oude boekhandelaar, genaamd oom Rogi Remillard, en hield op zijn tekstschrijver te dicteren. Hij keek door het raam van de grote woonkamer naar de donkere, ruige oceaan, bijna dui­zend meter beneden hem, kneep in de brug van zijn lange ade­laarsneus en kneep zijn ogen even dicht, terwijl hij zijn gedach­ten op een rijtje zette. Het dichtbij gelegen eiland Niihau werd net zichtbaar tegen de grijsroze lucht en een paar lichtjes in het dorp Kekaha fonkelden langs de kust van Kauai.

Oom Rogi was een slungelige man met een kop vol slordige, vergrijsde krullen en een gezicht dat donker gebronsd was nu hij drie maanden op de eilanden was. Hij droeg een kleurig aloha-hemd en een gekreukte kakibroek, en hij was doodmoe nadat hij de hele nacht aan zijn memoires had gewerkt. Hij was bijna klaar met dit deel en kon er niet mee ophouden om naar bed te gaan.

Nu moest hij alleen de laatste bladzijde nog.

Hij pakte het microfoontje van de tekstschrijver weer op, schraapte zijn keel en begon te dicteren.

Ik bleef bijna zes weken met Jack en Dorothée op de planeet Caledonia, tot ze tot mijn stomme verbazing (en die van de rest van het Bestel) aankon­digden dat ze in de zomer van 2078 gingen trouwen. Toen eiste ik ten slotte de Grote Karbonkel weer op, die verdomd goed werk had gedaan, ging terug naar huis, naar New Hampshire, en probeerde te bedenken wat voor soort huwelijksgeschenk ik dat onwaarschijnlijke liefdespaar zou geven.

Ik voelde me geweldig! Le bon dieu was in zijn hemel en alles was goed met het Galactisch Bestel.

Rogi keek op het scherm van de tekstschrijver. Niet slecht. He­lemaal geen slecht slot! Hij geeuwde weer.

Zijn Mainse wasbeerkat Marcel Laplume IX van tien kilo kwam de kamer binnengestapt en liet een zacht, hoog gemiauw horen. Rogi beantwoordde de telepathische begroeting van het dier met een vermoeid knikje. ‘Eh bien, mon brave chaton. Hele­maal klaar met dit brok familiegeschiedenis. Alleen het ergste gedeelte moet ik nog vertellen. Nog één boek. Zullen we daar­voor hier op Kauai blijven of teruggaan naar New Hampshire?'

Marcel sprong op het bureau, ging naast de tekstschrijver zit­ten en keek zijn baasje aan met geweldig grote grijsgroene ogen. Niet hier. Naar huis, zei hij.

Rogi grinnikte. Hale Pohakumano was wel zo hoog gelegen dat het niet hoefde te lijden onder de ergste tropische hitte en vochtigheid. Maar de ruige grijszwarte vacht en grote harige poten waren door de natuur ontworpen voor een noordelijker klimaat met sneeuw, en zelfs van de geneugten van de jacht op gekko's en prestigegevechten met woudvogels was ten slotte voor hem de lol af.

Naar huis, zei Marcel nog eens, en hij keek Rogi aan met een uilachtige, dwingende blik.

'Batège, je hebt misschien wel gelijk.' De boekhandelaar pakte de zilveren correctiestift op, tikte op het scherm en dicteerde een laatste woord, waarbij hij 'de planeet Caledonia' op de laatste bladzijde veranderde in 'Callie'. Toen tikte hij op de knopjes bestand en afdrukken van de tekstschrijver. 'Ja, ik ge­loof dat het tijd is om terug te gaan naar Hanover - om te zien of alles goed is met de boekwinkel en om te genieten van de laatste herfstbladeren. En om die vervloekte ijdele hoop in de vuilnisbak te gooien, waar hij thuishoort. Er is geen reden om hier te blijven. Ik moet eens ophouden te doen of ik een senti­mentele sukkel ben.'

Marcel boog zijn kop met stilzwijgende instemming.

'Ze komt doodeenvoudig niet opdagen. Haunani en Tony moeten haar op de hoogte hebben gebracht dat ik in haar huis zit. Als ze me had willen zien, had ze ruimschoots de kans om zomaar eens binnen te wippen.'

Rogi keek weer het raam uit en liet zijn zwakke zoekzintuig de mensenaura's doorzoeken die ver weg onder aan de helling glinsterden. De bewoners en toeristen in het dorp Kekaha slie­pen voor het merendeel nog, met onbeschermde geest, zodat zelfs een kluns van een metapsychische zoeker zoals hij snel hun identiteit kon nalopen.

Geen van die geesten behoorde toe aan Elaine Donovan, de vrouw van wie hij had gehouden en die hij honderdnegenen­dertig jaar geleden was kwijtgeraakt.

Het ver-zintuiglijke zoeken was een nutteloze actie, bien sur, en hij nam niet de moeite een van de andere plaatsjes na te gaan. Elaine was waarschijnlijk ver van de Hawaï-eilanden - misschien niet eens op Aarde.

Toch was het een schitterend idee geweest: haar huis te hu­ren terwijl hij bezig was aan het voorlaatste deel van zijn me­moires, ook al zat het Familiespook in het complot en had het alles geregeld. Rogi had echt gedacht dat het niets uitmaakte dat hij in Elaines bed sliep, in haar keuken kookte, van haar servies at met haar bestek en rondhing in haar tuin met tropi­sche bloemen die zij geplant had.

Maar het had wél wat uitgemaakt.

Rogi had de afgelopen jaren heel wat keren haar beeltenis gezien op durafilm-nieuwsdruk, want ze was een befaamde be­schermster van de kunst, zowel van die van mensen als van de exotische. De verjongingstechnieken van het Galactisch Bestel hadden haar schoonheid in stand gehouden. Ze had nog steeds dezelfde zilverige ogen, hetzelfde rossige haar en dezelfde fraaie gelaatstrekken, waardoor hij bij hun eerste ontmoeting in 1974 meteen diep getroffen was.

Hij had geen idee of ze nog steeds Bal a Versailles-parfum gebruikte.

Lang geleden had zijn koppige trots een huwelijk onmogelijk gemaakt en was ieder zijns weegs gegaan. Sinds ze uit elkaar waren, had hij van andere vrouwen gehouden, maar geen en­kele had het gehaald bij haar: Elaine Donovan, de grootmoe­der van Teresa Kendall en de overgrootmoeder van Marc Remillard en zijn jongere broer, de mutant Jack.

Het Hawaïaanse echtpaar dat haar huis beheerde, zei tegen Rogi dat Elaine er al meer dan drie jaar niet meer geweest was. Maar dat was niets bijzonders, zeiden ze. Ze had een druk leven. Op een dag zou ze weer terugkomen naar Hale Pohakumano...

De tekstschrijver gaf een zacht piepje en er schoof een net stapeltje eindeloos opnieuw te gebruiken plastbladen uit. Net als de meeste mensen noemde Rogi dat spul nog steeds papier. Hij liep vlug de afdruk door, wierp een blik op de jonge jaren van Dorothée Macdonald, de problemen die ze de baas was geworden, haar grote overwinning, en ten slotte het herkennen van een heel onwaarschijnlijke zielsverwant.

'Ik moet daar wat dieper op ingaan,' zei hij voor zich heen. 'C'est que'q'chose - wat waren ze een bizar stel heiligen! Kleine Diamanten Masker en Jack zonder Lichaam.' Hij dacht aan hen en glimlachte, terwijl zijn ogen over het laatste blad gingen.

Maar aan zijn gemijmer kwam abrupt een eind toen hij bij de laatste regel kwam. Hij was opeens klaarwakker door iets beangstigends wat hij diep vanbinnen voelde.

'Nee, godverdomme! Ik kan er niet zomaar een happy end aan draaien. Ik hoor de hele waarheid over onze familie te ver­tellen.' Hij greep naar de microfoon, gooide er een slotzin uit, drukte toen die bladzijde opnieuw af en las wat hij had gedaan.

Rogi's gezicht vertrok van ellende. Hij smeet het blad durafilm op zijn bureau, zei onhoorbaar iets smerigs in het Canucks dialect en bleef even met gebogen hoofd zitten voor hij opkeek naar het plafond. 'En jij zegt dat je geen flauw idee had wie Woede was, mon fantôme?'

Marcel de kat kromp ineen en legde zijn oren naar achteren, maar nam niet de wijk. Rogi had het niet tegen hem en hij was gewend aan de merkwaardige alleenspraken van zijn baasje.

'Wist je echt niet wie het monster was?' brulde de oude man woedend naar de lege lucht. 'Nou, en waarom niet, ver­domme? Jullie Lylmiks zijn toch zeker de almachtige opperhe­ren van het Galactisch Bestel? Als jij het niet wist, was dat om­dat jullie het met opzet niet wilden weten!'

Het werd stil, afgezien van het dageraadskoor van de vogels.

Zacht mompelend trok Rogi zijn sleutelring uit zijn broekzak en kwam onvast overeind. Een glimmend ding dat leek op een roodglazen balletje, gevat in een metalen kooitje, ving het licht van de bureaulamp terwijl hij uitdagend de bos ouderwetse sleutels schudde. 'Spreek tot mij, spook! Beantwoord de vra­gen. Als je wilt dat ik deze memoires afmaak, zul je met je on­zichtbare lurven op Aarde moeten neerdalen en eens duidelijk uitleggen waarom je geen stokje gestoken hebt voor al die ver­vloekte ellende! Niet alleen voor die Woede-kwestie, maar ook voor de mislukking van de Mentale Mens en voor de oorlog. Waarom heb je dat laten gebeuren? God weet dat je je al veel eerder met ons bemoeid hebt en ons hebt gemanipuleerd.'

Het Familiespook liet niets van zich horen.

Rogi kroop terug in zijn stoel en drukte met de knokkels van zijn gebalde vuisten tegen zijn voorhoofd. De kat sprong lenig op zijn schoot en stootte met zijn kopje tegen de borst van zijn baasje.

Naar huis, zei Marcel.

lLe fantóme familier wil niet tegen mij praten,' merkte de oude man verdrietig op. Hij trok aan de zachte oortjes van de kat en krabde hem onder zijn kinnetje. Marcel begon te spinnen. Ro­gi's korte opleving was bijna voorbij en hij voelde zich volko­men uitgeput. 'De Grote Karbonkel riep die klootzak vroeger altijd op. Wat is er verdomme met hem aan de hand? Hij is me in geen weken komen aanmoedigen.'

Hij heeft het druk, zei een stem in zijn gedachten. En hij voelt zich niet zo goed. Later komt hij terug en kokua als je hem echt nodig hebt.

'Wie is dat?' zei Rogi schor, en hij kwam omhoog uit zijn stoel.

Ik ben het, brah. Malama. Ik heb dat bericht van je Lylmikspook gekregen, hoor. Iets wat je moet doen voor je naar het vasteland gaat.

'Ach verrek. Heb ik niet al genoeg zorgen...'

Hanakokolele Rogue! Probeer je akamai tutu te vertrouwen. Je zult er veel plezier van hebben voor da kine memoires. Aller­eerst moet je een uiltje knappen, en dan naar mij toe komen. Da Mo'i Lylmik stuurt bijzondere gasten. Hij zegt dat ze een paar dingen voor je zullen verhelderen en dat je dan nog wat meer kunt schrijven.

'Wat zijn dat verdomme voor gasten?'

Kom vanmiddag, dan zul je het zien. Ga nu slapen. Aloha oe mo'opuna.

'Malama...? Malama?' Rogi uitte een laatste zachte vloek. Waarom deed zijn Hawaïaanse vriendin zo verrekt geheimzin­nig? Wat had het Familiespook nu op het oog, dat hij de kahuna-vrouw als tussenpersoon gebruikte?

Ga slapen, drong Marcel aan. Hij sprong van het bureau en ging de kamer uit, maar bleef even staan om over zijn schou­der achterom te kijken.

'Nou, goed, goed,' gromde de oude man, die het had opge­geven.

Buiten was de lucht goud geworden en wilde haantjes kraai­den in de ravijnen. Rogi deed de bureaulamp en de tekstschrij­ver uit en slofte achter de kat aan. De sleutelring met de Grote Karbonkel was vergeten; hij lag op het bureau en zag er heel alledaags uit, afgezien van een bleke flonkering van licht in de kern van de rode knol die deed denken aan een soortgelijk, griezeliger voorwerp, dat in Spanje begraven was.

Rogi sliep slecht, geplaagd door dromen over het monster Woede en zijn moordlustige slaaf Hydra. Toen hij om twee uur in de middag gewekt werd door zijn kussenwekker, kletste hij scheerzeep tegen zijn gezicht, douchte, trok een schone lange broek aan en een wat bescheidener overhemd en ging naar buiten, naar de ei die op de landingsstrook aan het eind van de tuin stond.

Tony Opelu was met een heggenschaar een hibiscusheg aan het bijknippen. Hij zwaaide. 'Hoe gaat het, Rogi? Ga je naar de stad? Breng je een paar E-cellen voor de jeep mee, als je kunt? Die stond vanmorgen opeens stil.'

'Met alle plezier.'

Bedankt, hoor. Hoe gaat het met je boek?'

'Ik heb net het stuk klaar waar ik aan bezig was. Morgen ver­trek ik naar het vasteland en laat ik jou en Haunani met rust. Ik heb het hier echt naar mijn zin gehad, maar ik verlang wel weer naar huis.'

'Kan gebeuren,' erkende Tony.

'Ik zal een briefje voor Elaine achterlaten. Doe haar de groe­ten als je haar weer ziet.' Rogi klom in het eivormige rhotuig, maakte contact en ging onder de kracht van de opgeheven traagheid de lucht in.

De hooglanden waren gehuld in regenwolken, maar de la­gere hellingen van Kauai lagen in het volle zonlicht. Hij vloog over de Waimea-kloof, een indrukwekkend ravijn in het land­schap, dat Mark Twain had vergeleken met een verkleinde ver­sie van de Grand Canyon van de Colorado. Daarachter waren donkere lavarotsen, greppels, uitgekerfd in rode laterietaarde, en weelderige groene kammen met glinsterende stroompjes en hier en daar een waterval. Hij vloog op handbesturing naar het zuidoosten en daalde neer boven laaglandwoud, waar eens bloeiende rietvelden hadden gestaan. Er werd op de eilanden nog wel suiker verbouwd, maar het merendeel van de plaatse­lijke bevolking verdiende de kost door toeristen in de watten te leggen. Er waren op Kauai ook kolonies schilders en schrijvers, en enclaves van ouderen die afzagen van verjonging en wilden sterven in een paradijselijke omgeving, en twee coöperaties die zich wijdden aan de instandhouding van de cultuur van het ei­land en waterprocessies organiseerden, en een paar metaparapsychologen die zich specialiseerden in de huna-'toverkunst' van Polynesië.

Malama Johnson was een van hen.

Haar schilderachtige huis, dat minder bescheiden was dan het er vanbuiten uitzag, lag aan de Kukuiula-baai, een paar kilome­ter ten westen van het toeristische dorp Poipu, niet ver van de plek waar Jon Remillard en Dorothea Macdonald verbleven hadden toen ze op Aarde woonden. Er stonden geen andere eien op de landingsplaats achter Malama's huis, maar wel stond er een opvallende groene Lotus-grondwagen met een beschei­den logo van National op de voorruit geparkeerd in de schaduw van een zijde-eik, naast een oude open Toyota-bestelwagen.

Rogi stapte zijn rhotuig uit en probeerde het inwendige van het huis ver-waar te nemen. Maar Malama had een ondoor­zichtige barrière opgericht tegen zulk speurwerk en zijn geestesoor hoorde hoe ze hem uitschold in het pidgin-dialect dat Hawaïanen onder elkaar zo graag gebruiken: 'Wat moet dat, gluurder? Heb je soms geen manieren meer? E homo mai wiki-wiki!’ Met een beschaamde grijns klopte hij op de hordeur ach­ter en kwam de lege keuken in. 'Aloha, tutu?

Malama Johnson riep in volmaakt gesproken standaard-En­gels: 'We zitten op de lanai, Rogi. Kom erbij.'

Hij liep door de koele, mooi ingerichte kamers naar de over­schaduwde veranda aan de voorkant van het huis. Het was er schemerig en geurig, met een fraai uitzicht op de zee. De zware kahuna-vrouw wipte op en omhelsde hem, waarbij ze hem op beide wangen kuste. Ze droeg een koningsblauwe muumuu en verschillende halssnoeren van zeldzame goudkleu­rige schelpjes van Niihau. 'Cloud en Hagen zijn gisteravond uit San Francisco komen vliegen,' zei ze, en ze wees op de twee gasten.

Rogi onderdrukte zijn verbazing. 'Hallo! Leuk jullie weer eens te zien.'

De blonde jonge man en vrouw knikten naar hem, maar ble­ven in hun rotanstoel zitten. Ze dronken uit een groot glas ijsgekoeld vruchtensap. Ze waren smetteloos gekleed, zij in een hagelwit katoenen safaripak en hoge witte geitenleren mocas­sins, hij in een wit Lacoste-hemd, witte sportbroek en witte sportschoenen. Rogi kende de bezoekers wel, maar niet beter dan iemand anders van de familie Remillard hen kende. Ze waren nog steeds erg op zichzelf en heel terughoudend over hun vroegere bestaan. Dat ze hier onder deze merkwaardige omstandigheden op Kauai waren, was voor de oude man een flinke schrik.

Op aandringen van Malama ging hij zitten. Op het lage ta­feitje van koahout stond een schaal met een onaangeroerde pupus - Hawaïaanse hapjes - en twee schenkkannen, de ene half­leeg en de andere vol. De kahuna schonk uit de tweede een glas in en bood het Rogi aan. Er zat een flinke hoeveelheid rum in de drank en hij nam er dankbaar een flinke slok van, terwijl hij de jongelui aankeek. Ze waren voor in de dertig. Even kwam er een zweem van een glimlach op de lippen van Cloud Remillard, terwijl ze uitkeek over de zee. Haar broer Hagen keek uit­drukkingsloos en deed geen poging een schijn van sympathie te wekken.

Rogi probeerde onhandig het ijs te breken. 'Dus het Familiespook heeft jullie bij de kraag gepakt, jongens, om mee te wer­ken aan de memoires?'

Het antwoord van Hagen Remillard was koel en formeel, en elke kant van zijn geest was hermetisch afgeschermd. 'Het werd ons aangezegd door een Lylmik die gebruikmaakte van de gangbare lichaamloze hoofdverschijning. Hij gaf ons de op­dracht hierheen te komen en tegen je te praten over bepaalde gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens onze verbanning naar het Plioceen.'

'Dat moet wel... heel interessant zijn.' Rogi grijnsde verlegen.

'Je weet dat onze hele groep, meteen toen we door de tijdpoort kwamen, ondervraagd werd door het directoraat voor Wetenschap van de Menselijke Staat.' Hagen ontweek de ogen van de boekhandelaar. 'We kregen toen te horen dat we geen bijzonderheden over onze ervaringen in het Plioceen naar bui­ten mochten brengen, en daar hebben we ons angstvallig aan gehouden. Zelfs nu nog weten maar heel weinig mensen dat wij tweeën tot degenen behoren die terug zijn gekomen.'

'Het was een opluchting dat we een officiële smoes hadden om onze identiteit geheim te houden,' zei Cloud. 'We wisten dat, als het publiek de meer kleurrijke bijzonderheden van onze prehistorische avonturen niet te horen kreeg, er minder kans zou zijn dat ons leven een mediacircus zou worden. In het grootste deel van het Bestel was onze groep alleen maar korte tijd een mirakel. Je weet wel: tijdreizigers terug! Jippie! — en dan verder met de rest van het ochtendnieuws. Kuhal, mijn man, kreeg het moeilijker, maar hij is tenminste menselijk en paste zich dus aan. Wij zijn aan de gang gehouden met be­paalde werkzaamheden in verband met de voorwaardelijke Eenwording en we hebben min of meer in vrede en rust kun­nen leven - tot nu toe.'

'Het wezen dat het spreekverbod van het directoraat herroe­pen heeft,' zei Hagen, 'zei ons dat hij Instemmende Unifex was het hoofd van het Toezichthoudend Orgaan van het Be­stel. Cloud en ik waren eerst diep onder de indruk. Maar ter­wijl de Lylmik tegen ons sprak, kregen we allebei een onthut­send gevoel van déja vu. Toen Unifex verdwenen was, waren we in de war - nee, we waren doodsbang! - en we vroegen ons af of we soms een gemeenschappelijke hallucinatie hadden ge­had, een nachtmerrie op klaarlichte dag. Niet lang daarna werd het bevel van de Lylmik aan ons bevestigd door de eerste magnaat van de Menselijke Staat en ook door de hoofddistrictsraad van Aarde. Allebei de vrouwen benadrukten wat een eer het was om zo'n bijzonder contact te hebben gehad.' Het gezicht van de jonge man stond smalend. 'Dat was wel heel zwak uitgedrukt.'

'We zijn het er pas over eens geworden hierheen te gaan en met je te praten, toen duidelijk werd dat we gedwongen zou­den worden als we het niet deden,' voegde Cloud eraan toe. Haar stem klonk laag, maar warm en zonder rancune. 'Daar hebben we in ons leven al meer dan genoeg van meegemaakt.'

'Hebben jullie Unifex dan herkend?' vroeg Rogi zachtjes. 'Weten jullie wie hij eigenlijk is?'

'Ik wist het bijna meteen,' zei Cloud. 'Ik ben altijd vertrouw­der met hem geweest dan met mijn broer. Het was een... ver­bijsterend besef. Hagen wilde het niet geloven.'

'Unifex is Marc Remillard,' zei Rogi. 'Jullie vader.'

'Hij kan naar de bliksem lopen!' Hagen sprong overeind en begon over de lanai te lopen als een gekooide tijger. 'We waren erg opgelucht toen de tijdpoort achter ons dichtging en de Bestelautoriteiten die plek hadden verwoest! Cloud en ik en alle anderen dachten dat we eindelijk vrij waren. Papa zat vast, zes miljoen jaar in het verleden, samen met die dolleman Aiken Drum, en hij kon ons nooit meer kwaad doen.'

'Hij had nooit de bedoeling wreed te zijn,' mompelde Cloud.

Hagen viel woedend tegen haar uit. 'Hij heeft ons nooit be­schouwd als mensen, met gedachten en gevoelens. Wij waren gewoon maar figuren in zijn grote experiment.' Hij keerde zich naar Rogi en Malama. 'Weten jullie hoe zijn bende afgetakelde overlevenden van de Rebellen hem achter zijn rug noemde? Abbadon: de Engel des Afgronds! Ten slotte keerden ze zich bijna allemaal van hem af, en van zijn waanzinnige plan voor de Mentale Mens.'

'Papa heeft het ook opgegeven,' hield Cloud aan. 'Anders had hij ons nooit door de tijdpoort teruggestuurd.'

De woede van Hagen leek opeens bekoeld en maakte plaats voor wanhoop. Hij zakte terug in zijn stoel. 'Nu ontdekken we dat vader uiteindelijk toch gewonnen heeft. Niet alleen is hij wonderlijk genoeg zes miljoen jaar blijven leven, maar hij heeft ook kans gezien opperheer van het Galactisch Bestel te wor­den! God helpe ons en onze kinderen.' Hij keek Rogi en Ma­lama aan met ogen vol haat. 'God helpe jullie allemaal.'

'Unifex getemd,' zei de Hawaïaanse vrouw kalm. 'Al die ein­deloze jaren probeerde hij zijn misdrijven goed te maken. Hij oefende zijn boetvaardigheid niet alleen uit in ons melkwegstel­sel, maar ook in dat andere — waar de volken van de Tanu en de Firvulag vandaan kwamen. Ik weet bijna niets van zijn acti­viteiten in het Plioceen en zijn latere verrichtingen in Duat, maar alles wat hij gedaan heeft voor de soorten van de Melk­weg is ze ten goede gekomen. Hij heeft het Bestel gesticht en het stap voor stap geleid. Dankzij hem zijn er zes geïntegreerde soort-Geesten veilig in Eenheid - en duizenden meer bijna - klaar om zich bij de galactische federatie aan te sluiten.'

'Jammer dat hij zijn oude thuisplaneet niet beter heeft ge­leid,' zei Hagen bitter, 'door natuurrampen, epidemieën, hon­gersnoden, oorlogen te voorkomen — om maar te zwijgen over de Metapsychische Rebellie. Zijn Lylmikse ik stond er met zijn handen in zijn zakken bij te kijken terwijl zijn vroegere ik de beschaving in het Stelsel bijna vernietigde.'

Malama glimlachte alleen maar. 'De grootste ruimte-tijdknopen zijn onveranderlijk en vormen in verleden, heden en toe­komst een onverbrekelijke eenheid. Het is niet mogelijk de ge­schiedenis te veranderen. Unifex deed wat hij doen moest, en toch waren en zijn zijn handelingen vrij uitgevoerd. Onze ei­gen handelingen zijn ook vrij; ze dragen bij tot en geven vorm aan het mysterie van de Grote Werkelijkheid.'

Hagen lachte minachtend. 'En God is in zijn hemel en alles is goed met de wereld?'

'Misschien wel,' zei Malama.

Ze bleven minutenlang zwijgen. Toen sprak Hagen weer. 'Ik bedacht net iets. Van de soorten die het Stelsel heeft voortge­bracht, komen de Lylmiks het dichtst bij de Mentale Mens, maar zij zijn in verval en dreigen uit te sterven. Wat wil je erom verwedden dat papa geprobeerd heeft de evolutie van de Lyl­miks net zo te beïnvloeden als hij de onze wilde beïnvloeden - en dat het hem niet gelukt is?'

Rogi haalde zijn schouders op. 'Niemand weet ook maar iets van de geschiedenis van de Lylmiks.'

'Misschien,' ging de jonge man langzaam verder, 'wil papa terugvallen op zijn oorspronkelijke plan, nu hij achteraf zes miljoen jaar wijzer is... en hij de oorspronkelijke figuren van zijn experiment weer in de hand heeft.'

'Praat geen onzin,' riep Cloud tegen haar broer. 'Het Galac­tisch Concilie zou nooit toestemming geven om het project Mentale Mens weer op te pakken - ook aan de aarts-Lylmik zelf niet.'

'Zou je daar je kop om willen verwedden?' beet Hagen haar toe. 'Nog een keer?'

'Ik kan één manier bedenken waarop jullie twee dat beslist kunnen voorkomen,' zei Rogi opeens, 'in het onwaarschijnlijke geval dat Hagen gelijk heeft.'

'Hoe dan?' vroegen broer en zus.

'Vertellen jullie mij alles over Marcs plan, dan publiceer ik dat in het vierde deel van mijn memoires. Het hele verhaal over de Mentale Mens is nooit aan het licht gekomen. De meeste bijzonderheden zijn door het Galactisch Concilie in de doofpot gestopt, vermoedelijk om rust en orde in het Bestel te handhaven.'

'Jij sympathiseerde toen toch met de Metafysische Rebellie?' vroeg Cloud.

'Klopt. Officieel werd de Rebellie gestreden om de mensheid te bevrijden van het Bestel en de Eenheid. Maar de voornaam­ste reden waarom Marc besloot de oorlog te verklaren, was dat hij zo de pest inhad dat zijn grote droom werd weggestemd. Hij zorgde voor een geweldige rel toen het Mentale Mens-pro­ject werd geschrapt; hij beschuldigde de exotische magnaten en de Bestelgetrouwe menselijke bondgenoten ervan dat ze sa­menspanden om een grote genetische doorbraak van onze soort te voorkomen. Hij zei dat het Bestel bang was dat de mensheid geestelijk superieur zou worden aan de rest van de schepping, en de enige oplossing was een breuk, zoals de Re­bellenbeweging al zo lang had voorgestaan. Een heleboel ge­wone mensen dachten dat het project Mentale Mens ervoor zou zorgen dat al hun kinderen zouden opgroeien als metapsy­chische operanten. Maar Marc en zijn mensen hebben het grote publiek nooit precies uitgelegd hoe dat wonder tot stand gebracht moest worden.'

'Dat durfde hij niet,' mompelde Hagen. 'Ze zouden hem ge­lyncht hebben.'

'Het gebeurde jaren voor Hagen en ik erachter kwamen wat papa van plan was,' zei Cloud. 'Toen moeder erachter kwam... Nou, je weet wel wat er gebeurd is.'

'Nee, dat weet ik niet,' zei Rogi. 'Niet echt. Zeg het me! Help me dat verhaal aan het hele Galactisch Bestel te vertellen. Dat moet de reden zijn waarom jullie twee hierheen gestuurd zijn om met mij te praten. Ik begrijp niet waarom Unifex me die gegevens zelf niet geeft, maar daar zal hij zijn redenen wel voor hebben.'

'Het was zijn ergste wandaad,' verklaarde Malama Johnson op haar rustige toon. 'Erger dan dat hij de Rebellie tot een ge­welddadig conflict bracht en de dood van al die mensen ver­oorzaakte. Diep in zijn hart dacht Marc, net als zijn volgelin­gen, dat de oorlog tegen het Galactisch Bestel en zijn Eenheid gerechtvaardigd was. Maar het project Mentale Mens, dat was heel iets anders. Hij wist dat het verkeerd was, en toch kon hij de gruwelijke schoonheid van het idee niet weerstaan: de gele­genheid persoonlijk een grote sprong voorwaarts tot stand te brengen in de geestelijke en fysieke evolutie van de mens.'

De drie anderen staarden haar sprakeloos aan.

'Zien jullie dat niet, lieve kleinkinderen?' Malama spreidde haar handen en omhelsde al hun geesten in Araa-heling. 'Uni­fex is te beschaamd om erover te praten. Zelfs nu nog.'