7
Nasleep

S. belt nu elke dag, ook zondags. Ook elke dag een kaart van hem. Hij komt op dinsdag en zaterdag. (Eigenlijk is twee keer in de week naar bed op zijn leeftijd te veel, vind ik.) Ik ben niet meer zo verliefd, maar voel me met hem getrouwd. Een sluikhuwelijk.1

Simon Carmiggelt was de meest getrouwde man van Nederland, aldus zijn minnares Renate Rubinstein, en blijkbaar had ze goed door dat hij nooit zijn vrouw zou verlaten. Het was geen thema in hun relatie en daardoor kon hun geheime verhouding tien jaar, tot Simons dood, duren. Ze was er niet bij toen hij stierf.

Wanneer een minnares haar minnaar niet kwijt wil, doet ze er wijs aan hem niet voor de keuze ‘zij of ik’ te stellen, want in negen van de tien keer verliest ze het. Sommige minnaressen weten dit heel goed en stellen hem dus ook nooit voor dit dilemma. De verhouding kan dan jaren duren. Buitenechtelijke relaties van twintig jaar zijn geen uitzondering.

Maar de meeste minnaressen worden na verloop van tijd toch ongedurig. Wat breekt het meeste op? De onzichtbaarheid! De illegaliteit van de relatie. Geen mens houdt er op den duur van weggemoffeld te worden. Het voelt als een ontkenning van je bestaan en dat is het ook. Geen persoonlijke erkenning, geen maatschappelijke erkenning. Geen partnerpensioen. Wanneer hij morgen sterft is zij niet zijn weduwe, ze kan zich misschien niet eens op zijn begrafenis vertonen. De tijd dat minnaressen financieel door hun minnaars werden onderhouden en in leuke optrekjes werden gezet is ook voorgoed voorbij. Het is niet meer wat het geweest is, het minnaressenschap.

Met kerst is ze alleen. Met oud en nieuw kunnen ze hooguit afspreken dat ze om twaalf uur aan elkaar zullen denken. Misschien is hij zelfs in staat om kort te bellen wanneer zij even de kamer uit is: ‘Ga jij maar vast naar de buren, ik kom zo.’ Gouden momenten maar niet langer genoeg. Ze gaat hem meer en meer missen en naarmate de tijd vordert, krijgt ze een hekel aan zijn echtgenote die hem veel meer heeft dan zij. De oneerlijkheid van de situatie wordt steeds duidelijker. Hij zegt van haar te houden, zij is voor hem nummer één, toch, maar in de praktijk is zij nummer twee. Van iemand houden en er niet openlijk voor uitkomen verhoudt zich slecht tot elkaar.

Na de kerstdagen zien John en Mirte elkaar weer en is ze afwerender dan anders. Hij was er al een beetje bang voor. Hij had alvast een bloemetje meegenomen… ‘omdat je me zo hebt moeten missen…’ Hij neemt het niet zo zwaar op, denkt dat het feestje zo wel weer zal beginnen, maar hij vergist zich.

Zeker, na de nieuwjaarsborrel is het weer als vanouds. Hij heeft veel tijd voor haar vrijgemaakt, hij heeft immers iets goed te maken, maar ze luistert aandachtiger dan anders naar zijn verhalen over wat hij gedaan heeft afgelopen dagen. Wanneer hij zou opletten, zou het hem ook opvallen dat ze meer dan anders informeert naar zijn vrouw, maar hij heeft dat in eerste instantie niet eens in de gaten. Hij vertelt dan ook argeloos en vrijuit. Hij is niet op zijn hoede, waarom zou hij ook, het was toch nooit een punt, waarom nu dan wel ineens. ‘We zijn op familiebezoek geweest en ik ben met Sara een dagje uit geweest, dat wilde ze al zo lang en we hebben de huiskamer opgeknapt.’ Voor hij het weet flapt hij het er allemaal uit en dit is een beetje veel van het goede voor Mirte. ‘Ik ben blij dat jij je tenminste goed hebt vermaakt,’ zegt ze razend en staat in een sprong naast het bed. En dan pas schrikt hij. O jee… wat is dit nou… ‘Schatje, wat is er aan de hand’, maar het kwaad is al geschied en wanneer hij haar in zijn armen neemt moet ze huilen, waar ze van baalt, want ze wil helemaal niet huilen. Ze is bang dat hij niet van huilende vrouwen houdt. Eigenlijk is dat ook zo, maar van haar kan hij alles hebben… nog wel…

Wanneer de pijn ontwaakt

Vlak voor zijn kruisdood voorspelde Jezus, tijdens het laatste avondmaal, dat een van zijn volgelingen hem voor het krieken van de dag, nog voor de haan drie keer zou kraaien, zou verraden. Iemand zou hem vragen: ‘Kent u deze man?’, en hij zou stellig ontkennen dat hij met hem verbonden was. Jezus was daar droevig en verbitterd over.

Wanneer aan de vreemdganger gevraagd zou worden, bijvoorbeeld op een nachtelijk feestje, door zijn vrouw, door zijn beste vriendin en door zijn werkgever: ‘Heb jij een verhouding met die vrouw’, dan zou hij zijn minnares in negen van de tien gevallen verraden door ontkennend te antwoorden.

Wanneer iemand zegt dat hij van je houdt en hij accepteert daar niet de consequenties van, dan doet dat zeer. Wel of niet een traumatische jeugd, wel of niet een vader/dochter-wond, ontkend worden is altijd zeer pijnlijk. Een minnares die in haar jeugd niet ontkend en verraden is door haar ouders zal veel minder geschikt zijn voor deze ontkennende context. Zij zal zich niet snel in zo’n context plaatsen, de getrouwde man zal dan ook minder aantrekkelijk voor haar zijn. Wanneer ze er wel een treft, zal ze geen enkele minnaressenregel in acht nemen. Zij zal er niet om liegen, zelfs niet tegen zijn vrouw. ‘Wat jij doet moet je zelf weten, zegt ze tegen hem, maar ik heb geen zin in ingewikkelde spelletjes.’ Daarmee is deze vrouw veel te gevaarlijk voor de vreemdganger en hij zal er meestal niet aan beginnen.

De minnares die wel geschikt is voor haar heimelijke positie, kent verraad maar al te goed, maar meestal kan ze geen contact maken met die wond. De oorspronkelijke wond wordt opnieuw geactualiseerd, zonder dat de minnares zich daar meestal van bewust is en dat bepaalt mede de heftigheid van haar reactie. Het kan zijn dat ze ontvlamt in boosheid, het kan zijn dat ze somber wordt. Ze kan lichamelijke klachten ontwikkelen of ze gaat steeds minder voelen en raakt verder van zichzelf vervreemd. Moeder wees het meisje misschien steeds af en vader was wellicht in geen velden of wegen te bekennen. Ze verlangde naar haar ouders en deed alles om bij hen in het vizier te komen. Ze gedroeg zich misschien als behaagdochter, of als prestatiedochter, maar niets lukte. Deze ‘vader’ in de rol van getrouwde man ziet haar wel, hij is wellicht als een zorgzame moeder voor haar op de momenten dat hij bij haar is, maar steeds weer wordt ze te veel alleen gelaten, waardoor de geschiedenis zich lijkt te herhalen. Het meisje hoopte vroeger dat vader met haar zou pronken: ‘Kijk eens, dit is mijn mooie dochter, ik ben zo vreselijk trots op haar.’ Nu hoopt zij dat haar minnaar met haar wil pronken in het openbaar; hij zegt wel dat hij niets liever zou doen, maar hij doet het niet. Zij voelt dit als verraad en dat is het ook.

Dat de heimelijke driehoeksverhouding een situatie van verraad en ontkenning is, realiseert de minnares zich meestal niet volledig, ook al komen die woorden wel eens in haar op. Ze drukt ze weg en zegt tegen zichzelf dat niet zij verraden wordt, maar de echtgenote. ‘Hij kiest in feite voor mij,’ zegt ze tegen haar vriendinnen, als verdediging, ‘want hij houdt meer van mij dan van haar.’ Ze haalt redelijke argumenten aan waarom het niets met verraad te maken heeft: ‘De kinderen zijn nog zo jong, moet hij dan zijn gezin in de steek laten, ik zou dat ook niet willen.’ Petrus, die Jezus voor het krieken van de dag drie keer verraadde, had het met de dood moeten bekopen als hij wel voor de relatie met Jezus uit was gekomen. Dus het was best te begrijpen dat hij loog, maar pijnlijk was het wel. Ook al is het te begrijpen dat de vreemdganger liegt over zijn verhouding met de minnares, pijnlijk blijft het. Het verraad is de kern van haar pijn en voordat ze daar bij kan komen en dat toe kan geven, probeert ze wat aan de situatie te veranderen in haar voordeel. Dus ze gaat regels stellen, tenzij ze het zeer afhankelijke kindvrouwtje is dat alleen maar wacht en wacht en niets vraagt en alleen maar blij is wanneer hij steeds minder, maar toch nog steeds, komt. Meestal is ze dat niet, integendeel, ze is een succesvolle en geëmancipeerde vrouw en weet wat ze wil en dan is nu de tijd aangebroken om daar voor uit te komen.

De eisen van de minnares

EIS 1: HET WACHTEN MOET MAAR EENS AFGELOPEN ZIJN

Wachten maakt afhankelijk. Niet weten wanneer hij zal bellen, niet weten wanneer hij komt, wanneer hij ruimte heeft, hoe lang hij dan kan blijven. Zij heeft alle tijd voor hem, hij bijna niet voor haar. De situatie is per definitie scheef. Dat is het eerste wat ze wil veranderen, die afhankelijkheid van hem. Dus ze vraagt hem niet zomaar meer voor haar deur te gaan staan. Eerst bellen. En ze probeert vaste afspraken met hem te maken, zodat ze weet waar ze aan toe is en de rest van de week niet met hem bezig hoeft te zijn. Dit vindt de vreemdganger niet leuk. Het was net zo ideaal, zomaar te pas en te onpas binnen kunnen komen. ‘Het spontane gaat eraf,’ sputtert hij. ‘Vaste afspraken maken is onmogelijk in mijn werk, dat weet je toch.’ Meestal is hij wel een en al begrip voor de moeilijke situatie van de minnares en zal hij probéren zich aan haar voorwaarden te houden, maar vrijwel nooit doet hij het en loopt het zoals de minnares het zich had voorgesteld. Hij onderzoekt hoe strikt zij zich aan die regels gaat houden. Ze zegt wel dat hij eerst moet bellen, maar wanneer hij toch met een flesje wijn voor haar deur staat ’s avonds laat, zal zij hem echt niet weigeren, veronderstelt hij. ‘Ik weet dat ik eerst moet bellen, maar mijn mobiele telefoon ligt op de zaak,’ zegt hij met zijn kleine-jongensglimlach waar zij zo voor valt. ‘Er zijn nog steeds telefooncellen,’ grijnst zij terug en heeft de deur al open. Verliefde mensen zijn zelden consequent, dus de minnares gaat overstag, maar de volgende morgen heeft ze spijt en schrijft ze hem, want bellen kan niet, dat hij dat toch echt niet meer moet doen. Dat ze de volgende keer echt streng zal zijn.

EIS 2: HET MOET AFGELOPEN ZIJN MET DIE GESTOLEN UURTJES

De minnares gaat meer tijd van hem vragen. Ze bespreekt met hem dat ze zo graag een hele nacht bij hem wil slapen en dan samen opstaan, lekker ontbijten, iets leuks doen. Dit hoort hij graag. Ze houdt dus nog wel van hem en verlangt naar meer tijd met hem. Dit streelt zijn ego, hij zal eens kijken of hij wat kan regelen, belooft hij haar. Het hangt van het type vreemdganger af of hij het ook daadwerkelijk voor elkaar krijgt. Een Zeus regelt wel wat, een Poseidon of een Ares misschien niet. Wanneer hij thuis weinig te vertellen heeft, nooit voor zijn werk op pad hoeft en geen vrienden heeft met wie hij wel eens een weekeindje op stap gaat en die hem wel eens een alibi willen verschaffen, dan zal hij in een moeilijk pakket zitten. Wanneer hij zakenman is zoals Hermes en de wereld over reist, dan zal deze vraag voor hem geen punt zijn. Minnares en vreemdganger trekken dan naar tropische oorden en plakken er een paar daagjes vakantie aan. De minnares zal het dan langer volhouden, dat moge duidelijk zijn.

EIS 3: IK WIL JOU NIET LANGER VERBORGEN HOUDEN

Ook al kan hij dan niet met haar voor de dag komen, dat wil nog niet zeggen dat zij niet met hem voor de dag kan komen. Zij wil met hem pronken en wil hem aan haar ouders voorstellen en aan haar beste vrienden en misschien wil ze het zelfs op haar werk wel vertellen. Oei… Daar zit hij niet op te wachten. ‘Is dit nu wel verstandig,’ vraagt hij voorzichtig. Ze steekt een preek af dat als hij van haar houdt, hij ook de mensen moet leren kennen van wie zij houdt. Hij zou niets liever doen, maar vindt het ook wel een beetje moeilijk… Minnaressen hebben opvallend veel woorden nodig om hun wensen kenbaar te maken, ze blijven uitleggen waarom het voor hen belangrijk is, waarom het heel gewoon is dat ze die wensen hebben enzovoort. Alsof ze met een zwakbegaafde te maken hebben. Maar vooral willen ze met al die tekst zichzelf overtuigen dat ze het recht hebben om ook iets te vragen voor zichzelf. Ze worden ook tot spraakwatervallen verleid omdat de vreemdganger meestal opvallend weinig woorden heeft om duidelijk te maken dat de situatie hem begint te benauwen. Hij zegt niet zoveel terug, laat in het midden wat hij vindt. Want wanneer hij duidelijk zou aangeven dat hij haar begrijpt en hij vindt dat ze groot gelijk heeft met haar stellingname, dan moet hij er ook wat mee. En dat laatste is nu net niet zo eenvoudig. Natuurlijk kan hij haar niet de waarheid zeggen, namelijk: ik heb maar één belang en dat is dat we vooral op de oude voet doorgaan. Hij is tenslotte geen lomperik en wil haar niet kwetsen. En bovendien zal hij ook wel vinden dat het ‘op den duur’ inderdaad niet zo verder kan. Het dubbelleven begint ook hem op te breken, al was het alleen maar door slaaptekort. Maar dat ‘op den duur’ kan nog heel ver weg liggen als het aan hem ligt, want hij ziet zo één, twee, drie geen oplossing voor de situatie. Natuurlijk heeft hij geen zin om haar familie te leren kennen. Ook al zijn het nog zulke aardige mensen, ze zullen toch met een scheef oog naar hem kijken, omdat hij in hun ogen van twee wallen eet. Haar vader is misschien net zo oud als hij en vaders willen niets anders dan het beste voor hun dochters. En hij is niet het beste voor deze dochter. Dat snapt hij maar al te goed. De vreemdganger heeft misschien zelf wel een dochter, hij zou er niet aan moeten denken dat zij later iets zou beginnen met een getrouwde man.

Van het paradijs in de slangenkuil

De vreemdganger zal meestal zeggen dat hij aan haar eisenpakket zal proberen te voldoen. Er zijn ook overspeligen die direct afhaken wanneer minnaressen eisen beginnen te stellen. Een Hermes wil spelen zonder gevolgen, zal zich ook niet echt gebonden voelen aan zijn minnares en zal dan ook snel afhaken en op zoek gaan naar een nieuw speelmaatje als ze lastig wordt. Een Dionysus zal een sadistisch plezier beleven aan het spel dat nu is ontstaan en zal haar van alles beloven en opzettelijk niets waarmaken. Hij geniet van haar woede en machteloosheid. Een Zeus zal zich door zijn minnares ook niet snel de les laten lezen, maar kan toch wel zo verliefd worden dat hij over grenzen gaat die hijzelf nooit voor mogelijk had gehouden. Een Poseidon zal zich nog het meest kunnen inleven in de positie van de minnares, belooft haar impulsief gouden bergen, maar kan die vervolgens nooit waarmaken. Een Ares zal ook proberen zijn minnares tegemoet te komen en zal zich misschien nog het dapperst gedragen. De meeste mannen zullen dus een beetje toegeven omdat ze heftig verliefd zijn en hun minnares niet graag kwijt willen. De minnares kan de minnaar soms de stuipen op het lijf jagen door te dreigen met een breuk. Soms heeft ze het ook daadwerkelijk heel even uitgemaakt en is hij daarna bereid om aan haar eisen te voldoen. Hij houdt dan werkelijk van haar en heeft gemerkt in die korte periode dat ze elkaar niet zagen hoe afhankelijk hij ook van haar is geworden. Het is hem duidelijk dat zomaar stoppen niet meer tot de mogelijkheden behoort en zo langzamerhand begint hij angstig te worden. Waar draait dit op uit?

Naarmate de minnares meer eisen begint te stellen, zal hij meer klem komen te zitten. Soms zal hij schrikken van het feit dat zij ook macht over hem heeft en wordt hij bang voor haar. Vooral wanneer de minnares een echte ‘behaagdochter’ is zal hij denken: ‘Deze vrouw is gevaarlijk, ik ben niet tegen haar bestand.’ Vooral haar seksuele aanbod kan hij niet weerstaan. Het seksuele paradijs waar hij soms alles voor op het spel wil zetten. Want tijdens het vrijen met deze vrouw, in deze context, kan hij voelen, kwetsbaar zijn, durft hij zijn afhankelijkheid te tonen. Iets wat hij buiten het bed, of met zijn eigen vrouw, ook in bed, zo slecht kan. Zijn lieve minnares wordt in zijn beleving steeds meer een femme fatale die seksuele macht over hem heeft. Ze kan het paradijs voor hem openen of sluiten. Het paradijs begint op een slangenkuil te lijken. Is het paradijs misschien toch oorlogsgebied?

De angst dat vrouwen hun vrijheid willen afnemen, zit beslist diep bij mannen. Volgens sommige biologen stamt deze angst uit de oertijd. Binding is gevaarlijk, want mannen willen immers zo veel mogelijk sperma over de aardbol verspreiden omdat ze zo de meeste kans hebben dat ze nageslacht zullen voortbrengen. Vrouwen willen de spermadonor van oudsher en al sinds de oertijd volgens deze theorie aan de kookpot binden om zeker te zijn van bescherming en voedsel. Ze willen niet alleen zijn sperma, ze willen hemzelf er ook nog eens bij. Dat mag in de meeste gevallen zo zijn, maar het is moeilijk te zeggen in welke mate we in deze wens nog gedreven worden door oerdriften. We hebben ons in veel opzichten ontwikkeld sinds de oertijd en het zou wel sterk zijn als deze oerdrift door de evolutie heen onveranderd was gebleven. Psychologisch gezien heeft de man alle reden om angstig te zijn voor een te sterke binding met vrouwen. In de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden dat mannen, vreemdgaande mannen in het bijzonder, worstelen met autonomie. Heeft hij eindelijk een partje heimelijke autonomie ten aanzien van zijn echtgenote verworven, begint zijn minnares te ‘dreigen’ dat ze zich aan hem wil binden! Als de minnares hem meer en meer onder druk zet, ontwaakt bij hem de oude angst zijn autonomie opnieuw te verliezen en zal hij kritischer ten opzichte van haar worden en soms wat afstand van haar nemen. Zijn reactie op haar zal afhangen van de diepte van zijn wonden en zijn zicht op die wonden. Dat zicht is over het algemeen zeer beperkt. Mannen zijn er minder dan vrouwen aan gewend om over zichzelf na te denken waar het hun functioneren binnen relaties betreft. Juist omdat ze zich los moesten maken van moeder en vader er meestal niet was, zijn ze minder in contact gebleven met anderen en daardoor ook met zichzelf. Ze weten minder dan vrouwen wat hen drijft, wat ze willen en ze kunnen ook moeilijker persoonlijke conflicten hanteren. Wanneer de minnares dan ook eisen begint te stellen, zullen ze vaak halfslachtig reageren. Ze zijn bang voor ruzie, maar kunnen, willen, durven ook niet tegemoet te komen aan haar wensen. ‘Hoe los je dit op,’ vraagt hij zich af. ‘Lastige situatie,’ denkt hij bij zichzelf. Veel vreemdgangers bedrijven struisvogelpolitiek. Dus gaan ze schipperen. Een beetje toegeven en een beetje hun poot stijf houden, een beetje uitstellen en smoesjes verzinnen als het gaat om die kennismaking met haar familie of het weekeindje uit. En dit gedrag valt bij de minnares in slechte aarde.

Degradatie van de held

Ook een buitenechtelijke relatie kent verschillende fasen, net als een gewone vaste relatie. De eerste fase werd in hoofdstuk vijf de symbiotische fase genoemd. De buitenechtelijke relatie kent die fase ook en is in het vorige hoofdstuk als paradijselijke fase beschreven. In een buitenechtelijke relatie duurt deze fase meestal langer dan in een gewone relatie. Dat komt uiteraard omdat de geliefden minder tijd met elkaar doorbrengen, waardoor de relatie zich langzamer ontwikkelt, en wanneer ze elkaar zien is het altijd leuk, waardoor die paradijselijke symbiotische sfeer ook minder snel doorbroken wordt. De tweede fase van een relatie wordt de individuatiefase genoemd. Beide individuen richten zich weer meer op ieders eigen leven, de eerste teleurstellingen komen, verschillen worden meer als pijnlijk ervaren. Als de minnares last begint te krijgen van de nadelen van de relatie en de vreemdganger meer klem komt te zitten, zijn ze in deze fase beland. Was in de paradijselijke fase de relatie voor hen veilig omdat het hun angst voor nabijheid en intimiteit reduceerde, in deze fase verliest die beveiligende functie zijn effect. De minnares jaagt haar held vanwege haar oedipale wens hem helemaal voor zich alleen te hebben in een keuzepositie. De echtgenote is niet langer een onbelangrijke factor maar wordt haar grote rivaal. Ze is niet meer weg te denken, sterker nog, in haar dromen en in haar gedachten kijkt de echtgenote steeds mee. Wanneer ze vrijen, wanneer ze uitgaan, wanneer ze een maaltijd voor de vreemdganger kookt. De minnares wil haar plaats innemen, ze wil zich binden en hij zegt dat hij ook niets liever zou willen, maar willen – en vooral kunnen – ze dat werkelijk?

Mirte merkt dat John z’n woord breekt. Ze merkt dat hij eromheen draait, dat hij zelfs liegt, ook tegen haar. Dat laatste is onvergeeflijk. ‘Ik ben je vrouw niet,’ schettert ze, ‘denk je dat ik achterlijk ben? Ik laat me niet bedonderen.’ Ze vraagt naar zijn huwelijk. Vrijt hij nog met Sara? Waarom dan, wanneer hij toch niet meer zoveel om haar geeft? Hoeveel geeft hij dan nog om haar? Houdt hij van haar als moeder van zijn kinderen, of is het hem toch nog echt om haar te doen? ‘Hoezo is dat niet uit elkaar te halen en los van elkaar te zien, dat weet je toch?’ houdt zij hem voor.

Voorheen wilde ze de waarheid niet weten en wilde ze hem niet te veel in verlegenheid brengen door haar vragen, maar die tijd is nu voorbij. Mirte vraagt en John ontwijkt het liefst, maar zo langzamerhand dringt bij haar het besef toch door dat hij het thuis zo slecht nog niet heeft. John kan steeds minder vrijuit vertellen, dus… verbergt hij voor haar dat ze een weekendje weggaan. Hij is dan onbereikbaar en Mirte spreekt voor niets steeds in op zijn mobiele telefoon, die hij niet afluistert. Razend is ze wanneer hij terugkomt: ‘Waarom zeg je niet gewoon dat je een weekeinde met je gezin op pad bent.’ Hoezo wil hij haar sparen, hij maakt het alleen maar erger, zegt ze hem wel honderd keer. Later blijkt dat hij niet een weekeinde naar familie was, maar dat ze met vrienden hadden afgesproken op de camping. John verspreekt zich een keer, houdt het niet allemaal meer bij tegen welke vrouw hij wat zegt. Hij heeft bovendien niet zo’n goed geheugen en zij heeft het geheugen van een olifant.

Zo rollen ze van de ene ruzie in de andere en elke ruzie wordt beslecht met vrijen, wat nog steeds goed gaat. Daarna kunnen ze even praten over dat het zo moeilijk is, voor beiden. Dat ze graag anders willen. De vraag komt voorzichtig op tafel of John er wel eens aan denkt om toch bij zijn gezin weg te gaan. Natuurlijk heeft hij daar aan gedacht. Maar hoe moet het dan met de kinderen. ‘Je kan het ze nog niet uitleggen, ze zijn nog te jong.’ ‘Sara zal misschien depressief worden, misschien hangt ze zich wel op.’ Niet te hopen voor de kinderen, maar voor hen best een oplossing, grijnzen ze schuldbewust. Ze fantaseren dat Mirte liefdevol de kinderen zal opvoeden. Ze zou het fantastisch doen, weten ze zeker. Maar het zal allemaal wel vreselijk moeilijk zijn, besluiten ze. Wanneer John weg is fantaseert zij door en bedenkt dat zij dan de vrouw zal zijn, in de ogen van anderen, die een man bij zijn gezin weggejaagd heeft. Wil ze dat op haar geweten hebben? En wil ze hem eigenlijk wel echt, vraagt ze zich af. Is ze niet beter af zo… want ze leert hem nu toch ook wat anders kennen. John kan behoorlijk liegen, ook tegen haar. Mirte snapt het wel, hij zit klem, maar toch… Ze voert hele gesprekken met zichzelf en schrijft nog steeds dagboeken vol. Genoeg om over na te denken. Ze slaapt er slecht van en ziet er niet meer zo stralend uit. Het nieuwe jaar is nog maar net begonnen en nu al zoveel zorgen… Voor de zomer moet er wat gebeuren, beslistze.

Wanneer John naar huis rijdt is ook hij niet vrolijk. Is het niet beter om te stoppen met deze relatie, voor het te laat is en Sara het te weten komt? Het is allang niet meer zo leuk als het was. Al dat gepraat… Wat is er veranderd, vraagt hij zich af – ze hadden het zo fijn, waarom kon het niet zo blijven… Als hij thuiskomt, kijkt hij zorgelijk en Sara vraagt hem of er iets is. Dat vraagt ze wel vaker de laatste tijd, en die hoofdpijnaanvallen van haar vertrouwt hij ook niet. Zou ze wat vermoeden? Soms weet hij zeker dat ze het weet en op een ander moment weet hij weer zeker dat ze het niet weet. Hij wordt er achterdochtig van. Zou ze de verhouding ontdekt hebben en net doen alsof ze het niet weet, om te kijken hoe ver hij zal gaan in zijn bedrog? Wie houdt wie hier eigenlijk voor de gek?

Het vermoeden

Sara weet inmiddels zeker dat er iets is, maar ze weet niet wat. Zouden er problemen op zijn werk zijn, hij is zo stil de laatste tijd. ‘Weet jij wat er met John aan de hand is?’ vraagt ze aan een goede vriend. ‘Hij is zo stil en afwezig, mij vertelt hij niets.’ Maar de vriend weet niets, heeft wel een vermoeden, maar weet het niet zeker en wil geen slapende honden wakker maken. Hij heeft er met zijn vrouw niet over gesproken, want die zou haar mond niet houden en er met Sara over beginnen. Zo zijn vrouwen. Hij heeft John wel eens gevraagd of hij ‘iets aan het handje had’. John had net gedaan of hij de vraag niet hoorde en dat stelde hem niet gerust.

Sara is aardiger voor hem dan anders en neemt initiatief tot vrijen. Na het vrijen moet ze ineens huilen. Dat is de tweede vrouw die week die in zijn armen huilt, bedenkt John zuchtend. Ze vraagt dan aan hem of hij een ander heeft. Hij neemt haar in zijn armen en zegt dan lief: ‘Ben je daar bang voor? Je moet je niet zoveel in je hoofd halen.’ Hij kust haar tranen weg, zegt: ‘Kom, we gaan slapen’ en drukt haar stevig tegen zich aan. Zij valt al snel gerustgesteld in slaap, maar hij ligt de hele nacht wakker.

De volgende ochtend wordt ze wakker en is hij al vroeg vertrokken. Ze helpt de kinderen naar school en dan denkt ze na over de avond ervoor. Ze repeteert de vraag die ze stelde nog eens en gaat na wat hij zei. Iets in het hele gebeuren stelt haar niet gerust en ineens weet ze wat haar dwarszit. Hij heeft niet gezegd dat hij geen ander heeft. Hij heeft ook niet gezegd dat het wel zo is, maar hij heeft evenmin gezegd dat het niet zo is. Niet duidelijk tenminste. Haar hart gaat tekeer als een gek en ze heeft de neiging hem op te bellen op kantoor en het alsnog te vragen, maar ze kan zich bedwingen. Ze belt een vriendin en bespreekt de situatie schoorvoetend. Ze wil niet graag de jaloerse echtgenote zijn. Dit gesprek kalmeert haar. Haar vriendin vindt het niets voor John om vreemd te gaan. ‘Hij heeft het veel te goed bij jou toch…,’ zegt ze vriendelijk. Ze adviseert om er niet weer over te beginnen, want mannen hebben daar een hekel aan, zegt ze. Hou je ogen open en wanneer het echt zo is, dan kom je er echt wel een keer achter. Maar met deze onzekerheid kan Sara niet leven. Ze wil het weten en wel direct diezelfde avond nog. En ze vraagt het John opnieuw, maar nu is hij minder vriendelijk: ‘Zeg, wat mankeert jou? Hier heb ik geen zin in, hoor’, en hij dreigt weg te lopen. Ze houdt voet bij stuk en houdt hem tegen: ‘Ik wil het weten, John, ik wil dat je zegt dat het niet zo is.’ Uiteindelijk zegt hij inderdaad dat het niet zo is, hij kijkt haar strak en onvriendelijk aan en voegt eraan toe dat hij ervan baalt dat zij hem wantrouwt. Die zit…, die is raak. Ze voelt zich schuldig, je man wantrouwen is erg, niet zo netjes. Ze vindt zichzelf een jaloers, hysterisch mens en neemt zich voor niets meer te vragen. En daar had hij op gehoopt.

Wil ik hem wel of wil ik hem niet?

Wanneer de buitenechtelijke relatie steeds meer onder druk komt te staan vanwege de onvrede van de minnares, de vreemdganger meer en meer bekneld komt te zitten tussen twee vrouwen en zijn echtgenote vermoedens krijgt, gaat de minnares steeds meer twijfelen of ze hem echt wel wil. Opvallend vaak zeggen minnaressen tegen hun therapeuten of tegen vriendinnen (nooit tegen de vreemdganger zelf) dat ze soms ook wel eens twijfelen of ze hem echt wel willen. Ze vinden dat vreemd van zichzelf. Aan de ene kant die wens hem helemaal voor zich alleen te hebben, aan de andere kant die angst en twijfel.

Iets verlangen wat een ander bezit is een normaal menselijke eigenschap. Bij kinderen zie je dat in zuiverste vorm, bij volwassenen is deze eigenschap in bedekte vorm ook goed zichtbaar. Sommigen willen steeds iets van een ander hebben omdat ze niet vertrouwen op hun eigen oordeel. ‘Als ik dezelfde trui koop als mijn buurvrouw, weet ik zeker dat ik goed zit, want zij heeft smaak. Als ik hetzelfde huis koop voor hetzelfde bedrag als mijn vrienden, dan kan er niet veel mis mee zijn.’ Het geliefde object heeft al een keurmerk en zo is de getrouwde man ook voorzien van een keurmerk. Hij is goedgekeurd door de Bond van Huisvrouwen. Getrouwde mannen met kinderen hebben beslist meer status dan ongetrouwde mannen. Hij heeft in ieder geval een vrouw aan de haak weten te slaan (en hij is in ieder geval niet impotent, want hij heeft kinderen). Getrouwd zijn wordt geassocieerd met normaal zijn en ongetrouwd zijn op hogere leeftijd wordt niet normaal gevonden. De getrouwde man kan voor sommige vrouwen aantrekkelijk zijn vanwege dit ‘keurmerk’. Maar net als met veelbelovende aangeschafte artikelen valt hij soms in het ‘gebruik’ een beetje tegen. Wanneer hij over thuis vertelt en over de ruzies met zijn echtgenote, blijkt vaak dat hij zijn vrouw tekortdoet. Omdat de minnares zelf vrouw is, kan ze zich goed identificeren met de echtgenote. Ze kan slecht verdragen dat hij niet perfect is. Ze had hem op een voetstuk geplaatst en nu valt haar beeld van hem in duigen. Om te voorkomen dat haar ideaalbeeld niet te veel aangetast wordt, gaat ze hem voorzeggen wat hij moet doen. Veel minnaressen nemen het voor de echtgenote op en coachen de vreemdganger in hoe hij met zijn vrouw moet omgaan.

Wat heeft zij een goede kijk op zaken! Wat is zij van belang voor hem! Wat streelt dit haar ego! De minnares wordt zijn moeder, zijn supervisor, zijn sekstherapeute, zijn biechtstoel en zijn geweten.

Een rare situatie. De minnares heeft geen recht van spreken, want zij werkt eraan mee dat hij te weinig thuis investeert. Maar ze weet heel goed dat wanneer zij er niet zou zijn, hij het thuis waarschijnlijk niet veel beter en waarschijnlijk nog slechter zou doen. Ze wijdt zijn disfunctioneren thuis graag aan zijn zogenaamde slechte huwelijk en ze fantaseert: ‘Tussen ons zou het veel beter gaan, wij passen beter bij elkaar’, maar diep in haar hart is ze daar meestal niet zeker van. Het feit dat de vreemdganger zijn vrouw zo kan bedriegen pleit uiteindelijk ook niet voor hem, het stelt geen enkele minnares gerust. Natuurlijk denkt zij dat hij dat kan doen omdat hij zoveel van haar houdt, maar soms lijkt hij er maar weinig last van te hebben dat hij zo moet liegen. Hij kan het dan toch maar opbrengen om naast zijn vrouw in bed te schuiven, nadat hij met zijn minnares hartstochtelijk heeft gevreeën. De twijfel groeit. ‘Wil ik hem wel echt, straks zit ik met de gebakken peren.’

Ook al blijkt uit alles dat de vreemdganger geen ideale huisman is, de minnares wil hem vooral ook graag ‘hebben’, om van de echtgenote te winnen. Toch is ze bang om echt van de echtgenote te winnen en deze ambivalentie maakt haar extra kritisch ten opzichte van haar minnaar. Soms voelt ze namelijk dat het haar meer om het spel te doen is dan om de knikkers. Zoals al eerder gesteld, is de gedachte dat haar oedipale wens in vervulling zal gaan beangstigend en schuldbeladen. Het feit dat pappie en mammie het goed hebben samen en van elkaar houden, geeft haar naast het gevoel van jaloezie ook een gevoel van geborgenheid en veiligheid. Zo hoort het, weet ze en onbewust voelt ze ook dat dit ook voor haar het beste is. Ze wil het oedipale spel met pappie wel spelen, ze wil wel fantaseren dat ze later met hem zal trouwen, maar het spel moet niet te echt worden, want dan wordt het te bedreigend, zal het gezin uit elkaar vallen en zal haar geborgenheid in het geding zijn. Vooral wanneer de man kinderen heeft, gaat de minnares zich soms als een van de oudste kinderen voelen. Haar minnaar is ook haar vader, zijn vrouw wordt haar moeder en hun kinderen worden haar broertjes en zusjes. En net als ieder kind wil ze niets liever dan dat haar ouders bij elkaar zullen blijven. Als hij dan toch eindelijk zover is dat hij bij zijn vrouw wil weggaan, krabbelt zij terug… tot zijn grote verbazing! Hij realiseert zich niet dat ze bang wordt. Bang nog steeds voor die gelijkwaardige relatie.

De eerste slotfinale

Juist omdat de minnares zo gevangenzit in de rivaliteit ten aanzien van de echtgenote, lukt het haar slecht de relatie te verbreken en zich terug te trekken. Ze doet wel pogingen, maar die mislukken meestal.

Wanneer de vreemdganger ’s avonds laat weer een keer onverwacht en natuurlijk zonder te bellen bij haar voor de deur staat, treft hij haar moedeloos aan. Ze heeft net weer een heel weekeinde alleen gezeten, gehoopt op een onverwacht telefoontje, geprobeerd met vriendinnen af te spreken, maar die rekenen allang niet meer op haar, dagboeken volgeschreven en uiteindelijk heeft ze een moedig besluit genomen: ‘Dit moet ophouden.’

Nog maar nauwelijks binnen zegt Mirte: ‘John, we moeten stoppen. Ik hou dit zo niet vol en voor jou is het ook niet goed.’ Hij pakt haar vast terwijl ze moet huilen, en nu krijgt hij het ook te kwaad. Hij knikt en zegt dat ze gelijk heeft, moedig en verstandig is. Hij geeft haar complimenten; hij bewondert het dat ze voor zichzelf durft te kiezen. Hij spreekt zijn respect uit. Zijn reactie verbaast haar enigszins, ze had gehoopt op iets meer tegenspel. Hij vertelt haar dan dat Sara vragen begint te stellen en een vermoeden heeft. Dit wekt haar nieuwsgierigheid… eindelijk beweging aan het front…?!? Ze vraagt hem weer waarom hij Sara niet gewoon de waarheid vertelt. Dit punt is al zo vaak aan de orde geweest, maar zijn standpunt blijft hetzelfde. Hij wil haar niet kwetsen. ‘Dit bedrog is veel kwetsender,’ heeft Mirte steeds weer benadrukt, maar John houdt vol: ‘Wat voor zin heeft het om haar hiermee lastig te vallen? Als ik toch niet bij haar wegga, kan ik haar dit net zo goed besparen. Maar dan moeten we nu inderdaad wel ophouden, want anders loopt het uit de hand.’

De vreemdganger is meestal blij dat de minnares het initiatief neemt om te stoppen. Vreemdgangers zijn geen adequate beslissers wanneer het om intieme relaties gaat. Bovendien, wanneer de minnares zelf het initiatief neemt om te stoppen, komt er minder verzet van haar kant dan wanneer híj de stap zou zetten. Ze willen hun relatie feestelijk afsluiten, met een lekker etentje om te toosten op al het goede wat hun liefde hun heeft geboden. En ze hopen dat ze vooral vrienden kunnen blijven, dat moet toch wel mogelijk zijn? Dan zou ze zelfs bij hem thuis kunnen komen, als een gewone vriendin. De minnares en de vreemdganger zijn echt van plan het op een hele goede manier af te ronden. Ze gaan voor een eervolle en waardevolle afsluiting van deze paradijselijke tijd…