Kees de Jongen

Ik heb Proust nooit uitgelezen. Ik was erin begonnen, maar al heel gauw stuitte ik op de passage waarin Proust een madeleinekoekje eet en zijn hele verleden voor zich ziet oprijzen. In literaire gesprekken waar Proust in voorkomt, wordt altijd over die madelei ne gemeierd, net of de rest van het boek nooit geschreven is, dus als het erom gaat mee te kunnen praten was ik klaar met de temps perdu. De rest lees ik later, nam ik me voor. Er zijn meer meesterwerken waarvan je maar één regel hoeft te onthouden of één woord. 'L'enfer, eest les Autres!' en je kunt Sartre in de kast laten staan.

Met sommige boeken gaat hel heel anders. Ze worden niet alleen gespeld, ze worden nagespeeld. Kees de jongen van Theo Thijssen heeft duizenden volgelingen. Het boek verdient natuurlijk niet minder, maar de rolbezetting van de moderne Kees de Jongens is niet goed, ze zijn te oud: een jaar of veertig in plaats van tien en ik heb altijd ruzie met ze.

Met de meeste mannen kan ik goed opschieten. Als ze vastgesteld hebben dat ik het niet op hun bestaansrecht heb voorzien of op politieke gronden tegen seksuele omgang ben, kunnen we het best met elkaar vinden. Ik zou niet iedere man voor eigen gebruik willen, maar dat zal wel wederzijds zijn.

Er is maar één soort man met wie ik niet overweg kan en dat is zo'n Kees de Jongen.

Kees de Jongen leeft in een eigen wereld, waar uitsluitend andere jongens wonen. Ze hebben het druk met elkaar, want er is een grote competitie. Als ze jong zijn gaat het om simpele dingen: wie wint er met voetballen, drinken en wakker blijven. Later, als ze ouder worden en niet zelf meer uitblinken op het sportveld, wedijveren ze om iets anders: interessante bezigheden, verstand van zaken.

'Jij hebt toch een bootje?' vraagt de ene Kees de Jongen aan de andere.

'Een bootje? Drie bootjes zul je bedoelen.'

'Motorboten?' vraagt de eerste man voorzichtig. Hij heeft geen bal verstand van boten, dus weet hij niet hoe hij de vraag precies moet stellen. Maar hij heeft het goed gedaan want de boten-Kees knikt verheugd en begint uit te leggen dat hij sleepboten heeft, kleine slepertjes met oude motoren erin uit 1910. Even later zijn ze in een geanimeerd gesprek gewikkeld.

Ik zit ernaast. Ik heb ook geen verstand van boten, maar ook al had ik het, dan was het onmogelijk deel te nemen aan de conversatie want dat mag niet van de Kees de J ongens. 'We zijn even met een m annen gesprek bezig,' zegt de ene en kijkt me bestraffend aan. Hij is kennelijk van de ene minuut op de andere tot botenkenner bevorderd.

Vroeger werd ik soms verliefd op een Kees de Jongen. Ze waren onbereikbaar en daarom verrukkelijk en ik fantaseerde over de triomf van de verovering van zo'n jongenshart. Als een eenhoorn zou hij zijn overwonnen hoofd in mijn schoot leggen en bekennen dat hij al heel lang van mij hield. Maar Kees de Jongen is niet zo. Hij houdt niet erg van vrouwen. Vrouwen zijn niet leuk, wouwen kunnen niet biljarten, niet over voetbal bazelen, niet drinken en niet schateren en zeker niet om de grappen die Kees de Jongens leuk vinden. Daarom trekken ze liever met elkaar op. Ze sporten samen of praten over sport, ze scheppen op of doen goedmoedig of ze elkanders opschepperijen geloven en als ze een dolle bui hebben, gaan ze samen een meid versieren. Dat doen ze om elkaar te vermaken, het is geen moment de bedoeling dat het meisje dat door een duet Kees de Jongens wordt benaderd zich verbeeldt, dat ze haar leuk vinden.

Een vrouw die in een gezelschap van Kees de Jongens verzeild raakt, voelt zich oplossen in een nevel. Ze beslaat niet. Niemand richt het woord tot haar, als ze zelf iets wil zeggen, moet ze schreeuwen om gehoord te worden en het antwoord is maar al te vaak een bevreemd schouderophalen, waarna de Kees de Jongens weer verder gaan met hun eigen gesprek.

'Ben ik dom?' vraagt de vrouw zich af, 'doe ik iets verkeerd?' En uit onbehaaglijkheid gaat ze aan één stuk door filtersigaretten roken, om zich een houding te geven.

Het beste dat een wouw kan doen als ze een Kees de jongen op haar pad treft, is maken dat ze wegkomt. Dat kost de minste tijd. Maar vrouwen zijn onverstandig, ze denken dat hij wel verandert als hij eenmaal in haar armen ligt, ze denken dat ze geëmancipeerd genoeg zijn om hem lik op stuk te geven. Misschien leert ze zelfs biljarten of meeschateren, maar het is allemaal vergeefse moeite.

Ik ken een vrouw die met een Kees de Jongen getrouwd is. Hij werkt op een reclamebureau waar hij een schitterende carrière maakt. Thuis zit zijn vrouw met de twee kinderen te wachten met het eten.

Zij begrijpt best dat hij niet altijd precies om zes uur thuis kan zijn, maar waarom belt hij niet even op? Het antwoord is, dat hij daar niet aan denkt. Hij staat in een café een conference voor twee heren op te voeren of hij is met een klant aan het overleggen, in ieder geval is hij allang vergeten dat hij een gezin heeft. Zijn vrouw foetert op hem, alles komt op haar neer, het huishouden, de kinderen, alle verantwoordelijkheid. Zij heeft toch ook een part-time-baan? Af en toe geeft hij haar gelijk, dan koopt hij een bos bloemen voor haar en een liter ijs voor de kinderen en komt hij een week lang thuis eten, maar de brave bui duurt niet lang. Op een vrijdagmiddag is er een borrel op kantoor, die uitloopt en als hij om een uur of zes 's ochtends in zwembadpas de trap op komt vallen, is zijn vrouw woedend. Waar heeft hij verdomme gezeten, bij een of andere slet misschien? Maar dat is beslist niet het geval, een Kees de Jongen gaat heus niet een hele nacht met een meid liggen kroelen, daar heeft hij niet langer dan een uurtje voor nodig. Hij heeft bij een vriend naar de snookerkampioenschappen op de Engelse televisie gekeken.

Het heeft geen zin dat zijn vrouw zich zo opwindt, ze had kunnen weten hoe haar leven zou zijn toen ze met hem trouwde. Toen vond ze dat jongensachtige in hem immers zo leuk? Hij is niet veranderd. Ze kan er maar beter aan wennen dat ze drie kinderen heeft. Eén wordt nooit volwassen. Vreemd

Als Leonie mij uitnodigt mee naar Antwerpen te gaan, hoef 'ik geen tas in te pakken. We gaan niet echt. Zij gaat, met haar geheime minnaar. Ze is getrouwd met een man als de stoptrein naar Alkmaar: betrouwbaar, bedaard en niet erg opwindend. Leonie wil meer. Op het kantoor waar ze werkt kwam op een dag een nieuwe man in de buitendienst, een vlotte sportieve, en Leonie verloor meteen haar hart.

'Je lijkt wel gek,' zei ik, 'zoiets moetje nooit op kantoor beginnen.'

'Waarom niet?' vroeg Leonie, 'iedereen doet het.'

En dat was precies haar probleem. Als Leonie en haar minnaar stiekem naar de archiefkast slopen om even te knoeien, stonden daar al mensen met een rood hoofd en hun kleren los. I let pand waar het kantoor is gevestigd is een oud herenhuis met diepe kasten, een donker souterrain en een zolder en al die plekken waren voortdurend bezet.

'Waar moeten we heen met onze gevoelens?' klaagde Leonie.'Ga naar Antwerpen,' stelde ik voor, want ik weet dat ze daar beter zijn toegerust voor clandestiene liefdesparen. In België heeft iedereen een schaduwrelatie, heeft een deskundige mij eens verteld. Tussen de middag en na het werk ontmoeten Belgen hun geliefde in een van de talloze rendezvous-hotels en geen haan die er naar kraait, want Bel- gen zijn traditioneel uithuizig. Na de boodschappen gaan vrouwen een biertje drinken, ook als ze drieënzeventig zijn, vrienden ontmoeten elkaar in een café, na het werk gaan ze niet naar huis maar naar de kastelein.

In Nederland zou zoiets onmogelijk zijn. Je gaat naar je werk en om vijf uur naar huis. Als er iets bijzonders is, bel je op: 'Ik kom iets later, schat.' Vandaar al die laffe smoezen over uitgelopen vergaderingen en overwerk. Leonie had ook een tijdlang opgebeld dat ze iets later kwam. Na kantoortijd was er meer plaats in de archiefkast, op zolder en in de garderobe. Maar toen ze eens halfnaakt waren betrapt door de islamitische schoonmaker, had ze er verder van afgezien. Die man was oprecht geschokt over het kennelijke overspel en had zich beklaagd bij personeelszaken. Leonie werkt op personeelszaken. Met haar haren netjes opgestoken en haar lippenstift op haar mond in plaats van op het overhemd van haar minnaar, herkende de schoonmaker Leonie niet. Zij behandelde de klacht met een stalen gezicht en beloofde dat ze de zaak tot op de bodem zou uitzoeken.

'Misschien is Antwerpen toch niet zo'n gek idee,' zei ze, 'wil jij me dekken?'

'Dat is goed,' zei ik, 'als ik maar geen meelevend gezicht hoef te trekken als de boel in het honderd loopt.'

Een poosje geleden belde ze in paniek op: 'Heb jij aan iemand verteld dat we in Antwerpen zijn geweest?'

'Nee,' antwoordde ik gretig, 'heb je moeilijkheden?'

Hel bleek dat de echtgenote van de man van de buitendienst een detectivebureau had ingeschakeld en hen had laten volgen. Het spel was uit, de minnaar beloofde huwelijkstrouw en Leonie hoefde niet meer op te bellen naar huis dat ze iets later kwam.

'Ik geniet wel van de rust,' zei ze, 'hoe regelen andere mensen het eigenlijk, vreemdgaan?'

Ik heb het hier en daar eens nagevraagd en het blijkt een algemeen probleem.

'Ik mocht het berghok van een vriendin gebruiken,' vertelde een moeder van twee kinderen, 'het rook er wel muf, maar ik was zo verliefd, dat het me niks kon schelen. We lagen wel drie keer in de week achter een stapel troep, op een oude matras. Maar op een dag kwam er iemand binnen. Kennelijk was er nog iemand die de sleutel had. We hebben onze adem ingehouden tot die persoon weg was. Ik was doodsbang. Kort daarop ging het uit. Ik voelde me ineens zo goedkoop.'

Het is ook niet chic, dat geknoei op rare plaatsen.

'Ik ben altijd bang dat ik een bekende tegenkom als ik me op straat vertoon met een andere vrouw,' vertelde een man, 'daarom ga ik liever niet in mijn woonplaats vreemd.' I lij woont in Amsterdam en als hij een vriendin heeft, spreekt hij in Haarlem af. Daar kent niemand hem, denkt hij.

Maar nu hoorde ik dat Haarlem juist een heel slechte keus is. Een vriend van mij was laatst in Haarlem en daar had hij in een restaurant maar liefst drie stellen zien wegduiken achter de kamerplanten, drie kennissen van hem die met een ander aan de zwier waren. 'Heel vreemdgaand Amsterdam zit in Haarlem,' zei mijn vriend, 'ga nooit naar Haarlem als je niet gezien wilt worden.' Maar misschien moet dat juist wél en biedt Haarlem een zekere garantie voor geheimhouding. Net zoals hoerenlopers zich niet voor elkaar hoeven te schamen zouden we Haarlem kunnen uitroepen tot gedoogplaats. Of Utrecht, dat ligt centraler en daar is de Jaarbeurs. In Utrecht lopen alle vergaderingen uit.

Zelfben ik geen vaardige vreemdganger. In het verleden duurden mijn liefdesrelaties zo kort, dat de verhouding al weer uit was voor ik aan vreemdgaan toekwam. l)e laatste tien jaar heb ik een lat -relatie. Zo'n romance vergt nogal wat organisatie, anders zie je elkaar nooit. Aan die ene verloofde heb ik mijn handen vol. Dat komt het vreemdgaan niet ten goede. Bovendien ben ik niet erg dapper. Voor overspel moetje brutaal zijn.

In Amerika was een hartspecialist die aan een hartaanval is overleden en als je hoort hoe hij geleefd heeft, begrijp je hoe dat komt. De man had maar liefst drie vrouwen. Alledrie verkeerden ze in de veronderstelling dat ze de enige waren aan wie hij zijn liefde had geschonken. Hij kwam wel eens een nacht niet thuis, maar dan sliep hij in hel ziekenhuis, dachten ze. Hij kon ook niet elke dag komen eten, maar dat is normaal met zo'n drukke baan. De dagen dat hij wel kwam eten, deden de vrouwen extra hun best en kookten de lekkerste hapjes. Die at de hartspecialist gretig op en dan verontschuldigde hij zich: hij moest nog naar het ziekenhuis. Dan reed hij naar de volgende vrouw of de derde, volgens een rooster dat hij alleen kende. Daar at hij nog een keer, bracht er de rest van de avond door en zei dat hij nog naar het ziekenhuis moest: het kon wel laat worden. Dan vertrok hij naar de volgende, sliep daar een paar uur, deed of hij zijn bed uitgebeld werd en ging naar nummer één. 'Wat is het laat geworden, arme schat,' zei zij, 'ga maar gauw slapen.'

Zo jongleerde de hartspecialist met maaltijden en werktijden tot zijn eigen hart het begaf.

Maar dat is geen vreemdgaan meer, het is bigamie en dat is tegen de wet. Zulke mensen kunnen we in Utrecht niet gebruiken.