King kong
Mijn vader is nooit in dienst geweest. Hij werd afgekeurd, niet zoals de meeste mannen in mijn omgeving op S-5, maar vanwege zijn nietige gestalte. 'Zo'n iel ventje kunnen we hier niet gebruiken,' zei de kranige militair die de manschappen keurde.
Mijn vader had zich erbij neergelegd dat hij niet op Kingkong leek, maar hij omringde zich wel graag met grote dingen. Hij hield van grote huizen, grote auto's, ruime voorzieningen. Als mijn vader boodschappen deed kwam hij steevast met veel te veel thuis. Op de markt kocht hij een hele kam bananen of voor vijfentwintig gulden dertig kamerplanten die hij hijgend naar huis sjouwde. Toen mijn ouders een nieuw bankstel nodig hadden, koos hij de allergrootste vijfzitter die op de hele meubelboulevard te vinden was. Toen het gevaarte arriveerde schrok mijn moeder nogal. Waar moest dat ding in hemelsnaam staan? Maar mijn vader stond gelukzalig toe te kijken: hier kwam een fijn bankstel. Het kon maar net in de kamer. Omdat hij ook de hand had gehad in de aanschaf van de eethoek en een bureautje voor mijn moeder, was er niet veel ruimte over. Het bureau had een kleine schrijftafel moeten zijn, waaraan mijn moeder haar correspondentie kon doen en de girobetalingen, maar mijn vader bedacht steeds nieuwe dingen die er ook in opgeborgen moesten kunnen worden en het bureau werd almaar groter. Als je nu bij mijn moeder op bezoek komt, zit ze als een scheepskapitein achter dat enorme meubelstuk, een piepklein vrouwtje.
Kleine mannen schijnen vaak een voorkeur te hebben voor grote voorwerpen, omdat ze hopen dat iets groots bij ze past. Maar grote mannen overschatten zichzelf voor de zekerheid ook. In de condoomindustrie weten ze daar alles van. Daar bestaan alleen grote mannen. Er zijn drie maten condoom: large, extra large en king size. Niemand koopt ooit iets kleiners dan king size.
Groot is mannelijk. Je ziet ook maar zelden een man met een vriendin die groter is dan hij. Hoe aardig hij iemand ook vindt, als zij meer dan een centimeter boven zijn hoofd uitsteekt, is ze niet geschikt als liefdespartner, want dan voelt hij zich een gupje. Naast een vrouw die kleiner is, kan iedere vent zich een kerel voelen.
Ik ben niet erg groot, kleiner dan alle mannen. Als ik op straat loop, zie ik geregeld de schattende blik van mannen van een meter vijfenzestig. 'Die kan ik hebben,' zie ik ze denken.
Maar ik wil geen klein mannetje, die zijn me te driftig. Niet allemaal natuurlijk, maar ze willen nog wel eens opvliegend van karakter zijn, vooral als ze klein én kaal zijn.
Ik ken een gymleraar van een meter achtenzestig. Op de sportacademie heeft hij getraind dat het een aard had, maar niks hielp, hij bleef schriel. En kaal. Hij heeft wel veel haar op zijn borst, maar dat maakt hem nog niet tot wat hij zou willen zijn: een boom van een kerel. Deze gymleraar lijkt vooral op een keffertje, dat ligt ook aan zijn manier van spreken. Wat hij te kort komt aan lichamelijk aanzien, probeert hij goed te maken door flink van zich te laten horen. De leerlingen op school zijn bang voor hem, want hij is altijd kwaad. Overal ziet hij vijanden die het op zijn waardigheid gemunt hebben. In het openbaar vervoer heeft hij eens luidkeels vloekend zijn strippenkaart in duizend stukken gescheurd ten overstaan van een beduusde controleur, die het ook niet kon helpen dat dat kleine kale meneertje verkeerd had afgestempeld.
Lange mensen worden in het algemeen met meer respect behandeld dan kleine. Ik ben eens op het terrein van een Amerikaanse filmstudio geweest waar decors van speelfilms stonden opgesteld. Sommige huizen in cowboyfilmstraten hadden een iets lagere deur dan andere, daar moesten de helden in- en uitlopen. Door die deur leken ze groter en heldhaftiger. Boeven moesten door een gewone deur. Waarschijnlijk is het vanwege het ontzag, dat mannen liever lang zijn dan klein. Daarom lopen mannen van een meter zeventig met iets te grote stappen. Zelfs in landen waar alle mannen klein zijn zie je ze dat doen. Het is verbazend zo hard als kleine mannen kunnen stampen.
De grootste mensen ter wereld zijn de Nederlanders. Niemand weet precies waar dat aan ligt. Nergens vind je zoveel mensen met schoenmaat 46 als in Nederland. Daar zijn de Nederlanders trots op. Waar een klein land groot in kan zijn, denken ze, maar ze weten die enorme lichamen niet erg elegant te besturen. In het buitenland zie je grote Hollanders met hun reisbescheiden hannesen, je ziet ze over loopplanken struikelen en over scheerlijnen. In Indonesië heb ik vaak hoofdschuddend naar Nederlandse toeristen staan kijken die in een betjak plaats probeerden te nemen. Op zulke momenten ben ik blij dat ik niet zo'n groot kavalje ben, maar thuis benijd ik ze soms. Ik zou bijvoorbeeld wel eens in een tram aan de lus willen hangen, maar dat gaat niet. Die hangen te hoog. Maar het kan nog erger. Mijn zuster van een meter negenenveertig is in een bus eens bijna verpletterd toen een mevrouw op haar schoot ging zitten. Die had niet gezien dat er al iemand zat.
'Hoe kan dat nou?' vroeg ik, toen mijn zus me dat vertelde.
'Het was het bankje dat achterstevoren staat en iets breder is dan de andere,' legde ze uit, 'ik stak niet boven de leuning uit en ook niet aan de zijkant.'
'Wat een vernedering,' zei ik, maar mijn zuster haalde haar schouders op. Ze wordt wel eens vaker over het hoofd gezien. Ik niet. Misschien ligt dat aan mijn houding, ik voel me niet zo klein als ik ben. Ik ben groter dan mijn moeder en mijn zusters, dus verbeeld ik me nogal wat. Doordat mijn vader al die grote meubels kocht, moesten we vroeger steeds op trapleertjes klimmen om ergens bij te kunnen en zelfs dan lukte het niet altijd en werd ik geroepen. Ik ben Kingkong in 't diepst van mijn gedachten.