-2-
Ze gingen de achterdeur uit, de verandatreden af, en liepen door de tuin naar het gat in de heg om Sinnissippi Park in te gaan. Tess droeg een grote bos bloemen die ze de vorige avond had gekocht en in een emmer water op de veranda had bewaard. Het was nog voor negenen, de lucht was koel en het gras bedauwd in het bleke ochtendlicht. Het park strekte zich voor hen uit met brede, pasgemaaide sappige grasvelden zo ver het oog reikte, schaduwrijke bossen en mistvlagen die opstegen van de Rock River. De kale grond van de honkbalvelden met hun looppaden en werpheuvels in de hoeken van de open ruimte waren donker en hard van het vocht. De grote bomen waren hun meeste bladeren al kwijt en die lagen eronder als een herfstige lappendeken van rood, goud, oranje en bruin. Speeltuig stond in het landschap verspreid als bizarre sculpturen, en de houten stellage van de rodelbaan glinsterde van de rijp. De slagboom bij de ingang was neer; in deze tijd van het jaar mochten auto's pas na tienen naar binnen. In de verte rende een eenzame wandelaar achter een Ierse setter aan die als een fraaie roestbruine flits door het waas van zacht licht en nevel dartelde.
De begraafplaats lag aan de westkant van het park achter een hek van gaas. Als kind waren ze dikwijls over dat hek geklommen: Robert, Cass Minter, Brianna Brown, Jared Scott en zijzelf. Als jarenlange boezemvrienden deelden ze toen hun avonturen en ontdekkingen, hun hoop en hun dromen, behalve de waarheid omtrent Tess.
Robert stak zijn handen in zijn zakken en blies dampende adem uit. 'We hadden de auto moeten nemen, ' zei hij.
Hij liep voor haar uit en nam op zijn typerende manier de leiding, totaal niet gehinderd door het feit dat zij langer en sterker was en veel meer met de omgeving vertrouwd dan hij.
Ze glimlachte onwillekeurig. Robert zou zelfs geblinddoekt nog de leiding nemen.
Ze herinnerde zich dat ze hem ooit haar grootste geheim had verteld, lang geleden, op de dag nadat ze hem had afgeschud op weg naar de dodelijke ontmoeting met haar vader. Ze had iets met hem uitgehaald, hield hij vol, en hij wilde weten wat dat was. Dat was de tegenprestatie die hij verlangde voor zijn hulp om Jared clandestien in het ziekenhuis te bezoeken. Ze vertelde hem de waarheid: dat ze toverij had toegepast. Dat deed ze op een manier die hem in twijfel moest laten. Hij kon haar niet echt geloven, maar kon het ook niet zomaar afdoen. Die verwarring had hij altijd behouden, en dat trok hem mede in haar aan, dacht ze.
Maar tussen hen was een afstand waar Robert geen idee van had. Trouwens, ook tussen haar en iedereen die ze kende nu haar grootmoeder er niet meer was, want Tess was de enige die toverij kon bedrijven, de enige die daar ooit toe in staat zou zijn, en waarschijnlijk de enige die ooit ook maar zou weten dat hier magie bestond. Ze was geboren met deze erfenis, die was doorgegeven door generaties vrouwen van haar familie, maar ook door haar demonische vader. Magie die als bij toverslag over haar kon komen, en soms totaal ongelegen. Magie die leefde in haar hart en geest, als een deel van haar leven dat ze voor altijd geheim moest houden, want het gevaar van bredere bekendheid woog veel zwaarder dan de last van heimelijk te werk te gaan. Magie om te helen en om te vernietigen. Ze had er nog steeds grote moeite mee het te begrijpen en voelde de magie nog steeds in zichzelf ontwikkelen.
Ze keek in de schaduwen van de bossen aan weerszijden van de kliffen en de begraafplaats voor haar, waar de nacht nog hing in donkere delen en waar de Vreters loerden. Ze zag ze niet, maar voelde dat ze er waren, zoals ze dat altijd had gekund, in tegenstelling tot anderen. Ongezien en ongekend bestonden de Vreters in de marges van het menselijk bewustzijn. Bosmannetjes als Kwit hielpen ze in toom te houden door een evenwicht te handhaven in de magie die als bepalende factor besloten lag in het gedrag van alle levende wezens. Maar mensen waren geneigd tegen dat evenwicht in te handelen en het zonder het zelf te weten te verstoren door hun gedrag en gevoelens.
Dit was de andere wereld, waartoe alleen Tess toegang had. Sinds haar prille jeugd deed ze al moeite om die te begrijpen, om Kwit te helpen met de instandhouding ervan, en om een manier te vinden om die te verzoenen met de wereld die iedereen bewoonde en volledig dacht te doorgronden. Daar, in het niemandsland tussen het bekende en het geheim, was ze een afwijkend schepsel, nooit helemaal zoals haar vrienden en nooit een gewoon kind.
'Je woont al je hele leven in het huis van je grootouders, ' zei Robert opeens, terwijl hij strak voor zich uitkeek. Ze staken de toegangsweg over en liepen naar de verspreide loof- en naaldbomen bij de picknickplaatsen die naar de omheining van de begraafplaats voerden. 'Je bent daar thuis, Tess. Als je het verkoopt, heb je geen thuis meer. '
Ze schopte met haar gymschoenen tegen het vochtige gras. ' Dat weet ik, Robert. '
'Heb je het geld nodig?'
'Ik kan het goed gebruiken. Het trainen en aan wedstrijden meedoen is duur. De universiteit betaalt niet alles. '
'Waarom neem je er dan geen hypotheek op? Waarom zou je het verkopen als dat niet hoeft?'
Dat kon ze hem niet uitleggen, al nam ze daar een hele dag voor. Het had te maken met wie ze was, en dat was iets wat Robert niet kon weten. Daar wilde ze zelfs niet met hem over praten omdat het veel te persoonlijk was.
'Misschien wil ik wel een ander huis, ' zei ze raadselachtig, daarmee onverwacht uiting gevend aan de gevoelens die in haar opwelden. Ze had moeite niet te huilen als ze terugdacht aan de oorsprong ervan.
Haar vrienden waren allemaal verdwenen, behalve Robert.
Hun gezichten zag ze nog voor zich, maar niet zoals op het laatst, maar zoals toen ze veertien waren en het leek of er in hun leven niets ooit zou veranderen. Ze zag hen zoals tijdens de laatste zomer dat ze samen waren, dat laatste weekeinde voor alles veranderde, toen ze een hechte band hadden en geloofden dat niets hen kon deren.
Brianna Brown en Jared Scott verhuisden daarna binnen een jaar. Brianna schreef Tess in het begin, maar met steeds grotere tussenpozen, tot het ten slotte helemaal ophield. Tess hoorde later dat Brianna getrouwd was en een kind had.
Van Jared hoorde ze helemaal niets meer.
Cass Minter bleef de hele middelbare school haar beste vriendin. Hoewel ze in veel opzichten verschilden, hadden ze blijkbaar genoeg gemeen door gedeelde ervaringen en wederzijds vertrouwen. Cass zou genetica gaan studeren aan de Universiteit van Illinois, maar twee weken voor haar eindexamen overleed ze in haar slaap, volgens de dokter aan een aneurysma. Niemand had daar ooit iets van vermoed.
Jared, Brianna en Cass, allemaal weg. Van haar oude vrienden was dus alleen Robert over, en tegen het einde van haar eerste studiejaar voelde Tess al dat ze zich van alles losmaakte. Haar ouders en grootouders waren dood. Haar vrienden waren er niet meer. Zelfs de katten, Krabber en Minx, behoorden tot het verleden. Krabber was twee jaar geleden van ouderdom gestorven en Minx ging naar buren toen haar grootvader overleed. Haar toekomst, meende ze, lag ergens anders. Haar leven ging in een andere richting en ze voelde dat Hopewell gestaag in haar verleden terugweek.
Ze kwamen bij de omheining en klauterden er zonder nader overleg overheen. Robert rook even aan de bloemen die hij voor Tess vasthield terwijl ze klom. Samen liepen ze de weg af die langs de rijen grafstenen slingerde, waarbij ze de oktoberzon warmer voelden worden naarmate die hoger steeg in de heldere herfsthemel. De zomer mocht dan achter hen liggen en de winter mocht dan voor de deur staan, maar aan deze dag mankeerde niets.
Haar gedachten dreven als wolken naar het verleden terug. Ze had op de middelbare school nieuwe vrienden gemaakt, maar daar was ze toch nooit zo vertrouwd mee geworden als
niet de oude, met wie ze zoveel had meegemaakt.
Natuurlijk, de Petersons woonden nog naast haar, en verderop woonde Mildred Walker. Dominee Emery hield nog steeds diensten in de episcopale kerk en een paar oude makkers van haar grootvader kwamen nog steeds elke morgen bij Josie koffie drinken om nieuwtjes uit te wisselen en over vroeger te praten. Ze zag Josie zelfs af en toe, maar ze voelde haar onbehagen, begreep het en hield afstand. Dit waren nu eenmaal mensen van een andere generatie, en hun vriendschap had haar grootouders gegolden en niet haar.
Maar dan was Kwit er altijd nog. En tot een jaar of wat geleden Rang...
Robert liep van de weg af door de rijen grafstenen, rechtstreeks naar de graven van haar grootouders. Is het niet eigenaardig, dacht ze, afwezig achter hem aan lopend, dat ze zich vervreemd voelde van Hopewell? Kleine steden waren immers vast en onveranderlijk. Het behoorde tot hun charme en was een van hun deugden dat ze altijd hetzelfde bleven, terwijl grotere plaatsen vroeg of laat sterk van karakter veranderden. Maar dat gevoel gaf Hopewell haar niet. Het leek veranderd op manieren die niets met bevolkingsgroei of economische groei te maken hadden. Daar was in die vijf jaar niets wezenlijks aan veranderd. Het was iets anders, iets tastbaars dat volgens haar mogelijk alleen haar had beïnvloed.
Misschien was zij wel veranderd en de stad juist niet.
Ze liepen op de graven van haar grootouders toe, bleven bij de zerken staan en zagen neer op de grafheuvels voor hen. Die van haar grootmoeder was dicht begroeid met herfstgras; het gras op het graf van Bob was nog sprieterig en de aarde was rul. De zerken waren identiek. Tess las op die van haar grootmoeder:evelyn opal freemark. geliefde echtgenote van robert. slaap met engelen. waak met god. Bob had de tekst voor de steen van oma bedacht en Tess had die voor hem eenvoudig overgenomen.
De grafsteen van haar moeder stond iets naar links, caitlin
anne freemark. geliefde dochter & moeder.
Een vierde plekje, waar alleen wat gras groeide, was voor haar gereserveerd.
Ze bekeek het even peinzend en begon toen de meegebrachte bloemen te verdelen. Ze schikte ze met zorg in de drie metalen vazen die op drievoeten voor de zerken stonden. Robert keek zwijgend toe.
'Haal jij even water, ' zei ze, wijzend naar de kraan die iets verderop uit een muurtje stak, met een gieter erbij.
Robert deed het en goot water in de vazen, voorzichtig om niets aan de bloemschikking te veranderen.
Samen stonden ze naar de graven te kijken, terwijl de zon door de oude bomen rondom scheen.
'Ik weet nog alle keren dat je grootmoeder koekjes voor ons bakte, ' zei Robert na een tijdje. 'Dan moesten we buiten aan de picknicktafel gaan zitten en kwam ze met een heel bord vol, en glazen koude melk. Zover heb ik mijn moeder nooit kunnen krijgen. Die vond dat je zonder groenten niet gezond groot werd. '
Tess grinnikte. 'Oma had ook veel op met groenten. Je was er nooit bij als ze het daarover had. '
'Met Kerstmis was het altijd een heel festijn in die keuken van jullie. Met balletjes deeg, uitrollen, snijden en bestrooien, flesjes prik en wat al niet meer. We maakten een bende in die keuken, maar ze gaf geen krimp. '
'Ik weet nog dat ik koekjes bakte voor een goed doel. ' Tess schudde haar hoofd. 'Voor de kerk, de zending of iets anders. Volgens mij deed ik dat een tijdlang om de week. Oma maakte nooit bezwaar, ook niet toen ze helemaal niet meer naar de kerk ging.'
Robert knikte. 'Jouw grootmoeder hoefde ook nooit naar de kerk. Waarschijnlijk zei God tegen haar dat ze niet hoefde te gaan, want dat hij haar wel zou opzoeken. '
Tess keek hem aan. 'Wat aardig van je om zoiets te zeggen, Robert. '
Hij perste zijn lippen opeen en trok zijn schouders op. 'Ach, ik probeer gewoon weer bij je in een goed blaadje te komen. Maar goed, ik mocht je grootmoeder wel. Als het bij mij thuis wat ruig toeging en het echt uit de hand dreigde te lopen, had ik altijd het gevoel dat ik bij jullie kon intrekken als ik dat echt wilde. Natuurlijk hadden jij en je grootvader daar waarschijnlijk bezwaren tegen gehad, maar voor je grootmoeder was het geen enkel punt geweest. Dat gevoel had ik. '
Tess knikte. 'Waarschijnlijk heb je gelijk. '
Robert kruiste zijn armen voor zijn borst. 'Je kunt je huis niet verkopen, Tess. Weet je waarom niet? Omdat je grootmoeder daar nog steeds is. '
Tess was even stil. 'Ik denk het niet. '
'Ja, dat is ze wel. Ze is aanwezig in iedere kamer en kast, in alle hoeken en gaten, onder alle kleden, in de kelder en op zolder. Daar is ze aanwezig, Tess. Waar zou ze anders moeten zijn?'
Tess zweeg even.
'In de hemel dan, op een harpje spelend? Niks daarvan. Veel te saai. Rondzweven op een wolkje? Ook niet. Niks voor je grootmoeder. Ze is in dat huis, en ik vind dat je haar niet in de steek mag laten. '
Tess vroeg zich af wat Robert zou zeggen als hij de waarheid over haar wist. Als hij wist dat haar uitspattingen jaren daarvoor de familie hadden verdoemd op een manier waar hij van zou gruwen; dat oma 's nachts als een wilde het park afstruinde met de Vreters en gevaarlijk met haar toverij omging, en dat haar ontmoeting met een demon zowel tot de dood van Tess' moeder als tot haar eigen dood had geleid. Zou hij dan nog vinden dat ze in een hiernamaals van licht en vrede thuishoorde, of leek een plaats van geween en tandengeknars hem dan passender?
Ze had meteen spijt van die gedachte, die ze hardvochtig vond, maar toch kon ze er niet helemaal omheen.
Niettemin, was de waarheid van Robert bij het bepalen van de waarde van haar grootmoeders leven minder geldig dan de hare?
Robert schraapte zijn keel om haar aandacht. Ze keek hem aan. 'Ik zal erover nadenken, ' zei ze.
'Mooi. Aan dat huis zijn namelijk een hoop herinneringen verbonden, Tess. '
Ja, dat is zo, dacht ze, in het zonbeschenen geboomte kijkend naar de rivier, die als een blauwe streep door de donkere takken schemerde. Maar ze hechtte niet aan alle herinneringen, en misschien waren die op zich ook niet voldoende. Herinneringen waren te weinig tastbaar en het gevaar van idealiseren was niet denkbeeldig. Je wilde niet te sterk verbonden raken met iets wat nooit meer terug te halen was.
'Ik zou het namelijk nooit verkopen, zie je, ' zei Robert. 'Alleen als het echt niet anders kon. '
Hij ging nu wat ver en irriteerde haar door voor haar te willen beslissen en te doen alsof zij minder inzicht had dan hij en zijn raad nodig had. Dat was typisch Robert.
Met haar blik daagde ze hem uit nog verder te gaan, maar hij was zo wijs dat niet te doen. 'Laten we gaan, ' zei hij.
Zwijgend liepen ze over de begraafplaats terug, klommen weer over de omheining en gingen het park in. De slagboom was nu omhoog en er waren wat auto's gekomen. Een paar gezinnen speelden bij de schommels, en op een zonnige plek tegenover de grafheuvels werd gepicknickt. Tess dacht opeens aan Twee Beren, O'olish Amaneh, de laatste der Sinnissippi. Aan hem had ze lange tijd niet meer gedacht. Ze had hem al vijf jaar niet meer gezien. Soms vroeg ze zich af wat er van hem was geworden. Net zoals ze zich dat afvroeg bij John Ross, de Ridder van het Woord.
Ze was ten prooi aan herinneringen.
Bij de heg van haar achtertuin gaf ze in een opwelling Robert een kus op zijn wang. 'Bedankt voor je komst. Dat was lief van je. '
Robert keek bedremmeld. Hij werd weggestuurd en was daar niet op voorbereid. 'Eh, had je voor vandaag nog plannen? Zullen we nog wat doen?'
'Waar dacht je aan?' vroeg ze.
'Nou, vanmiddag iets eten of zo. Je weet wel wat ik bedoel. '
Dat wist ze maar al te goed. Beter dan hijzelf. Robert veranderde nooit. Het beste wat ze voor hen allebei kon doen was hem niet aanmoedigen.
'Als ik later wat tijd heb bel ik je, goed?'
Daar moest hij het maar mee doen, dus haalde Robert zijn schouders op en knikte. 'Mocht er niets van komen, dan zie ik je met Thanksgiving. Of met Kerstmis. '
Ze knikte. 'Ik stuur je wel een briefje. Studeer maar hard, Robert. Het zou me goed doen als je daar een voorbeeld bent voor mij en de rest. '
Hij grijnsde en kon zich weer een beetje een houding geven. 'Dat is een hele opgaaf, maar ik zal het proberen. ' Hij liep al weg van de heg. 'Tot kijk, Tess. ' Hij wierp zijn lange blonde haar naar achteren en zwaaide joviaal.
Ze zag hem de dienstweg aflopen die achter haar tuin langs liep en het park in gaan, naar zijn huis, dat voorbij de bossen aan de oostkant lag. Hij werd daarbij steeds kleiner en vager, en verdween als een stipje in de verte. Het was alsof het verleden voor haar eigen ogen oploste. Zelfs als ze hem terugzag zou het niet meer hetzelfde zijn. Zo voelde ze dat. Ze zouden verschillende mensen zijn die verschillende levens leidden, en er was dan geen terug meer naar het leven dat ze als kinderen hadden geleid.
Ze slikte moeizaam en zuchtte diep. O, Robert!
Ze liet nog even haar herinneringen de vrije loop en keerde zich toen om.