28e maand

Dag 5

Zaterdag. Het is fantastisch om zoveel sneller te kunnen bewegen. Vanmorgen stond Ze in de tuin de was op te hangen, en toen deed ik iets waar ik drie maanden geleden nog niet van had kunnen dromen.

Ze begon de dag met het koken van een of andere walgelijke vruchtenpudding met veel room en smurrie eroverheen. En voor Ze naar buiten ging met de was, zette Ze hem op de keukenkast, vlak boven de plek waar de kat lag te slapen in zijn mandje.

Nou, het spijt me, maar de verleiding van die combinatie pudding, kat – kat, pudding – was meer dan ik kon weerstaan.

In één beweging – met één doelgerichte veeg – wist ik de pudding naar de rand van de kast te krijgen. Ik zag hem eraf vallen, halverwege sierlijk omdraaien en – splop! – bovenop de kop van het slapende mormel neerkomen.

Daarna – en dit had ik drie maanden geleden nog niet gekund – racete ik de keuken uit en nog voor het geschrokken gekrijs van de kat verstomde, zat ik al op de bank te lezen in een van die ‘opvoedkundige’ boekjes die Ze me de hele tijd opdringt.

Vanwege het kabaal kwam Ze het huis instormen en ik hoorde de kat nog een keer krijsen toen Ze hem optilde. Meteen verscheen Ze in de deuropening van de woonkamer met een kat vol puddingspetters in Haar armen, klaar om mij op mijn donder te geven.

Ik keek verstrooid op van mijn boek met de lichtelijk geërgerde uitdrukking van een serieuze professor die gestoord wordt bij de studie. Dit had het gewenste resultaat.

Ze richt meteen Haar woede op de kat. “Jij bent heel stout!” gilt Ze en geeft hem een flinke lel op zijn achterwerk. Hij schiet uit Haar armen en meteen hoor ik het geratel van zijn supersonische exit door het kattenluikje. Zij roept hem na: “Ik krijg je nog wel, smerig rotbeest!”

Een heel bevredigend verlopen ochtend, in mijn ogen dan. Maar goeie genade, wat was dat ‘opvoedkundige’ boek saai!

Dag 6

De kat is nog niet teruggekomen sinds hij in ongenade is gevallen vanwege de pudding. Hi-hi!

Vanmiddag merkte ik dat het steeds moeilijker wordt bij Haar op schoot te zitten. Ze begint een aardig buikje te krijgen. Je zou toch denken dat Ze daar best wat aan kon doen. In de kranten en op de televisie wordt meer dan genoeg gezeurd over Montignaccen en Weight Watchers en al dat gedoe.

Maar nee. Ze lijkt almaar dikker en dikker te worden. Ze heeft niet veel schoot meer over. Ik glijd er steeds van af. Heel irritant.

Dag 7

Nog steeds geen kat. Ik zou dit keer best eens voorgoed van hem af kunnen zijn.

Het mysterie van de verdwijnende schoot kreeg vanavond een heel nieuwe dimensie. Ze was net terug van Haar werk en ik was vastbesloten wat van die kwaliteitstijd te krijgen waar Ze altijd de mond vol van heeft, dus klom ik op wat er nog aan schoot over was voor een vlugge knuffel.

En toen…gebeurde er iets heel vreemds…

Hela! Er drukt iets tegen de wanden van mijn huisje. Nou ja, met een flinke schop moeten we daarvan af kunnen komen! Daar!

Ik voelde een duidelijke duw vanuit het binnenste van Haar buik! Ik was zo verbaasd dat ik van Haar schoot af gleed.

Ik dacht dat ik me vergist moest hebben, dus klauterde ik er weer op.

Hela! Ik voelde het weer! Daar, pak aan! Wat je ook bent!

Het gebeurde opnieuw. Weer een duidelijke duw.

Oei. Er zit iets levends in mijn moeders buik!

Plotseling begreep ik wat er gebeurd was. Ze had Haar dreigement dat Ze hem nog wel zou krijgen, uitgevoerd.

Mijn moeder had de kat opgegeten!

Dag 11

Ach, ik word wel eens beschreven als harteloos, maar dat ben ik niet. Al lijkt mijn gedrag soms wreed, er zitten altijd de edelste motieven achter. Misschien doe ik wel eens vervelend tegen mijn ouders, maar dat is altijd voor hun eigen bestwil.

Ze moeten nu en dan tot de orde worden geroepen; ze mogen het niet te hoog in de bol krijgen.

Nee, diep van binnen ben ik een door en door gevoelig persoontje. Vandaag werd ik bijna sentimenteel – en dat nog wel tegenover het meest onwaarschijnlijke voorwerp van iemands sympathie: het Bakbeest. Ik had echt medelijden met haar.

Mijn moeder heeft namelijk ingezien hoe fout Ze zat, en houdt eindelijk op met werken. Ze keert terug naar de plek waar Ze de hele tijd had moeten zijn – thuis, om zich te wijden aan de volledige dagtaak van mijn welzijn.

En wat betekent mijn moeders terugkeer voor het arme Bakbeest? Nooit de aantrekkelijkste der vrouwen, nooit iemand waarvan je verwachtte dat ze veel zou vinden om voor te leven, lachte het fortuin haar toch een paar korte maanden toe. Haar grauwe bestaan werd verlicht door de magie van bijna dagelijks contact te mogen hebben met mij.

Het is hartverscheurend te beseffen dat haar relatief jonge leven zijn grootste ogenblikken al achter de rug heeft.

Ach…Pleng een traan voor het arme ouwe Bakbeest. Hoe moet ze al die saaie, deprimerende ochtenden doorkomen zonder het vooruitzicht mij later op de dag te mogen zien? Er gebeuren vele privédrama’s die voorbeschikt zijn zich ongezien af te spelen. Dit is er een van.

Dag 18

Toen Oevie vandaag uit de wasmachine kwam, was er weer een poot af. Zelfs het Hoofd Kikker Expert van het Natuurhistorisch museum zou er nu geen kikker meer in herkennen. Ik begrijp dat het nu te laat is om stampei te gaan maken over zijn erbarmelijke staat en om mezelf te troosten heb ik hem dus in een hele rol wc-papier gewikkeld.

Dag 19

Mijn ouders voerden vanavond een nogal zorgwekkend gesprek. Ze gebruikten een vies woord. Het woord ‘peuterspeelzaal’.

Ze zei: “We moeten echt zo snel mogelijk een peuterspeelzaal uitzoeken.”

“Oké,” zei Hij. “Nou, dan moet je maar een paar telefoontjes gaan plegen, hè?”

“Hemel, nee. Er zit veel meer aan vast dan dat. De beste zijn reuze kieskeurig over wie ze aannemen.”

“Echt? Ach, dat lukt vast wel. Een vent op het werk had het over een peuterspeelzaal die volgens hem heel goed is. ‘Tinkerbel’ heet ie geloof ik…”

“Tinkerbel’!” herhaalde Ze. “Je maakt zeker een grapje.”

“Hoezo?”

“Om peuters in Tinkerbel te krijgen moet je ze zo ongeveer vijf jaar voor hun geboorte al inschrijven, aantonen dat de stamboom van je familie zeker zeven generaties teruggaat en drie namen als referentie opgeven, waaronder die van een raadsheer bij de Hoge Raad en een lid van het koningshuis.”

“O nou ja,” zei Hij. “Laat Tinkerbel dan maar zitten.”

Laat ze allemaal maar zitten, wat mij betreft.

Maar de richting die hun gedachten uitgaan, bevalt me allerminst.

Dag 20

Ik vraag me af welke nationaliteit ik heb…

Het is heel interessant te bedenken waar je misschien ter wereld zult komen.

Japan lijkt me wel wat.

Of anders Papoea Nieuw Guinea…

Dag 22

Vanavond probeerde Ze me aan het tekenen te krijgen. Ineens kwamen de krijtjes en een hele stapel papier te voorschijn.

Ik kon niet bedenken waarom Ze daarbij plotseling zo’n rood hoofd kreeg, tot Ze Hem achteloos vertelde met wie ze geluncht had. Het was de moeder van Baby Einstein, en dat verklaart alles.

Dat afgrijselijke misbaksel vertoont kennelijk een beginnend talent voor tekenen (net als voor al het andere zoals lopen, praten, lezen en vast en zeker ook atoomfysica). Het monstertje schijnt iets volslagen geniaals te hebben getekend – waarschijnlijk een versie van de Mona Lisa die zo authentiek is dat zijn ouders zijn werk moesten verscheuren om te voorkomen dat het in handen zou vallen van internationale kunstrovers die in de verleiding konden komen het te verwisselen met het originele kunstwerk.

Vandaar die plotselinge aandrang mij aan het tekenen te krijgen.

Bah. Als mijn ouders onderhand iets zouden moeten weten is dat ik slecht reageer op chantage.

Dus deed ik mijn gewone tekentruc: zo hard op de krijtjes drukken dat ik er aardig wat brak, wat betekenisloze krabbels produceren en (het belangrijkste) ervoor zorgen dat het papier weggleed zodat de meeste krabbels op het blad van de eettafel belandden.

Toen ik klaar was, raapte Hij een van mijn papieren op.

“O jee, geen Picasso in de dop, ben ik bang. Ik denk niet dat je ooit een echt kunstwerk zult voortbrengen.”

Wacht maar, dacht ik. Er komt een dag dat ik je wat zal laten zien.

Dag 26

Zaterdagochtend, en Zij wilde uitslapen. Dat gebeurt de laatste tijd veel te vaak. Ze zit de hele week op Haar werk terwijl Ze voor mij zou moeten zorgen en dan in de weekends vlucht Ze Haar bed in. Waar blijft al die kwaliteitstijd die ik hoor te krijgen?

Het enige wat ik op het ogenblik van Haar krijg, is een bijzonder lage kwaliteit tijd. Ze is altijd moe of uit Haar humeur of Ze heeft pijn in Haar rug.

In elk geval vond ik dat als Ze vanmorgen in bed bleef liggen luieren, Ze net zo goed mij bij zich in bed kon hebben. Ze kon me best wat verhaaltjes voorlezen. Nou, met ‘verhaaltjes’ bedoel ik eigenlijk ‘een’ verhaal. Er is een boekje waar ik op het ogenblik aan verslaafd ben. Het gaat over een konijntje dat met de bus gaat.

En het leuke van dat verhaal is dat het nooit verandert. Het is niet zoals de kinderprogramma’s op de televisie. In die programma’s gebeurt elke keer wat anders…oké, niet zo gek veel anders, maar een beetje anders. Terwijl in een boek alles elke keer dat je het leest precies hetzelfde gaat.

En als je de dingen die gebeuren leuk vindt – zoals bijvoorbeeld een konijntje dat in het begin in de bus stapt en aan het eind uit de bus stapt – dan kun je er elke keer dat je het hoort opnieuw van genieten.

Ik geloof niet dat Ze het verhaal over het konijntje erg leuk vindt. Ze heeft er een hekel aan gekregen de laatste paar maanden – in feite sinds het mijn lievelingsboek is geworden – en vanmorgen werd Ze echt nijdig. Ze had het me nog maar zeven keer voorgelezen en ik zei alleen maar “Weer konijn!”, toen Zij ineens gilde: “Nee, ik kan er niet meer tegen!”

Toen sprong Ze uit bed, gooide het raam open en schreeuwde naar mijn vader: “Ik kan dit monstertje niet meer verdragen!”

(Dat vond ik niet helemaal eerlijk. Het konijn in het verhaal is heus een heel aardig konijn.) “Het is jouw beurt om voor ouder te spelen!”

“Maar ik ben de auto aan het wassen,” klonk een verongelijkt gebrul van beneden. De auto wassen is een soort van zaterdagochtend ritueel van Hem. Hij is echt dol op dat ding. Als Hij soms weinig voorstelt als vader, dan komt dat alleen maar omdat ik voor Hem van het verkeerde soort ben. Als ik een auto was – bij voorkeur een glanzende blauwe auto zoals Hij nu heeft – dan zou ik niets te klagen hebben over de manier waarop Hij me behandelde.

“Nou, je kunt best wat hulp gebruiken met die auto!” blafte Ze naar beneden.

Met nauwverholen tegenzin kwam Hij me boven ophalen en nam me daarna mee naar de voorkant van het huis met het duwautootje dat ik van iemand had gekregen. Het is zo’n grote met een handvat aan de achterkant dat omhoogsteekt zoals bij een wandelwagentje, bestemd voor peuters die leren lopen.

Daar heb ik het tegenwoordig niet meer voor nodig, maar ik vind het nog steeds leuk om het voort te duwen.

Volgens mij dacht Hij dat als ik een auto had om mee te spelen, Hij weer met de Zijne kon gaan spelen.

Maar met een auto kun je eigenlijk maar één ding doen dat echt leuk is, hè? En dat is ermee tegen een andere auto oprijden…Hoe anders valt de populariteit van Grand Prix races te verklaren?

Dus begon ik mijn auto op en neer te ‘vroemen’ en hem tegen de voorbumper van Zijn auto te rammen. Hij was aan de andere kant bezig en het duurde een minuut of twee voor Hij door had wat ik aan het doen was. Hij kwam om de auto heen stormen als een waanzinnige hommel en rukte mijn auto uit mijn handen.

Ik keek naar Hem op met een hartveroverend lachje en zei: “Papa helpen! Papa helpen!”

Zonder veel enthousiasme gaf Hij me net zo’n oude lap als de Zijne en wees me waar de emmer water stond.

Ik stopte er mijn lap in om hem nat te maken, maar op de een of andere manier wist ik de hele emmer water over me heen te trekken.

Toen Hij me droge kleren had aangetrokken en me mijn kaplaarzen had aangedaan (zie blz. 8 om te begrijpen hoe leuk dat kan zijn), nam Hij me weer mee naar de auto. (Hij had geprobeerd Haar weer met me op te schepen, maar dat kon Hij mooi op zijn buik schrijven. Ze liet zich niet eens omkopen met de belofte dat Hij Chinees zou halen zodat Zij die avond niet hoefde koken. Ze moet echt de pest hebben aan dat konijntje in de bus.)

“Kijk maar goed naar papa,” zei Hij vastberaden.

“Papa helpen! Papa helpen,” zei ik weer met mijn aanbiddelijkste lachje.

“Naar papa kijken!” snauwde Hij.

Dat deed ik een minuut of twee, maar iemand een waslaag op blauw metaal te zien aanbrengen is ontzettend saai. Trouwens, ik wilde echt meehelpen. Dus pakte ik mijn ouwe lap en ging naar de andere kant van de auto om daar ook een laag aan te brengen.

Ik was heel tevreden over het resultaat. Ik denk dat mijn lap wat flinke korrels gruis had opgepikt toen hij op de grond lag, want bij iedere haal verscheen er een interessant netwerk van witte lijntjes op de blauwe lak.

Ik ging er helemaal in op toen ik plotseling een luid gebulder hoorde boven mijn hoofd.

“WAT BEN JIJ IN GODSNAAM AAN HET DOEN?”

Ik keek naar Hem op met een vriendelijk glimlachje. Ik deed precies wat Hij me een paar dagen geleden had gevraagd. Ik was bezig een kunstwerk te produceren.

Hij zag het anders. Hij schreeuwde zelfs zo hard dat mijn moeder alle hoop op uitslapen opgaf en naar beneden kwam om me te redden.

Is dit het lot van alle grote schilders: niet gewaardeerd te worden? Ik vraag me af of de kleine Michelangelo dit probleem ook had…?

Hmm, dat brengt me op een idee. Misschien moet ik binnenkort maar eens een plafond onder handen nemen. Mijn bereik met een goedgemikt bord eten wordt dagelijks groter.